text
stringlengths 80
6.25k
| text_len
int64 32
3.12k
| src
stringclasses 7
values |
---|---|---|
De preoperatieve chemotherapie bestond in beide onderzoeksgroepen uit een combinatie van leucovorin, cisplatinum en #-fluorouracil Het aantal R# resecties was ##% in de chemotherapiegroep versus ##% in de chemoradiotherapiegroep De totale overleving verschilde niet chemotherapiegroep en ##% in de chemoradiotherapiegroep In de eerder vermelde studie van Cao et al ### werden ### patiënten gerandomiseerd tussen preoperatieve radiotherapie, preoperatieve chemotherapie, preoperatieve gecombineerde chemoradiotherapie of chirurgie alleen De preoperatieve chemotherapie bestond in de chemotherapiegroep en de chemoradiotherapiegroep uit een combinatie van mitomycine, cisplatinum en #-fluorouracil Het aantal R# resecties was ##% in de chemotherapiegroep ##% in de chemoradiotherapiegroep, maar statistische significantie van dit verschil werd niet In de update van de literatuur in ### werd één nieuwe RCT van Burmeister et al gevonden, waarin ## patiënten met adenocarcinoom tussen chemotherapie en chemoradiotherapie werden gerandomiseerd ### Chemotherapie bestond uit een combinatie van cisplatine en fluorouracil Deze trial beoogde oorspronkelijk ### patiënten te includeren maar slaagde daar niet in door een te lange wachttijd voor de radiotherapie Er werd geen significant verschil gevonden in overleving of progressievrije overleving tussen beide groepen (HRs niet gerapporteerd, wel in curves weergegeven) De vijfjaarsoverleving was ##% in de chemotherapie groep, vs ##% in de chemotherapie + radiotherapie groep (p=#,##) Graad # of hoger toxische reacties werden even vaak gezien in beide patiëntengroepen, en de postoperatieve sterfte was #% in beide groepen Het aantal R# resecties verschilde niet significant (##,#% vs ##,#%) patiënten met een potentieel resectabel oesofaguscarcinoom beter is dan na preoperatieve chemotherapie is het verschil niet statistisch significant waarschijnlijk mede door het feit dat de studies onvoldoende De premalige afwijkingen en kleine tumoren worden in deze richtlijn niet besproken Hier komt een verwijzing naar de Barrett richtlijn zodra deze beschikbaar is Het concept van de Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen (NVMDL) kunt u bekijken op (WEBLINK) Deze link is geen onderdeel van de richtlijn, dit concept is niet geautoriseerd door de wetenschappelijke verenigingen Dit subhoofdstuk beschrijft de chirurgische en niet-chirurgische behandelingen voor het resectable oesofaguscarcinoom <PERSOON> over de aanpak van premaligne en vroegcarcinomen Chirurgische resectie is de behandeling van keuze bij carcinomen van de oesofagus cT<DATUM> N#-# M# indien metastasen op afstand zijn uitgesloten Tumoren gelegen in de cervicale oesofagus worden in het chemotherapie) Voor carcinomen die zijn gelegen in de bovenste helft van de oesofagus (proximaal van en op het niveau van de carina) is een thoracotomie noodzakelijk om overzicht te krijgen over het operatiegebied Via een laparotomie wordt de maag gemobiliseerd en een klierdissectie uitgevoerd Voor (adeno)carcinomen van de distale oesofagus en de gastro-oesofageale overgang is de transhiatale oesofagusresectie zonder thoracotomie een goed alternatief Een derde benadering is de linkszijdige thoracophrenicolaparotomie voor tumoren gelegen distaal van de carina Via één incisie kan een radicale resectie van de primaire tumor plaatsvinden tezamen met een klierdissectie in zowel de thorax als de buik Het doel van een lymfklierdissectie bij resectie van het oesofaguscarcinoom is enerzijds om optimale.
| 617 | nvmdl |
beter is dan na preoperatieve chemotherapie is het verschil niet statistisch significant waarschijnlijk mede door het feit dat de studies onvoldoende De premalige afwijkingen en kleine tumoren worden in deze richtlijn niet besproken Hier komt een verwijzing naar de Barrett richtlijn zodra deze beschikbaar is Het concept van de Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen (NVMDL) kunt u bekijken op (WEBLINK) Deze link is geen onderdeel van de richtlijn, dit concept is niet geautoriseerd door de wetenschappelijke verenigingen Dit subhoofdstuk beschrijft de chirurgische en niet-chirurgische behandelingen voor het resectable oesofaguscarcinoom <PERSOON> over de aanpak van premaligne en vroegcarcinomen Chirurgische resectie is de behandeling van keuze bij carcinomen van de oesofagus cT<DATUM> N#-# M# indien metastasen op afstand zijn uitgesloten Tumoren gelegen in de cervicale oesofagus worden in het chemotherapie) Voor carcinomen die zijn gelegen in de bovenste helft van de oesofagus (proximaal van en op het niveau van de carina) is een thoracotomie noodzakelijk om overzicht te krijgen over het operatiegebied Via een laparotomie wordt de maag gemobiliseerd en een klierdissectie uitgevoerd Voor (adeno)carcinomen van de distale oesofagus en de gastro-oesofageale overgang is de transhiatale oesofagusresectie zonder thoracotomie een goed alternatief Een derde benadering is de linkszijdige thoracophrenicolaparotomie voor tumoren gelegen distaal van de carina Via één incisie kan een radicale resectie van de primaire tumor plaatsvinden tezamen met een klierdissectie in zowel de thorax als de buik Het doel van een lymfklierdissectie bij resectie van het oesofaguscarcinoom is enerzijds om optimale kans op een locoregionaal recidief en het vergroten van de kans op een radicale resectie De gewenste lymfklierdissectie bepaalt mede de operatieve benadering Via een thoracotomie kan een intrathoracale lymfklierdissectie worden verricht van de peri-oesofageale lymfklieren, de peritracheale lymfklieren, de lymfklieren in het aortapulmonale venster en de infracarinale lymfklieren Daarbij wordt soms gekozen voor verwijdering van de vena azygos en de ductus thoracicus Intra-abdominaal kan altijd een min of meer uitgebreide lymfklierdissectie worden verricht Voor tumoren van de distale oesofagus en de gastro-oesofageale overgang kunnen de lymfklieren langs de kleine curvatuur van de maag, de arteria gastrica sinistra en de arteria coeliaca en bloc worden gereseceerd De grootte van de operatie, die afhankelijk is van de gekozen benadering (transthoracaal versus transhiataal), het al dan niet verrichten van een lymfklierdissectie (enkelvelds, tweevelds, drievelds) en de keuze van het interponaat (maag versus colon) heeft consequenties voor de postoperatieve morbiditeit en mortaliteit Het besluit tot operatie en de keuze van operatie moet worden afgewogen tegen andere Tegenover de potentiële voordelen van een uitgebreide lymfklierdissectie staan een mogelijk grotere morbiditeit en mortaliteit In Japan is men al langer overtuigd van de voordelen van een uitgebreide lymklierdissectie op grond van gunstige overlevingspercentages, zelfs bij het bestaan van aangedane lymfklieren ### Een argument dat wordt gebruikt om de gunstigere resultaten in Japan te verklaren, is de betere stadiëring, die een ogenschijnlijk betere prognose voor bepaalde patiëntengroepen oplevert Twee recente Japanse series beschrijven de resultaten van uitgebreide lymfklierdissecties Een klein, prospectief.
| 557 | nvmdl |
locoregionaal recidief en het vergroten van de kans op een radicale resectie De gewenste lymfklierdissectie bepaalt mede de operatieve benadering Via een thoracotomie kan een intrathoracale lymfklierdissectie worden verricht van de peri-oesofageale lymfklieren, de peritracheale lymfklieren, de lymfklieren in het aortapulmonale venster en de infracarinale lymfklieren Daarbij wordt soms gekozen voor verwijdering van de vena azygos en de ductus thoracicus Intra-abdominaal kan altijd een min of meer uitgebreide lymfklierdissectie worden verricht Voor tumoren van de distale oesofagus en de gastro-oesofageale overgang kunnen de lymfklieren langs de kleine curvatuur van de maag, de arteria gastrica sinistra en de arteria coeliaca en bloc worden gereseceerd De grootte van de operatie, die afhankelijk is van de gekozen benadering (transthoracaal versus transhiataal), het al dan niet verrichten van een lymfklierdissectie (enkelvelds, tweevelds, drievelds) en de keuze van het interponaat (maag versus colon) heeft consequenties voor de postoperatieve morbiditeit en mortaliteit Het besluit tot operatie en de keuze van operatie moet worden afgewogen tegen andere Tegenover de potentiële voordelen van een uitgebreide lymfklierdissectie staan een mogelijk grotere morbiditeit en mortaliteit In Japan is men al langer overtuigd van de voordelen van een uitgebreide lymklierdissectie op grond van gunstige overlevingspercentages, zelfs bij het bestaan van aangedane lymfklieren ### Een argument dat wordt gebruikt om de gunstigere resultaten in Japan te verklaren, is de betere stadiëring, die een ogenschijnlijk betere prognose voor bepaalde patiëntengroepen oplevert Twee recente Japanse series beschrijven de resultaten van uitgebreide lymfklierdissecties Een klein, prospectief klierstations) versus drievelds- (ook de cervicale stations) lymfklierdissectie ### De vijfjaarsoverleving bedroeg respectievelijk ##% en ##% De vijfjaarsoverleving in westerse series bedraagt gemiddeld rond ##% voor alle gereseceerde patiënten ### In een retrospectieve serie van ### patiënten met een plaveiselcelcarcinoom van de thoracale oesofagus waarbij een drievelds-lymfklierdissectie werd uitgevoerd, bleek ##% van de patiënten aangedane halsklieren bij de nervus recurrens, dus afstandsmetastasen, te hebben, met een vijfjaarsoverleving van ##% ### In westerse series wordt doorgaans geen langetermijnoverleving bereikt bij patiënten met afstandsmetastasen, behalve in twee recente rapportages Altorki beschrijft de resultaten van een prospectief observationeel onderzoek van ## patiënten met een adeno- of een plaveiselcelcarcinoom van het tubulaire deel van de oesofagus, bij wie bij preoperatief stadiërend onderzoek geen aanwijzingen bestonden voor afstandsmetastasen ### Zij ondergingen allen een drievelds-lymfklierdissectie Zesendertig procent bleek bij histologisch onderzoek toch aangedane cervicale klieren te hebben Deze patiënten hadden een vijfjaarsoverleving van ##% De totale vijfjaarsoverleving in deze serie was ##%, waar dit gebruikelijk ##-##% is Het overlevingsverschil voor de totale groep kan echter moeilijk alleen door verandering in stadiëring worden verklaard De werkgroep is unaniem van mening dat, totdat er meer vergelijkende data tussen chirurgie en andere behandelingsmodaliteiten of data van grote series van een andere modaliteit dan chirurgie beschikbaar zijn, chirurgische resectie onderdeel is van de standaardbehandeling voor het in opzet curatief resectabele oesofaguscarcinoom Dit geldt ook voor de oudere patiënt () <LEEFTIJD> jaar) indien er geen contra-indicaties.
| 602 | nvmdl |
de cervicale stations) lymfklierdissectie ### De vijfjaarsoverleving bedroeg respectievelijk ##% en ##% De vijfjaarsoverleving in westerse series bedraagt gemiddeld rond ##% voor alle gereseceerde patiënten ### In een retrospectieve serie van ### patiënten met een plaveiselcelcarcinoom van de thoracale oesofagus waarbij een drievelds-lymfklierdissectie werd uitgevoerd, bleek ##% van de patiënten aangedane halsklieren bij de nervus recurrens, dus afstandsmetastasen, te hebben, met een vijfjaarsoverleving van ##% ### In westerse series wordt doorgaans geen langetermijnoverleving bereikt bij patiënten met afstandsmetastasen, behalve in twee recente rapportages Altorki beschrijft de resultaten van een prospectief observationeel onderzoek van ## patiënten met een adeno- of een plaveiselcelcarcinoom van het tubulaire deel van de oesofagus, bij wie bij preoperatief stadiërend onderzoek geen aanwijzingen bestonden voor afstandsmetastasen ### Zij ondergingen allen een drievelds-lymfklierdissectie Zesendertig procent bleek bij histologisch onderzoek toch aangedane cervicale klieren te hebben Deze patiënten hadden een vijfjaarsoverleving van ##% De totale vijfjaarsoverleving in deze serie was ##%, waar dit gebruikelijk ##-##% is Het overlevingsverschil voor de totale groep kan echter moeilijk alleen door verandering in stadiëring worden verklaard De werkgroep is unaniem van mening dat, totdat er meer vergelijkende data tussen chirurgie en andere behandelingsmodaliteiten of data van grote series van een andere modaliteit dan chirurgie beschikbaar zijn, chirurgische resectie onderdeel is van de standaardbehandeling voor het in opzet curatief resectabele oesofaguscarcinoom Dit geldt ook voor de oudere patiënt () <LEEFTIJD> jaar) indien er geen contra-indicaties indien metastasen op afstand zijn uitgesloten Een aantal patiënten met een in principe resectabel oesofaguscarcinoom komt niet voor een resectie in aanmerking vanwege aanwezige comorbiditeit Drie recente gerandomiseerde onderzoeken vergeleken definitieve chemoradiotherapie met chirurgie, al dan niet voorbehandeld met chemoradiotherapie In het grootste onderzoek werden tussen ### en ### ### patiënten met een resectabel oesofaguscarcinoom (stadium T<DATUM> N#-# M#) geëvalueerd voor randomisatie na inductie chemoradiotherapie ##<DATUM> Respons werd gedefinieerd als afname van de lengte van de tumor gemeten middels een slikfoto en verbetering van de passageklachten Uiteindelijk werd een groep van ### responders (##%) gerandomiseerd naar één van beide behandelopties, te weten chirurgie of definitieve chemoradiotherapie De studiegroep betrof met name patiënten met een plaveiselcelcarcinoom (##%) De totale overleving verschilde niet significant tussen beide behandelgroepen (HR # ##, p=# ##) De behandelingsgerelateerde sterfte was significant hoger in de patiëntengroep behandeld met chirurgie <DATUM> versus # #% na chemoradiotherapie (p=# ###) De sterfte in de chirurgie-arm is tweemaal zo hoog vergeleken met series uit hoogvolume-centra, waardoor de kwaliteit van de chirurgie kan worden betwist In de postoperatieve fase was de levenskwaliteit slechter in de chirurgisch behandelde groep doch dit verschil verdween volledig na zes maanden follow-up ### Na twee jaar ontwikkelde #<DATUM> van de patiënten na chirurgie een locoregionaal recidief vergeleken met ## #% in de definitieve chemoradiotherapiegroep (p=# ###) Dit uit zich in significant minder interventies voor dysfagie (dilatatie, stent) in de chirurgiegroep ##% versus ##% in de chemoradiotherapiegroep Ook door het hoge.
| 673 | nvmdl |
principe resectabel oesofaguscarcinoom komt niet voor een resectie in aanmerking vanwege aanwezige comorbiditeit Drie recente gerandomiseerde onderzoeken vergeleken definitieve chemoradiotherapie met chirurgie, al dan niet voorbehandeld met chemoradiotherapie In het grootste onderzoek werden tussen ### en ### ### patiënten met een resectabel oesofaguscarcinoom (stadium T<DATUM> N#-# M#) geëvalueerd voor randomisatie na inductie chemoradiotherapie ##<DATUM> Respons werd gedefinieerd als afname van de lengte van de tumor gemeten middels een slikfoto en verbetering van de passageklachten Uiteindelijk werd een groep van ### responders (##%) gerandomiseerd naar één van beide behandelopties, te weten chirurgie of definitieve chemoradiotherapie De studiegroep betrof met name patiënten met een plaveiselcelcarcinoom (##%) De totale overleving verschilde niet significant tussen beide behandelgroepen (HR # ##, p=# ##) De behandelingsgerelateerde sterfte was significant hoger in de patiëntengroep behandeld met chirurgie <DATUM> versus # #% na chemoradiotherapie (p=# ###) De sterfte in de chirurgie-arm is tweemaal zo hoog vergeleken met series uit hoogvolume-centra, waardoor de kwaliteit van de chirurgie kan worden betwist In de postoperatieve fase was de levenskwaliteit slechter in de chirurgisch behandelde groep doch dit verschil verdween volledig na zes maanden follow-up ### Na twee jaar ontwikkelde #<DATUM> van de patiënten na chirurgie een locoregionaal recidief vergeleken met ## #% in de definitieve chemoradiotherapiegroep (p=# ###) Dit uit zich in significant minder interventies voor dysfagie (dilatatie, stent) in de chirurgiegroep ##% versus ##% in de chemoradiotherapiegroep Ook door het hoge kwaliteit van de chemoradiatie en/of de chirurgie worden betwist Stahl et al randomiseerden ### patiënten met een resectabel oesofaguscarcinoom (stadium T<DATUM> N#-# M#) tussen chemoradiotherapie alleen en chirurgische resectie voorbehandeld met chemoradiotherapie ### In dit onderzoek vond de randomisatie plaats vóór de inductie chemotherapie Alle patiënten hadden een plaveiselcelcarcinoom De driejaarsoverleving was equivalent tussen beide behandelgroepen (##% na chemoradiotherapie alleen versus ##% na chirurgie, log-rank test voor equivalentie p=# ##) De progressievrije tweejaarsoverleving was significant beter in de chirurgisch behandelde groep (HR <DATUM> ##%CI <DATUM> De behandelingsgerelateerde sterfte daarentegen was significant hoger in de chirurgisch behandelde groep (<DATUM> versus <DATUM> , p=# ##) en is ook in deze studie erg hoog vergeleken met de In een kleiner Aziatisch onderzoek van mindere kwaliteit werden ## patiënten met een resectabel chemoradiotherapie ### Ook hier werden enkel patiënten met een plaveiselcelcarcinoom geïncludeerd De mediane follow-up was ##,# maanden De tweejaarsoverleving verschilde niet-significant tussen beide groepen, en bedroeg ##% in de chirurgisch behandelde groep versus ##% in de patiëntengroep behandeld met chemoradiotherapie (RR # ##; ##%CI # #<DATUM> De kans op recidief bleek ongeveer even groot in beide groepen (RR <DATUM> ##%CI # #<DATUM-##> Belangrijk te vermelden is dat # van de ## patiënten uit de chemoradiotherapie-arm alsnog een oesofagusresectie ondergingen en # van de ## patiënten uit de Patiënten ouder dan <LEEFTIJD> jaar werden systematisch uitgesloten uit de hogervermelde onderzoeken Nochtans toonden verschillende observationele studies aan dat chirurgie op een even veilige manier kan.
| 713 | nvmdl |
betwist Stahl et al randomiseerden ### patiënten met een resectabel oesofaguscarcinoom (stadium T<DATUM> N#-# M#) tussen chemoradiotherapie alleen en chirurgische resectie voorbehandeld met chemoradiotherapie ### In dit onderzoek vond de randomisatie plaats vóór de inductie chemotherapie Alle patiënten hadden een plaveiselcelcarcinoom De driejaarsoverleving was equivalent tussen beide behandelgroepen (##% na chemoradiotherapie alleen versus ##% na chirurgie, log-rank test voor equivalentie p=# ##) De progressievrije tweejaarsoverleving was significant beter in de chirurgisch behandelde groep (HR <DATUM> ##%CI <DATUM> De behandelingsgerelateerde sterfte daarentegen was significant hoger in de chirurgisch behandelde groep (<DATUM> versus <DATUM> , p=# ##) en is ook in deze studie erg hoog vergeleken met de In een kleiner Aziatisch onderzoek van mindere kwaliteit werden ## patiënten met een resectabel chemoradiotherapie ### Ook hier werden enkel patiënten met een plaveiselcelcarcinoom geïncludeerd De mediane follow-up was ##,# maanden De tweejaarsoverleving verschilde niet-significant tussen beide groepen, en bedroeg ##% in de chirurgisch behandelde groep versus ##% in de patiëntengroep behandeld met chemoradiotherapie (RR # ##; ##%CI # #<DATUM> De kans op recidief bleek ongeveer even groot in beide groepen (RR <DATUM> ##%CI # #<DATUM> Belangrijk te vermelden is dat # van de ## patiënten uit de chemoradiotherapie-arm alsnog een oesofagusresectie ondergingen en # van de ## patiënten uit de Patiënten ouder dan <LEEFTIJD> jaar werden systematisch uitgesloten uit de hogervermelde onderzoeken Nochtans toonden verschillende observationele studies aan dat chirurgie op een even veilige manier kan patiënten ##<DATUM> ##<DATUM-##> #<DATUM-##> Het probleem met deze onderzoeken is dat ze geen uitspraak toelaten over welke behandeloptie te verkiezen is bij oudere patiënten met een resectabel oesofaguscarcinoom Twee recente retrospectieve studies vergeleken wel rechtstreeks een oesofagusresectie met definitieve chemoradiotherapie bij oudere patiënten met een oesofaguscarcinoom De grootste studie vergeleek ### patiënten behandeld met een oesofagusresectie met ### patiënten behandeld met chemoradiotherapie ### Alle patiënten waren ouder dan <LEEFTIJD> jaar en hadden een stadium I (n=###) of II (n=###) (stadium I T#N#; stadium II T#N#, T#N#, T#N# of T#N#) oesofaguscarcinoom De totale overleving was significant beter in patiëntengroep behandeld met oesofagusresectie versus ##% in de patiëntengroep behandeld met chemoradiotherapie De betere overleving na chirurgie werd vooral gezien bij adenocarcinomen en stadium I tumoren Er was geen verschil in overleving tussen chirurgie en chemoradiotherapie bij de plaveiselcelcarcinomen Een klein Japans onderzoek vergeleek ## patiënten behandeld met oesofagusresectie met ## patiënten behandeld met chemoradiotherapie ### Alle patiënten waren ouder dan <LEEFTIJD> jaar De mediane overleving bedroeg ## maanden in de chirurgisch behandelde groep versus ## respectievelijk ##% en ##% Belangrijk te vermelden is dat in de patiëntengroep behandeld met chemoradiotherapie ook acht patiënten werden geïncludeerd met niet-resectabele tumoren en vier Bij patiënten met een resectabel oesofaguscarcinoom waar een niet-chirurgische behandeloptie gekozen wordt, bestaat in principe de keuze tussen definitieve chemoradiotherapie of radiotherapie alleen In de geüpdate Cochrane review van <PERSOON> et al werden de resultaten van ## (gepubliceerde en.
| 711 | nvmdl |
##<DATUM> #<DATUM> Het probleem met deze onderzoeken is dat ze geen uitspraak toelaten over welke behandeloptie te verkiezen is bij oudere patiënten met een resectabel oesofaguscarcinoom Twee recente retrospectieve studies vergeleken wel rechtstreeks een oesofagusresectie met definitieve chemoradiotherapie bij oudere patiënten met een oesofaguscarcinoom De grootste studie vergeleek ### patiënten behandeld met een oesofagusresectie met ### patiënten behandeld met chemoradiotherapie ### Alle patiënten waren ouder dan <LEEFTIJD> jaar en hadden een stadium I (n=###) of II (n=###) (stadium I T#N#; stadium II T#N#, T#N#, T#N# of T#N#) oesofaguscarcinoom De totale overleving was significant beter in patiëntengroep behandeld met oesofagusresectie versus ##% in de patiëntengroep behandeld met chemoradiotherapie De betere overleving na chirurgie werd vooral gezien bij adenocarcinomen en stadium I tumoren Er was geen verschil in overleving tussen chirurgie en chemoradiotherapie bij de plaveiselcelcarcinomen Een klein Japans onderzoek vergeleek ## patiënten behandeld met oesofagusresectie met ## patiënten behandeld met chemoradiotherapie ### Alle patiënten waren ouder dan <LEEFTIJD> jaar De mediane overleving bedroeg ## maanden in de chirurgisch behandelde groep versus ## respectievelijk ##% en ##% Belangrijk te vermelden is dat in de patiëntengroep behandeld met chemoradiotherapie ook acht patiënten werden geïncludeerd met niet-resectabele tumoren en vier Bij patiënten met een resectabel oesofaguscarcinoom waar een niet-chirurgische behandeloptie gekozen wordt, bestaat in principe de keuze tussen definitieve chemoradiotherapie of radiotherapie alleen In de geüpdate Cochrane review van <PERSOON> et al werden de resultaten van ## (gepubliceerde en oesofaguscarcinoom werden gerandomiseerd tussen het krijgen van definitieve chemoradiotherapie of radiotherapie alleen ### In de ## onderzoeken die gelijktijdige chemoradiotherapie bestudeerden werd een lagere sterfte gevonden ten opzichte van radiotherapie alleen (HR # ##, ##%CI # ##-# ##) Ook de waren in het voordeel van gelijktijdige chemoradiotherapie In de acht onderzoeken die sequentiële chemoradiotherapie bestudeerden werd geen voordeel gevonden ten opzichte van radiotherapie alleen Minsky et al vergeleken definitieve chemoradiotherapie met dosisescalatie van radiotherapie tot #<DATUM> Gy versus ## # Gy ### In dit onderzoek werden ### patiënten met een oesofaguscarcinoom (stadium T<DATUM> N#-# M#) gerandomiseerd tussen één van beide behandelopties Er werd geen verschil in de ## # Gy groep, maar de behandelingsgerelateerde sterfte was beduidend hoger in de patiëntengroep Niet-chirurgische behandelopties komen verder nog aan bod in het hoofdstuk over definitieve Bij gebrek aan eensluidende literatuur is er geen uitspraak te doen of er voor het resectabel oesofaguscarcinoom ruimte is voor chemoradioherapie in plaats van chirurgie Bij patiënten met een plaveiselcelcarcinoom van de oesofagus die een goede respons vertonen na chemoradiotherapie is de twee- en driejaarsoverleving gelijk aan chirurgie Vergeleken met definitieve chemoradiotherapie leidt chirurgie tot een betere locoregionale controle maar gaat gepaard met een hogere <PERSOON> ### Er zijn aanwijzingen dat hogere leeftijd op zich geen contra-indicatie is voor een oesofagusresectie wordt, heeft gelijktijdige chemoradiotherapie de voorkeur boven radiotherapie alleen Er is geen plaats voor.
| 640 | nvmdl |
het krijgen van definitieve chemoradiotherapie of radiotherapie alleen ### In de ## onderzoeken die gelijktijdige chemoradiotherapie bestudeerden werd een lagere sterfte gevonden ten opzichte van radiotherapie alleen (HR # ##, ##%CI # ##-# ##) Ook de waren in het voordeel van gelijktijdige chemoradiotherapie In de acht onderzoeken die sequentiële chemoradiotherapie bestudeerden werd geen voordeel gevonden ten opzichte van radiotherapie alleen Minsky et al vergeleken definitieve chemoradiotherapie met dosisescalatie van radiotherapie tot #<DATUM> Gy versus ## # Gy ### In dit onderzoek werden ### patiënten met een oesofaguscarcinoom (stadium T<DATUM> N#-# M#) gerandomiseerd tussen één van beide behandelopties Er werd geen verschil in de ## # Gy groep, maar de behandelingsgerelateerde sterfte was beduidend hoger in de patiëntengroep Niet-chirurgische behandelopties komen verder nog aan bod in het hoofdstuk over definitieve Bij gebrek aan eensluidende literatuur is er geen uitspraak te doen of er voor het resectabel oesofaguscarcinoom ruimte is voor chemoradioherapie in plaats van chirurgie Bij patiënten met een plaveiselcelcarcinoom van de oesofagus die een goede respons vertonen na chemoradiotherapie is de twee- en driejaarsoverleving gelijk aan chirurgie Vergeleken met definitieve chemoradiotherapie leidt chirurgie tot een betere locoregionale controle maar gaat gepaard met een hogere <PERSOON> ### Er zijn aanwijzingen dat hogere leeftijd op zich geen contra-indicatie is voor een oesofagusresectie wordt, heeft gelijktijdige chemoradiotherapie de voorkeur boven radiotherapie alleen Er is geen plaats voor oesofaguscarcinoom gezien het ontbreken van overtuigende vergelijkende data van andere Definitieve chemoradiotherapie kan bij een geselecteerde groep patiënten met een resectabel Dit geldt met name voor tumoren die een klinisch gunstige respons vertonen op de chemoradiotherapie Er is momenteel geen betrouwbare modaliteit om de gevoeligheid van de tumor en response op De behandelingsgerelateerde sterfte na een chirurgische resectie van een oesofaguscarcinoom uit de studies van Stahl en Bedenne (respectievelijk <DATUM> en <DATUM> ) zijn erg hoog en niet vergelijkbaar met de huidige Nederlandse cijfers (#%) De vijfjaarsoverleving van patiënten na chirurgie bedroeg in beide RCTs ##-##% en is daarmee ook beduidend lager dan de resultaten van Nederlandse studies (##% voor de Definitieve chemoradiotherapie leidt tot een hoger percentage locoregionale recidieven en behandelingen Bij tumoren zonder metastasen moet worden gestreefd naar een radicale resectie van het Tumoren van de proximale en mid-oesofagus (gelegen boven en op het niveau van de carina) dienen De werkgroep is van mening dat voor type-I-tumoren een radicale transthoracale benadering met tweevelds-lymfklierdissectie van de abdominale en thoracale lymfklierstations de voorkeur heeft, mits de De werkgroep is unaniem van mening dat type-II-III tumoren bij voorkeur transhiataal moeten worden verwijderd met resectie van de distale peri-oesofageale lymfklieren, de lymfklieren langs de arteria gastrica sinistra en de peritruncale lymfklieren In sommige gevallen is een linkszijdige thoracoabdominale benadering gerechtvaardigd indien uitbreiding van de tumor of het metastaseringspatroon daartoe Sinds de vorige versie van deze richtlijn werden drie gerandomiseerde onderzoeken gepubliceerd die een transthoracale resectie vergeleken met een transhiatale resectie Belangrijk te vermelden is dat deze.
| 589 | nvmdl |
Definitieve chemoradiotherapie kan bij een geselecteerde groep patiënten met een resectabel Dit geldt met name voor tumoren die een klinisch gunstige respons vertonen op de chemoradiotherapie Er is momenteel geen betrouwbare modaliteit om de gevoeligheid van de tumor en response op De behandelingsgerelateerde sterfte na een chirurgische resectie van een oesofaguscarcinoom uit de studies van Stahl en Bedenne (respectievelijk <DATUM> en <DATUM> ) zijn erg hoog en niet vergelijkbaar met de huidige Nederlandse cijfers (#%) De vijfjaarsoverleving van patiënten na chirurgie bedroeg in beide RCTs ##-##% en is daarmee ook beduidend lager dan de resultaten van Nederlandse studies (##% voor de Definitieve chemoradiotherapie leidt tot een hoger percentage locoregionale recidieven en behandelingen Bij tumoren zonder metastasen moet worden gestreefd naar een radicale resectie van het Tumoren van de proximale en mid-oesofagus (gelegen boven en op het niveau van de carina) dienen De werkgroep is van mening dat voor type-I-tumoren een radicale transthoracale benadering met tweevelds-lymfklierdissectie van de abdominale en thoracale lymfklierstations de voorkeur heeft, mits de De werkgroep is unaniem van mening dat type-II-III tumoren bij voorkeur transhiataal moeten worden verwijderd met resectie van de distale peri-oesofageale lymfklieren, de lymfklieren langs de arteria gastrica sinistra en de peritruncale lymfklieren In sommige gevallen is een linkszijdige thoracoabdominale benadering gerechtvaardigd indien uitbreiding van de tumor of het metastaseringspatroon daartoe Sinds de vorige versie van deze richtlijn werden drie gerandomiseerde onderzoeken gepubliceerd die een transthoracale resectie vergeleken met een transhiatale resectie Belangrijk te vermelden is dat deze toegepast In een Nederlands onderzoek werden ### patiënten met een adenocarcinoom van de middenste tot distale slokdarm of de cardia gerandomiseerd tussen een transthoracale of transhiatale oesofagusresectie ##<DATUM> ### De vijfjaarsoverleving bedroeg ##% (##%CI ##% - ##%) na transhiatale benadering versus ##% (##%CI ##% - ##%) na transthoracale benadering, een overlevingsverschil van ##% (##%CI #% - ##%) dat overigens niet significant was ### Een subgroepanalyse, weliswaar niet volgens het âintention to treat' principe, toonde een groter overlevingsvoordeel na transthoracale chirurgie bij patiënten met type I tumoren (vijfjaarsoverleving ##% na transhiatale benadering versus ##% na transthoracale benadering; p=# ##) ### Bij patiënten met type II tumoren werd een dergelijk transthoracale benadering; p=# ##) Een subgroepanalyse volgens het aantal positieve lymfklieren toonde dat vooral patiënten met # tot # positieve lymfklieren baat hebben met een transthoracale benadering Bij deze patiënten werd een locoregionale ziektevrije vijfjaarsoverleving gevonden van ##% na transhiatale benadering versus ##% na transthoracale benadering (p=# ##) ### Transhiatale oesofagusresectie duurde minder lang (#,# uur versus # uur, p(# ###), ging gepaard met minder bloedverlies (# liter versus #,# liter, p(# ###) en pulmonale complicaties (##% versus ##%, p(# ###), en leidde tot een kortere hospitalisatieduur (## dagen versus ## dagen, p(# ###) ### Bij ### patiënten van dit cohort werd ook de levenskwaliteit bestudeerd ### Drie en zes maanden postoperatief vertoonden patiënten na een transhiatale oesofagusresectie minder lichamelijke symptomen en drie maanden postoperatief hadden deze patiënten ook een hoger activiteitenniveau dan patiënten na een transthoracale oesofagusresectie.
| 711 | nvmdl |
### patiënten met een adenocarcinoom van de middenste tot distale slokdarm of de cardia gerandomiseerd tussen een transthoracale of transhiatale oesofagusresectie ##<DATUM> ### De vijfjaarsoverleving bedroeg ##% (##%CI ##% - ##%) na transhiatale benadering versus ##% (##%CI ##% - ##%) na transthoracale benadering, een overlevingsverschil van ##% (##%CI #% - ##%) dat overigens niet significant was ### Een subgroepanalyse, weliswaar niet volgens het âintention to treat' principe, toonde een groter overlevingsvoordeel na transthoracale chirurgie bij patiënten met type I tumoren (vijfjaarsoverleving ##% na transhiatale benadering versus ##% na transthoracale benadering; p=# ##) ### Bij patiënten met type II tumoren werd een dergelijk transthoracale benadering; p=# ##) Een subgroepanalyse volgens het aantal positieve lymfklieren toonde dat vooral patiënten met # tot # positieve lymfklieren baat hebben met een transthoracale benadering Bij deze patiënten werd een locoregionale ziektevrije vijfjaarsoverleving gevonden van ##% na transhiatale benadering versus ##% na transthoracale benadering (p=# ##) ### Transhiatale oesofagusresectie duurde minder lang (#,# uur versus # uur, p(# ###), ging gepaard met minder bloedverlies (# liter versus #,# liter, p(# ###) en pulmonale complicaties (##% versus ##%, p(# ###), en leidde tot een kortere hospitalisatieduur (## dagen versus ## dagen, p(# ###) ### Bij ### patiënten van dit cohort werd ook de levenskwaliteit bestudeerd ### Drie en zes maanden postoperatief vertoonden patiënten na een transhiatale oesofagusresectie minder lichamelijke symptomen en drie maanden postoperatief hadden deze patiënten ook een hoger activiteitenniveau dan patiënten na een transthoracale oesofagusresectie In een pseudo-gerandomiseerde studie werden ## patiënten met een resectabele stadium II of III slokdarmtumor toegewezen aan een transthoracale of transhiatale oesofagusresectie ### Geen significante verschillen in overleving werden gevonden, maar de transhiatale benadering ging gepaard met een kortere operatieduur (### versus ### minuten) en minder naadlekkages (#% versus ##%) Levenskwaliteit op #, # en ## maanden postoperatief was beter na de transhiatale benadering Deze studie had weliswaar belangrijke methodologische tekortkomingen, zoals de pseudo-randomisatie en de afwezigheid van een intention-to-treat analyse Bovendien werd in de analyse geen rekening gehouden met het effect van adjuvante behandeling die aan sommige patiënten werd toegediend Sasako et al randomiseerden ### patiënten met een adenocarcinoom van de cardia of subcardia (type II en III; maximale ingroei in slokdarm van # cm) tussen een totale maagresectie en onderste oesofagusresectie via een linkszijdige thoracoabdominale benadering of een transhiatale benadering ### De morbiditeit was significant hoger in de linkszijdige thoracoabdominale groep Drie patiënten stierven in het ziekenhuis na een linkszijdige thoracoabdominale ingreep versus geen enkele na een transhiatale ingreep De totale vijfjaarsoverleving was ##% na transhiatale benadering versus ##% na linkszijdige thoracoabdominale benadering De mediane overleving bedroeg respectievelijk #,# en #,<LEEFTIJD> jaar De ziektevrije vijfjaarsoverleving bedroeg ##% na transhiatale benadering versus ##% na linkszijdige thoracoabdominale benadering Geen enkele van deze verschillen waren statistisch significant Een transthoracale procedure duurt langer en gaat gepaard met meer bloedverlies en een toegenomen postoperatieve morbiditeit in vergelijking met een transhiatale procedure.
| 738 | nvmdl |
patiënten met een resectabele stadium II of III slokdarmtumor toegewezen aan een transthoracale of transhiatale oesofagusresectie ### Geen significante verschillen in overleving werden gevonden, maar de transhiatale benadering ging gepaard met een kortere operatieduur (### versus ### minuten) en minder naadlekkages (#% versus ##%) Levenskwaliteit op #, # en ## maanden postoperatief was beter na de transhiatale benadering Deze studie had weliswaar belangrijke methodologische tekortkomingen, zoals de pseudo-randomisatie en de afwezigheid van een intention-to-treat analyse Bovendien werd in de analyse geen rekening gehouden met het effect van adjuvante behandeling die aan sommige patiënten werd toegediend Sasako et al randomiseerden ### patiënten met een adenocarcinoom van de cardia of subcardia (type II en III; maximale ingroei in slokdarm van # cm) tussen een totale maagresectie en onderste oesofagusresectie via een linkszijdige thoracoabdominale benadering of een transhiatale benadering ### De morbiditeit was significant hoger in de linkszijdige thoracoabdominale groep Drie patiënten stierven in het ziekenhuis na een linkszijdige thoracoabdominale ingreep versus geen enkele na een transhiatale ingreep De totale vijfjaarsoverleving was ##% na transhiatale benadering versus ##% na linkszijdige thoracoabdominale benadering De mediane overleving bedroeg respectievelijk #,# en #,<LEEFTIJD> jaar De ziektevrije vijfjaarsoverleving bedroeg ##% na transhiatale benadering versus ##% na linkszijdige thoracoabdominale benadering Geen enkele van deze verschillen waren statistisch significant Een transthoracale procedure duurt langer en gaat gepaard met meer bloedverlies en een toegenomen postoperatieve morbiditeit in vergelijking met een transhiatale procedure patiënten met een type I oesofaguscarcinoom en bij patiënten met een type I-III met <DATUM> tumor-positieve lymfklieren Bij patiënten met een tumor type II-III is dit waarschijnlijk niet het geval en verdient de transhiatale resectie de voorkeur in verband met de geringere perioperatieve morbiditeit Momenteel wordt in de meeste centra internationaal en in <LOCATIE> neoadjuvante therapie gegeven Het is niet duidelijk in hoeverre dit van invloed is op de te kiezen chirurgische benadering en uit te voeren Met de huidige diagnostische modaliteiten (EUS, CT, FDG-PET) is preoperatief niet goed vast te stellen of Indien de transhiatale benadering gekozen wordt dienen tenminste de distale peri-oesofageale, lymfklieren langs de arteria gastrica sinistra en de peritruncale klieren meegenomen te worden Over het nut van een uitgebreidere dissectie van de overige lymfklierstations voor het type II-III oesofaguscarcinoom zijn geen De linkszijdige thoracoabdominale benadering heeft als voordeel dat via één incisie toegang wordt verkregen tot de thorax en de bovenbuik Er kan zowel een maagresectie met Roux-Y reconstructie worden verricht als een oesofagusresectie met het creëren van een buismaag Eveneens is een klierdissectie in de bovenbuik en van de klierstations in het onderste en middelste mediastinum goed mogelijk Mogelijke indicaties voor deze benadering zijn bijvoorbeeld patiënten met een tumor type II-III waarbij preoperatief moeilijk is in te schatten of een totale maagresectie volstaat of een Bij tumoren gelegen rond de gastro-oesofageale overgang (type II en III) zonder afstandsmetastasen dient een radicale resectie van het carcinoom met een ruime marge te worden verricht, met medenemen van de drainerende lymfklierstations via een oesofaguscardiaresectie danwel een maagresectie.
| 603 | nvmdl |
een type I-III met <DATUM> tumor-positieve lymfklieren Bij patiënten met een tumor type II-III is dit waarschijnlijk niet het geval en verdient de transhiatale resectie de voorkeur in verband met de geringere perioperatieve morbiditeit Momenteel wordt in de meeste centra internationaal en in <LOCATIE> neoadjuvante therapie gegeven Het is niet duidelijk in hoeverre dit van invloed is op de te kiezen chirurgische benadering en uit te voeren Met de huidige diagnostische modaliteiten (EUS, CT, FDG-PET) is preoperatief niet goed vast te stellen of Indien de transhiatale benadering gekozen wordt dienen tenminste de distale peri-oesofageale, lymfklieren langs de arteria gastrica sinistra en de peritruncale klieren meegenomen te worden Over het nut van een uitgebreidere dissectie van de overige lymfklierstations voor het type II-III oesofaguscarcinoom zijn geen De linkszijdige thoracoabdominale benadering heeft als voordeel dat via één incisie toegang wordt verkregen tot de thorax en de bovenbuik Er kan zowel een maagresectie met Roux-Y reconstructie worden verricht als een oesofagusresectie met het creëren van een buismaag Eveneens is een klierdissectie in de bovenbuik en van de klierstations in het onderste en middelste mediastinum goed mogelijk Mogelijke indicaties voor deze benadering zijn bijvoorbeeld patiënten met een tumor type II-III waarbij preoperatief moeilijk is in te schatten of een totale maagresectie volstaat of een Bij tumoren gelegen rond de gastro-oesofageale overgang (type II en III) zonder afstandsmetastasen dient een radicale resectie van het carcinoom met een ruime marge te worden verricht, met medenemen van de drainerende lymfklierstations via een oesofaguscardiaresectie danwel een maagresectie De literatuur aangaande oesofaguscardiaresectie versus totale maagresectie bij patiënten met een carcinoom van de gastro-oesofagale overgang (Siewert type II-III) is beperkt tot observationele onderzoeken Belangrijk te realiseren hierbij is dat het preoperatief niet betrouwbaar is vast te stellen waar de tumor is gelegen volgens de indeling van Siewert Daarnaast is in de meeste onderzoeken de toegepaste chirurgische benadering en uitgebreidheid van de resectie sterk afhankelijk van de keuze van de individuele chirurg Tenslotte is in de meeste onderzoeken niet aangegeven welke klierstations (abdominaal en mediastinaal) zijn verwijderd en waar zich de positieve klieren bevonden De grootste reeks van patiënten bestond uit ### patiënten met een type-I tumor, ### patiënten met een type-II tumor en ### patiënten met een type-III tumor ### Hiervan ondergingen ### patiënten een oesofagusresectie (met proximale maagresectie) en ### patiënten een totale maagresectie (met distale oesofagusresectie) De ##-dagenmortaliteit was significant hoger na transthoracale oesofagusresectie dan na een totale maagresectie (<DATUM> versus <DATUM> ) Verschillen in postoperatieve morbiditeit of kwaliteit van leven worden niet vermeld in deze studie Multivariaat-analyse toonde dat ondermeer een macroscopische en microscopische complete (R#) resectie een onafhankelijke prognostische factor is voor de vijf- en tienjaarsoverleving De chirurgische benadering daarentegen had geen onafhankelijk effect op de langetermijnoverleving In een subgroep patiënten met een type II tumor (n=###) was de overleving na een totale maagresectie (D# resectie) gelijk aan een oesofagusresectie Gelijkwaardige resultaten werden gevonden in vier andere patiëntenreeksen ##<DATUM> ### ###.
| 606 | nvmdl |
De literatuur aangaande oesofaguscardiaresectie versus totale maagresectie bij patiënten met een carcinoom van de gastro-oesofagale overgang (Siewert type II-III) is beperkt tot observationele onderzoeken Belangrijk te realiseren hierbij is dat het preoperatief niet betrouwbaar is vast te stellen waar de tumor is gelegen volgens de indeling van Siewert Daarnaast is in de meeste onderzoeken de toegepaste chirurgische benadering en uitgebreidheid van de resectie sterk afhankelijk van de keuze van de individuele chirurg Tenslotte is in de meeste onderzoeken niet aangegeven welke klierstations (abdominaal en mediastinaal) zijn verwijderd en waar zich de positieve klieren bevonden De grootste reeks van patiënten bestond uit ### patiënten met een type-I tumor, ### patiënten met een type-II tumor en ### patiënten met een type-III tumor ### Hiervan ondergingen ### patiënten een oesofagusresectie (met proximale maagresectie) en ### patiënten een totale maagresectie (met distale oesofagusresectie) De ##-dagenmortaliteit was significant hoger na transthoracale oesofagusresectie dan na een totale maagresectie (<DATUM> versus <DATUM> ) Verschillen in postoperatieve morbiditeit of kwaliteit van leven worden niet vermeld in deze studie Multivariaat-analyse toonde dat ondermeer een macroscopische en microscopische complete (R#) resectie een onafhankelijke prognostische factor is voor de vijf- en tienjaarsoverleving De chirurgische benadering daarentegen had geen onafhankelijk effect op de langetermijnoverleving In een subgroep patiënten met een type II tumor (n=###) was de overleving na een totale maagresectie (D# resectie) gelijk aan een oesofagusresectie Gelijkwaardige resultaten werden gevonden in vier andere patiëntenreeksen ##<DATUM> ##<DATUM> komt naar voren dat een krappe marge op de slokdarm ten opzichte van de tumor (ex vivo gemeten minder dan #,# cm) geassocieerd is met een microscopisch positief snijvlak en een ongunstige overleving### Tenslotte werd in de studie van Johansson geen verschil gevonden tussen lokalisatie van het tumorrecidief (chirurgisch veld, anastomose, systemisch) bij ## patiënten die een oesofagusresectie (n=##) of een totale maagresectie met Het is aannemelijk dat bij patiënten met een carcinoom van de gastro-oesofagale overgang (type II-III) die een R# resectie kunnen ondergaan, oesofaguscardiaresectie geen overlevingsvoordeel biedt ten opzichte <PERSOON> ###; Ito ###; Johansson ###; Mattioli ### In de meeste Nederlandse ziekenhuizen bestaat een ruime ervaring met zowel de transhiatale oesofagusresectie en de totale maagresectie met medenemen van de distale oesofagus Een derde mogelijke benadering voor tumoren gelegen rond de gastro-oesofageale overgang is een linkszijdige Tumoren gelegen rond de gastro-oesophageale overgang kunnen submucosaal de slokdarm invaderen per continuitatum of ten gevolge van discontinue verspreiding via lymfbanen ### Vriescoupe onderzoek van het De werkgroep is unaniem van mening dat de open transthoracale en transhiatale oesofagusresectie met adequate lymfklierdissectie de gouden standaard zijn voor de chirurgische behandeling van het Voorts is de werkgroep unaniem van mening dat minimaal invasieve oesofagusresecties uitgevoerd dienen te worden in hoogvolume-centra door een behandelteam met ruime ervaring in minimaal invasieve De werkgroep is unaniem van mening dat morbiditeit, mortaliteit en oncologische uitkomsten na minimaal De werkgroep verwijst unaniem naar het Plan van Aanpak zoals opgesteld door de Nederlandse.
| 619 | nvmdl |
marge op de slokdarm ten opzichte van de tumor (ex vivo gemeten minder dan #,# cm) geassocieerd is met een microscopisch positief snijvlak en een ongunstige overleving### Tenslotte werd in de studie van Johansson geen verschil gevonden tussen lokalisatie van het tumorrecidief (chirurgisch veld, anastomose, systemisch) bij ## patiënten die een oesofagusresectie (n=##) of een totale maagresectie met Het is aannemelijk dat bij patiënten met een carcinoom van de gastro-oesofagale overgang (type II-III) die een R# resectie kunnen ondergaan, oesofaguscardiaresectie geen overlevingsvoordeel biedt ten opzichte <PERSOON> ###; Ito ###; Johansson ###; Mattioli ### In de meeste Nederlandse ziekenhuizen bestaat een ruime ervaring met zowel de transhiatale oesofagusresectie en de totale maagresectie met medenemen van de distale oesofagus Een derde mogelijke benadering voor tumoren gelegen rond de gastro-oesofageale overgang is een linkszijdige Tumoren gelegen rond de gastro-oesophageale overgang kunnen submucosaal de slokdarm invaderen per continuitatum of ten gevolge van discontinue verspreiding via lymfbanen ### Vriescoupe onderzoek van het De werkgroep is unaniem van mening dat de open transthoracale en transhiatale oesofagusresectie met adequate lymfklierdissectie de gouden standaard zijn voor de chirurgische behandeling van het Voorts is de werkgroep unaniem van mening dat minimaal invasieve oesofagusresecties uitgevoerd dienen te worden in hoogvolume-centra door een behandelteam met ruime ervaring in minimaal invasieve De werkgroep is unaniem van mening dat morbiditeit, mortaliteit en oncologische uitkomsten na minimaal De werkgroep verwijst unaniem naar het Plan van Aanpak zoals opgesteld door de Nederlandse <INSTELLING> introductie van minimaal invasieve oesofagus chirurgie overweegt Ook is de werkgroep unaniem van mening dat voor minimaal invasieve oesofagusresecties de overige richtlijnen voor minimaal invasieve chirurgie zoals vastgesteld door de Inspectie van de Gezondheidszorg gevolgd dienen te worden (IGZ rapport 'Risico's minimaal invasieve chirurgie onderschat' ###) De conclusies aangaande morbiditeit en mortaliteit na minimaal-invasieve oesofagusresectie zijn gebaseerd op een recente meta-analyse van ## observationele studies ### Twee kleine case-control studies vergeleken een totale minimaal-invasieve oesofagusresectie (thoracoscopie en laparoscopie) met pulmonale complicaties (OR <DATUM> ##%CI # #<DATUM> verschilden niet tussen beide benaderingen Ook de postoperatieve sterfte verschilde niet (OR # ##, ## %CI # <DATUM> Drie case-control studies vergeleken een thoracoscopie gecombineerd met een laparotomie versus een open transthoracale oesofagusresectie Ook hier werden geen verschillen gevonden wat betreft postoperatieve pulmonale complicaties (OR # ##, ##%CI # ##-<DATUM> en mortaliteit (OR # ##, ##%CI # <DATUM> Thoracoscopie met laparotomie ging wel gepaard met minder naadlekkages dan open transthoracale oesofagusresectie (OR # ##, ##%CI # ##-# ##) Drie case-control studies en één gecontroleerde klinische studie vergeleken laparoscopische versus open transhiatale oesofagusresectie, maar werden niet gecombineerd in een meta-analyse omwille van onvolledige rapportering van de uitkomsten ### Er werd geen verschil in postoperatieve morbiditeit of mortaliteit gerapporteerd in de afzonderlijke studies Algemeen was er een trend naar een korter Er zijn aanwijzingen dat minimaal invasieve oesofagusresectie op een veilige manier kan worden uitgevoerd en gepaard gaat met een korter ziekenhuisverblijf dan open oesofagusresectie.
| 639 | nvmdl |
is de werkgroep unaniem van mening dat voor minimaal invasieve oesofagusresecties de overige richtlijnen voor minimaal invasieve chirurgie zoals vastgesteld door de Inspectie van de Gezondheidszorg gevolgd dienen te worden (IGZ rapport 'Risico's minimaal invasieve chirurgie onderschat' ###) De conclusies aangaande morbiditeit en mortaliteit na minimaal-invasieve oesofagusresectie zijn gebaseerd op een recente meta-analyse van ## observationele studies ### Twee kleine case-control studies vergeleken een totale minimaal-invasieve oesofagusresectie (thoracoscopie en laparoscopie) met pulmonale complicaties (OR <DATUM> ##%CI # #<DATUM> verschilden niet tussen beide benaderingen Ook de postoperatieve sterfte verschilde niet (OR # ##, ## %CI # <DATUM> Drie case-control studies vergeleken een thoracoscopie gecombineerd met een laparotomie versus een open transthoracale oesofagusresectie Ook hier werden geen verschillen gevonden wat betreft postoperatieve pulmonale complicaties (OR # ##, ##%CI # ##-<DATUM> en mortaliteit (OR # ##, ##%CI # <DATUM> Thoracoscopie met laparotomie ging wel gepaard met minder naadlekkages dan open transthoracale oesofagusresectie (OR # ##, ##%CI # ##-# ##) Drie case-control studies en één gecontroleerde klinische studie vergeleken laparoscopische versus open transhiatale oesofagusresectie, maar werden niet gecombineerd in een meta-analyse omwille van onvolledige rapportering van de uitkomsten ### Er werd geen verschil in postoperatieve morbiditeit of mortaliteit gerapporteerd in de afzonderlijke studies Algemeen was er een trend naar een korter Er zijn aanwijzingen dat minimaal invasieve oesofagusresectie op een veilige manier kan worden uitgevoerd en gepaard gaat met een korter ziekenhuisverblijf dan open oesofagusresectie invasieve oesofagusresectie superieur is aan de benadering via een thoracotomie en laparotomie Mogelijk gaat de minimaal invasieve oesofagusresectie gepaard met minder bloedverlies, minder pulmonale complicaties en een korter verblijf in het ziekenhuis Er zijn nog geen langetermijn oncologische uitkomsten In een andere recente systematische review worden deze bevindingen bevestigd ### Echter deze review bevat geen kwaliteitsbeoordeling van de geïncludeerde studies Door middel van gepoolde data toonde deze studie verbeterde kortetermijnresultaten na minimaal invasieve oesofagusresectie (minder pulmonale Na subtotale en macroscopisch radicale oesofagusresectie gevolgd door reconstructie met een buismaag en cervicale anastomose heeft positionering van de buismaag in het achterste mediastinum de voorkeur In geval van macroscopische irradicaliteit heeft reconstructie via het voorste mediastinum de voorkeur In een meta-analyse is onderzocht of na subtotale oesofagusresectie gevolgd door reconstructie met een buismaag en cervicale anastomose de anterieure of posterieure mediastinale route als plaats voor het interponaat de voorkeur verdient ### Zes gerandomiseerde onderzoeken met in totaal ### patiënten werden opgenomen in deze meta-analyse In drie gerandomiseerde onderzoeken met in totaal ### patiënten waren gegevens beschikbaar over operatieve mortaliteit, naadlekkage, cardiale morbiditeit of pulmonale morbiditeit Adequate data-analyse is gedaan met berekening van âodds ratio's' Op geen van de vier onderdelen gaf één van beide routes van reconstructie een significant voordeel Enkele onderzoeken bevatten gegevens over operatieduur, perioperatief bloedverlies, intensive care- en beademingsduur, opnameduur of naadstenose Ook in deze parameters kon in de onderzoeken waaruit gegevens hierover In een retrospectief onderzoek bleek bij macroscopisch niet-radicale resectie positionering van de.
| 627 | nvmdl |
laparotomie Mogelijk gaat de minimaal invasieve oesofagusresectie gepaard met minder bloedverlies, minder pulmonale complicaties en een korter verblijf in het ziekenhuis Er zijn nog geen langetermijn oncologische uitkomsten In een andere recente systematische review worden deze bevindingen bevestigd ### Echter deze review bevat geen kwaliteitsbeoordeling van de geïncludeerde studies Door middel van gepoolde data toonde deze studie verbeterde kortetermijnresultaten na minimaal invasieve oesofagusresectie (minder pulmonale Na subtotale en macroscopisch radicale oesofagusresectie gevolgd door reconstructie met een buismaag en cervicale anastomose heeft positionering van de buismaag in het achterste mediastinum de voorkeur In geval van macroscopische irradicaliteit heeft reconstructie via het voorste mediastinum de voorkeur In een meta-analyse is onderzocht of na subtotale oesofagusresectie gevolgd door reconstructie met een buismaag en cervicale anastomose de anterieure of posterieure mediastinale route als plaats voor het interponaat de voorkeur verdient ### Zes gerandomiseerde onderzoeken met in totaal ### patiënten werden opgenomen in deze meta-analyse In drie gerandomiseerde onderzoeken met in totaal ### patiënten waren gegevens beschikbaar over operatieve mortaliteit, naadlekkage, cardiale morbiditeit of pulmonale morbiditeit Adequate data-analyse is gedaan met berekening van âodds ratio's' Op geen van de vier onderdelen gaf één van beide routes van reconstructie een significant voordeel Enkele onderzoeken bevatten gegevens over operatieduur, perioperatief bloedverlies, intensive care- en beademingsduur, opnameduur of naadstenose Ook in deze parameters kon in de onderzoeken waaruit gegevens hierover In een retrospectief onderzoek bleek bij macroscopisch niet-radicale resectie positionering van de grond van tumorrecidief te geven dan positionering in het achterste mediastinum ### Er is geen verschil aantoonbaar in morbiditeit, mortaliteit, vroege en late complicaties tussen de anterieure of posterieure mediastinale route als plaats voor het interponaat na subtotale oesofagusresectie gevolgd Bij macroscopisch niet-radicale resectie lijkt positionering van de buismaag in het voorste mediastinum een betere bescherming tegen toekomstige passageproblemen op grond van tumorrecidief te geven dan Wanneer een subtotale resectie en cervicale anastomose worden uitgevoerd, is in <LOCATIE> de ervaring met het positioneren van de buismaag in het achterste mediastinum het grootst Daarnaast betekent positionering van de buismaag in het voorste mediastinum het creëren van een extra wondbed Wanneer geen subtotale oesofagusresectie met cervicale anastomose, maar een partiële resectie met intrathoracale naad wordt uitgevoerd, kan het interponaat niet anders dan in het achterste mediastinum worden geplaatst In het (zeldzame) geval van een macroscopisch niet-radicale resectie geeft positionering van de buismaag in het voorste mediastinum een betere bescherming tegen toekomstige Na subtotale oesofagus- (en cardia)resectie heeft de maag als interponaat de voorkeur Het colon is tweede keuze Slechts in uitzonderingsgevallen kan eventueel van het jejunum gebruik worden gemaakt Het is op grond van literatuurgegevens niet mogelijk een keuze te maken tussen een totale maag of een buismaag als interponaat Om oncologische redenen kan bij een cardia- of distale oesofaguscarcinoom Het type interponaat heeft vooral invloed op de volgende resultaten ⢠middellangetermijnresultaten, met name de functie van het interponaat; ⢠langetermijnresultaten, zoals overtollige lengte van het (colon)interponaat en refluxcomplicaties.
| 566 | nvmdl |
mediastinum ### Er is geen verschil aantoonbaar in morbiditeit, mortaliteit, vroege en late complicaties tussen de anterieure of posterieure mediastinale route als plaats voor het interponaat na subtotale oesofagusresectie gevolgd Bij macroscopisch niet-radicale resectie lijkt positionering van de buismaag in het voorste mediastinum een betere bescherming tegen toekomstige passageproblemen op grond van tumorrecidief te geven dan Wanneer een subtotale resectie en cervicale anastomose worden uitgevoerd, is in <LOCATIE> de ervaring met het positioneren van de buismaag in het achterste mediastinum het grootst Daarnaast betekent positionering van de buismaag in het voorste mediastinum het creëren van een extra wondbed Wanneer geen subtotale oesofagusresectie met cervicale anastomose, maar een partiële resectie met intrathoracale naad wordt uitgevoerd, kan het interponaat niet anders dan in het achterste mediastinum worden geplaatst In het (zeldzame) geval van een macroscopisch niet-radicale resectie geeft positionering van de buismaag in het voorste mediastinum een betere bescherming tegen toekomstige Na subtotale oesofagus- (en cardia)resectie heeft de maag als interponaat de voorkeur Het colon is tweede keuze Slechts in uitzonderingsgevallen kan eventueel van het jejunum gebruik worden gemaakt Het is op grond van literatuurgegevens niet mogelijk een keuze te maken tussen een totale maag of een buismaag als interponaat Om oncologische redenen kan bij een cardia- of distale oesofaguscarcinoom Het type interponaat heeft vooral invloed op de volgende resultaten ⢠middellangetermijnresultaten, met name de functie van het interponaat; ⢠langetermijnresultaten, zoals overtollige lengte van het (colon)interponaat en refluxcomplicaties ⢠De maag en het colon zijn beide als substituut voorhanden De vraag welk type interponaat moet worden gebruikt, betreft de keuze tussen een totale maaginterpositie, een buismaag of een deel ⢠De maag kan, in verband met een eerdere maagresectie, niet meer als interponaat worden gebruikt De vraag welk type interponaat moet worden gebruikt, zal nu gaan over de keuze tussen welk deel van het colon als interponaat moet of kan worden gebruikt Er zijn geen gerandomiseerde onderzoeken verricht naar het verschil tussen de maag en het colon of tussen verschillende delen van het colon als interponaat Daarnaast zijn de meeste series van oudere De publicatie van Urschel is een review waarbij wordt ingegaan op colon of maag als interponaat ### De serie van Collard betreft een patiëntenserie waarin een totale maaginterpositie met de buismaag als Na een oesofagusresectie is een coloninterpositie technisch moeilijker dan het gebruik van de maag als interponaat Er zijn geen duidelijke verschillen aangetoond in functie van het interponaat en langetermijncomplicaties tussen colon en maag of tussen het linker- en rechtercolon als interponaat na een Een buismaaginterponaat na een oesofagusresectie geeft mogelijk vaker een halsfistel en een cervicale Behalve maag en colon kan ook het jejunum worden gebruikt als interponaat De maag en het colon zijn gemakkelijk naar de hals te brengen Het jejunum wordt slechts in uitzonderlijke situaties gebruikt, onder meer als de maag en het colon niet voorhanden zijn Bij een distaal oesofagus- of een cardiacarcinoom kan geen totale maag als interponaat worden gebruikt,.
| 556 | nvmdl |
als substituut voorhanden De vraag welk type interponaat moet worden gebruikt, betreft de keuze tussen een totale maaginterpositie, een buismaag of een deel ⢠De maag kan, in verband met een eerdere maagresectie, niet meer als interponaat worden gebruikt De vraag welk type interponaat moet worden gebruikt, zal nu gaan over de keuze tussen welk deel van het colon als interponaat moet of kan worden gebruikt Er zijn geen gerandomiseerde onderzoeken verricht naar het verschil tussen de maag en het colon of tussen verschillende delen van het colon als interponaat Daarnaast zijn de meeste series van oudere De publicatie van Urschel is een review waarbij wordt ingegaan op colon of maag als interponaat ### De serie van Collard betreft een patiëntenserie waarin een totale maaginterpositie met de buismaag als Na een oesofagusresectie is een coloninterpositie technisch moeilijker dan het gebruik van de maag als interponaat Er zijn geen duidelijke verschillen aangetoond in functie van het interponaat en langetermijncomplicaties tussen colon en maag of tussen het linker- en rechtercolon als interponaat na een Een buismaaginterponaat na een oesofagusresectie geeft mogelijk vaker een halsfistel en een cervicale Behalve maag en colon kan ook het jejunum worden gebruikt als interponaat De maag en het colon zijn gemakkelijk naar de hals te brengen Het jejunum wordt slechts in uitzonderlijke situaties gebruikt, onder meer als de maag en het colon niet voorhanden zijn Bij een distaal oesofagus- of een cardiacarcinoom kan geen totale maag als interponaat worden gebruikt, Er is geen duidelijke voorkeur uit te spreken voor een cervicale of thoracale anastomose na Bij de meeste patiënten is de cervicale anastomose de meest aangewezen procedure Met name is dit het geval bij patiënten bij wie de chirurg, in geval van een tumor onder het carinaniveau, kiest voor een transhiatale resectie en halsexploratie voor het verrichten van de oesofagusresectie Er is dan geen reden om tot thoracotomie over te gaan voor het leggen van een intrathoracale anastomose Wanneer de chirurg bij dit soort tumoren de voorkeur geeft aan een thoracotomie voor de dissectiefase, kan de anastomose intrathoracaal worden aangelegd en kan de halsfase achterwege worden gelaten Wanneer bij tumoren boven het carinaniveau wordt gekozen voor een thoracotomie, is het om oncologische redenen ter verkrijging van voldoende proximale marge verstandig ook in dat geval voor een Er zijn twee prospectief gerandomiseerde onderzoeken die bij dezelfde benadering en wijze van dissectie (door middel van een laparotomie en een thoracotomie) het verschil bestudeerden tussen een intrathoracaal of cervicaal gelegde anastomose (via een separate halsbenadering) ##<DATUM> In het eerste onderzoek werd in de groep met een cervicale anastomose significant vaker een naadlekkage gevonden ### Tevens werd in deze groep vaker een naadstenose vastgesteld, al dan niet na naadlekkage, en werden vaker pulmonale complicaties gevonden, hoewel deze verschillen niet statistisch significant waren Er werd geen verschil in mortaliteit gevonden In het tweede, maar wel kleinere, onderzoek bleek eveneens geen verschil in perioperatieve mortaliteit te bestaan.
| 541 | nvmdl |
duidelijke voorkeur uit te spreken voor een cervicale of thoracale anastomose na Bij de meeste patiënten is de cervicale anastomose de meest aangewezen procedure Met name is dit het geval bij patiënten bij wie de chirurg, in geval van een tumor onder het carinaniveau, kiest voor een transhiatale resectie en halsexploratie voor het verrichten van de oesofagusresectie Er is dan geen reden om tot thoracotomie over te gaan voor het leggen van een intrathoracale anastomose Wanneer de chirurg bij dit soort tumoren de voorkeur geeft aan een thoracotomie voor de dissectiefase, kan de anastomose intrathoracaal worden aangelegd en kan de halsfase achterwege worden gelaten Wanneer bij tumoren boven het carinaniveau wordt gekozen voor een thoracotomie, is het om oncologische redenen ter verkrijging van voldoende proximale marge verstandig ook in dat geval voor een Er zijn twee prospectief gerandomiseerde onderzoeken die bij dezelfde benadering en wijze van dissectie (door middel van een laparotomie en een thoracotomie) het verschil bestudeerden tussen een intrathoracaal of cervicaal gelegde anastomose (via een separate halsbenadering) ##<DATUM> In het eerste onderzoek werd in de groep met een cervicale anastomose significant vaker een naadlekkage gevonden ### Tevens werd in deze groep vaker een naadstenose vastgesteld, al dan niet na naadlekkage, en werden vaker pulmonale complicaties gevonden, hoewel deze verschillen niet statistisch significant waren Er werd geen verschil in mortaliteit gevonden In het tweede, maar wel kleinere, onderzoek bleek eveneens geen verschil in perioperatieve mortaliteit te bestaan kans op pulmonale complicaties en recurrensletsel groter dan in de groep met de intrathoracale In een meta-analyse van de transthoracale versus de transhiatale benadering wordt gemeld dat bij de transhiatale benadering altijd een cervicale anastomose en bij de transthoracale vrijwel altijd een intrathoracale anastomose werd gemaakt ### In deze meta-analyse wordt geen verschil in mortaliteit of de kans op recurrensletsel waargenomen Er is een hogere kans op naadlekkage in de transhiataal geopereerde patiënten, maar dit verschil is niet significant Er wordt geen melding gemaakt van de kans op naadstenose In twee prospectief gerandomiseerde onderzoeken met als doel de resultaten van dezelfde twee benaderingen te vergelijken, werden bij de transhiatale en transthoracale toegang altijd respectievelijk een cervicale en een intrathoracale anastomose aangelegd ##<DATUM> Tussen deze groepen bleek geen verschil te bestaan in morbiditeit, waaronder de kans op recurrensletsel, in mortaliteit en in langetermijnoverleving Eén van deze onderzoeken meldt dat de kans op een naadstenose bij een Een beschrijvende serie en een review melden een verhoogde incidentie van naadlekkage bij een cervicale anastomose ##<DATUM> Een andere, retrospectieve serie maakt melding van een verhoogde kans op Een cervicale anastomose geeft een grotere kans op naadlekkage en naadstenose dan een intrathoracale Er is geen verschil in mortaliteit aangetoond tussen een cervicale of een intrathoracale anastomose na een <PERSOON> ### Er is geen verschil in de kans op nervus recurrensletsel aangetoond tussen een cervicale of een intrathoracale anastomose na een subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie.
| 541 | nvmdl |
de groep met de intrathoracale In een meta-analyse van de transthoracale versus de transhiatale benadering wordt gemeld dat bij de transhiatale benadering altijd een cervicale anastomose en bij de transthoracale vrijwel altijd een intrathoracale anastomose werd gemaakt ### In deze meta-analyse wordt geen verschil in mortaliteit of de kans op recurrensletsel waargenomen Er is een hogere kans op naadlekkage in de transhiataal geopereerde patiënten, maar dit verschil is niet significant Er wordt geen melding gemaakt van de kans op naadstenose In twee prospectief gerandomiseerde onderzoeken met als doel de resultaten van dezelfde twee benaderingen te vergelijken, werden bij de transhiatale en transthoracale toegang altijd respectievelijk een cervicale en een intrathoracale anastomose aangelegd ##<DATUM> Tussen deze groepen bleek geen verschil te bestaan in morbiditeit, waaronder de kans op recurrensletsel, in mortaliteit en in langetermijnoverleving Eén van deze onderzoeken meldt dat de kans op een naadstenose bij een Een beschrijvende serie en een review melden een verhoogde incidentie van naadlekkage bij een cervicale anastomose ##<DATUM> Een andere, retrospectieve serie maakt melding van een verhoogde kans op Een cervicale anastomose geeft een grotere kans op naadlekkage en naadstenose dan een intrathoracale Er is geen verschil in mortaliteit aangetoond tussen een cervicale of een intrathoracale anastomose na een <PERSOON> ### Er is geen verschil in de kans op nervus recurrensletsel aangetoond tussen een cervicale of een intrathoracale anastomose na een subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie het niveau van de carina, gekozen voor een gecombineerde transhiatale en cervicale benadering voor een subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie en cervicale anastomose Hierbij wordt geen thoracotomie uitgevoerd en derhalve ook geen intrathoracale anastomose gelegd Op grond van de bovengenoemde onderzoeken is er geen duidelijke reden om dit beleid te veranderen Wanneer echter wel een thoracotomie wordt verricht om andere redenen, levert de literatuur enige aanwijzingen om te kiezen voor een intrathoracale anastomose Omdat patiënten bij wie een thoracotomie wordt uitgevoerd, echter vaak hoger gelegen tumoren hebben en er bij de resectie een voldoende proximaal vrije marge in acht moet worden genomen, is het toch verstandig ook bij deze patiënten een subtotale oesofagusresectie met Zowel handgelegde als mechanische (gestapelde) anastomosen kunnen worden verricht na subtotale Uit een meta-analyse van onderzoeken ter vergelijking van een handgelegde versus een mechanisch ⢠Er is geen verschil in de kans op naadlekkage en cardiale of pulmonale morbiditeit ⢠Twee gerandomiseerde onderzoeken van voldoende omvang ##<DATUM> laten geen verschil zien in de kans op naadstenose tussen een handgelegde en gestapelde anastomose, terwijl een derde gerandomiseerd onderzoek van voldoende omvang ### een hogere kans hierop na een ⢠De ##-dagenmortaliteit na een handgelegde anastomose lijkt lager dan die na een mechanisch Een recente publicatie rapporteert over het mogelijke voordeel van een âside-to-side' gestapelde anastomose in de hals ### In een analyse waarin alleen de klinisch manifeste naadlekkages die draineerden via de opnieuw geopende halswond werden meegenomen, bleek een significant verschil met.
| 550 | nvmdl |
carina, gekozen voor een gecombineerde transhiatale en cervicale benadering voor een subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie en cervicale anastomose Hierbij wordt geen thoracotomie uitgevoerd en derhalve ook geen intrathoracale anastomose gelegd Op grond van de bovengenoemde onderzoeken is er geen duidelijke reden om dit beleid te veranderen Wanneer echter wel een thoracotomie wordt verricht om andere redenen, levert de literatuur enige aanwijzingen om te kiezen voor een intrathoracale anastomose Omdat patiënten bij wie een thoracotomie wordt uitgevoerd, echter vaak hoger gelegen tumoren hebben en er bij de resectie een voldoende proximaal vrije marge in acht moet worden genomen, is het toch verstandig ook bij deze patiënten een subtotale oesofagusresectie met Zowel handgelegde als mechanische (gestapelde) anastomosen kunnen worden verricht na subtotale Uit een meta-analyse van onderzoeken ter vergelijking van een handgelegde versus een mechanisch ⢠Er is geen verschil in de kans op naadlekkage en cardiale of pulmonale morbiditeit ⢠Twee gerandomiseerde onderzoeken van voldoende omvang ##<DATUM> laten geen verschil zien in de kans op naadstenose tussen een handgelegde en gestapelde anastomose, terwijl een derde gerandomiseerd onderzoek van voldoende omvang ### een hogere kans hierop na een ⢠De ##-dagenmortaliteit na een handgelegde anastomose lijkt lager dan die na een mechanisch Een recente publicatie rapporteert over het mogelijke voordeel van een âside-to-side' gestapelde anastomose in de hals ### In een analyse waarin alleen de klinisch manifeste naadlekkages die draineerden via de opnieuw geopende halswond werden meegenomen, bleek een significant verschil met gestapelde anastomose Lekkage die alleen op de contrastfoto werd aangetoond of necrose van de tip van de buismaag bij intacte anastomose, werden in deze analyse niet meegenomen Er bestond geen significant verschil met de historische controlegroep wat betreft het aantal dilataties voor een benigne Er is geen verschil in ##-dagenmortaliteit of de kans op naadlekkage, cardiale morbiditeit of pulmonale morbiditeit tussen een handgelegde en een mechanisch gelegde (gestapelde) anastomose na Er is geen verschil in de kans op naadstenose tussen een handgelegde en een mechanisch gelegde (gestapelde) anastomose na oesofagusresectie, maaginterponaat en oesofagogastrische anastomose Bij een handgelegde oesofagogastrische anastomose na een subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie verdient een enkelrijige doorlopende hechttechniek de voorkeur Er zijn twee gerandomiseerde onderzoeken uitgevoerd met betrekking tot een enkelrijige dan wel In één ervan, met als onderwerp de enkel- versus dubbelrijige cervicale oesofagogastrische anastomose, werd een kleinere kans op een benigne naadstenose gevonden in de groep patiënten waarin de hechtingen enkelrijig waren gelegd ### In het tweede onderzoek, met als onderwerp de doorlopende versus met geknoopte hechtingen gelegde oesofagogastrische anastomose, werd geen verschil tussen de Twee reviews betreffende retrospectieve data vonden geen verschil tussen een enkel- of dubbelrijig gelegde anastomose in de kans op naadlekkage ##<DATUM> Een enkelrijige handgelegde cervicale oesofagogastrische anastomose na een subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie geeft mogelijk minder kans op naadstenose dan een Er is geen verschil tussen een enkel- of dubbelrijig handgelegde oesofagogastrische anastomose na een subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie ten aanzien van de kans op naadlekkage Er is geen verschil aangetoond tussen een doorlopende of geknoopte handgelegde oesofagogastrische.
| 574 | nvmdl |
werd aangetoond of necrose van de tip van de buismaag bij intacte anastomose, werden in deze analyse niet meegenomen Er bestond geen significant verschil met de historische controlegroep wat betreft het aantal dilataties voor een benigne Er is geen verschil in ##-dagenmortaliteit of de kans op naadlekkage, cardiale morbiditeit of pulmonale morbiditeit tussen een handgelegde en een mechanisch gelegde (gestapelde) anastomose na Er is geen verschil in de kans op naadstenose tussen een handgelegde en een mechanisch gelegde (gestapelde) anastomose na oesofagusresectie, maaginterponaat en oesofagogastrische anastomose Bij een handgelegde oesofagogastrische anastomose na een subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie verdient een enkelrijige doorlopende hechttechniek de voorkeur Er zijn twee gerandomiseerde onderzoeken uitgevoerd met betrekking tot een enkelrijige dan wel In één ervan, met als onderwerp de enkel- versus dubbelrijige cervicale oesofagogastrische anastomose, werd een kleinere kans op een benigne naadstenose gevonden in de groep patiënten waarin de hechtingen enkelrijig waren gelegd ### In het tweede onderzoek, met als onderwerp de doorlopende versus met geknoopte hechtingen gelegde oesofagogastrische anastomose, werd geen verschil tussen de Twee reviews betreffende retrospectieve data vonden geen verschil tussen een enkel- of dubbelrijig gelegde anastomose in de kans op naadlekkage ##<DATUM> Een enkelrijige handgelegde cervicale oesofagogastrische anastomose na een subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie geeft mogelijk minder kans op naadstenose dan een Er is geen verschil tussen een enkel- of dubbelrijig handgelegde oesofagogastrische anastomose na een subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie ten aanzien van de kans op naadlekkage Er is geen verschil aangetoond tussen een doorlopende of geknoopte handgelegde oesofagogastrische Het verdient de voorkeur om voor de oesofagogastrische anastomose een hechttechniek te gebruiken waarmee ruime ervaring bestaat In de gastro-intestinale chirurgie is de enkelrijige doorlopende Na oesofagusresectie gevolgd door buismaaginterponaat en oesofagogastrische anastomose is een In één gerandomiseerd onderzoek werd een oesofagusresectie met buismaaginterponaat en oesofagogastrische anastomose met en zonder pyloroplastiek vergeleken ### In dit onderzoek werden zowel de vroege als de late resultaten gemeld Het onderzoek liet geen significant voordeel zien met betrekking tot postoperatieve mortaliteit, naadlekkage van de oesofagogastrische anastomose of pulmonale complicaties Eén patiënt overleed aan de complicaties van een lekkage van de pyloroplastiek Twee patiënten ontwikkelden een jaar na de pyloroplastiek een pylorusstenose die operatieve correctie <PERSOON> maagontlediging was beter na pyloroplastiek, maar dit verschil was in dit onderzoek niet significant Significantie op dit punt wordt wel bereikt wanneer de resultaten worden gecombineerd met die van twee andere gerandomiseerde onderzoeken waarbij echter een totale maaginterponaat werd gebruikt ##<DATUM> ### In het onderzoek van Zieren zijn verder nog enkele (niet-significante) nadelen beschreven van de Er is geen duidelijk verschil in het optreden van vroege en late maagontlediging, postoperatieve mortaliteit, naadlekkage van de oesofagogastrische anastomose, pulmonale complicaties en vroege en late maagontledigingsstoornissen tussen het al dan niet verrichten van een pyloroplastiek na een subtotale Het lijkt niet zinvol om routinematig op de zevende postoperatieve dag een contrastfoto ter uitsluiting van naadlekkage van de oesofagogastrostomie te maken Indien er klinische verschijnselen zijn van een.
| 553 | nvmdl |
Het verdient de voorkeur om voor de oesofagogastrische anastomose een hechttechniek te gebruiken waarmee ruime ervaring bestaat In de gastro-intestinale chirurgie is de enkelrijige doorlopende Na oesofagusresectie gevolgd door buismaaginterponaat en oesofagogastrische anastomose is een In één gerandomiseerd onderzoek werd een oesofagusresectie met buismaaginterponaat en oesofagogastrische anastomose met en zonder pyloroplastiek vergeleken ### In dit onderzoek werden zowel de vroege als de late resultaten gemeld Het onderzoek liet geen significant voordeel zien met betrekking tot postoperatieve mortaliteit, naadlekkage van de oesofagogastrische anastomose of pulmonale complicaties Eén patiënt overleed aan de complicaties van een lekkage van de pyloroplastiek Twee patiënten ontwikkelden een jaar na de pyloroplastiek een pylorusstenose die operatieve correctie <PERSOON> maagontlediging was beter na pyloroplastiek, maar dit verschil was in dit onderzoek niet significant Significantie op dit punt wordt wel bereikt wanneer de resultaten worden gecombineerd met die van twee andere gerandomiseerde onderzoeken waarbij echter een totale maaginterponaat werd gebruikt ##<DATUM> ### In het onderzoek van Zieren zijn verder nog enkele (niet-significante) nadelen beschreven van de Er is geen duidelijk verschil in het optreden van vroege en late maagontlediging, postoperatieve mortaliteit, naadlekkage van de oesofagogastrische anastomose, pulmonale complicaties en vroege en late maagontledigingsstoornissen tussen het al dan niet verrichten van een pyloroplastiek na een subtotale Het lijkt niet zinvol om routinematig op de zevende postoperatieve dag een contrastfoto ter uitsluiting van naadlekkage van de oesofagogastrostomie te maken Indien er klinische verschijnselen zijn van een Postoperatieve naadlekkage ter plaatse van de oesofagogastrische anastomose is een gevreesde complicatie na oesofagusresectie en reconstructie met potentieel ernstige gevolgen De meeste naadlekkages doen zich in de eerste week postoperatief voor, reden waarom tot dit moment het starten van orale âintake' doorgaans achterwege wordt gelaten om contaminatie van het wondgebied en met name het mediastinum te voorkomen Het doel van een postoperatieve contrastfoto is het vaststellen dan wel uitsluiten van een naadlekkage bij patiënten bij wie tot dat moment geen klinisch evidente lekkage bestond Een postoperatieve foto wordt met waterig contrast gemaakt, omdat bariumsulfaat tot een granulomateuze ontsteking aanleiding zou kunnen geven Dit is echter alleen beschreven voor de peritoneale holte, maar niet voor het mediastinum Echter een contrastfoto kan een naadlekkage ook missen of een lekkage In een <PERSOON> serie, waarin bij ## van de ### patiënten lekkage van de oesofagogastrostomie optrad, toonde een foto met waterig contrast rond de zevende dag postoperatief deze lekkage aan bij ## patiënten Elf hiervan hadden op dat moment geen klinische symptomen Bij slechts # van de ## bleek na een negatieve foto later klinisch toch een fistel op te treden Deze werd met oraal methyleenblauw bevestigd Vier van de ## patiënten hadden vóór de zevende dag al een klinisch manifeste lekkage ### Een foto met bariumsulfaat toonde in de groep patiënten zonder lekkage met een foto met waterig contrast bij ##% alsnog lekkage aan ### Er zijn tot een halfjaar na de foto bij de groep patiënten bij wie met een.
| 568 | nvmdl |
na oesofagusresectie en reconstructie met potentieel ernstige gevolgen De meeste naadlekkages doen zich in de eerste week postoperatief voor, reden waarom tot dit moment het starten van orale âintake' doorgaans achterwege wordt gelaten om contaminatie van het wondgebied en met name het mediastinum te voorkomen Het doel van een postoperatieve contrastfoto is het vaststellen dan wel uitsluiten van een naadlekkage bij patiënten bij wie tot dat moment geen klinisch evidente lekkage bestond Een postoperatieve foto wordt met waterig contrast gemaakt, omdat bariumsulfaat tot een granulomateuze ontsteking aanleiding zou kunnen geven Dit is echter alleen beschreven voor de peritoneale holte, maar niet voor het mediastinum Echter een contrastfoto kan een naadlekkage ook missen of een lekkage In een <PERSOON> serie, waarin bij ## van de ### patiënten lekkage van de oesofagogastrostomie optrad, toonde een foto met waterig contrast rond de zevende dag postoperatief deze lekkage aan bij ## patiënten Elf hiervan hadden op dat moment geen klinische symptomen Bij slechts # van de ## bleek na een negatieve foto later klinisch toch een fistel op te treden Deze werd met oraal methyleenblauw bevestigd Vier van de ## patiënten hadden vóór de zevende dag al een klinisch manifeste lekkage ### Een foto met bariumsulfaat toonde in de groep patiënten zonder lekkage met een foto met waterig contrast bij ##% alsnog lekkage aan ### Er zijn tot een halfjaar na de foto bij de groep patiënten bij wie met een bariumlekkage konden worden toegeschreven In een ander retrospectief onderzoek onder ### nederlandse patiënten met een oesofagogastrostomie in de hals was bij ## patiënten sprake van een klinisch manifeste naadlekkage en bij ## patiënten (##%) trad dit op voor de contrastfoto Het percentage fout-positieve contrastfoto's bedroeg #, het fout-negatieve percentage ##, de sensitiviteit was ##%, specificiteit ##%, positief voorspellende waarde ##% en de negatief voorspellende waarde van de contrastfoto ##% ### In een andere serie van ### patiënten (klinisch lekkage percentage van #%) wordt eveneens een lage sensitiviteit gevonden (##%) en een hoog fout-negatief detectiepercentage (##%) van de contrastfoto in het voorspellen van een klinisch significante lekkage Het betrof anastomosen gelegen in de hals en intra-thoracaal ### Een prospectieve studie naar de waarde van endoscopie, CT-scan en slikfoto voor het vaststellen van een naadlekkage betrof slechts een groep van ## patiënten ### Een positieve slikfoto met waterig contrast voorspelt bij de minderheid van de patiënten een klinisch Een negatieve slikfoto met waterig contrast op de zevende tot tiende dag postoperatief sluit een <PERSOON> ### Een contrastfoto kan mogelijk zowel met waterig contrast als met bariumsulfaat worden uitgevoerd Er zijn geen gerandomiseerde onderzoeken verricht naar het nut van een postoperatieve contrastfoto of het moment waarop deze moet worden gemaakt Er bestaat bij het maken van een contrastfoto een risico Gezien de kans op het optreden van een ipsilateraal nervus recurrensletsel bij een cervicale exploratie en een linkszijdig nervus recurrensletsel bij een linkszijdige thoracale exploratie verdient het aanbeveling om,.
| 619 | nvmdl |
retrospectief onderzoek onder ### nederlandse patiënten met een oesofagogastrostomie in de hals was bij ## patiënten sprake van een klinisch manifeste naadlekkage en bij ## patiënten (##%) trad dit op voor de contrastfoto Het percentage fout-positieve contrastfoto's bedroeg #, het fout-negatieve percentage ##, de sensitiviteit was ##%, specificiteit ##%, positief voorspellende waarde ##% en de negatief voorspellende waarde van de contrastfoto ##% ### In een andere serie van ### patiënten (klinisch lekkage percentage van #%) wordt eveneens een lage sensitiviteit gevonden (##%) en een hoog fout-negatief detectiepercentage (##%) van de contrastfoto in het voorspellen van een klinisch significante lekkage Het betrof anastomosen gelegen in de hals en intra-thoracaal ### Een prospectieve studie naar de waarde van endoscopie, CT-scan en slikfoto voor het vaststellen van een naadlekkage betrof slechts een groep van ## patiënten ### Een positieve slikfoto met waterig contrast voorspelt bij de minderheid van de patiënten een klinisch Een negatieve slikfoto met waterig contrast op de zevende tot tiende dag postoperatief sluit een <PERSOON> ### Een contrastfoto kan mogelijk zowel met waterig contrast als met bariumsulfaat worden uitgevoerd Er zijn geen gerandomiseerde onderzoeken verricht naar het nut van een postoperatieve contrastfoto of het moment waarop deze moet worden gemaakt Er bestaat bij het maken van een contrastfoto een risico Gezien de kans op het optreden van een ipsilateraal nervus recurrensletsel bij een cervicale exploratie en een linkszijdig nervus recurrensletsel bij een linkszijdige thoracale exploratie verdient het aanbeveling om, Preoperatieve controle van de nervus recurrensfunctie met indirecte laryngoscopie kan achterwege worden gelaten Bij een vastgesteld nervus recurrensletsel dient men extra alert te zijn op het optreden van In drie prospectief gerandomiseerde onderzoeken waarin de transhiatale en transthoracale benaderingen om een oesofagusresectie te verrichten werden vergeleken, bestond geen significant verschil in de kans op nervus recurrensletsel tussen beide benaderingen ##<DATUM> ### In een meta-analyse, waarin naast deze onderzoeken ook andere vergelijkende en niet-vergelijkende series betreffende beide benaderingen werden geanalyseerd, bleek er wel een verschil in het nadeel van de transhiatale benadering, maar dit was statistisch niet significant ### In een groot retrospectief onderzoek waarin nervus recurrensletsel door middel van indirecte laryngoscopie werd vastgesteld, bleek het letsel vooral aan de zijde van de cervicale exploratie te bestaan Bij patiënten met een nervus recurrensletsel traden postoperatief meer pulmonale complicaties op; in het bijzonder een toegenomen kans op een re-intubatie of het verrichten van een tracheotomie Er was ook een significant langere duur van beademing en verblijf op de ICU bij patiënten Er is geen verschil tussen de transhiatale of de transthoracale toegangsweg wat betreft de kans op het <PERSOON> ### Bij een letsel van de nervus recurrens treden postoperatief mogelijk meer pulmonale complicaties op, in het bijzonder een toegenomen kans op re-intubatie of tracheotomie Daarnaast worden patiënten met een nervus recurrensletsel mogelijk langduriger beademd en verblijven ze langer op de ICU.
| 590 | nvmdl |
Preoperatieve controle van de nervus recurrensfunctie met indirecte laryngoscopie kan achterwege worden gelaten Bij een vastgesteld nervus recurrensletsel dient men extra alert te zijn op het optreden van In drie prospectief gerandomiseerde onderzoeken waarin de transhiatale en transthoracale benaderingen om een oesofagusresectie te verrichten werden vergeleken, bestond geen significant verschil in de kans op nervus recurrensletsel tussen beide benaderingen ##<DATUM> ### In een meta-analyse, waarin naast deze onderzoeken ook andere vergelijkende en niet-vergelijkende series betreffende beide benaderingen werden geanalyseerd, bleek er wel een verschil in het nadeel van de transhiatale benadering, maar dit was statistisch niet significant ### In een groot retrospectief onderzoek waarin nervus recurrensletsel door middel van indirecte laryngoscopie werd vastgesteld, bleek het letsel vooral aan de zijde van de cervicale exploratie te bestaan Bij patiënten met een nervus recurrensletsel traden postoperatief meer pulmonale complicaties op; in het bijzonder een toegenomen kans op een re-intubatie of het verrichten van een tracheotomie Er was ook een significant langere duur van beademing en verblijf op de ICU bij patiënten Er is geen verschil tussen de transhiatale of de transthoracale toegangsweg wat betreft de kans op het <PERSOON> ### Bij een letsel van de nervus recurrens treden postoperatief mogelijk meer pulmonale complicaties op, in het bijzonder een toegenomen kans op re-intubatie of tracheotomie Daarnaast worden patiënten met een nervus recurrensletsel mogelijk langduriger beademd en verblijven ze langer op de ICU Preoperatieve evaluatie van de nervus recurrensfunctie met laryngoscopie is waarschijnlijk niet zinvol Tijdens een thoracale procedure loopt de linker nervus recurrens gevaar bij exploratie van het aortapulmonale venster en bij dissectie van de linker paratracheale klieren Een nervus recurrensletsel kan asymptomatisch zijn De diagnose kan alleen betrouwbaar met indirecte Wanneer een cervicale en thoracale benadering worden gecombineerd, loopt de nervus recurrens in de hals aan de zijde van de cervicale toegang gevaar, en in de thorax de linker nervus recurrens Bij chylothorax na oesofagusresectie wordt aanbevolen om direct adequate drainage door middel van thoraxdrains te verrichten, aangevuld met adequate voeding Deze bestaat uit long chain triglycerides (LCT)-beperkte en medium chain triglycerides (MCT)-verrijkte enterale voeding Bij onvoldoende effect op de chylusproductie kan achtereenvolgens worden overgegaan op vetarme, semi-elementaire enterale voeding, of totale parenterale voeding (inschakelen dietist, zie richtijn Algemene voedings- en Als na de vijfde dag van het conservatieve beleid een hoge drainproductie () ##ml/kg/dag) persisteert, Vóór de re-exploratie kan LCT-houdend vet (slagroom of koffiemelk) enteraal worden toegediend om de chylusproductie te stimuleren en daardoor de visualisatie van de chyluslekkage te vergemakkelijken Bij re-exploratie moet niet worden gestreefd naar herstel van de ductus thoracicus, maar kan deze caudaal Chyluslekkage na oesofagusresectie openbaart zich als een chylothorax en treedt bij ongeveer #% van de patiënten op Door verlies aan eiwitten, vetten, lymfocyten, vocht, natrium, chloor en vetoplosbare vitaminen kan de voedingstoestand verslechteren, hetgeen kan resulteren in immunologische deficiënties # Bij welke benadering is de kans op postoperatieve chyluslekkage minimaal? #.
| 566 | nvmdl |
laryngoscopie is waarschijnlijk niet zinvol Tijdens een thoracale procedure loopt de linker nervus recurrens gevaar bij exploratie van het aortapulmonale venster en bij dissectie van de linker paratracheale klieren Een nervus recurrensletsel kan asymptomatisch zijn De diagnose kan alleen betrouwbaar met indirecte Wanneer een cervicale en thoracale benadering worden gecombineerd, loopt de nervus recurrens in de hals aan de zijde van de cervicale toegang gevaar, en in de thorax de linker nervus recurrens Bij chylothorax na oesofagusresectie wordt aanbevolen om direct adequate drainage door middel van thoraxdrains te verrichten, aangevuld met adequate voeding Deze bestaat uit long chain triglycerides (LCT)-beperkte en medium chain triglycerides (MCT)-verrijkte enterale voeding Bij onvoldoende effect op de chylusproductie kan achtereenvolgens worden overgegaan op vetarme, semi-elementaire enterale voeding, of totale parenterale voeding (inschakelen dietist, zie richtijn Algemene voedings- en Als na de vijfde dag van het conservatieve beleid een hoge drainproductie () ##ml/kg/dag) persisteert, Vóór de re-exploratie kan LCT-houdend vet (slagroom of koffiemelk) enteraal worden toegediend om de chylusproductie te stimuleren en daardoor de visualisatie van de chyluslekkage te vergemakkelijken Bij re-exploratie moet niet worden gestreefd naar herstel van de ductus thoracicus, maar kan deze caudaal Chyluslekkage na oesofagusresectie openbaart zich als een chylothorax en treedt bij ongeveer #% van de patiënten op Door verlies aan eiwitten, vetten, lymfocyten, vocht, natrium, chloor en vetoplosbare vitaminen kan de voedingstoestand verslechteren, hetgeen kan resulteren in immunologische deficiënties # Bij welke benadering is de kans op postoperatieve chyluslekkage minimaal? # Er zijn geen gerandomiseerde onderzoeken verricht waarin aspecten van chylothorax na oesofagusresectie zijn bestudeerd Er zijn slechts retrospectieve observationele onderzoeken en een Tot voor kort werd de kans op chylothorax na een transhiatale benadering hoger geschat dan na een transthoracale benadering Dit is vooral gebaseerd op een retrospectieve serie van ### patiënten ###, waarvan ## transhiataal en ### transthoracaal werden geopereerd, waarbij respectievelijk <DATUM> en # #% van de patiënten een chylothorax kregen Recentelijk werd echter in een systematische review van de transhiatale versus de transthoracale benadering juist een kleinere kans op chyluslekkage na de transhiatale benadering gevonden Dit werd bevestigd in een gerandomiseerd onderzoek waarin de uitgebreide transthoracale resectie met de transhiatale benadering werd vergeleken ### In het algemeen wordt onmiddellijke drainage van de chylothorax geadviseerd, evenals voedingsondersteuning Parenterale voeding wordt het meest frequent toegepast, al beperkt ook âlong chain triglycerides' (LCT)-vetarme, -vrije enterale voeding chyluslekkage Dieettherapie is gericht op onthouding van LCT-vetzuren Dit zal de flow van lymfe doen afnemen, waardoor de chyluslekkage wordt gereduceerd ##<DATUM> De voeding kan worden verrijkt met âmedium chain triglycerides' (MCT-vetzuren) om de energie-inname veilig te stellen ### MCT-vetzuren zijn in water oplosbaar en worden direct in het portale systeem geabsorbeerd, buiten het lymfatisch systeem om ##<DATUM> Het LCT-beperkt, MCT-verrijkt dieet zou een bevredigend conservatief beleid zijn bij geringe tot matige chyluslekkage ##<DATUM> ##<DATUM> Indien dit onvoldoende effectief blijkt, kan worden overgegaan op een vetarme, semi-elementaire enterale voeding.
| 611 | nvmdl |
waarin aspecten van chylothorax na oesofagusresectie zijn bestudeerd Er zijn slechts retrospectieve observationele onderzoeken en een Tot voor kort werd de kans op chylothorax na een transhiatale benadering hoger geschat dan na een transthoracale benadering Dit is vooral gebaseerd op een retrospectieve serie van ### patiënten ###, waarvan ## transhiataal en ### transthoracaal werden geopereerd, waarbij respectievelijk <DATUM> en # #% van de patiënten een chylothorax kregen Recentelijk werd echter in een systematische review van de transhiatale versus de transthoracale benadering juist een kleinere kans op chyluslekkage na de transhiatale benadering gevonden Dit werd bevestigd in een gerandomiseerd onderzoek waarin de uitgebreide transthoracale resectie met de transhiatale benadering werd vergeleken ### In het algemeen wordt onmiddellijke drainage van de chylothorax geadviseerd, evenals voedingsondersteuning Parenterale voeding wordt het meest frequent toegepast, al beperkt ook âlong chain triglycerides' (LCT)-vetarme, -vrije enterale voeding chyluslekkage Dieettherapie is gericht op onthouding van LCT-vetzuren Dit zal de flow van lymfe doen afnemen, waardoor de chyluslekkage wordt gereduceerd ##<DATUM> De voeding kan worden verrijkt met âmedium chain triglycerides' (MCT-vetzuren) om de energie-inname veilig te stellen ### MCT-vetzuren zijn in water oplosbaar en worden direct in het portale systeem geabsorbeerd, buiten het lymfatisch systeem om ##<DATUM> Het LCT-beperkt, MCT-verrijkt dieet zou een bevredigend conservatief beleid zijn bij geringe tot matige chyluslekkage ##<DATUM> ##<DATUM> Indien dit onvoldoende effectief blijkt, kan worden overgegaan op een vetarme, semi-elementaire enterale voeding aanbeveling Absolute onthouding van orale voeding naast TPV reduceert de chylusproductie maximaal ### Over de effectiviteit van TPV bij chyluslekkage na oesofagusresectie doet de literatuur geen eenduidige Over de medicamenteuze behandeling door middel van sandostatine en etilefrine (een gerapporteerd, zodat het nut van een dergelijke therapie niet is bewezen Er is in de literatuur geen consensus over de behandeling, met name over de keuze tussen een operatieve of conservatieve benadering Eén retrospectieve serie geeft enige basis voor beleid ### Bij ## patiënten uit een groep van ### die na oesofagusresectie een chylothorax ontwikkelden, bleek een conservatief beleid na dag #, wanneer op dat moment nog meer dan ## ml/kg/dag thoraxdrainproductie bestond, geen effect meer te hebben Andere auteurs volgen een direct operatief beleid, maar bereikten geen betere resultaten ##<DATUM> In de eerder genoemde serie van Bolger et al ### werd bij een primair conservatief beleid een Vrijwel alle auteurs maken gebruik van een transthoracale toegangsweg om chyluslekkage te behandelen, zonder hun keuze voor deze benadering te beargumenteren Slechts in één Japanse publicatie wordt gemeld dat de transabdomino-mediastinale benadering goed uitvoerbaar is met relatief weinig risico voor het interponaat De meeste auteurs geven kort voor de re-exploratie enteraal LCT-houdende voeding (koffiemelk of slagroom) om peroperatieve visualisatie van het defect van de ductus thoracicus te vergemakkelijken Herstel van de ductus wordt niet zinvol geacht Lage intrathoracale ligatie van de ductus Er lijkt geen duidelijke relatie te bestaan tussen de toegangsweg voor de oesofagusresectie en de kans op.
| 609 | nvmdl |
de chylusproductie maximaal ### Over de effectiviteit van TPV bij chyluslekkage na oesofagusresectie doet de literatuur geen eenduidige Over de medicamenteuze behandeling door middel van sandostatine en etilefrine (een gerapporteerd, zodat het nut van een dergelijke therapie niet is bewezen Er is in de literatuur geen consensus over de behandeling, met name over de keuze tussen een operatieve of conservatieve benadering Eén retrospectieve serie geeft enige basis voor beleid ### Bij ## patiënten uit een groep van ### die na oesofagusresectie een chylothorax ontwikkelden, bleek een conservatief beleid na dag #, wanneer op dat moment nog meer dan ## ml/kg/dag thoraxdrainproductie bestond, geen effect meer te hebben Andere auteurs volgen een direct operatief beleid, maar bereikten geen betere resultaten ##<DATUM> In de eerder genoemde serie van Bolger et al ### werd bij een primair conservatief beleid een Vrijwel alle auteurs maken gebruik van een transthoracale toegangsweg om chyluslekkage te behandelen, zonder hun keuze voor deze benadering te beargumenteren Slechts in één Japanse publicatie wordt gemeld dat de transabdomino-mediastinale benadering goed uitvoerbaar is met relatief weinig risico voor het interponaat De meeste auteurs geven kort voor de re-exploratie enteraal LCT-houdende voeding (koffiemelk of slagroom) om peroperatieve visualisatie van het defect van de ductus thoracicus te vergemakkelijken Herstel van de ductus wordt niet zinvol geacht Lage intrathoracale ligatie van de ductus Er lijkt geen duidelijke relatie te bestaan tussen de toegangsweg voor de oesofagusresectie en de kans op Er zijn aanwijzingen dat bij postoperative chyluslekkage direct postoperatief moet worden gestart met een long chain triglycerides(LCT)-beperkt en medium chain triglycerides(MCT)-verrijkt dieet Dit blijkt bij geringe <PERSOON> ###; <PERSOON> ###; <PERSOON> parenterale voeding kan worden overwogen wanneer het LCT-beperkt en MCT-verrijkt dieet en de Er zijn aanwijzingen dat wanneer initieel voor een conservatieve behandeling van de chylothorax wordt gekozen en indien op de vijfde dag met dit beleid de totale drainproductie niet is afgenomen tot minder dan Daar de kans op naadstenose iets lager is bij de intrathoracaal gelegde naad in vergelijking met de halsnaad, is een intrathoracale naad te overwegen bij die patiënten bij wie ⢠niet om oncologische redenen een subtotale oesofagectomie met dientengevolge een halsnaad Bij alle overige patiënten wordt een halsnaad aanbevolen, waarbij een gestapelde of een enkelrijige Onder meer het type en de plaats van de anastomose kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van een naadstenose na oesofagusresectie, buismaagreconstructie en oesofagogastrische anastomose Uit een meta-analyse van onderzoeken waarbij de handgelegde versus de mechanisch aangelegde (gestapelde) anastomose werden vergeleken, bleek geen significant verschil tussen beide groepen met betrekking tot de kans op naadstenose ### Twee van de geanalyseerde gerandomiseerde onderzoeken van voldoende omvang ##<DATUM> lieten geen verschil in de kans op naadstenose zien, terwijl een derde gerandomiseerd onderzoek van voldoende omvang ### een hogere kans hierop na een mechanische anastomose liet zien In een prospectief gerandomiseerd onderzoek met als doel de resultaten van de transhiatale en de.
| 578 | nvmdl |
postoperatief moet worden gestart met een long chain triglycerides(LCT)-beperkt en medium chain triglycerides(MCT)-verrijkt dieet Dit blijkt bij geringe <PERSOON> ###; <PERSOON> ###; <PERSOON> parenterale voeding kan worden overwogen wanneer het LCT-beperkt en MCT-verrijkt dieet en de Er zijn aanwijzingen dat wanneer initieel voor een conservatieve behandeling van de chylothorax wordt gekozen en indien op de vijfde dag met dit beleid de totale drainproductie niet is afgenomen tot minder dan Daar de kans op naadstenose iets lager is bij de intrathoracaal gelegde naad in vergelijking met de halsnaad, is een intrathoracale naad te overwegen bij die patiënten bij wie ⢠niet om oncologische redenen een subtotale oesofagectomie met dientengevolge een halsnaad Bij alle overige patiënten wordt een halsnaad aanbevolen, waarbij een gestapelde of een enkelrijige Onder meer het type en de plaats van de anastomose kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van een naadstenose na oesofagusresectie, buismaagreconstructie en oesofagogastrische anastomose Uit een meta-analyse van onderzoeken waarbij de handgelegde versus de mechanisch aangelegde (gestapelde) anastomose werden vergeleken, bleek geen significant verschil tussen beide groepen met betrekking tot de kans op naadstenose ### Twee van de geanalyseerde gerandomiseerde onderzoeken van voldoende omvang ##<DATUM> lieten geen verschil in de kans op naadstenose zien, terwijl een derde gerandomiseerd onderzoek van voldoende omvang ### een hogere kans hierop na een mechanische anastomose liet zien In een prospectief gerandomiseerd onderzoek met als doel de resultaten van de transhiatale en de verhoogde kans op naadstenose gevonden in de groep met de transhiatale benadering en een cervicale In een prospectief gerandomiseerd onderzoek naar een enkele- versus een dubbelrijige cervicale oesofagogastrische anastomose, werd een kleinere kans op een benigne naadstenose gevonden in de groep patiënten waarin deze enkelrijig was gelegd ### Retrospectieve series betreffende oesofagusresectie, buismaagreconstructie en oesofagogastrische anastomose melden een verhoogde incidentie van naadstenose bij een halsnaad ##<DATUM> of bij lekkage van deze halsnaad ##<DATUM> ### Een recente publicatie rapporteert over het mogelijke voordeel van een side-to-side gestapelde anastomose in de hals ten aanzien van het ontstaan van naadstenosen ### In dit onderzoek, waarin alleen klinisch manifeste naadlekkages werden geanalyseerd, bleek een significante verlaging in de kans op naadlekkage in vergelijking met een historische controlegroep van handgelegde cervicale anastomosen Lekkages die alleen op de contrastfoto konden worden aangetoond, of necrose van de buismaag bij intacte anastomose, werden echter niet meegerekend in deze analyse Een significant verschil met de historische controlegroep bleek ook niet wat betreft het aantal noodzakelijke dilataties voor Er is waarschijnlijk geen verschil in het ontstaan van een naadstenose tussen een handgelegde en een mechanisch gelegde (gestapelde) anastomose na subtotale oesofagusresectie, buismaagreconstructie en Een enkelrijige handgelegde cervicale oesofagogastrische anastomose geeft waarschijnlijk minder kans op Er is waarschijnlijk een grotere kans op naadstenose na het leggen van een anastomose in de hals in vergelijking met een anastomose in de thorax na een subtotale oesofagusresectie met Lekkage van de cervicale anastomose na subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie en cervicale anastomose verhoogt waarschijnlijk de kans op naadstenose.
| 571 | nvmdl |
de transhiatale benadering en een cervicale In een prospectief gerandomiseerd onderzoek naar een enkele- versus een dubbelrijige cervicale oesofagogastrische anastomose, werd een kleinere kans op een benigne naadstenose gevonden in de groep patiënten waarin deze enkelrijig was gelegd ### Retrospectieve series betreffende oesofagusresectie, buismaagreconstructie en oesofagogastrische anastomose melden een verhoogde incidentie van naadstenose bij een halsnaad ##<DATUM> of bij lekkage van deze halsnaad ##<DATUM> ### Een recente publicatie rapporteert over het mogelijke voordeel van een side-to-side gestapelde anastomose in de hals ten aanzien van het ontstaan van naadstenosen ### In dit onderzoek, waarin alleen klinisch manifeste naadlekkages werden geanalyseerd, bleek een significante verlaging in de kans op naadlekkage in vergelijking met een historische controlegroep van handgelegde cervicale anastomosen Lekkages die alleen op de contrastfoto konden worden aangetoond, of necrose van de buismaag bij intacte anastomose, werden echter niet meegerekend in deze analyse Een significant verschil met de historische controlegroep bleek ook niet wat betreft het aantal noodzakelijke dilataties voor Er is waarschijnlijk geen verschil in het ontstaan van een naadstenose tussen een handgelegde en een mechanisch gelegde (gestapelde) anastomose na subtotale oesofagusresectie, buismaagreconstructie en Een enkelrijige handgelegde cervicale oesofagogastrische anastomose geeft waarschijnlijk minder kans op Er is waarschijnlijk een grotere kans op naadstenose na het leggen van een anastomose in de hals in vergelijking met een anastomose in de thorax na een subtotale oesofagusresectie met Lekkage van de cervicale anastomose na subtotale oesofagusresectie met buismaagreconstructie en cervicale anastomose verhoogt waarschijnlijk de kans op naadstenose kans op naadstenose ### Het voordeel van deze techniek is onvoldoende statistisch onderbouwd om in De werkgroep raadt af om patiënten met een potentieel resectabel oesofaguscarcinoom voorafgaand aan Preoperatieve radiotherapie wordt toegepast met als doel de tumor te verkleinen en daardoor de resectabiliteit te vergroten Mogelijk zou hierdoor ook de kans op een lokaal recidief verminderen en de overleving verbeteren In een aantal fase II onderzoeken wordt een verbetering van de resectabiliteit van ##-##% en van het aantal radicale resecties geclaimd ##<DATUM> ##<DATUM> In vijf gerandomiseerde onderzoeken werd preoperatieve radiotherapie gevolgd door chirurgie vergeleken met chirurgie alleen ##<DATUM> ##<DATUM> ### Tevens is een meta-analyse van de individuele patiëntendata van deze onderzoeken verricht ### Tabel # (zie bijlage ##) toont een overzicht van de gerandomiseerde onderzoeken en de meta-analyse In geen van de onderzoeken en ook niet in de meta-analyse werd een statistisch significant overlevingsvoordeel aangetoond voor de gecombineerde behandeling ten opzichte van chirurgie alleen Er zijn geen aanwijzingen dat preoperatieve radiotherapie een verbetering van de overleving geeft bij Gemeten naar de huidige maatstaven moet de kwaliteit van vier van de vijf gerandomiseerde onderzoeken als onvoldoende worden beoordeeld Vooral de onderzoeken van Launois en van Gignoux zijn lastig interpreteerbaar ##<DATUM> Het aantal niet-evalueerbare en niet-gereseceerde patiënten is groot en beïnvloedt de resultaten In het onderzoek van Launois ### wordt een hoge fractiedosis van # Gy gegeven, terwijl de totaaldosis bij Gignoux, Arnott en Nygaard aan de lage kant is ##<DATUM> ###.
| 595 | nvmdl |
Het voordeel van deze techniek is onvoldoende statistisch onderbouwd om in De werkgroep raadt af om patiënten met een potentieel resectabel oesofaguscarcinoom voorafgaand aan Preoperatieve radiotherapie wordt toegepast met als doel de tumor te verkleinen en daardoor de resectabiliteit te vergroten Mogelijk zou hierdoor ook de kans op een lokaal recidief verminderen en de overleving verbeteren In een aantal fase II onderzoeken wordt een verbetering van de resectabiliteit van ##-##% en van het aantal radicale resecties geclaimd ##<DATUM> ##<DATUM> In vijf gerandomiseerde onderzoeken werd preoperatieve radiotherapie gevolgd door chirurgie vergeleken met chirurgie alleen ##<DATUM> ##<DATUM> ### Tevens is een meta-analyse van de individuele patiëntendata van deze onderzoeken verricht ### Tabel # (zie bijlage ##) toont een overzicht van de gerandomiseerde onderzoeken en de meta-analyse In geen van de onderzoeken en ook niet in de meta-analyse werd een statistisch significant overlevingsvoordeel aangetoond voor de gecombineerde behandeling ten opzichte van chirurgie alleen Er zijn geen aanwijzingen dat preoperatieve radiotherapie een verbetering van de overleving geeft bij Gemeten naar de huidige maatstaven moet de kwaliteit van vier van de vijf gerandomiseerde onderzoeken als onvoldoende worden beoordeeld Vooral de onderzoeken van Launois en van Gignoux zijn lastig interpreteerbaar ##<DATUM> Het aantal niet-evalueerbare en niet-gereseceerde patiënten is groot en beïnvloedt de resultaten In het onderzoek van Launois ### wordt een hoge fractiedosis van # Gy gegeven, terwijl de totaaldosis bij Gignoux, Arnott en Nygaard aan de lage kant is ##<DATUM> ### Nygaard past de fractionering meer bij hedendaagse radiotherapie ### De postoperatieve mortaliteit in de onderzoeken van Launois, Gignoux en Arnott is respectievelijk ##%, ##% en ##%, duidelijk hoger dan heden ten dage wordt gezien ##<DATUM> ### Gelet op het feit dat gecombineerde preoperatieve chemoradiotherapie tot betere resultaten leidt dan radiotherapie alleen, is het niet waarschijnlijk dat een nieuw fase III onderzoek zal worden opgezet naar de waarde van preoperatieve radiotherapie Overigens zou een dergelijk onderzoek minimaal # ### patiënten moeten includeren om een verschil van circa #% aan te tonen Patiënten met een oesofaguscarcinoom komen niet in aanmerking voor postoperatieve radiotherapie Het doel van postoperatieve radiotherapie is de kans op het krijgen van een lokaal recidief te verminderen, hetgeen mogelijk ook leidt tot een verbetering van de overleving Bij het oesofaguscarcinoom is chirurgie met neoadjuvante chemoradiatie, indien uitvoerbaar, de therapie van keuze Aangezien er een kans op een (microscopisch) irradicale resectie bestaat, is de kans op een lokaal recidief verhoogd Er zijn vier gerandomiseerde onderzoeken uitgevoerd waarbij chirurgie alleen is vergeleken met chirurgie gevolgd door postoperatieve bestraling #<DATUM> #<DATUM> ### Er werd geen statistisch significante verbetering aangetoond in de overleving Wel werd in twee onderzoeken een afname in het voorkomen van een lokaal recidief waargenomen Dit ging echter gepaard met een toename van de morbiditeit en mortaliteit (zie Overwegingen) #<DATUM> In het onderzoek van <PERSOON> werden ### patiënten met een plaveiselcelcarcinoom na een radicale microscopisch complete resectie gerandomiseerd tussen wel of niet postoperatieve.
| 619 | nvmdl |
fractionering meer bij hedendaagse radiotherapie ### De postoperatieve mortaliteit in de onderzoeken van Launois, Gignoux en Arnott is respectievelijk ##%, ##% en ##%, duidelijk hoger dan heden ten dage wordt gezien ##<DATUM> ### Gelet op het feit dat gecombineerde preoperatieve chemoradiotherapie tot betere resultaten leidt dan radiotherapie alleen, is het niet waarschijnlijk dat een nieuw fase III onderzoek zal worden opgezet naar de waarde van preoperatieve radiotherapie Overigens zou een dergelijk onderzoek minimaal # ### patiënten moeten includeren om een verschil van circa #% aan te tonen Patiënten met een oesofaguscarcinoom komen niet in aanmerking voor postoperatieve radiotherapie Het doel van postoperatieve radiotherapie is de kans op het krijgen van een lokaal recidief te verminderen, hetgeen mogelijk ook leidt tot een verbetering van de overleving Bij het oesofaguscarcinoom is chirurgie met neoadjuvante chemoradiatie, indien uitvoerbaar, de therapie van keuze Aangezien er een kans op een (microscopisch) irradicale resectie bestaat, is de kans op een lokaal recidief verhoogd Er zijn vier gerandomiseerde onderzoeken uitgevoerd waarbij chirurgie alleen is vergeleken met chirurgie gevolgd door postoperatieve bestraling #<DATUM> #<DATUM> ### Er werd geen statistisch significante verbetering aangetoond in de overleving Wel werd in twee onderzoeken een afname in het voorkomen van een lokaal recidief waargenomen Dit ging echter gepaard met een toename van de morbiditeit en mortaliteit (zie Overwegingen) #<DATUM> In het onderzoek van <PERSOON> werden ### patiënten met een plaveiselcelcarcinoom na een radicale microscopisch complete resectie gerandomiseerd tussen wel of niet postoperatieve Helaas werd dit onderzoek uitgevoerd zonder âinformed consent' De dosering was ##-## Gy in ## tot ## fracties toegediend in vijf tot zes weken De vijfjaarsoverleving was <DATUM> in de groep met alleen chirurgie en #<DATUM> in de groep met chirurgie gevolgd door postoperatieve radiotherapie Dit verschil was niet significant (p=# #) Vierenvijftig patiënten, die werden gerandomiseerd voor postoperatieve radiotherapie, werden om diverse redenen uiteindelijk niet bestraald en werden buiten de âsurvival'-analyses gehouden Er werd dus geen âintention to treat'-analyse verricht De overleving van deze ## patiënten was overigens ook slechter dan die van de groep die werd gerandomiseerd om niet postoperatief te worden bestraald In subgroepanalyses, uitgevoerd in de groep van patiënten met positieve lymfklieren, werd een bijna significant verschil gevonden in het voordeel van de groep die postoperatief werd bestraald (p=# ###) en een significant verschil in de groep van patiënten met een stadium III-tumor Ook bij deze subgroepanalyses was er geen sprake van âintention to treat'-analyses Postoperatieve radiotherapie bij patiënten met een oesofaguscarcinoom geeft geen verbetering van de <PERSOON> ### De gebruikte bestralingsdosis en het fractioneringschema zijn in het onderzoek van Fok zodanig dat het grotere aantal complicaties en de toename in mortaliteit hierdoor ruimschoots worden verklaard ### Er werden wel minder mediastinale recidieven gezien in de groep niet-curatieve resecties De toename in morbiditeit wordt verklaard door de fractionering, driemaal per week een fractiedosis van <DATUM> Gy, waarvan.
| 622 | nvmdl |
Helaas werd dit onderzoek uitgevoerd zonder âinformed consent' De dosering was ##-## Gy in ## tot ## fracties toegediend in vijf tot zes weken De vijfjaarsoverleving was <DATUM> in de groep met alleen chirurgie en #<DATUM> in de groep met chirurgie gevolgd door postoperatieve radiotherapie Dit verschil was niet significant (p=# #) Vierenvijftig patiënten, die werden gerandomiseerd voor postoperatieve radiotherapie, werden om diverse redenen uiteindelijk niet bestraald en werden buiten de âsurvival'-analyses gehouden Er werd dus geen âintention to treat'-analyse verricht De overleving van deze ## patiënten was overigens ook slechter dan die van de groep die werd gerandomiseerd om niet postoperatief te worden bestraald In subgroepanalyses, uitgevoerd in de groep van patiënten met positieve lymfklieren, werd een bijna significant verschil gevonden in het voordeel van de groep die postoperatief werd bestraald (p=# ###) en een significant verschil in de groep van patiënten met een stadium III-tumor Ook bij deze subgroepanalyses was er geen sprake van âintention to treat'-analyses Postoperatieve radiotherapie bij patiënten met een oesofaguscarcinoom geeft geen verbetering van de <PERSOON> ### De gebruikte bestralingsdosis en het fractioneringschema zijn in het onderzoek van Fok zodanig dat het grotere aantal complicaties en de toename in mortaliteit hierdoor ruimschoots worden verklaard ### Er werden wel minder mediastinale recidieven gezien in de groep niet-curatieve resecties De toename in morbiditeit wordt verklaard door de fractionering, driemaal per week een fractiedosis van <DATUM> Gy, waarvan In het onderzoek van Tenière werden in de groep zonder positieve lymfklieren (n=##) minder lokale recidieven gezien (recidiefvrije vijfjaarsoverleving ##% na postoperatieve radiotherapie versus ##% zonder radiotherapie; p(# ##) ### In het onderzoek van Fok werd in de groep patiënten die een palliatieve resectie hadden ondergaan, een geringer aantal lokale recidieven geconstateerd na postoperatieve radiotherapie in vergelijking met chirurgie alleen (lokaal recidief bij #/## respectievelijk ##/## patiënten; p=# ##) ### Gelet op het feit dat adequate postoperatieve radiotherapie het percentage lokaal recidieven vermindert bij verschillende andere tumoren, zou een dergelijk resultaat bij het oesofaguscarcinoom (waarbij vaak sprake is van een niet-radicale resectie) mogelijk ook te verwachten zijn De onderzoeken schieten tekort in aantallen patiënten en de selectie van patiënten Het feit dat alleen patiënten die een curatieve resectie ondergingen, werden bestudeerd zou een rol kunnen spelen #<DATUM> ### Patiënten met een oesofaguscarcinoom komen niet in aanmerking voor postoperatieve chemotherapie Naast twee onderzoeken waarin zowel pre- als postoperatief chemotherapie werd toegepast #<DATUM> werden er in de geraadpleegde literatuur slechts twee fase III onderzoeken gevonden waarin patiënten met een plaveiselcelcarcinoom van de oesofagus werden gerandomiseerd tussen het wel of niet geven van adjuvante chemotherapie##<DATUM> In beide onderzoeken werd geen statistisch significant verschil in overleving aangetoond Er werden geen fase III onderzoeken gevonden waarin de waarde van postoperatieve chemotherapie alleen bij patiënten met een adenocarcinoom werd onderzocht In het Intergroup-onderzoek werden patiënten met zowel een adenocarcinoom als een plaveiselcelcarcinoom.
| 630 | nvmdl |
In het onderzoek van Tenière werden in de groep zonder positieve lymfklieren (n=##) minder lokale recidieven gezien (recidiefvrije vijfjaarsoverleving ##% na postoperatieve radiotherapie versus ##% zonder radiotherapie; p(# ##) ### In het onderzoek van Fok werd in de groep patiënten die een palliatieve resectie hadden ondergaan, een geringer aantal lokale recidieven geconstateerd na postoperatieve radiotherapie in vergelijking met chirurgie alleen (lokaal recidief bij #/## respectievelijk ##/## patiënten; p=# ##) ### Gelet op het feit dat adequate postoperatieve radiotherapie het percentage lokaal recidieven vermindert bij verschillende andere tumoren, zou een dergelijk resultaat bij het oesofaguscarcinoom (waarbij vaak sprake is van een niet-radicale resectie) mogelijk ook te verwachten zijn De onderzoeken schieten tekort in aantallen patiënten en de selectie van patiënten Het feit dat alleen patiënten die een curatieve resectie ondergingen, werden bestudeerd zou een rol kunnen spelen #<DATUM> ### Patiënten met een oesofaguscarcinoom komen niet in aanmerking voor postoperatieve chemotherapie Naast twee onderzoeken waarin zowel pre- als postoperatief chemotherapie werd toegepast #<DATUM> werden er in de geraadpleegde literatuur slechts twee fase III onderzoeken gevonden waarin patiënten met een plaveiselcelcarcinoom van de oesofagus werden gerandomiseerd tussen het wel of niet geven van adjuvante chemotherapie##<DATUM> In beide onderzoeken werd geen statistisch significant verschil in overleving aangetoond Er werden geen fase III onderzoeken gevonden waarin de waarde van postoperatieve chemotherapie alleen bij patiënten met een adenocarcinoom werd onderzocht In het Intergroup-onderzoek werden patiënten met zowel een adenocarcinoom als een plaveiselcelcarcinoom oesofagusresectie en postoperatieve chemotherapie ### Ook in dit onderzoek werd geen verschil in overleving aangetoond Opgemerkt moet worden dat slechts ##% van de patiënten die in aanmerking kwamen voor postoperatieve chemotherapie met cisplatine en #-fluorouracil, de twee geplande kuren Er zijn geen aanwijzingen dat postoperatieve chemotherapie de overleving van patiënten met een Na een grote ingreep zoals een oesofagusresectie, blijkt dat veel patiënten niet in staat zijn een behandeling met intensieve chemotherapie te ondergaan en dat de geplande dosisintensiteit niet wordt gehaald Derhalve lijkt ook verder onderzoek naar de waarde van postoperatieve chemotherapie niet Chemotherapie kan overwogen worden bij patiënten met een goede performancestatus en beperkte metastasering Voor patiënteninformatie over bijwerkingen van chemotherapie zie (WEBLINK) Chemoradiatie is de behandeling van keuze bij inoperabele patiënten en patiënten met een irresectabel oesofaguscarcinoom indien de algehele conditie van de patiënt dit toelaat Brachytherapie is de behandeling van keuze bij patiënten met dysfagieklachten en een levensverwachting van tenminste drie maanden Een SEMS heeft de voorkeur bij patiënten met een beperkte Binnen deze categorie dient een onderscheid te worden gemaakt tussen volgende groepen patiënten Daarnaast dient een onderscheid te worden gemaakt tussen behandelingen met radiotherapie, chemoradiotherapie en lokaal palliatieve interventies Gezien de invoering van TNM # aan het begin van ### zijn alle studies die voor dit hoofdstuk zijn gebruikt, uitgegaan van de oude TNM classificatie Tevens zal er enige overlap zijn met het hoofdstuk palliatieve zorg aangezien er patiënten uit deze categorie alleen voor palliatie in aanmerking zullen komen.
| 603 | nvmdl |
in dit onderzoek werd geen verschil in overleving aangetoond Opgemerkt moet worden dat slechts ##% van de patiënten die in aanmerking kwamen voor postoperatieve chemotherapie met cisplatine en #-fluorouracil, de twee geplande kuren Er zijn geen aanwijzingen dat postoperatieve chemotherapie de overleving van patiënten met een Na een grote ingreep zoals een oesofagusresectie, blijkt dat veel patiënten niet in staat zijn een behandeling met intensieve chemotherapie te ondergaan en dat de geplande dosisintensiteit niet wordt gehaald Derhalve lijkt ook verder onderzoek naar de waarde van postoperatieve chemotherapie niet Chemotherapie kan overwogen worden bij patiënten met een goede performancestatus en beperkte metastasering Voor patiënteninformatie over bijwerkingen van chemotherapie zie (WEBLINK) Chemoradiatie is de behandeling van keuze bij inoperabele patiënten en patiënten met een irresectabel oesofaguscarcinoom indien de algehele conditie van de patiënt dit toelaat Brachytherapie is de behandeling van keuze bij patiënten met dysfagieklachten en een levensverwachting van tenminste drie maanden Een SEMS heeft de voorkeur bij patiënten met een beperkte Binnen deze categorie dient een onderscheid te worden gemaakt tussen volgende groepen patiënten Daarnaast dient een onderscheid te worden gemaakt tussen behandelingen met radiotherapie, chemoradiotherapie en lokaal palliatieve interventies Gezien de invoering van TNM # aan het begin van ### zijn alle studies die voor dit hoofdstuk zijn gebruikt, uitgegaan van de oude TNM classificatie Tevens zal er enige overlap zijn met het hoofdstuk palliatieve zorg aangezien er patiënten uit deze categorie alleen voor palliatie in aanmerking zullen komen In een aantal gerandomiseerde studies werd radiotherapie vergeleken met chemoradiotherapie als primaire behandeling van patiënten met resectabele tumoren Deze individuele studies hebben niet geleid tot een eensluidende conclusie door kleine patiëntenaantallen en grote heterogeniteit van patiëntenpopulaties en behandelcombinaties In een geüpdatete Cochrane analyse werd in ## RCTs waarin radiotherapie en chemotherapie gelijktijdig werd gegeven, een significant lagere sterfte (HR # ##, ##%CI # ##-# ##), een langere ziektevrije overleving (HR # ##, ##%CI # ##-# ##) en een lagere kans op lokaal recidief (OR # #, ##%CI # ##-# ##) ten gunste van chemoradiatie gevonden ### De trials opgenomen in deze Cochrane analyse includeerden zowel inoperabele patiënten op basis van comorbiditeit als patiënten met irresectabele tumoren Chemoradiatie ging in deze studies wel gepaard met meer toxiciteit hetgeen meegenomen moet worden in de besluitvorming, afhankelijk van co-morbiditeit en Een T#b-oesofaguscarcinoom is een tumor uitgaande van de oesofagus die zich uitbreidt in de aangrenzende structuren, zoals de grote luchtwegen en de aorta Over het algemeen kan men stellen dat de prognose van een patiënt met een T#b-oesofaguscarcinoom slecht is en dat een primaire resectie de Er is een beperkt aantal fase II onderzoeken verricht waarin patiënten met een T#B-oesofaguscarcinoom werden behandeld met radiotherapie alleen, definitieve chemoradiotherapie en inductiechemotherapie gevolgd door definitieve chemoradiotherapie en chemoradiotherapie gevolgd door chirurgie Deze, over het algemeen kleine onderzoeken, zijn onderling moeilijk te vergelijken door de verschillen in selectie van patiënten, heterogeniteit van de behandelde groep (bijvoorbeeld zowel obstruerende T#- als ook Recent zijn twee kleine RCTs gepubliceerd waarbij chemoradiotherapie vergeleken werd met radiotherapie alleen.
| 617 | nvmdl |
chemoradiotherapie als primaire behandeling van patiënten met resectabele tumoren Deze individuele studies hebben niet geleid tot een eensluidende conclusie door kleine patiëntenaantallen en grote heterogeniteit van patiëntenpopulaties en behandelcombinaties In een geüpdatete Cochrane analyse werd in ## RCTs waarin radiotherapie en chemotherapie gelijktijdig werd gegeven, een significant lagere sterfte (HR # ##, ##%CI # ##-# ##), een langere ziektevrije overleving (HR # ##, ##%CI # ##-# ##) en een lagere kans op lokaal recidief (OR # #, ##%CI # ##-# ##) ten gunste van chemoradiatie gevonden ### De trials opgenomen in deze Cochrane analyse includeerden zowel inoperabele patiënten op basis van comorbiditeit als patiënten met irresectabele tumoren Chemoradiatie ging in deze studies wel gepaard met meer toxiciteit hetgeen meegenomen moet worden in de besluitvorming, afhankelijk van co-morbiditeit en Een T#b-oesofaguscarcinoom is een tumor uitgaande van de oesofagus die zich uitbreidt in de aangrenzende structuren, zoals de grote luchtwegen en de aorta Over het algemeen kan men stellen dat de prognose van een patiënt met een T#b-oesofaguscarcinoom slecht is en dat een primaire resectie de Er is een beperkt aantal fase II onderzoeken verricht waarin patiënten met een T#B-oesofaguscarcinoom werden behandeld met radiotherapie alleen, definitieve chemoradiotherapie en inductiechemotherapie gevolgd door definitieve chemoradiotherapie en chemoradiotherapie gevolgd door chirurgie Deze, over het algemeen kleine onderzoeken, zijn onderling moeilijk te vergelijken door de verschillen in selectie van patiënten, heterogeniteit van de behandelde groep (bijvoorbeeld zowel obstruerende T#- als ook Recent zijn twee kleine RCTs gepubliceerd waarbij chemoradiotherapie vergeleken werd met radiotherapie alleen chemoradiotherapiegroep liet een significant betere tweejaarsoverleving en progressievrije overleving zien, In de studie van <PERSOON> werden ### patiënten met een lokaal irresectabel plaveiselcelcarcinoom chemoradiotherapiegroep liet een significant betere mediane overleving zien, ##,# vs #,# maanden (HR # ##, ##% CI, # ##-# ##) Beide studies gingen gepaard met meer toxiciteit in de met chemoradiatie Bij patiënten met een irresectabele tumor waarbij door een zeer goede respons op chemoradiotherapie resectabiliteit wordt bereikt kan alsnog resectie worden overwogen Dit is echter "maatwerk" waar behoudens enkele âcase-reports' geen studies naar zijn gedaan en geen richtlijnen over kunnen worden In de gereviseerde richtlijn worden een aantal palliatieve interventies besproken Voor meer interventies wordt verwezen naar het geactualiseerde hoofdstuk palliatieve zorg en (WEBLINK) Lokale behandeling van dysfagie met stents is een goed bestudeerd onderwerp in de recente medische literatuur Twee systematische reviews vonden een duidelijk voordeel van zelfontplooiende metalen stents Behandeling met SEMS leidt tot een verbetering van de procedure-gerelateerde mortaliteit (OR # ##, ##%CI # ##-# ##), een korter ziekenhuisverblijf en minder majeure bijwerkingen (OR # ##, ##%CI # ##-# ##) ### Dit werd nadien ook bevestigd in een gerandomiseerd onderzoek ### SEMS leiden wel tot meer tumoringroei (OR <DATUM> ##%CI <DATUM> ##) ### Deze tumoringroei is minder uitgesproken bij bedekte dan bij onbedekte SEMS (OR # #, ##%CI # ##-# ##), maar bedekte SEMS gaan gepaard met meer stentmigratie (OR <DATUM> ##%CI # ##-## ##) ### Over de.
| 709 | nvmdl |
een significant betere tweejaarsoverleving en progressievrije overleving zien, In de studie van <PERSOON> werden ### patiënten met een lokaal irresectabel plaveiselcelcarcinoom chemoradiotherapiegroep liet een significant betere mediane overleving zien, ##,# vs #,# maanden (HR # ##, ##% CI, # ##-# ##) Beide studies gingen gepaard met meer toxiciteit in de met chemoradiatie Bij patiënten met een irresectabele tumor waarbij door een zeer goede respons op chemoradiotherapie resectabiliteit wordt bereikt kan alsnog resectie worden overwogen Dit is echter "maatwerk" waar behoudens enkele âcase-reports' geen studies naar zijn gedaan en geen richtlijnen over kunnen worden In de gereviseerde richtlijn worden een aantal palliatieve interventies besproken Voor meer interventies wordt verwezen naar het geactualiseerde hoofdstuk palliatieve zorg en (WEBLINK) Lokale behandeling van dysfagie met stents is een goed bestudeerd onderwerp in de recente medische literatuur Twee systematische reviews vonden een duidelijk voordeel van zelfontplooiende metalen stents Behandeling met SEMS leidt tot een verbetering van de procedure-gerelateerde mortaliteit (OR # ##, ##%CI # ##-# ##), een korter ziekenhuisverblijf en minder majeure bijwerkingen (OR # ##, ##%CI # ##-# ##) ### Dit werd nadien ook bevestigd in een gerandomiseerd onderzoek ### SEMS leiden wel tot meer tumoringroei (OR <DATUM> ##%CI <DATUM> ##) ### Deze tumoringroei is minder uitgesproken bij bedekte dan bij onbedekte SEMS (OR # #, ##%CI # ##-# ##), maar bedekte SEMS gaan gepaard met meer stentmigratie (OR <DATUM> ##%CI # ##-## ##) ### Over de Sreedharan et al vonden in hun Cochrane review geen duidelijke voordelen van anti-reflux stents ten opzichte van klassieke open stents, los van hun effect op refluxklachten ### Dit werd nadien ook bevestigd Er is een groot aantal RCTs verricht met een mix van allerlei lokale behandelmodaliteiten Eventuele verschillen in effectiviteit en toxiciteit zijn vaak klein en duidelijke uitspraken kunnen door de vaak kleine patiëntenaantallen niet worden gedaan De studies waarbij SEMS en brachytherapie werden vergeleken Sreedharan et al includeerden twee gerandomiseerde onderzoeken die brachytherapie vergeleken met SEMS ### Alhoewel SEMS leidt tot een snellere verbetering van dysfagieklachten dan brachytherapie is met brachytherapie de dysfagievrije overleving langer, de kwaliteit van leven beter en de complicatiekans lager De gemiddelde overleving was na beide interventies vergelijkbaar Indien brachytherapie en stentplaatsing niet mogelijk zijn, bijvoorbeeld bij diepe ulceratie of lokatie ten opzicht van de bovenste slokdarmsfincter, is de werkgroep van mening dat uitwendige radiotherapie een rol zou kunnen spelen bij de palliatie van klachten als bloeding of passageklachten Twee gerandomiseerde onderzoeken vergeleken SEMS met lasertherapie ### Hoewel er geen verschil gevonden werd wat betreft blijvende of recurrente dysfagie (OR # ##, ##%CI # <DATUM> , waren er na laserbehandeling meer spoedinterventies nodig voor recurrente dysfagie (OR # ##, ##%CI # ##-# ##) Ook het technische succes was groter met SEMS (OR ## ##, ##%CI # ##-### ##) Er werd geen verschil De Cochrane review van Sreedharan et al rapporteerde vier gerandomiseerde onderzoeken die laser alleen vergeleken met laser en brachytherapie ### De combinatie van laser en brachytherapie resulteerde.
| 705 | nvmdl |
voordelen van anti-reflux stents ten opzichte van klassieke open stents, los van hun effect op refluxklachten ### Dit werd nadien ook bevestigd Er is een groot aantal RCTs verricht met een mix van allerlei lokale behandelmodaliteiten Eventuele verschillen in effectiviteit en toxiciteit zijn vaak klein en duidelijke uitspraken kunnen door de vaak kleine patiëntenaantallen niet worden gedaan De studies waarbij SEMS en brachytherapie werden vergeleken Sreedharan et al includeerden twee gerandomiseerde onderzoeken die brachytherapie vergeleken met SEMS ### Alhoewel SEMS leidt tot een snellere verbetering van dysfagieklachten dan brachytherapie is met brachytherapie de dysfagievrije overleving langer, de kwaliteit van leven beter en de complicatiekans lager De gemiddelde overleving was na beide interventies vergelijkbaar Indien brachytherapie en stentplaatsing niet mogelijk zijn, bijvoorbeeld bij diepe ulceratie of lokatie ten opzicht van de bovenste slokdarmsfincter, is de werkgroep van mening dat uitwendige radiotherapie een rol zou kunnen spelen bij de palliatie van klachten als bloeding of passageklachten Twee gerandomiseerde onderzoeken vergeleken SEMS met lasertherapie ### Hoewel er geen verschil gevonden werd wat betreft blijvende of recurrente dysfagie (OR # ##, ##%CI # <DATUM> , waren er na laserbehandeling meer spoedinterventies nodig voor recurrente dysfagie (OR # ##, ##%CI # ##-# ##) Ook het technische succes was groter met SEMS (OR ## ##, ##%CI # ##-### ##) Er werd geen verschil De Cochrane review van Sreedharan et al rapporteerde vier gerandomiseerde onderzoeken die laser alleen vergeleken met laser en brachytherapie ### De combinatie van laser en brachytherapie resulteerde ##, ##%CI # ##- # ##), maar er werd geen verschil gevonden in technisch succes, proceduregerelateerde sterfte of neveneffecten Ook in vergelijking met brachytherapie alleen of fotodynamische therapie werd geen verschil gevonden voor laserbehandeling alleen In twee gerandomiseerde onderzoeken werd fotodynamische therapie vergeleken met laser ### De verbetering in dysfagieklachten was voor beide interventies gelijk (OR # ##, ##%CI # #<DATUM> , hoewel één onderzoek een langere dysfagievrije overleving vond na fotodynamische therapie Wel ging behandeling met fotodynamische therapie met meer complicaties gepaard, hoewel het verschil statistisch niet significant Fotodynamische therapie werd in één gerandomiseerd onderzoek ook vergeleken met SEMS ### Hoewel er geen verschil was in beide groepen wat betreft verbetering van dysfagieklachten, waren er minder interventies nodig voor recurrente dysfagie met SEMS De levenskwaliteit was wel beter na Behandeling van het lokale recidief wordt onder andere bepaald door de primaire behandeling die patiënten eerder hebben ondergaan Omdat de meeste patiënten tegenwoordig neoadjuvant zijn behandeld met chemoradiotherapie en de lokale recidieven meestal in het bestralingsveld liggen, vervalt in de meeste gevallen de optie voor radiotherapie De behandeling wordt bepaald door klachten en klinische Onderstaande bespreking is ook van toepassing op patiënten die zich primair met gemetastaseerde ziekte presenteren In een Cochrane review werden zeven gerandomiseerde onderzoeken geanalyseerd die carcinoom van de gastro-oesofagale overgang ### Er werd geen duidelijk voordeel gevonden van chemotherapie over ondersteunende zorg, noch van één chemotherapiecombinatie over een andere De.
| 619 | nvmdl |
##%CI # ##- # ##), maar er werd geen verschil gevonden in technisch succes, proceduregerelateerde sterfte of neveneffecten Ook in vergelijking met brachytherapie alleen of fotodynamische therapie werd geen verschil gevonden voor laserbehandeling alleen In twee gerandomiseerde onderzoeken werd fotodynamische therapie vergeleken met laser ### De verbetering in dysfagieklachten was voor beide interventies gelijk (OR # ##, ##%CI # #<DATUM> , hoewel één onderzoek een langere dysfagievrije overleving vond na fotodynamische therapie Wel ging behandeling met fotodynamische therapie met meer complicaties gepaard, hoewel het verschil statistisch niet significant Fotodynamische therapie werd in één gerandomiseerd onderzoek ook vergeleken met SEMS ### Hoewel er geen verschil was in beide groepen wat betreft verbetering van dysfagieklachten, waren er minder interventies nodig voor recurrente dysfagie met SEMS De levenskwaliteit was wel beter na Behandeling van het lokale recidief wordt onder andere bepaald door de primaire behandeling die patiënten eerder hebben ondergaan Omdat de meeste patiënten tegenwoordig neoadjuvant zijn behandeld met chemoradiotherapie en de lokale recidieven meestal in het bestralingsveld liggen, vervalt in de meeste gevallen de optie voor radiotherapie De behandeling wordt bepaald door klachten en klinische Onderstaande bespreking is ook van toepassing op patiënten die zich primair met gemetastaseerde ziekte presenteren In een Cochrane review werden zeven gerandomiseerde onderzoeken geanalyseerd die carcinoom van de gastro-oesofagale overgang ### Er werd geen duidelijk voordeel gevonden van chemotherapie over ondersteunende zorg, noch van één chemotherapiecombinatie over een andere De powered' en verricht in zeer heterogeen samengestelde patiëntenpopulaties Conclusies over de werkzaamheid van chemotherapie bij het gemetastaseerde oesofaguscarcinoom kunnen hier dan ook niet uit worden getrokken In tegenstelling tot het oesofaguscarcinoom zijn bij het gemetastaseerde maagcarcinoom wel een paar RCT's beschikbaar, chemotherapie versus observatie, die een Gegevens betreffende verschillen in effectiviteit tussen de diverse chemotherapieregiems en verschillen in Gegevens uit fase II studies met de nieuwe targetgerichte therapieën zijn beperkt en tot op heden teleurstellend Een recent gerandomiseerd onderzoek vond geen voordeel van de toevoeging van cetuximab aan de combinatie van cisplatinum en #-fluorouracil ### In dit onderzoek werden ## patiënten met een uitgebreid plaveiselcelcarcinoom van de oesofagus gerandomiseerd naar één van beide behandelopties Er werd geen verschil gevonden in behandelrespons of overleving, maar wel een grotere toxiciteit bij de combinatie van cisplatinum, #-fluorouracil en cetuximab Het is aannemelijk dat in geselecteerde patiënten met een irresectabel oesofaguscarcinoom (T#b) en inoperabele patiënten op basis van comorbiditeit chemoradiotherapie een overlevingsvoordeel biedt ten opzichte van radiotherapie alleen, maar dit ten koste van meer toxiciteit Het is aangetoond dat voor de behandeling van dysfagie bij patiënten met een oesofaguscarcinoom SEMS en brachytherapie betere resultaten geven dan laserbehandeling of fotodynamische therapie Ten opzichte van SEMS gaat brachytherapie gepaard met een langere dysfagievrije overleving en een betere Het is aangetoond dat SEMS veiliger en effectiever zijn dan plastic stents Het is aangetoond dat bedekte stents leiden tot minder tumoringroei, maar tot meer stentmigratie dan Het ontbreken van goede RCT's bij patiënten met een gemetastaseerd oesofaguscarcinoom betekent niet.
| 585 | nvmdl |
werkzaamheid van chemotherapie bij het gemetastaseerde oesofaguscarcinoom kunnen hier dan ook niet uit worden getrokken In tegenstelling tot het oesofaguscarcinoom zijn bij het gemetastaseerde maagcarcinoom wel een paar RCT's beschikbaar, chemotherapie versus observatie, die een Gegevens betreffende verschillen in effectiviteit tussen de diverse chemotherapieregiems en verschillen in Gegevens uit fase II studies met de nieuwe targetgerichte therapieën zijn beperkt en tot op heden teleurstellend Een recent gerandomiseerd onderzoek vond geen voordeel van de toevoeging van cetuximab aan de combinatie van cisplatinum en #-fluorouracil ### In dit onderzoek werden ## patiënten met een uitgebreid plaveiselcelcarcinoom van de oesofagus gerandomiseerd naar één van beide behandelopties Er werd geen verschil gevonden in behandelrespons of overleving, maar wel een grotere toxiciteit bij de combinatie van cisplatinum, #-fluorouracil en cetuximab Het is aannemelijk dat in geselecteerde patiënten met een irresectabel oesofaguscarcinoom (T#b) en inoperabele patiënten op basis van comorbiditeit chemoradiotherapie een overlevingsvoordeel biedt ten opzichte van radiotherapie alleen, maar dit ten koste van meer toxiciteit Het is aangetoond dat voor de behandeling van dysfagie bij patiënten met een oesofaguscarcinoom SEMS en brachytherapie betere resultaten geven dan laserbehandeling of fotodynamische therapie Ten opzichte van SEMS gaat brachytherapie gepaard met een langere dysfagievrije overleving en een betere Het is aangetoond dat SEMS veiliger en effectiever zijn dan plastic stents Het is aangetoond dat bedekte stents leiden tot minder tumoringroei, maar tot meer stentmigratie dan Het ontbreken van goede RCT's bij patiënten met een gemetastaseerd oesofaguscarcinoom betekent niet In een gepoolde analyse van vier RCT's waarin ### patiënten met een gemetastaseerd adenocarcinoom van de oesofagus, maag en maag-oesofagus overgang werden gerandomiseerd tussen verschillende chemotherapieregiems werd in een multivariate analyse geen verschil gezien in response rate en overleving aangetoond ### Deze gegevens suggereren dat chemotherapie bij het gemetastaseerde adenocarcinoom van de oesofagus niet minder effectief is dan bij het gemetastaseerde maagcarcinoom <PERSOON> RCT's die een effect van chemotherapie bij het gemetastaseerde oesofaguscarcinoom zouden moeten aantonen ontbreken echter Een studie van Polee onderzocht prognostische/predictieve factoren voor overleving bij ### patiënten met een gemetastaseerd of lokaal gevorderd oesofaguscarcinoom die behandeld zijn met cisplatinum bevattende chemotherapie ### Deze studie toonde in een multivariate analyse aan dat performance status (WHO # vs <DATUM> , uitgebreidheid van ziekte (lokaal irresectabel of beperkte metastasering versus uitgebreide metastasering) en LDH bepalend zijn voor overleving en response op chemotherapie In geselecteerde patiëntengroepen met relatief gunstige prognostische kenmerken (WHO # LDH laag en Patiënten met een irresectabel of inoperabel oesofaguscarcinoom behoren tot een zeer heterogene patiëntengroep waarbij de besluitvorming over chemoradiotherapie en/of lokale interventies wordt bepaald De werkgroep adviseert om patiënten met een oesofaguscarcinoom die niet voor een resectie in aanmerking komen, indien hun conditie dit toelaat, te behandelen met concomitante chemoradiotherapie, Een aantal patiënten met een in principe resectabel oesofaguscarcinoom komt niet voor een resectie in aanmerking vanwege aanwezige comorbiditeit Een groot deel van deze patiënten wordt behandeld met radiotherapie al of niet gecombineerd met chemotherapie met als doel om een langdurige tumorcontrole en palliatie van symptomen te bewerkstelligen en mogelijk zelfs curatie.
| 582 | nvmdl |
waarin ### patiënten met een gemetastaseerd adenocarcinoom van de oesofagus, maag en maag-oesofagus overgang werden gerandomiseerd tussen verschillende chemotherapieregiems werd in een multivariate analyse geen verschil gezien in response rate en overleving aangetoond ### Deze gegevens suggereren dat chemotherapie bij het gemetastaseerde adenocarcinoom van de oesofagus niet minder effectief is dan bij het gemetastaseerde maagcarcinoom <PERSOON> RCT's die een effect van chemotherapie bij het gemetastaseerde oesofaguscarcinoom zouden moeten aantonen ontbreken echter Een studie van Polee onderzocht prognostische/predictieve factoren voor overleving bij ### patiënten met een gemetastaseerd of lokaal gevorderd oesofaguscarcinoom die behandeld zijn met cisplatinum bevattende chemotherapie ### Deze studie toonde in een multivariate analyse aan dat performance status (WHO # vs <DATUM> , uitgebreidheid van ziekte (lokaal irresectabel of beperkte metastasering versus uitgebreide metastasering) en LDH bepalend zijn voor overleving en response op chemotherapie In geselecteerde patiëntengroepen met relatief gunstige prognostische kenmerken (WHO # LDH laag en Patiënten met een irresectabel of inoperabel oesofaguscarcinoom behoren tot een zeer heterogene patiëntengroep waarbij de besluitvorming over chemoradiotherapie en/of lokale interventies wordt bepaald De werkgroep adviseert om patiënten met een oesofaguscarcinoom die niet voor een resectie in aanmerking komen, indien hun conditie dit toelaat, te behandelen met concomitante chemoradiotherapie, Een aantal patiënten met een in principe resectabel oesofaguscarcinoom komt niet voor een resectie in aanmerking vanwege aanwezige comorbiditeit Een groot deel van deze patiënten wordt behandeld met radiotherapie al of niet gecombineerd met chemotherapie met als doel om een langdurige tumorcontrole en palliatie van symptomen te bewerkstelligen en mogelijk zelfs curatie In totaal zijn er tien fase III onderzoeken met concomitante chemoradiotherapie en vijf onderzoeken met sequentiële chemoradiotherapie gepubliceerd #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> ##<DATUM> ### Verder is er een meta-analyse (Cochrane) van deze onderzoeken gepubliceerd ##<DATUM> Twee van de ## onderzoeken zijn niet in de meta-analyse meegenomen één vanwege het feit dat het onderzoek alleen vijf keer in abstractvorm is gepubliceerd ### en één wegens onduidelijkheid over de randomisatieprocedure ### De conclusie van de meta-analyse is dat na concomitante chemoradiotherapie er een significante afname is van de één- en tweejaarsmortaliteit ten opzichte van radiotherapie alleen met een absolute afname van de mortaliteit met #% (##%-BI #-##%) en #% (##%-BI <DATUM> ) respectievelijk Wel gaat een behandeling met chemoradiotherapie met meer toxiciteit gepaard dan een behandeling met radiotherapie alleen Concomitante chemoradiotherapie leidt bij patiënten met een oesofaguscarcinoom, die niet voor een resectie in aanmerking komen vanwege aanwezige comorbiditeit, tot een significant betere lokale controle en overleving vergeleken met radiotherapie alleen Een behandeling met chemoradiotherapie heeft significant meer bijwerkingen dan een behandeling met radiotherapie alleen Bij veel van de genoemde fase III onderzoeken moeten kanttekeningen worden geplaatst, zoals inclusie van slechts een gering aantal patiënten in het onderzoek, stadiëringsprocedures die niet voldoen aan de huidige maatstaven, inclusie van patiënten met een T#-tumor of beperkte lymfogene metastasering tegelijk met patiënten met een tumorstadium T<DATUM> N#-#-M# In een aantal onderzoeken wordt radiotherapie.
| 629 | nvmdl |
totaal zijn er tien fase III onderzoeken met concomitante chemoradiotherapie en vijf onderzoeken met sequentiële chemoradiotherapie gepubliceerd #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> ##<DATUM> ### Verder is er een meta-analyse (Cochrane) van deze onderzoeken gepubliceerd ##<DATUM> Twee van de ## onderzoeken zijn niet in de meta-analyse meegenomen één vanwege het feit dat het onderzoek alleen vijf keer in abstractvorm is gepubliceerd ### en één wegens onduidelijkheid over de randomisatieprocedure ### De conclusie van de meta-analyse is dat na concomitante chemoradiotherapie er een significante afname is van de één- en tweejaarsmortaliteit ten opzichte van radiotherapie alleen met een absolute afname van de mortaliteit met #% (##%-BI #-##%) en #% (##%-BI <DATUM> ) respectievelijk Wel gaat een behandeling met chemoradiotherapie met meer toxiciteit gepaard dan een behandeling met radiotherapie alleen Concomitante chemoradiotherapie leidt bij patiënten met een oesofaguscarcinoom, die niet voor een resectie in aanmerking komen vanwege aanwezige comorbiditeit, tot een significant betere lokale controle en overleving vergeleken met radiotherapie alleen Een behandeling met chemoradiotherapie heeft significant meer bijwerkingen dan een behandeling met radiotherapie alleen Bij veel van de genoemde fase III onderzoeken moeten kanttekeningen worden geplaatst, zoals inclusie van slechts een gering aantal patiënten in het onderzoek, stadiëringsprocedures die niet voldoen aan de huidige maatstaven, inclusie van patiënten met een T#-tumor of beperkte lymfogene metastasering tegelijk met patiënten met een tumorstadium T<DATUM> N#-#-M# In een aantal onderzoeken wordt radiotherapie zijn dan combinaties met bijvoorbeeld cisplatine en #-fluorouracil en radiotherapie In vier onderzoeken worden radiotherapieschema's gebruikt met een onderbreking van drie weken Hierdoor neemt mogelijk de toxiciteit af, maar ook de effectiviteit Tegenwoordig worden dergelijke schema's niet meer gebruikt De conclusie betreffende de biologische effectieve dosis (BED) in de meta-analyse moet voorzichtig worden geïnterpreteerd De patiëntenaantallen en de geringe variatie in BED maken de conclusies betrekkelijk Chemoradiotherapie is een behandeling die met meer toxiciteit gepaard gaat dan radiotherapie alleen In een gerandomiseerd onderzoek (n=###) werd combinatie-chemoradiotherapie tot een dosis van #<DATUM-##> Gy vergeleken met chemoradiotherapie tot een dosis van ## # Gy In de arm met de hogere dosis werd meer toxiciteit waargenomen De overleving was in beide armen gelijk ### Indien er wordt gekozen voor chemoradiotherapie, beveelt de werkgroep een equivalent aan van ## Gy in ## fracties in vijf weken Dit in Voor patiënten bij wie chemoradiotherapie niet mogelijk is, maar bij wie wel een in opzet curatieve bestraling wordt gegeven, beveelt de werkgroep een totale dosisequivalent van ##-## Gy in fracties van # Gy door middel van uitwendige bestraling, of een equivalente dosis door combinatie van in- en uitwendige Het verdient aanbeveling gedurende de behandeling met gecombineerde chemoradiotherapie bij een patiënt met oesofaguscarcinoom de voedselinname te evalueren en zo nodig te starten met Bijwerkingen van gecombineerde chemoradiotherapie zijn onder andere mucositis, misselijkheid, braken en oesofagitis met als gevolg een verminderde voedselinname ##<DATUM-##> Oesofagitis werd in het onderzoek van Jeremic gezien bij ##% van de patiënten Graad #-oesofagitis werd.
| 658 | nvmdl |
In vier onderzoeken worden radiotherapieschema's gebruikt met een onderbreking van drie weken Hierdoor neemt mogelijk de toxiciteit af, maar ook de effectiviteit Tegenwoordig worden dergelijke schema's niet meer gebruikt De conclusie betreffende de biologische effectieve dosis (BED) in de meta-analyse moet voorzichtig worden geïnterpreteerd De patiëntenaantallen en de geringe variatie in BED maken de conclusies betrekkelijk Chemoradiotherapie is een behandeling die met meer toxiciteit gepaard gaat dan radiotherapie alleen In een gerandomiseerd onderzoek (n=###) werd combinatie-chemoradiotherapie tot een dosis van #<DATUM> Gy vergeleken met chemoradiotherapie tot een dosis van ## # Gy In de arm met de hogere dosis werd meer toxiciteit waargenomen De overleving was in beide armen gelijk ### Indien er wordt gekozen voor chemoradiotherapie, beveelt de werkgroep een equivalent aan van ## Gy in ## fracties in vijf weken Dit in Voor patiënten bij wie chemoradiotherapie niet mogelijk is, maar bij wie wel een in opzet curatieve bestraling wordt gegeven, beveelt de werkgroep een totale dosisequivalent van ##-## Gy in fracties van # Gy door middel van uitwendige bestraling, of een equivalente dosis door combinatie van in- en uitwendige Het verdient aanbeveling gedurende de behandeling met gecombineerde chemoradiotherapie bij een patiënt met oesofaguscarcinoom de voedselinname te evalueren en zo nodig te starten met Bijwerkingen van gecombineerde chemoradiotherapie zijn onder andere mucositis, misselijkheid, braken en oesofagitis met als gevolg een verminderde voedselinname ##<DATUM> Oesofagitis werd in het onderzoek van Jeremic gezien bij ##% van de patiënten Graad #-oesofagitis werd De oesofagitis trad in het retrospectieve onderzoek van Safran reeds op gedurende de behandeling en herstelde zich één tot twee weken na afloop van de behandeling De voedselinname kan hierdoor echter dermate worden beperkt dat De samenstelling van de chemotherapiekuren, de interval tussen de toediening van chemotherapie en de radiotherapie en het gebruikte radiotherapieschema (onder andere aantal fracties, fractiedosis, totale dosis, uitgebreidheid van het bestralingsveld) kunnen de ernst van de oesofagitis beïnvloeden evenals de overige bijwerkingen die kunnen optreden als gevolg van gecombineerde chemoradiotherapie ##<DATUM> In het onderzoek van Bozzetti kregen patiënten met passagestoornissen voorafgaande aan de gecombineerde behandeling sondevoeding De overige patiënten namen een normale voeding tot zich Na afloop van het onderzoek kon geen verschil worden aangetoond tussen beide groepen met betrekking tot de tolerantie dan wel respons op de gecombineerde chemo- en radiotherapeutische behandeling, de Sikora volgde een groep van ## patiënten Patiënten bij wie sprake was van een inadequate voedselinname (gedefinieerd als ( # ### kcal op twee achtereenvolgende dagen), kregen totale parenterale voeding (TPV) Degenen bij wie de voedselinname nog voldoende was, werden gestimuleerd energierijke voeding te gebruiken Dertig van de ## patiënten werden uiteindelijk met TPV gevoed en ## van de ## oraal De TPV-groep kon zowel een significant hogere dosering cytostatica als radiatie verdragen Er was echter geen verschil aantoonbaar in behandelingsgerelateerde bijwerkingen, het aantal postoperatieve complicaties, de mortaliteit en de totale opnameduur tussen beide groepen ###.
| 597 | nvmdl |
De oesofagitis trad in het retrospectieve onderzoek van Safran reeds op gedurende de behandeling en herstelde zich één tot twee weken na afloop van de behandeling De voedselinname kan hierdoor echter dermate worden beperkt dat De samenstelling van de chemotherapiekuren, de interval tussen de toediening van chemotherapie en de radiotherapie en het gebruikte radiotherapieschema (onder andere aantal fracties, fractiedosis, totale dosis, uitgebreidheid van het bestralingsveld) kunnen de ernst van de oesofagitis beïnvloeden evenals de overige bijwerkingen die kunnen optreden als gevolg van gecombineerde chemoradiotherapie ##<DATUM> In het onderzoek van Bozzetti kregen patiënten met passagestoornissen voorafgaande aan de gecombineerde behandeling sondevoeding De overige patiënten namen een normale voeding tot zich Na afloop van het onderzoek kon geen verschil worden aangetoond tussen beide groepen met betrekking tot de tolerantie dan wel respons op de gecombineerde chemo- en radiotherapeutische behandeling, de Sikora volgde een groep van ## patiënten Patiënten bij wie sprake was van een inadequate voedselinname (gedefinieerd als ( # ### kcal op twee achtereenvolgende dagen), kregen totale parenterale voeding (TPV) Degenen bij wie de voedselinname nog voldoende was, werden gestimuleerd energierijke voeding te gebruiken Dertig van de ## patiënten werden uiteindelijk met TPV gevoed en ## van de ## oraal De TPV-groep kon zowel een significant hogere dosering cytostatica als radiatie verdragen Er was echter geen verschil aantoonbaar in behandelingsgerelateerde bijwerkingen, het aantal postoperatieve complicaties, de mortaliteit en de totale opnameduur tussen beide groepen ### Gecombineerde chemoradiotherapie kan gepaard gaan met oesofagitis, wat de voedselinname beperkt, Het toedienen van totale parenterale voeding gedurende de behandeling met gecombineerde chemoradiotherapie bij een patiënt met oesofaguscarcinoom resulteert niet in een reductie van mortaliteit, morbiditeit, bijwerkingen en verblijfsduur in het ziekenhuis dan wel op de ICU Bij patiënten ouder dan <LEEFTIJD> jaar die een oesofagusresectie ondergaan, wordt standaard een ECG gemaakt en een Hb-, en creatininebepaling verricht Aanvullend onderzoek gebeurt alleen op indicatie Patiënten die een oesofagusresectie ondergaan hebben vaak een verhoogd perioperatief risico door voorbestaande cardiovasculaire en pulmonale aandoeningen Verder bestaat een kans op ondervoeding en immunodepressie Om deze redenen is een zorgvuldige preoperatieve risicoevaluatie door de anesthesioloog noodzakelijk Het risico voor het optreden van postoperatief delier zal worden gescreend De strategie voor en adequate perioperatieve pijnbestrijding moet van daarvoor al gepland worden Het verrichten van uitgebreid preoperatief onderzoek heeft echter weinig invloed op het perioperatief management van de anesthesioloog en chirurg ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> ### ### Nieuwe studies tonen aan dat de aanvullende waarde van laboratoriumonderzoek en ECG afwezig is ### Recentelijk is een systematische analyse verricht van alle onderzoeken die het preoperatief onderzoek evalueren ### Deze gegevens van het NICE-onderzoek worden in een tabel weergegeven ten opzichte van de richtlijnen zoals opgesteld door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO over preoperatief onderzoek (zie tabel #) ##<DATUM> Op dit moment is een specifieke risicoscore per orgaan systeem door de Nederlandse Vereniging voor Bij patiënten ouder dan <LEEFTIJD> jaar die een oesofagusresectie ondergaan, is preoperatief onderzoek in de vorm.
| 602 | nvmdl |
Het toedienen van totale parenterale voeding gedurende de behandeling met gecombineerde chemoradiotherapie bij een patiënt met oesofaguscarcinoom resulteert niet in een reductie van mortaliteit, morbiditeit, bijwerkingen en verblijfsduur in het ziekenhuis dan wel op de ICU Bij patiënten ouder dan <LEEFTIJD> jaar die een oesofagusresectie ondergaan, wordt standaard een ECG gemaakt en een Hb-, en creatininebepaling verricht Aanvullend onderzoek gebeurt alleen op indicatie Patiënten die een oesofagusresectie ondergaan hebben vaak een verhoogd perioperatief risico door voorbestaande cardiovasculaire en pulmonale aandoeningen Verder bestaat een kans op ondervoeding en immunodepressie Om deze redenen is een zorgvuldige preoperatieve risicoevaluatie door de anesthesioloog noodzakelijk Het risico voor het optreden van postoperatief delier zal worden gescreend De strategie voor en adequate perioperatieve pijnbestrijding moet van daarvoor al gepland worden Het verrichten van uitgebreid preoperatief onderzoek heeft echter weinig invloed op het perioperatief management van de anesthesioloog en chirurg ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> ### ### Nieuwe studies tonen aan dat de aanvullende waarde van laboratoriumonderzoek en ECG afwezig is ### Recentelijk is een systematische analyse verricht van alle onderzoeken die het preoperatief onderzoek evalueren ### Deze gegevens van het NICE-onderzoek worden in een tabel weergegeven ten opzichte van de richtlijnen zoals opgesteld door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO over preoperatief onderzoek (zie tabel #) ##<DATUM> Op dit moment is een specifieke risicoscore per orgaan systeem door de Nederlandse Vereniging voor Bij patiënten ouder dan <LEEFTIJD> jaar die een oesofagusresectie ondergaan, is preoperatief onderzoek in de vorm Bij aanwezigheid van cardiale en/of pulmonale risicofactoren dan wel cardiale en/of pulmonale ziekte wordt dit onderzoek uitgebreid Screening op Zie ook de richtlijn Algemene voedings- en dieetbehandeling van de LWDO Het verdient aanbeveling om reeds in een vroeg stadium bij patiënten met een oesofaguscarcinoom het lichaamsgewicht te controleren, de voedselinname te evalueren en zo nodig te starten met Een combinatie van dysfagie, medicatiegerelateerde anorexie, mucositis, braken en mogelijk een veranderde stofwisseling door de tumor zelf, kan bij de patiënt met een onbehandeld oesofaguscarcinoom resulteren in ernstig gewichtsverlies en ondervoeding ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> ### Gewichtsverlies, als uiting van een afname van zowel âlean body mass' (vetvrije massa) als vetmassa, is aantoonbaar bij ruim ##% van de patiënten en wordt gezien als meest veranderde parameter met betrekking tot de voedingstoestand ### Meunier beschrijft een gewichtsverlies van meer dan ##% binnen zes maanden bij ## van de ## patiënten die een palliatieve operatieve ingreep ondergingen wegens een Het retrospectieve onderzoek van <PERSOON> (n=##) bij ## onbehandelde patiënten met een oesofaguscarcinoom en ## patiënten die vóór het onderzoek reeds enige vorm van behandeling hadden bij #% van de patiënten De aard van gewichtsverlies wordt niet beschreven ### In de westerse wereld behoeft gewichtsdaling niet samen te gaan met ondergewicht; dit door de hoge prevalentie van overgewicht en obesitas ### Ondervoeding bij ziekte, oftewel klinische depletie, wordt gedefinieerd als een tekort aan energie en voedingsstoffen in het lichaam als gevolg van ziekte ### Ondervoeding is een.
| 630 | nvmdl |
Bij aanwezigheid van cardiale en/of pulmonale risicofactoren dan wel cardiale en/of pulmonale ziekte wordt dit onderzoek uitgebreid Screening op Zie ook de richtlijn Algemene voedings- en dieetbehandeling van de LWDO Het verdient aanbeveling om reeds in een vroeg stadium bij patiënten met een oesofaguscarcinoom het lichaamsgewicht te controleren, de voedselinname te evalueren en zo nodig te starten met Een combinatie van dysfagie, medicatiegerelateerde anorexie, mucositis, braken en mogelijk een veranderde stofwisseling door de tumor zelf, kan bij de patiënt met een onbehandeld oesofaguscarcinoom resulteren in ernstig gewichtsverlies en ondervoeding ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> ### Gewichtsverlies, als uiting van een afname van zowel âlean body mass' (vetvrije massa) als vetmassa, is aantoonbaar bij ruim ##% van de patiënten en wordt gezien als meest veranderde parameter met betrekking tot de voedingstoestand ### Meunier beschrijft een gewichtsverlies van meer dan ##% binnen zes maanden bij ## van de ## patiënten die een palliatieve operatieve ingreep ondergingen wegens een Het retrospectieve onderzoek van <PERSOON> (n=##) bij ## onbehandelde patiënten met een oesofaguscarcinoom en ## patiënten die vóór het onderzoek reeds enige vorm van behandeling hadden bij #% van de patiënten De aard van gewichtsverlies wordt niet beschreven ### In de westerse wereld behoeft gewichtsdaling niet samen te gaan met ondergewicht; dit door de hoge prevalentie van overgewicht en obesitas ### Ondervoeding bij ziekte, oftewel klinische depletie, wordt gedefinieerd als een tekort aan energie en voedingsstoffen in het lichaam als gevolg van ziekte ### Ondervoeding is een De daadwerkelijke prevalentie van ondervoeding bij patiënten met een oesofaguscarcinoom is niet bekend Schattingen over de prevalentie van ondervoeding bij patiënten die een gastro-intestinale operatie ondergaan, lopen uiteen van # tot #% ##<DATUM> ##<DATUM> Deze variatie heeft te maken met onduidelijkheden omtrent de definitie Het is niet duidelijk wat precies wordt verstaan onder ondervoeding ### Ondervoeding resulteert in een verminderde immuunrespons, een minder goede darmwerking en barrièrefunctie van de darm, een afname van de haematopoiesis en een afgenomen kwaliteit van leven ##<DATUM> ##<DATUM> ### Preoperatieve ondervoeding gaat samen met een verhoogde postoperatieve morbiditeit en mortaliteit (zie hoofdstuk Eiwit- en energiebehoefte in de postoperatieve fase) ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> Zie Verschillende factoren, onder andere dysfagie, resulteren bij patiënten met een onbehandeld oesofaguscarcinoom in gewichtsverlies en uiteindelijk in ondervoeding door een afname van vetmassa en <PERSOON> ondervoeding gaat postoperatief samen met een verhoogde morbiditeit en mortaliteit Om postoperatieve insulineresistentie tegen te gaan is het zinvol om patiënten tot twee à drie uur voor de operatie intraveneus, oraal of per voedingssonde een glucosehoudende vloeistof toe te dienen Insulineresistentie is van invloed op zowel het glucose-, vet- als eiwitmetabolisme ##<DATUM> Toediening van een koolhydraatoplossing kort voor de operatie wordt in verband gebracht met een minder grote insulineresistentie in de postoperatieve situatie en zou de opnameduur verkorten, van invloed zijn op het.
| 620 | nvmdl |
De daadwerkelijke prevalentie van ondervoeding bij patiënten met een oesofaguscarcinoom is niet bekend Schattingen over de prevalentie van ondervoeding bij patiënten die een gastro-intestinale operatie ondergaan, lopen uiteen van # tot #% ##<DATUM> ##<DATUM> Deze variatie heeft te maken met onduidelijkheden omtrent de definitie Het is niet duidelijk wat precies wordt verstaan onder ondervoeding ### Ondervoeding resulteert in een verminderde immuunrespons, een minder goede darmwerking en barrièrefunctie van de darm, een afname van de haematopoiesis en een afgenomen kwaliteit van leven ##<DATUM> ##<DATUM> ### Preoperatieve ondervoeding gaat samen met een verhoogde postoperatieve morbiditeit en mortaliteit (zie hoofdstuk Eiwit- en energiebehoefte in de postoperatieve fase) ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> Zie Verschillende factoren, onder andere dysfagie, resulteren bij patiënten met een onbehandeld oesofaguscarcinoom in gewichtsverlies en uiteindelijk in ondervoeding door een afname van vetmassa en <PERSOON> ondervoeding gaat postoperatief samen met een verhoogde morbiditeit en mortaliteit Om postoperatieve insulineresistentie tegen te gaan is het zinvol om patiënten tot twee à drie uur voor de operatie intraveneus, oraal of per voedingssonde een glucosehoudende vloeistof toe te dienen Insulineresistentie is van invloed op zowel het glucose-, vet- als eiwitmetabolisme ##<DATUM> Toediening van een koolhydraatoplossing kort voor de operatie wordt in verband gebracht met een minder grote insulineresistentie in de postoperatieve situatie en zou de opnameduur verkorten, van invloed zijn op het Een orale, bij voorkeur polymere, koolhydraatbron tot twee à drie uur voor de operatie zou even effectief zijn als intraveneuze glucosetoediening ### Het ontstaan van insulineresistentie in de postoperatieve fase hangt mede samen met een hypocalorische voeding gedurende meerdere (drie tot zeven) dagen met een Toediening van een orale of intraveneuze koolhydraatrijke oplossing tot twee à drie uur voor de operatie Het verdient aanbeveling bij electieve gastro-intestinale chirurgie terughoudend te zijn met het stimuleren van orale drinkvoeding gezien het gebrek aan aangetoonde effectiviteit In het gerandomiseerde onderzoek van MacFie werd bij ### patiënten die een electieve gastro-intestinale chirurgische ingreep ondergingen, de effectiviteit van bijvoeding geëvalueerd ### Er werden vier subgroepen geformeerd Naast hun gebruikelijke orale voeding, kregen ## patiënten zowel pre- als postoperatief orale drinkvoeding (groep #), ## patiënten alleen preoperatief (groep #) en ## patiënten alleen postoperatief (groep #) Groep # (## patiënten) kreeg geen bijvoeding toegediend De drinkvoeding werd preoperatief gemiddeld ## dagen (#-## dagen) genuttigd en postoperatief gemiddeld # preoperatief respectievelijk ### kcal (#<DATUM> en##,# gram eiwitten Postoperatief bedroeg dit respectievelijk ### kcal (#-###) en #,# gram eiwitten De pre- en/of postoperatieve toediening van orale drinkvoeding bleek niet van invloed te zijn op het gemiddelde perioperatieve gewichtsverlies Tussen de vier patiëntengroepen was geen verschil aantoonbaar in aantal postoperatieve complicaties, mortaliteit, opnameduur, mate van angst of depressie dan wel de mate van activiteit na zes maanden ### In een review van Baldwin naar de effectiviteit van onder andere orale drinkvoeding bij ziektegerelateerde ondervoeding in het algemeen, worden vier onderzoeken vergeleken waarbij patiënten alleen.
| 648 | nvmdl |
uur voor de operatie zou even effectief zijn als intraveneuze glucosetoediening ### Het ontstaan van insulineresistentie in de postoperatieve fase hangt mede samen met een hypocalorische voeding gedurende meerdere (drie tot zeven) dagen met een Toediening van een orale of intraveneuze koolhydraatrijke oplossing tot twee à drie uur voor de operatie Het verdient aanbeveling bij electieve gastro-intestinale chirurgie terughoudend te zijn met het stimuleren van orale drinkvoeding gezien het gebrek aan aangetoonde effectiviteit In het gerandomiseerde onderzoek van MacFie werd bij ### patiënten die een electieve gastro-intestinale chirurgische ingreep ondergingen, de effectiviteit van bijvoeding geëvalueerd ### Er werden vier subgroepen geformeerd Naast hun gebruikelijke orale voeding, kregen ## patiënten zowel pre- als postoperatief orale drinkvoeding (groep #), ## patiënten alleen preoperatief (groep #) en ## patiënten alleen postoperatief (groep #) Groep # (## patiënten) kreeg geen bijvoeding toegediend De drinkvoeding werd preoperatief gemiddeld ## dagen (#-## dagen) genuttigd en postoperatief gemiddeld # preoperatief respectievelijk ### kcal (#<DATUM> en##,# gram eiwitten Postoperatief bedroeg dit respectievelijk ### kcal (#-###) en #,# gram eiwitten De pre- en/of postoperatieve toediening van orale drinkvoeding bleek niet van invloed te zijn op het gemiddelde perioperatieve gewichtsverlies Tussen de vier patiëntengroepen was geen verschil aantoonbaar in aantal postoperatieve complicaties, mortaliteit, opnameduur, mate van angst of depressie dan wel de mate van activiteit na zes maanden ### In een review van Baldwin naar de effectiviteit van onder andere orale drinkvoeding bij ziektegerelateerde ondervoeding in het algemeen, worden vier onderzoeken vergeleken waarbij patiënten alleen Op meetmoment <DATUM> maanden resulteerden voedingsadviezen in combinatie met bijvoeding in een significante gewichtstoename Op meetmoment <DATUM> maanden resulteerde de combinatietherapie in een geringe significante verbetering van de MAMC (bovenarm-spieromtrek) en een significante verbetering van de knijpkracht De mortaliteit in beide groepen was op meetmoment # maanden echter vergelijkbaar### Uit vier andere onderzoeken in deze review waarbij enkel voedingsadviezen worden vergeleken met het drinken van orale bijvoeding (zonder dieetadvisering), bleek op meetmoment # maanden het gebruik van orale drinkvoeding samen te gaan met een significante gewichtstoename en totale energie-inname Dit was echter niet van invloed op de mortaliteit, het aantal ziekenhuisopnamen dan wel een toename van de MAMC, TSF (tricepshuidplooidikte) of knijpkracht Tussen beide groepen was geen significant verschil Perioperatieve orale drinkvoeding bij electieve gastro-intestinale chirurgie gaat gepaard met een toename van de eiwit- en energie-inname en mogelijk met gewichtstoename, maar resulteert niet in een gereduceerde morbiditeit, mortaliteit of een kortere opnameduur Op grond van de beschikbare literatuur is er mogelijk plaats voor het gebruik van immunonutritie in de perioperatieve fase bij stabiele patiënten met een oesofaguscarcinoom Bij ernstig zieke patiënten is terughoudendheid geboden met argininerijke immunonutritie Men spreekt van immunonutritie na toevoeging van een of meer (voedings)stoffen aan orale of enterale voeding Naast een <INSTELLING> voor eiwit en energie zouden immunonutriënten een positief effect hebben op het immuunsysteem ### De meest voorkomende toevoegingen zijn arginine, glutamine, omega-#-vetzuren, In de drie meta-analyses die zijn uitgevoerd, zijn zowel pre- als postoperatieve onderzoeken opgenomen ##<DATUM> ###.
| 652 | nvmdl |
Op meetmoment <DATUM> maanden resulteerden voedingsadviezen in combinatie met bijvoeding in een significante gewichtstoename Op meetmoment <DATUM> maanden resulteerde de combinatietherapie in een geringe significante verbetering van de MAMC (bovenarm-spieromtrek) en een significante verbetering van de knijpkracht De mortaliteit in beide groepen was op meetmoment # maanden echter vergelijkbaar### Uit vier andere onderzoeken in deze review waarbij enkel voedingsadviezen worden vergeleken met het drinken van orale bijvoeding (zonder dieetadvisering), bleek op meetmoment # maanden het gebruik van orale drinkvoeding samen te gaan met een significante gewichtstoename en totale energie-inname Dit was echter niet van invloed op de mortaliteit, het aantal ziekenhuisopnamen dan wel een toename van de MAMC, TSF (tricepshuidplooidikte) of knijpkracht Tussen beide groepen was geen significant verschil Perioperatieve orale drinkvoeding bij electieve gastro-intestinale chirurgie gaat gepaard met een toename van de eiwit- en energie-inname en mogelijk met gewichtstoename, maar resulteert niet in een gereduceerde morbiditeit, mortaliteit of een kortere opnameduur Op grond van de beschikbare literatuur is er mogelijk plaats voor het gebruik van immunonutritie in de perioperatieve fase bij stabiele patiënten met een oesofaguscarcinoom Bij ernstig zieke patiënten is terughoudendheid geboden met argininerijke immunonutritie Men spreekt van immunonutritie na toevoeging van een of meer (voedings)stoffen aan orale of enterale voeding Naast een <INSTELLING> voor eiwit en energie zouden immunonutriënten een positief effect hebben op het immuunsysteem ### De meest voorkomende toevoegingen zijn arginine, glutamine, omega-#-vetzuren, In de drie meta-analyses die zijn uitgevoerd, zijn zowel pre- als postoperatieve onderzoeken opgenomen ##<DATUM> ### Toediening van immunonutriënten rond electieve chirurgische ingrepen gaat samen met een reductie van het aantal infecties (RR # ##, ##%-BI # ##-# ##) en een kortere ziekenhuisopname (-#,## dagen, ##%-BI -# ##-# #) ### De uitkomsten van het gerandomiseerde onderzoek dat is uitgevoerd na publicatie van deze drie meta-analyses, zijn Er is echter literatuur verschenen die het gebruik van argininerijke (enterale) immunonutritie bij ernstig zieke patiënten in verband brengt met een verhoogde mortaliteit door een ongewenste toename van stikstofoxide (NO) ##<DATUM> Zowel in de artikelen als de reviews komt niet duidelijk naar voren hoeveel Het gebruik van immunonutritie in de perioperatieve fase gaat gepaard met een significante afname van het aantal infectieuze complicaties en met een kortere ziekenhuisopname Het gebruik van argininerijke enterale immunonutritie in de perioperatieve fase gaat bij ernstig zieke patiënten mogelijk gepaard met een toename van de mortaliteit In de postoperatieve fase kan men overwegen om gedurende metabole stress te streven naar een inname van #,<DATUM> # gram eiwitten per kilogram actueel lichaamsgewicht per dag en ##-## kcal voor mannen en ##-## kcal voor vrouwen per kilogram actueel lichaamsgewicht per dag Hyperalimentatie dient te worden voorkomen, omdat dit samen kan gaan met metabole ontregelingen Ondervoeding gaat postoperatief samen met een verhoogde morbiditeit en mortaliteit, een langer verblijf op de IC, een slechtere genezing van de cervicale anastomose en een minder goede prognose ##<DATUM> ##<DATUM> ### Het optreden van naadlekkage hangt onder andere samen met ernstige ondervoeding ###.
| 642 | nvmdl |
Toediening van immunonutriënten rond electieve chirurgische ingrepen gaat samen met een reductie van het aantal infecties (RR # ##, ##%-BI # ##-# ##) en een kortere ziekenhuisopname (-#,## dagen, ##%-BI -# ##-# #) ### De uitkomsten van het gerandomiseerde onderzoek dat is uitgevoerd na publicatie van deze drie meta-analyses, zijn Er is echter literatuur verschenen die het gebruik van argininerijke (enterale) immunonutritie bij ernstig zieke patiënten in verband brengt met een verhoogde mortaliteit door een ongewenste toename van stikstofoxide (NO) ##<DATUM> Zowel in de artikelen als de reviews komt niet duidelijk naar voren hoeveel Het gebruik van immunonutritie in de perioperatieve fase gaat gepaard met een significante afname van het aantal infectieuze complicaties en met een kortere ziekenhuisopname Het gebruik van argininerijke enterale immunonutritie in de perioperatieve fase gaat bij ernstig zieke patiënten mogelijk gepaard met een toename van de mortaliteit In de postoperatieve fase kan men overwegen om gedurende metabole stress te streven naar een inname van #,<DATUM> # gram eiwitten per kilogram actueel lichaamsgewicht per dag en ##-## kcal voor mannen en ##-## kcal voor vrouwen per kilogram actueel lichaamsgewicht per dag Hyperalimentatie dient te worden voorkomen, omdat dit samen kan gaan met metabole ontregelingen Ondervoeding gaat postoperatief samen met een verhoogde morbiditeit en mortaliteit, een langer verblijf op de IC, een slechtere genezing van de cervicale anastomose en een minder goede prognose ##<DATUM> ##<DATUM> ### Het optreden van naadlekkage hangt onder andere samen met ernstige ondervoeding ### negatieve stikstofbalans Bij #,<DATUM> # gram eiwit/kg actueel lichaamsgewicht/dag wordt de eiwitsynthese maximaal gestimuleerd Meer dan #,# eiwit/kg lichaamsgewicht/dag zou, door het streven naar evenwicht, resulteren in een toename van de afbraak ### ### De energiebehoefte na de operatie kan op velerlei wijzen worden berekend en benaderd Jolliet stelt de energiebehoefte pragmatisch vast op respectievelijk ##-## en ##-## ânon-protein'-kcal per kilogram actueel Een transthoracale oesofagusresectie met lymfklierdissectie resulteert in een significante toename van de âResting Energy Expenditure' (REE) ten opzichte van de preoperatieve situatie ##<DATUM> De hiervoor beschreven aanbeveling voor eiwitten en energie wordt gehanteerd bij patiënten met een BMI tot ## Voor patiënten met een BMI boven de ## geldt een gecorrigeerde aanbeveling Er dient dan te Overvoeding kan resulteren in complicaties zoals het zogenoemde ârefeeding'-syndroom, hyperglykemie, hypertriglyceridemie en leververvetting ### In de literatuur wordt geen specifiek eiwit- of energieadvies gegeven voor patiënten in de postoperatieve fase na een oesofagusresectie met buismaagreconstructie Naar de voedingsbehoefte van patiënten die een oesofagusresectie met buismaagreconstructie hebben Er zijn aanwijzingen dat preoperatieve ondervoeding postoperatief resulteert in een verhoogde morbiditeit Een oesofagusresectie gaat gepaard met een verhoogde eiwit- en energiebehoefte Het verdient aanbeveling in de postoperatieve fase langdurig het lichaamsgewicht, de voedselinname en de aanwezigheid van aan voeding gerelateerde klachten te evalueren Bij gewichtsverlies, onvoldoende inname en bij klachten, kan door middel van dieetadviezen zo nodig met orale drinkvoeding dan wel (nachtelijke) enterale voeding worden geprobeerd gewichtsverlies te De volgende voedingsgerelateerde klachten na een oesofagusresectie met buismaag reconstructie worden beschreven.
| 662 | nvmdl |
Bij #,<DATUM> # gram eiwit/kg actueel lichaamsgewicht/dag wordt de eiwitsynthese maximaal gestimuleerd Meer dan #,# eiwit/kg lichaamsgewicht/dag zou, door het streven naar evenwicht, resulteren in een toename van de afbraak ### ### De energiebehoefte na de operatie kan op velerlei wijzen worden berekend en benaderd Jolliet stelt de energiebehoefte pragmatisch vast op respectievelijk ##-## en ##-## ânon-protein'-kcal per kilogram actueel Een transthoracale oesofagusresectie met lymfklierdissectie resulteert in een significante toename van de âResting Energy Expenditure' (REE) ten opzichte van de preoperatieve situatie ##<DATUM> De hiervoor beschreven aanbeveling voor eiwitten en energie wordt gehanteerd bij patiënten met een BMI tot ## Voor patiënten met een BMI boven de ## geldt een gecorrigeerde aanbeveling Er dient dan te Overvoeding kan resulteren in complicaties zoals het zogenoemde ârefeeding'-syndroom, hyperglykemie, hypertriglyceridemie en leververvetting ### In de literatuur wordt geen specifiek eiwit- of energieadvies gegeven voor patiënten in de postoperatieve fase na een oesofagusresectie met buismaagreconstructie Naar de voedingsbehoefte van patiënten die een oesofagusresectie met buismaagreconstructie hebben Er zijn aanwijzingen dat preoperatieve ondervoeding postoperatief resulteert in een verhoogde morbiditeit Een oesofagusresectie gaat gepaard met een verhoogde eiwit- en energiebehoefte Het verdient aanbeveling in de postoperatieve fase langdurig het lichaamsgewicht, de voedselinname en de aanwezigheid van aan voeding gerelateerde klachten te evalueren Bij gewichtsverlies, onvoldoende inname en bij klachten, kan door middel van dieetadviezen zo nodig met orale drinkvoeding dan wel (nachtelijke) enterale voeding worden geprobeerd gewichtsverlies te De volgende voedingsgerelateerde klachten na een oesofagusresectie met buismaag reconstructie worden beschreven âdumping'-klachten (vooral bij jongere patiënten en vrouwen), gestoorde maagontlediging, matige voedingstoestand, gewijzigd defecatiepatroon, ontstaan van galstenen en psychosociale klachten met betrekking tot de voeding ##<DATUM> ### ### In de eerste maand na de operatie ervaren patiënten volgens Brooks de meeste problemen, namelijk gebrek aan eetlust, dumping, gewichtsverlies, verandering in de voedselinname en maagdarmklachten ### Na vijf jaar ervaart ##% van de patiënten na operatie nog altijd voedingsgerelateerde klachten ### Volgens enkele auteurs is ##% van de patiënten tien jaar na de operatie niet tevreden over de dagelijkse Een oesofagusresectie gaat gepaard met tal van voedingsgerelateerde klachten, onder andere dysfagie, <PERSOON> ### Het verdient aanbeveling na een oesofagusresectie gebruik te maken van enterale voeding (sondevoeding) Enterale voeding (sondevoeding) is een volwaardig en veilig alternatief voor patiënten bij wie het maagdarmkanaal (gedeeltelijk) functioneert, maar die niet (voldoende) kunnen, mogen of willen eten ##<DATUM> ### Enterale voeding reduceert zowel de metabole respons op stress als de aanmaak van acutefase-eiwitten en wordt gezien als de kunstmatige voeding van eerste keuze ### ##<DATUM> Complicaties van het toedienen van sondevoeding zijn fysiologisch, mechanisch, technisch of infectieus van aard ##<DATUM> ### Het is onduidelijk of het ontbreken van peristaltiek een contra-indicatie is voor enterale In een onderzoek van Parshad werd enterale voeding toegediend aan ## patiënten met een onbehandeld oesofaguscarcinoom Zeventien van hen werden op grond van drie of meer parameters als ondervoed beschouwd.
| 644 | nvmdl |
bij jongere patiënten en vrouwen), gestoorde maagontlediging, matige voedingstoestand, gewijzigd defecatiepatroon, ontstaan van galstenen en psychosociale klachten met betrekking tot de voeding ##<DATUM> ### ### In de eerste maand na de operatie ervaren patiënten volgens Brooks de meeste problemen, namelijk gebrek aan eetlust, dumping, gewichtsverlies, verandering in de voedselinname en maagdarmklachten ### Na vijf jaar ervaart ##% van de patiënten na operatie nog altijd voedingsgerelateerde klachten ### Volgens enkele auteurs is ##% van de patiënten tien jaar na de operatie niet tevreden over de dagelijkse Een oesofagusresectie gaat gepaard met tal van voedingsgerelateerde klachten, onder andere dysfagie, <PERSOON> ### Het verdient aanbeveling na een oesofagusresectie gebruik te maken van enterale voeding (sondevoeding) Enterale voeding (sondevoeding) is een volwaardig en veilig alternatief voor patiënten bij wie het maagdarmkanaal (gedeeltelijk) functioneert, maar die niet (voldoende) kunnen, mogen of willen eten ##<DATUM> ### Enterale voeding reduceert zowel de metabole respons op stress als de aanmaak van acutefase-eiwitten en wordt gezien als de kunstmatige voeding van eerste keuze ### ##<DATUM> Complicaties van het toedienen van sondevoeding zijn fysiologisch, mechanisch, technisch of infectieus van aard ##<DATUM> ### Het is onduidelijk of het ontbreken van peristaltiek een contra-indicatie is voor enterale In een onderzoek van Parshad werd enterale voeding toegediend aan ## patiënten met een onbehandeld oesofaguscarcinoom Zeventien van hen werden op grond van drie of meer parameters als ondervoed beschouwd middenarmspieromtrek, het serumalbumine en stijging van het gewicht bij ##% van de patiënten worden Enterale voeding in de preoperatieve fase resulteert in een minder groot gewichtsverlies en stabiliteit van het totaal eiwit en het serumalbumine, maar draagt niet bij tot een betere respons op (neoadjuvante) chemo- of radiotherapie, een reductie van de postoperatieve morbiditeit, een betere operabiliteit dan wel Enterale voeding in de postoperatieve fase na een oesofagusresectie via een naaldkatheter-jejunostomie of neussonde blijkt een veilige, goedkope methode om patiënten goed te voeden zonder grote complicaties en een nauwelijks langer durende postoperatieve ileus ### Migratie van de sonde, metabole ontregelingen en voedingsgerelateerde maagdarmklachten blijken na de operatie snel en eenvoudig te corrigeren ### Het aantal complicaties met een naaldkatheter-jejunostomie wordt geschat op circa #% ### Mede gezien de prevalentie van ondervoeding bij patiënten met een oesofaguscarcinoom is het van belang na de oesofagusresectie vroeg te starten met enterale voeding ### Vroeg starten met enterale voeding in de postoperatieve situatie wordt in verband gebracht met een minder sterke macro-endocriene katabole respons, een toename van zowel de secretie van IgA als de productie van trofische hormonen, een snellere positieve N-balans, behoud van de darmintegriteit, een snellere wondheling, minder ziekenhuisinfecties en septische complicaties, een toename van de gastro-intestinale enzymen en hormonen, stimulatie van de motiliteit van het maagdarmkanaal, stimulering van de galblaas- en pancreasfunctie, een betere intestinale doorbloeding, een lager totaal bilirubine en minder abdominale klachten ##<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> ### Iedere twee dagen die men op de IC later met voedingstherapie begint,.
| 628 | nvmdl |
bij ##% van de patiënten worden Enterale voeding in de preoperatieve fase resulteert in een minder groot gewichtsverlies en stabiliteit van het totaal eiwit en het serumalbumine, maar draagt niet bij tot een betere respons op (neoadjuvante) chemo- of radiotherapie, een reductie van de postoperatieve morbiditeit, een betere operabiliteit dan wel Enterale voeding in de postoperatieve fase na een oesofagusresectie via een naaldkatheter-jejunostomie of neussonde blijkt een veilige, goedkope methode om patiënten goed te voeden zonder grote complicaties en een nauwelijks langer durende postoperatieve ileus ### Migratie van de sonde, metabole ontregelingen en voedingsgerelateerde maagdarmklachten blijken na de operatie snel en eenvoudig te corrigeren ### Het aantal complicaties met een naaldkatheter-jejunostomie wordt geschat op circa #% ### Mede gezien de prevalentie van ondervoeding bij patiënten met een oesofaguscarcinoom is het van belang na de oesofagusresectie vroeg te starten met enterale voeding ### Vroeg starten met enterale voeding in de postoperatieve situatie wordt in verband gebracht met een minder sterke macro-endocriene katabole respons, een toename van zowel de secretie van IgA als de productie van trofische hormonen, een snellere positieve N-balans, behoud van de darmintegriteit, een snellere wondheling, minder ziekenhuisinfecties en septische complicaties, een toename van de gastro-intestinale enzymen en hormonen, stimulatie van de motiliteit van het maagdarmkanaal, stimulering van de galblaas- en pancreasfunctie, een betere intestinale doorbloeding, een lager totaal bilirubine en minder abdominale klachten ##<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> ### Iedere twee dagen die men op de IC later met voedingstherapie begint, Dit varieert van starten op de verkoeverkamer tot ## uur na de ingreep ##<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> Redenen om langdurig na de operatie te voeden zijn lekkage van de anastomose, aspiratie, anorexie en postoperatieve Het dient aanbeveling om bij het objectiveren van voedings(gerelateerde) problemen gebruik te maken van Preoperatieve toediening van enterale voeding bij patiënten met een oesofaguscarcinoom in een goede voedingstoestand resulteert niet in een betere respons op chemotherapie en/of radiotherapie, een afname Enterale voeding na een oesofagusresectie lijkt een optimale voedingsinname zonder grote metabole Het verdient aanbeveling om in de perioperatieve fase bij patiënten met een oesofaguscarcinoom slechts gebruik te maken van parenterale voeding indien enterale voeding niet mogelijk is Totale parenterale voeding (TPV) is een betrouwbare methode voor de inname van vocht, eiwitten, energie, vitaminen, mineralen en spoorelementen, maar brengt kathetergerelateerde risico's met zich mee ##<DATUM> TPV is niet geïndiceerd bij een intact maagdarmkanaal Er is geen literatuur beschikbaar die de effectiviteit van parenterale voeding laat zien indien deze korter dan zeven dagen wordt gegeven ### Een review die ## RCT's omvat, toont postoperatief geen verschil aan in morbiditeit en mortaliteit tussen patiënten die al dan niet parenteraal werden gevoed na een grote operatie ### Uit de review van Heyland komt niet naar voren hoeveel patiënten met een oesofaguscarcinoom in de analyse zijn opgenomen Perioperatieve TPV reduceert het aantal complicaties met circa ##% bij ernstig ondervoede patiënten Ondervoeding werd in dit onderzoek gedefinieerd als meer dan ##% gewichtsverlies ### TPV resulteerde.
| 622 | nvmdl |
verkoeverkamer tot ## uur na de ingreep ##<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> Redenen om langdurig na de operatie te voeden zijn lekkage van de anastomose, aspiratie, anorexie en postoperatieve Het dient aanbeveling om bij het objectiveren van voedings(gerelateerde) problemen gebruik te maken van Preoperatieve toediening van enterale voeding bij patiënten met een oesofaguscarcinoom in een goede voedingstoestand resulteert niet in een betere respons op chemotherapie en/of radiotherapie, een afname Enterale voeding na een oesofagusresectie lijkt een optimale voedingsinname zonder grote metabole Het verdient aanbeveling om in de perioperatieve fase bij patiënten met een oesofaguscarcinoom slechts gebruik te maken van parenterale voeding indien enterale voeding niet mogelijk is Totale parenterale voeding (TPV) is een betrouwbare methode voor de inname van vocht, eiwitten, energie, vitaminen, mineralen en spoorelementen, maar brengt kathetergerelateerde risico's met zich mee ##<DATUM> TPV is niet geïndiceerd bij een intact maagdarmkanaal Er is geen literatuur beschikbaar die de effectiviteit van parenterale voeding laat zien indien deze korter dan zeven dagen wordt gegeven ### Een review die ## RCT's omvat, toont postoperatief geen verschil aan in morbiditeit en mortaliteit tussen patiënten die al dan niet parenteraal werden gevoed na een grote operatie ### Uit de review van Heyland komt niet naar voren hoeveel patiënten met een oesofaguscarcinoom in de analyse zijn opgenomen Perioperatieve TPV reduceert het aantal complicaties met circa ##% bij ernstig ondervoede patiënten Ondervoeding werd in dit onderzoek gedefinieerd als meer dan ##% gewichtsverlies ### TPV resulteerde Perioperatieve totale parenterale voeding resulteert mogelijk in een gereduceerde morbiditeit bij ernstig Het gebruik van totale parenterale voeding in de postoperatieve fase resulteert niet in een reductie van Selectieve darmdecontaminatie (SDD) kan worden overwogen bij patiënten die een oesofagusresectie De achtergrond van selectieve darmdecontaminatie (SDD) is dat door orale toediening van niet-resorbeerbare antibiotica in de vorm van polymyxine B, amfotericine B en tobramycinepasta tezamen met systemische toediening van cefalosporinen, de Gram-negatieve darmflora en de respiratoire flora in gunstige zin worden beïnvloed en overgroei van gisten zal worden tegengegaan Hierdoor zou er sprake zijn van vermindering van het aantal nosocomiale infecties Verschillende meta-analyses betreffende SDD in de afgelopen tien jaar hebben tot op heden geen doorslaggevend behandelingsadvies laten zien De uitkomsten zijn verschillend, evenals de onderzoeksgroepen en de kwaliteit van de verschillende onderzoeken Vooralsnog is voor patiënten die een oesofagusresectie hebben ondergaan, een reductie van pulmonale infecties aangetoond Er wordt echter geen mortaliteitsreductie waargenomen #<DATUM> #<DATUM> ### Recente gegevens uit twee gerandomiseerde onderzoeken, verricht bij intensive care-patiënten die langer dan ## uur op een IC-afdeling waren opgenomen, laat een mortaliteitsreductie zien bij patiënten die werden behandeld met SDD ### Mits aan de voorwaarden voor het juiste gebruik is voldaan, kan bij patiënten die een oesofagusresectie <PERSOON> ### Er is sprake van slechts twee oudere gerandomiseerde onderzoeken bij patiënten die een oesofagusresectie ondergaan ### ###.
| 589 | nvmdl |
parenterale voeding resulteert mogelijk in een gereduceerde morbiditeit bij ernstig Het gebruik van totale parenterale voeding in de postoperatieve fase resulteert niet in een reductie van Selectieve darmdecontaminatie (SDD) kan worden overwogen bij patiënten die een oesofagusresectie De achtergrond van selectieve darmdecontaminatie (SDD) is dat door orale toediening van niet-resorbeerbare antibiotica in de vorm van polymyxine B, amfotericine B en tobramycinepasta tezamen met systemische toediening van cefalosporinen, de Gram-negatieve darmflora en de respiratoire flora in gunstige zin worden beïnvloed en overgroei van gisten zal worden tegengegaan Hierdoor zou er sprake zijn van vermindering van het aantal nosocomiale infecties Verschillende meta-analyses betreffende SDD in de afgelopen tien jaar hebben tot op heden geen doorslaggevend behandelingsadvies laten zien De uitkomsten zijn verschillend, evenals de onderzoeksgroepen en de kwaliteit van de verschillende onderzoeken Vooralsnog is voor patiënten die een oesofagusresectie hebben ondergaan, een reductie van pulmonale infecties aangetoond Er wordt echter geen mortaliteitsreductie waargenomen #<DATUM> #<DATUM> ### Recente gegevens uit twee gerandomiseerde onderzoeken, verricht bij intensive care-patiënten die langer dan ## uur op een IC-afdeling waren opgenomen, laat een mortaliteitsreductie zien bij patiënten die werden behandeld met SDD ### Mits aan de voorwaarden voor het juiste gebruik is voldaan, kan bij patiënten die een oesofagusresectie <PERSOON> ### Er is sprake van slechts twee oudere gerandomiseerde onderzoeken bij patiënten die een oesofagusresectie ondergaan #<DATUM> selectieve darmdecontaminatie bij IC-patiënten leidt tot een mortaliteitsreductie #<DATUM> #<DATUM> Omdat de subgroep patiënten met operaties voor oesofaguscarcinoom heel klein is, kunnen nog geen definitieve conclusies getrokken worden De preventieve gebruik van selectieve darmdecontiminatie (SDD) bij patiënten met oesofaguscarcinoom die een operatie ondergaan is op dit moment onderwerp van onderzoek Het ontwikkelen van resistentie tegen antibacteriële middelen is een groot probleem in ziekenhuizen De mate van resistentieontwikkeling is een punt van discussie tussen de verschillende wetenschappelijke verenigingen en organisaties die zich bezighouden met antibioticaprofylaxe Vooralsnog lijkt het niet verstandig hier een uitgesproken standpunt over in te nemen Bij patiënten die een oesofagusresectie ondergaan, dient normothermie te worden gehandhaafd, bijvoorbeeld door warmeluchtsystemen en door de toepassing van infusievloeistofverwarming Peroperatieve hypothermie (( ##°C) kan het risico op wondinfecties, bloedingen, cardiale complicaties en een vertraagd herstel verhogen #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> Het is bekend dat patiënten vaak al met een Na de inleiding van de anesthesie vindt redistributie plaats van lichaamswarmte van de kern naar de periferie, met als gevolg dat de kerntemperatuur daalt Daarnaast is er een vermindering van warmteproductie, onder andere door afname van het metabolisme, waardoor de kerntemperatuur verder Hypothermie ontstaat door een combinatie van factoren, zoals door anesthesie geïnduceerde gestoorde hypothermie) en leeftijd De combinatie van epidurale en algehele anesthesie veroorzaakt vasodilatatie, waardoor sterkere afkoeling wordt geïnduceerd #<DATUM> ##<DATUM-##> Verder is het groot wondgebied bij patiënten met open slokdarmoperaties mede verantwoordelijk voor het ontstaan van hypothermie.
| 579 | nvmdl |
### Omdat de subgroep patiënten met operaties voor oesofaguscarcinoom heel klein is, kunnen nog geen definitieve conclusies getrokken worden De preventieve gebruik van selectieve darmdecontiminatie (SDD) bij patiënten met oesofaguscarcinoom die een operatie ondergaan is op dit moment onderwerp van onderzoek Het ontwikkelen van resistentie tegen antibacteriële middelen is een groot probleem in ziekenhuizen De mate van resistentieontwikkeling is een punt van discussie tussen de verschillende wetenschappelijke verenigingen en organisaties die zich bezighouden met antibioticaprofylaxe Vooralsnog lijkt het niet verstandig hier een uitgesproken standpunt over in te nemen Bij patiënten die een oesofagusresectie ondergaan, dient normothermie te worden gehandhaafd, bijvoorbeeld door warmeluchtsystemen en door de toepassing van infusievloeistofverwarming Peroperatieve hypothermie (( ##°C) kan het risico op wondinfecties, bloedingen, cardiale complicaties en een vertraagd herstel verhogen #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> Het is bekend dat patiënten vaak al met een Na de inleiding van de anesthesie vindt redistributie plaats van lichaamswarmte van de kern naar de periferie, met als gevolg dat de kerntemperatuur daalt Daarnaast is er een vermindering van warmteproductie, onder andere door afname van het metabolisme, waardoor de kerntemperatuur verder Hypothermie ontstaat door een combinatie van factoren, zoals door anesthesie geïnduceerde gestoorde hypothermie) en leeftijd De combinatie van epidurale en algehele anesthesie veroorzaakt vasodilatatie, waardoor sterkere afkoeling wordt geïnduceerd #<DATUM> ##<DATUM> Verder is het groot wondgebied bij patiënten met open slokdarmoperaties mede verantwoordelijk voor het ontstaan van hypothermie verlengen door potentiëring van anaesthetica, hemodynamische instabiliteit en het onderdrukken van de Hypothermie verhoogt tevens de kans op cardiale complicaties Postoperatief rillen verhoogt het metabolisme en kan leiden tot een zuurstofgebrek waardoor myocardischemie kan ontstaan ##<DATUM> Het beperken van peroperatieve hypothermie wordt bereikt door zo vroeg mogelijk te beginnen met actieve verwarming van de patiënt, bij voorkeur zodra de patiënt op de operatiekamer arriveert, aangezien dan de initiële redistributie van de lichaamswarmte (die ontstaat na de inductie van de anesthesie) kan worden De methode van opwarmen door middel van warmeluchtsystemen (âforced air'-verwarming) en tevens de toepassing van infusievloeistofverwarming verdient de voorkeur ##<DATUM> Hypothermie bij grote chirurgische ingrepen wordt veroorzaakt door anesthesiegerelateerde vasodilatatie, omgevingstemperatuur, habitus, leeftijd, grootte van de incisie en duur van de ingreep Peroperatieve hypothermie bij grote chirurgische ingrepen kan de kans op bloedingen, wondinfecties, <PERSOON> ### Het beperken van peroperatieve hypothermie bij grote chirurgische ingrepen wordt bereikt door zo vroeg mogelijk te beginnen met actieve verwarming van de patiënt Gedurende de postoperatieve IC-opname van patiënten met een oesofaguscarcinoom die een resectie hebben ondergaan, wordt door middel van insulinetherapie gestreefd naar een bloedglucosewaarde beneden ## mmol/l Hierbij is intensieve glucosecontrole geïndiceerd, aangezien hypoglykemie dient te Er is geen onderzoek verricht naar intensieve insulinetherapie bij patiënten die een oesofagusresectie hebben ondergaan Inmiddels zijn vier RCT´s gedaan over het effect van âintense insulinetherapie' en reductie van infecties (SSI´s) ### ### In één onderzoek wordt een reductie in mortaliteit en SSI´s gezien.
| 599 | nvmdl |
van de Hypothermie verhoogt tevens de kans op cardiale complicaties Postoperatief rillen verhoogt het metabolisme en kan leiden tot een zuurstofgebrek waardoor myocardischemie kan ontstaan ##<DATUM> Het beperken van peroperatieve hypothermie wordt bereikt door zo vroeg mogelijk te beginnen met actieve verwarming van de patiënt, bij voorkeur zodra de patiënt op de operatiekamer arriveert, aangezien dan de initiële redistributie van de lichaamswarmte (die ontstaat na de inductie van de anesthesie) kan worden De methode van opwarmen door middel van warmeluchtsystemen (âforced air'-verwarming) en tevens de toepassing van infusievloeistofverwarming verdient de voorkeur ##<DATUM> Hypothermie bij grote chirurgische ingrepen wordt veroorzaakt door anesthesiegerelateerde vasodilatatie, omgevingstemperatuur, habitus, leeftijd, grootte van de incisie en duur van de ingreep Peroperatieve hypothermie bij grote chirurgische ingrepen kan de kans op bloedingen, wondinfecties, <PERSOON> ### Het beperken van peroperatieve hypothermie bij grote chirurgische ingrepen wordt bereikt door zo vroeg mogelijk te beginnen met actieve verwarming van de patiënt Gedurende de postoperatieve IC-opname van patiënten met een oesofaguscarcinoom die een resectie hebben ondergaan, wordt door middel van insulinetherapie gestreefd naar een bloedglucosewaarde beneden ## mmol/l Hierbij is intensieve glucosecontrole geïndiceerd, aangezien hypoglykemie dient te Er is geen onderzoek verricht naar intensieve insulinetherapie bij patiënten die een oesofagusresectie hebben ondergaan Inmiddels zijn vier RCT´s gedaan over het effect van âintense insulinetherapie' en reductie van infecties (SSI´s) ### ### In één onderzoek wordt een reductie in mortaliteit en SSI´s gezien van intense insulinetherapie versus standaardtherapie (streefwaarde ( ## mmol/l) werd aangetoond ### Er zijn aanwijzingen dat het voorkómen van hyper- en hypoglykaemie de mortaliteit bij IC-patiënten reduceert Hierbij dient te worden gestreefd naar een bloedglucosewaarde ( ## mmol/l Intraveneuze insulinetherapie is superieur in vergelijking met subcutane toediening van insuline <PERSOON> ### De morbiditeits- en mortaliteitsreductie bij intensieve insulinetherapie is niet separaat onderzocht bij patiënten die een oesofagusresectie ondergaan De bestaande literatuur toont aan dat intensieve insulinetherapie (streefwaarde ( <DATUM> mmol/l) geen voordeel oplevert in vergelijking met standaard Peroperatief dient men de verliezen van verdamping, bloedverlies en urine als voornaamste oorzaken van vochtverlies te compenseren in een combinatie van kristalloïden en colloïden en zo nodig Indien een stollingsparameter (APTT dan wel PTT) met ) #,#x de referentiewaarde is verlengd, dient Bij een Hb ( #,#-#,# mmol/l peroperatief begint men met transfusie tenzij er indicaties zijn om de Bij een trombocytopenie ( ##-## (x ##,#/l) kan overwogen worden om trombocyten toe te dienen Slechts enkele kleine onderzoeken kijken specifiek naar het vochtbeleid tijdens oesofagusresecties Het doel van het vochtbeleid is het handhaven van normovolemie, hemodynamische stabiliteit, adequate perfusie en cellulaire oxygenatie De meest essentiële functie van de circulatie is het transport van zuurstof De basale vocht- en elektrolytenbehoefte verhoudt zich tot de mate van metabolisme Verliezen en tekorten die ontstaan in de perioperatieve periode, worden aangevuld Hypovolemie gedurende de perioperatieve periode wordt geassocieerd met verhoogde morbiditeit en.
| 610 | nvmdl |
versus standaardtherapie (streefwaarde ( ## mmol/l) werd aangetoond ### Er zijn aanwijzingen dat het voorkómen van hyper- en hypoglykaemie de mortaliteit bij IC-patiënten reduceert Hierbij dient te worden gestreefd naar een bloedglucosewaarde ( ## mmol/l Intraveneuze insulinetherapie is superieur in vergelijking met subcutane toediening van insuline <PERSOON> ### De morbiditeits- en mortaliteitsreductie bij intensieve insulinetherapie is niet separaat onderzocht bij patiënten die een oesofagusresectie ondergaan De bestaande literatuur toont aan dat intensieve insulinetherapie (streefwaarde ( <DATUM> mmol/l) geen voordeel oplevert in vergelijking met standaard Peroperatief dient men de verliezen van verdamping, bloedverlies en urine als voornaamste oorzaken van vochtverlies te compenseren in een combinatie van kristalloïden en colloïden en zo nodig Indien een stollingsparameter (APTT dan wel PTT) met ) #,#x de referentiewaarde is verlengd, dient Bij een Hb ( #,#-#,# mmol/l peroperatief begint men met transfusie tenzij er indicaties zijn om de Bij een trombocytopenie ( ##-## (x ##,#/l) kan overwogen worden om trombocyten toe te dienen Slechts enkele kleine onderzoeken kijken specifiek naar het vochtbeleid tijdens oesofagusresecties Het doel van het vochtbeleid is het handhaven van normovolemie, hemodynamische stabiliteit, adequate perfusie en cellulaire oxygenatie De meest essentiële functie van de circulatie is het transport van zuurstof De basale vocht- en elektrolytenbehoefte verhoudt zich tot de mate van metabolisme Verliezen en tekorten die ontstaan in de perioperatieve periode, worden aangevuld Hypovolemie gedurende de perioperatieve periode wordt geassocieerd met verhoogde morbiditeit en orgaandisfunctie en verlengd ziekenhuisverblijf ##<DATUM> Recentelijk is een aantal onderzoeken gepubliceerd waarin een restrictief perioperatief vochtbeleid werd bestudeerd In twee onderzoeken werd een sneller herstel van de darmfunctie en daardoor een korter ziekenhuisverblijf gezien bij patiënten die colorectale chirurgie ondergingen ##<DATUM> In een studie wordt aangetoond dat een restrictief vochtbeleid bij patiënten met oesofagusresectie de kans op pulmonale complicaties verlaagt ### Tijdens de intraoperatieve fase wordt vocht toegediend ter compensatie van het preoperatieve vochttekort en de cardiovasculaire effecten van de anesthesie ##<DATUM> Bloed-/plasmaverlies kan worden gecompenseerd door een (circa) <DATUM> verhouding met colloïden of <DATUM> tot <DATUM> ratio met kristalloïden Bij het toedienen van grote hoeveelheden kristalloïden is de oedeemvorming groter dan bij het gebruik van De keuze van infusievloeistoffen kan worden onderverdeeld in bloedproducten, kristalloïden en colloïden Verschillende review-artikelen hebben tot op heden niet aangetoond dat colloïden superieur zijn ten opzichte van kristalloïden ### Inmiddels is een nieuwe cochrane review beschikbaar (###) Colloïden zijn te verdelen in gelatinen, dextranen, hydroxyethylzetmelen en albuminen Gelatinen zijn relatief kortwerkende plasmavervangers (halfwaardetijd twee tot vier uur) Men moet rekening houden met invloed op de hemostase (factor VIII daalt) ##<DATUM> eventueel mogelijke overdracht van prionen Hydroxyethylzetmelen (HES) zijn polydispers en hebben grote variëteit in molecuulgewicht en substitutiegraad, waardoor er verschillen zijn ten aanzien van de werking, halfwaardetijd en bijwerkingen Hoe groter het molecuulgewicht, des te meer invloed op de hemostase (verlaging van factor VIII/von Willebrand).
| 619 | nvmdl |
verlengd ziekenhuisverblijf ##<DATUM> Recentelijk is een aantal onderzoeken gepubliceerd waarin een restrictief perioperatief vochtbeleid werd bestudeerd In twee onderzoeken werd een sneller herstel van de darmfunctie en daardoor een korter ziekenhuisverblijf gezien bij patiënten die colorectale chirurgie ondergingen ##<DATUM> In een studie wordt aangetoond dat een restrictief vochtbeleid bij patiënten met oesofagusresectie de kans op pulmonale complicaties verlaagt ### Tijdens de intraoperatieve fase wordt vocht toegediend ter compensatie van het preoperatieve vochttekort en de cardiovasculaire effecten van de anesthesie ##<DATUM> Bloed-/plasmaverlies kan worden gecompenseerd door een (circa) <DATUM> verhouding met colloïden of <DATUM> tot <DATUM> ratio met kristalloïden Bij het toedienen van grote hoeveelheden kristalloïden is de oedeemvorming groter dan bij het gebruik van De keuze van infusievloeistoffen kan worden onderverdeeld in bloedproducten, kristalloïden en colloïden Verschillende review-artikelen hebben tot op heden niet aangetoond dat colloïden superieur zijn ten opzichte van kristalloïden ### Inmiddels is een nieuwe cochrane review beschikbaar (###) Colloïden zijn te verdelen in gelatinen, dextranen, hydroxyethylzetmelen en albuminen Gelatinen zijn relatief kortwerkende plasmavervangers (halfwaardetijd twee tot vier uur) Men moet rekening houden met invloed op de hemostase (factor VIII daalt) ##<DATUM> eventueel mogelijke overdracht van prionen Hydroxyethylzetmelen (HES) zijn polydispers en hebben grote variëteit in molecuulgewicht en substitutiegraad, waardoor er verschillen zijn ten aanzien van de werking, halfwaardetijd en bijwerkingen Hoe groter het molecuulgewicht, des te meer invloed op de hemostase (verlaging van factor VIII/von Willebrand) Albumine is een gepasteuriseerde oplossing van plasma-albumine bereid uit humaan bloed Overdracht van infecties is niet beschreven, maar is theoretisch mogelijk Het middel is niet effectiever in het handhaven van de colloïd-osmotische druk (COD) dan synthetische colloïden, maar wel een stuk duurder Bij het gebruik van colloïden dient men de nierfunctie te controleren Acuut nierfalen is beschreven bij met name patiënten die al gedehydreerd waren, latente nierinsufficiëntie hadden en over het algemeen in een slechte conditie waren In een studie is inmiddels beschreven dat nierfalen vaker bij het gebruik van HES in Patiënten met bloedgroep O kunnen eerder een vermindering van de von Willebrand-factor krijgen bij gebruik van colloïden, waardoor men bij deze groep patiënten voorzichtiger moet zijn met colloïden ### Het gebruik van adequate hoeveelheden van colloïden en kristalloïden perioperatief verbetert mogelijk de <PERSOON> van de soort toegediende colloïden kan een teveel hiervan de stolling ongunstig beïnvloeden Een restrictief perioperatief vochtbeleid zou mogelijk leiden tot een sneller herstel van de darmfunctie Thoracale epidurale analgesie is aan te bevelen bij patiënten die een (thoraco-)abdominale oesofagusresectie ondergaan, omdat hiermee een betere pijnstilling wordt bereikt en het percentage De voor de oesofagusresectie belangrijkste meta-analyses naar optimalisering van de perioperatieve analgesie betreffen steeds analyses van gerandomiseerde onderzoeken die naast pijn tevens een groot aantal andere factoren analyseren bij âgrote abdominale chirurgie', waarbij onder andere patiënten die een oesofagusresectie ondergingen, werden geïncludeerd De meta-analyses laten zien dat een thoracale.
| 595 | nvmdl |
humaan bloed Overdracht van infecties is niet beschreven, maar is theoretisch mogelijk Het middel is niet effectiever in het handhaven van de colloïd-osmotische druk (COD) dan synthetische colloïden, maar wel een stuk duurder Bij het gebruik van colloïden dient men de nierfunctie te controleren Acuut nierfalen is beschreven bij met name patiënten die al gedehydreerd waren, latente nierinsufficiëntie hadden en over het algemeen in een slechte conditie waren In een studie is inmiddels beschreven dat nierfalen vaker bij het gebruik van HES in Patiënten met bloedgroep O kunnen eerder een vermindering van de von Willebrand-factor krijgen bij gebruik van colloïden, waardoor men bij deze groep patiënten voorzichtiger moet zijn met colloïden ### Het gebruik van adequate hoeveelheden van colloïden en kristalloïden perioperatief verbetert mogelijk de <PERSOON> van de soort toegediende colloïden kan een teveel hiervan de stolling ongunstig beïnvloeden Een restrictief perioperatief vochtbeleid zou mogelijk leiden tot een sneller herstel van de darmfunctie Thoracale epidurale analgesie is aan te bevelen bij patiënten die een (thoraco-)abdominale oesofagusresectie ondergaan, omdat hiermee een betere pijnstilling wordt bereikt en het percentage De voor de oesofagusresectie belangrijkste meta-analyses naar optimalisering van de perioperatieve analgesie betreffen steeds analyses van gerandomiseerde onderzoeken die naast pijn tevens een groot aantal andere factoren analyseren bij âgrote abdominale chirurgie', waarbij onder andere patiënten die een oesofagusresectie ondergingen, werden geïncludeerd De meta-analyses laten zien dat een thoracale In een groot multicentrisch onderzoek werden ### patiënten gerandomiseerd die een verhoogd operatierisico hadden voor een grote abdominale operatie, inclusief ## oesofagusresecties Daarbij werden epidurale opiaten vergeleken met intraveneuze opiaten In dit zogenaamde MASTER-onderzoek werd een significante vermindering van pijn gezien gedurende de eerste drie dagen na operatie en een significante vermindering van pulmonale insufficiëntie, namelijk ##% versus ##% ten gunste van de epidurale anesthesie Er werd geen verschil gezien in postoperatieve mortaliteit ### Uit het bovengenoemde MASTER-onderzoek werden specifieke subgroepen, waaronder patiënten met een verhoogde kans op postoperatieve respiratoire en cardiale complicaties, nader geanalyseerd om te bepalen welke patiënten het meest gebaat zouden zijn bij epidurale analgesie Het enige significante verschil betrof de vermindering van pulmonale insufficiëntie ten gunste van de epidurale anesthesie In deze subgroepanalyse werden geen aanwijzingen gevonden dat perioperatieve epidurale analgesie de morbiditeit en mortaliteit na grote abdominale chirurgie beïnvloedt ### includeerden diverse grote operaties, inclusief de oesofagusresectie Hoewel de resultaten dus niet direct van toepassing zijn op de oesofagusresectie, mogen toch voorzichtige conclusies ten aanzien van de In de Veterans Administration Medical Centre Study werden # ### patiënten die aorta-, maag-, galweg-, of colonchirurgie ondergingen, gerandomiseerd tussen algehele anesthesie en postoperatieve intraveneuze opiaten versus âlichte' algehele anesthesie gecombineerd met perioperatieve epidurale pijntherapie Eindpunten in het onderzoek waren overlijden en ernstige complicaties alsmede postoperatieve analgesie, mobilisatie en opnameduur Er waren operatieafhankelijke verschillen in resultaten, doch âoverall' bleek epidurale anesthesie een significant betere vorm van pijnbestrijding Hoewel in dit onderzoek geen.
| 582 | nvmdl |
gerandomiseerd die een verhoogd operatierisico hadden voor een grote abdominale operatie, inclusief ## oesofagusresecties Daarbij werden epidurale opiaten vergeleken met intraveneuze opiaten In dit zogenaamde MASTER-onderzoek werd een significante vermindering van pijn gezien gedurende de eerste drie dagen na operatie en een significante vermindering van pulmonale insufficiëntie, namelijk ##% versus ##% ten gunste van de epidurale anesthesie Er werd geen verschil gezien in postoperatieve mortaliteit ### Uit het bovengenoemde MASTER-onderzoek werden specifieke subgroepen, waaronder patiënten met een verhoogde kans op postoperatieve respiratoire en cardiale complicaties, nader geanalyseerd om te bepalen welke patiënten het meest gebaat zouden zijn bij epidurale analgesie Het enige significante verschil betrof de vermindering van pulmonale insufficiëntie ten gunste van de epidurale anesthesie In deze subgroepanalyse werden geen aanwijzingen gevonden dat perioperatieve epidurale analgesie de morbiditeit en mortaliteit na grote abdominale chirurgie beïnvloedt ### includeerden diverse grote operaties, inclusief de oesofagusresectie Hoewel de resultaten dus niet direct van toepassing zijn op de oesofagusresectie, mogen toch voorzichtige conclusies ten aanzien van de In de Veterans Administration Medical Centre Study werden # ### patiënten die aorta-, maag-, galweg-, of colonchirurgie ondergingen, gerandomiseerd tussen algehele anesthesie en postoperatieve intraveneuze opiaten versus âlichte' algehele anesthesie gecombineerd met perioperatieve epidurale pijntherapie Eindpunten in het onderzoek waren overlijden en ernstige complicaties alsmede postoperatieve analgesie, mobilisatie en opnameduur Er waren operatieafhankelijke verschillen in resultaten, doch âoverall' bleek epidurale anesthesie een significant betere vorm van pijnbestrijding Hoewel in dit onderzoek geen conclusies van toepassing te achten op de oesofagusresectie als vorm van grote bovenbuikchirurgie ### Een klein gerandomiseerd onderzoek vergeleek tweemaal tien patiënten na een thoraco-abdominale oesofagusresectie Alle patiënten kregen intraoperatieve epidurale analgesie met morfine door middel van dubbelkathetertechniek (één katheter lumbaal en één thoracaal) Postoperatief kregen de patiënten epidurale bupivacaïne dan wel epiduraal fysiologisch zout gedurende ## uur in de thoracale epiduraal Na ## uur kregen beide groepen een lage dosis epidurale bupivacaïne toegediend De onderzoeksgroep die ## uur epidurale bupivacaïne kreeg, kon significant eerder worden geëxtubeerd, namelijk gemiddeld na #,# uur versus na ##,# uur in de fysiologisch zout-groep (p(#,##) Opvallend was dat er geen verschillen werden gevonden in pijn, bloeddruk, hartritme, enzovoort Uit dit kleine onderzoek concludeerden de auteurs dat door toediening van postoperatieve epidurale analgesie extubatie significant korter na een oesofagusresectie kan gebeuren ### De bovenstaande bevindingen dat postoperatieve (thoracale) epidurale analgesie een superieure pijnstilling bewerkstelligt, waardoor de gewenste vroege extubatie eerder kan gebeuren, wordt ondersteund door enkele niet-gerandomiseerde onderzoeken Een âsingle centre trial' vergeleek retrospectief ## patiënten die een oesofagusresectie ondergingen in de periode ### tot ### Bijna alle patiënten ontvingen epidurale analgesie Er werden ## patiënten geëxtubeerd op de operatiekamer en drie patiënten behoefden langdurige beademing Tien procent behoefde reïntubatie, namelijk # van de ## patiënten De epidurale analgesie was bij ## patiënten voldoende Negen patiënten hadden intraveneuze morfine via een PCA-pomp vanwege het mislukken van een epidurale katheter of het weigeren daarvan; geen van de negen had reïntubatie nodig.
| 636 | nvmdl |
van grote bovenbuikchirurgie ### Een klein gerandomiseerd onderzoek vergeleek tweemaal tien patiënten na een thoraco-abdominale oesofagusresectie Alle patiënten kregen intraoperatieve epidurale analgesie met morfine door middel van dubbelkathetertechniek (één katheter lumbaal en één thoracaal) Postoperatief kregen de patiënten epidurale bupivacaïne dan wel epiduraal fysiologisch zout gedurende ## uur in de thoracale epiduraal Na ## uur kregen beide groepen een lage dosis epidurale bupivacaïne toegediend De onderzoeksgroep die ## uur epidurale bupivacaïne kreeg, kon significant eerder worden geëxtubeerd, namelijk gemiddeld na #,# uur versus na ##,# uur in de fysiologisch zout-groep (p(#,##) Opvallend was dat er geen verschillen werden gevonden in pijn, bloeddruk, hartritme, enzovoort Uit dit kleine onderzoek concludeerden de auteurs dat door toediening van postoperatieve epidurale analgesie extubatie significant korter na een oesofagusresectie kan gebeuren ### De bovenstaande bevindingen dat postoperatieve (thoracale) epidurale analgesie een superieure pijnstilling bewerkstelligt, waardoor de gewenste vroege extubatie eerder kan gebeuren, wordt ondersteund door enkele niet-gerandomiseerde onderzoeken Een âsingle centre trial' vergeleek retrospectief ## patiënten die een oesofagusresectie ondergingen in de periode ### tot ### Bijna alle patiënten ontvingen epidurale analgesie Er werden ## patiënten geëxtubeerd op de operatiekamer en drie patiënten behoefden langdurige beademing Tien procent behoefde reïntubatie, namelijk # van de ## patiënten De epidurale analgesie was bij ## patiënten voldoende Negen patiënten hadden intraveneuze morfine via een PCA-pomp vanwege het mislukken van een epidurale katheter of het weigeren daarvan; geen van de negen had reïntubatie nodig door de thoracale epidurale analgesie kan gebeuren Deze patiënten behoefden geen intensive Bij grote bovenbuikchirurgie, waaronder oesofagusresecties, vermindert epidurale analgesie de frequentie van pulmonale complicaties in vergelijking met andere vormen van analgesie Bij grote abdominale chirurgie, waaronder oesofagusresecties, bij patiënten met een verhoogd operatierisico wordt met epidurale analgesie een vermindering van de postoperatieve pijn en pulmonale <PERSOON> ###; Park ###; Peyton ###; Rigg ### Postoperatieve pijnstilling na een oesofagusresectie met epidurale anesthesie leidt mogelijk tot een De longfunctie van patiënten die een oesofagusresectie ondergaan, wordt bij voorkeur geëvalueerd door In geval van een FEV-# waarde ( ##% of pulmonale klachten zou een consult longziekten overwogen Tijdens één long beademing voor oesofagusresectie dient een protective lung ventilation protocol De perioperatieve mortaliteit van oesofaguscarcinoom bedraagt <DATUM> in gespecialiseerde centra, en is voor ongeveer ##% gerelateerd aan cardiopulmonale complicaties ##<DATUM> ##<DATUM> Postoperatieve pulmonale complicaties treden bij ongeveer ##% van alle oesofagusresecties op De complicaties bestaan uit pneumonie, pleura-effusie, chylothorax, ARDS, atelectase en longembolie ### Deze complicaties treden vooral op bij patiënten die een thoracotomie ondergaan en minder bij de transhiatale oesofagusresectie ### Patiënten met COPD hebben een verhoogde kans op pulmonale complicaties Het identificeren van deze hoog-risicopatiënten gebeurt door middel van longfunctieonderzoek en arteriële bloedgasanalyse Longfunctieparameters gerelateerd aan postoperatieve pulmonale complicaties zijn een gestoorde vitale capaciteit en een verminderde FEV#-waarde Daarnaast zijn ook een verhoogde PaCO# en verlaagde PaO# gerelateerd aan postoperatieve pulmonale complicaties De longfunctieparameters zijn het best onderzocht.
| 653 | nvmdl |
Deze patiënten behoefden geen intensive Bij grote bovenbuikchirurgie, waaronder oesofagusresecties, vermindert epidurale analgesie de frequentie van pulmonale complicaties in vergelijking met andere vormen van analgesie Bij grote abdominale chirurgie, waaronder oesofagusresecties, bij patiënten met een verhoogd operatierisico wordt met epidurale analgesie een vermindering van de postoperatieve pijn en pulmonale <PERSOON> ###; Park ###; Peyton ###; Rigg ### Postoperatieve pijnstilling na een oesofagusresectie met epidurale anesthesie leidt mogelijk tot een De longfunctie van patiënten die een oesofagusresectie ondergaan, wordt bij voorkeur geëvalueerd door In geval van een FEV-# waarde ( ##% of pulmonale klachten zou een consult longziekten overwogen Tijdens één long beademing voor oesofagusresectie dient een protective lung ventilation protocol De perioperatieve mortaliteit van oesofaguscarcinoom bedraagt <DATUM> in gespecialiseerde centra, en is voor ongeveer ##% gerelateerd aan cardiopulmonale complicaties ##<DATUM> ##<DATUM> Postoperatieve pulmonale complicaties treden bij ongeveer ##% van alle oesofagusresecties op De complicaties bestaan uit pneumonie, pleura-effusie, chylothorax, ARDS, atelectase en longembolie ### Deze complicaties treden vooral op bij patiënten die een thoracotomie ondergaan en minder bij de transhiatale oesofagusresectie ### Patiënten met COPD hebben een verhoogde kans op pulmonale complicaties Het identificeren van deze hoog-risicopatiënten gebeurt door middel van longfunctieonderzoek en arteriële bloedgasanalyse Longfunctieparameters gerelateerd aan postoperatieve pulmonale complicaties zijn een gestoorde vitale capaciteit en een verminderde FEV#-waarde Daarnaast zijn ook een verhoogde PaCO# en verlaagde PaO# gerelateerd aan postoperatieve pulmonale complicaties De longfunctieparameters zijn het best onderzocht respectievelijk ) ##%, ##-##% en ( ##%, patiënten worden onderverdeeld in een laag, middelhoog en hoog risico voor postoperatieve pulmonale complicaties Dit resulteert in een toename van de postoperatieve beademingsduur (#-## dagen) na een oesofagusresectie, indien er een ernstig gestoorde Het ontbreekt aan onderzoeken waarin de waarde van therapeutische opties om de longfunctie te verbeteren zijn onderzocht Zo zijn er geen gegevens die een relatie aantonen tussen een goede pulmonale voorbereiding, een verbetering van de longfunctie, en postoperatieve uitkomst In geval van een FEV#-waarde ( ##% of pulmonale klachten zou een consult longziekten overwogen kunnen worden ARDS is de meest ernstige pulmonale complicatie en kent nog steeds een hoge mortaliteit Het treedt op in ongeveer ##% van de gevallen met een mortaliteit van ##% Hypoxemie, duur van één long beademing, ervaring van de operateur, perioperatieve vochttoediening, het gebruik van inotropie en cardiovasculaire instabiliteit zijn geassocieerd met het ontstaan van ARDS ### Onderzoek van Sato et al laat zien dat methylprednisolonbehandeling een verminderd aantal pulmonale complicaties geeft ### Er treden ook minder cardiovasculaire complicaties op Methylprednisolonbehandeling werd gerandomiseerd over ## patiënten die een electieve oesofagusresectie moesten ondergaan Patiënten werden uitgesloten indien de longfunctie sterk gestoord was (een FEV#-waarde van minder dan ##%, of een vitale capaciteit van minder dan ##%) De dosering was eenmalig ## mg/kg methylprednisolon en werd ## minuten voor de operatie gestart De postoperatieve pulmonale complicaties verminderden van ##% naar #% (p=# ##) De reductie in pulmonale complicaties resulteerde in een verkorte postoperatieve beademing, namelijk drie versus vijf dagen.
| 662 | nvmdl |
onderverdeeld in een laag, middelhoog en hoog risico voor postoperatieve pulmonale complicaties Dit resulteert in een toename van de postoperatieve beademingsduur (#-## dagen) na een oesofagusresectie, indien er een ernstig gestoorde Het ontbreekt aan onderzoeken waarin de waarde van therapeutische opties om de longfunctie te verbeteren zijn onderzocht Zo zijn er geen gegevens die een relatie aantonen tussen een goede pulmonale voorbereiding, een verbetering van de longfunctie, en postoperatieve uitkomst In geval van een FEV#-waarde ( ##% of pulmonale klachten zou een consult longziekten overwogen kunnen worden ARDS is de meest ernstige pulmonale complicatie en kent nog steeds een hoge mortaliteit Het treedt op in ongeveer ##% van de gevallen met een mortaliteit van ##% Hypoxemie, duur van één long beademing, ervaring van de operateur, perioperatieve vochttoediening, het gebruik van inotropie en cardiovasculaire instabiliteit zijn geassocieerd met het ontstaan van ARDS ### Onderzoek van Sato et al laat zien dat methylprednisolonbehandeling een verminderd aantal pulmonale complicaties geeft ### Er treden ook minder cardiovasculaire complicaties op Methylprednisolonbehandeling werd gerandomiseerd over ## patiënten die een electieve oesofagusresectie moesten ondergaan Patiënten werden uitgesloten indien de longfunctie sterk gestoord was (een FEV#-waarde van minder dan ##%, of een vitale capaciteit van minder dan ##%) De dosering was eenmalig ## mg/kg methylprednisolon en werd ## minuten voor de operatie gestart De postoperatieve pulmonale complicaties verminderden van ##% naar #% (p=# ##) De reductie in pulmonale complicaties resulteerde in een verkorte postoperatieve beademing, namelijk drie versus vijf dagen werkingsmechanisme berust mogelijk op een onderdrukking van de pro-inflammatoire cytokinerespons Een andere optie is intensieve perioperatieve fysiotherapie, eventueel aangevuld met gebruik van een âincentive' spirometer Of fysiotherapie een reductie geeft van de pulmonale complicaties is nog niet duidelijk Eén studie heeft laten zien dat preoperatieve fysiotherapie na thoraxchirurgie waaronder oesofagusresecties, postoperatieve pulmonale complicaties zou kunnen voorkomen ### Een randomized clinical trial uitgevoerd onder hoog-risicopatiënten die een CABG moesten ondergaan, liet een reductie zien van de postoperatieve pulmonale complicaties ### In een onderzoek werd fysiotherapie vergeleken met fysiotherapie aangevuld met gebruik van een âincentive' spirometer ### De longfunctievermindering, gemeten als âforced vital capacity' en âforced expiratory volume', na de operatie was ##% en was vergelijkbaar in beide groepen Ook pulmonale complicaties, pneumonie gediagnosticeerd aan de hand van een thoraxfoto, sputumkweek, temperatuur en leukocytenaantal in het bloed, waren vergelijkbaar, namelijk #% in beide groepen De auteurs concluderen dat âincentive' spirometrie geen additieve waarde ten opzichte van fysiotherapie heeft bij patiënten die een thoraxoperatie moeten ondergaan De ARDS network trial heeft laten zien dat âprotective lung ventilation protocollen' vergeleken met conventionele beademingsstrategieën een reductie van mortaliteit, beademingsduur en plasma interleukine (IL)-# spiegels laat zien ### In een gerandomizeerde trial gaf protective lung ventilation tijdens één long beademing voor oesofagusresectie significant lagere IL-# spiegels, verbeterde oxygenatie en verkorte Preoperatief onderzoek met behulp van een longfunctie en/of bloedgasanalyse bij geselecteerde patiënten lijkt een goede voorspelling te geven van het optreden van de frequentie van perioperatieve pulmonale Niveau #.
| 641 | nvmdl |
werkingsmechanisme berust mogelijk op een onderdrukking van de pro-inflammatoire cytokinerespons Een andere optie is intensieve perioperatieve fysiotherapie, eventueel aangevuld met gebruik van een âincentive' spirometer Of fysiotherapie een reductie geeft van de pulmonale complicaties is nog niet duidelijk Eén studie heeft laten zien dat preoperatieve fysiotherapie na thoraxchirurgie waaronder oesofagusresecties, postoperatieve pulmonale complicaties zou kunnen voorkomen ### Een randomized clinical trial uitgevoerd onder hoog-risicopatiënten die een CABG moesten ondergaan, liet een reductie zien van de postoperatieve pulmonale complicaties ### In een onderzoek werd fysiotherapie vergeleken met fysiotherapie aangevuld met gebruik van een âincentive' spirometer ### De longfunctievermindering, gemeten als âforced vital capacity' en âforced expiratory volume', na de operatie was ##% en was vergelijkbaar in beide groepen Ook pulmonale complicaties, pneumonie gediagnosticeerd aan de hand van een thoraxfoto, sputumkweek, temperatuur en leukocytenaantal in het bloed, waren vergelijkbaar, namelijk #% in beide groepen De auteurs concluderen dat âincentive' spirometrie geen additieve waarde ten opzichte van fysiotherapie heeft bij patiënten die een thoraxoperatie moeten ondergaan De ARDS network trial heeft laten zien dat âprotective lung ventilation protocollen' vergeleken met conventionele beademingsstrategieën een reductie van mortaliteit, beademingsduur en plasma interleukine (IL)-# spiegels laat zien ### In een gerandomizeerde trial gaf protective lung ventilation tijdens één long beademing voor oesofagusresectie significant lagere IL-# spiegels, verbeterde oxygenatie en verkorte Preoperatief onderzoek met behulp van een longfunctie en/of bloedgasanalyse bij geselecteerde patiënten lijkt een goede voorspelling te geven van het optreden van de frequentie van perioperatieve pulmonale Niveau # Een eenmalige preoperatieve behandeling met corticosteroïden (## mg/kg methylprednisolon) geeft bij patiënten die een oesofagusresectie ondergaan, met een FEV#-waarde van meer dan ##%, een reductie Preoperatieve fysiotherapie zou aanvullende waarde kunnen hebben bij het voorkomen van pulmonale <PERSOON> ### De werkgroep adviseert om patiënten die een oesofagusresectie hebben ondergaan, indien mogelijk, Er zijn geen meta-analyses betreffende het optimale tijdstip van extubatie na oesofagusresectie De informatie komt voornamelijk uit beschrijvende, niet-gerandomiseerde onderzoeken, waarbij gebruik is gemaakt van historische controlegroepen ##<DATUM> ### Wel is er een gerandomiseerd onderzoek van ### patiënten die een transhiatale oesofagusresectie ondergingen en ### patiënten die een transthoracale oesofagusresectie ondergingen De beide patiëntengroepen werden preoperatief gerandomiseerd in een groep die binnen zes uur postoperatief werd geëxtubeerd en een groep die na zes uur postoperatief werd geëxtubeerd De auteurs concludeerden dat bij patiënten die een transhiatale oesofagusresectie hadden ondergaan en binnen zes uur werden geëxtubeerd, een kortere intensive care-opname werd gezien en er eveneens sprake was van een reductie van het aantal complicaties In de groep die na een transthoracale oesofagusresectie binnen zes uur werd geëxtubeerd, bleek echter een toename in ziekenhuismortaliteit te Na een transhiatale oesofagusresectie lijkt een vroege extubatie (binnen zes uur) superieur aan een Er lijkt een toename in ziekenhuismortaliteit te zijn in de groep die na een transthoracale oesofagusresectie Er is sprake van slechts één gerandomiseerd onderzoek De opzet van het onderzoek maakt blindering van de behandelaars niet mogelijk.
| 613 | nvmdl |
behandeling met corticosteroïden (## mg/kg methylprednisolon) geeft bij patiënten die een oesofagusresectie ondergaan, met een FEV#-waarde van meer dan ##%, een reductie Preoperatieve fysiotherapie zou aanvullende waarde kunnen hebben bij het voorkomen van pulmonale <PERSOON> ### De werkgroep adviseert om patiënten die een oesofagusresectie hebben ondergaan, indien mogelijk, Er zijn geen meta-analyses betreffende het optimale tijdstip van extubatie na oesofagusresectie De informatie komt voornamelijk uit beschrijvende, niet-gerandomiseerde onderzoeken, waarbij gebruik is gemaakt van historische controlegroepen ##<DATUM> ### Wel is er een gerandomiseerd onderzoek van ### patiënten die een transhiatale oesofagusresectie ondergingen en ### patiënten die een transthoracale oesofagusresectie ondergingen De beide patiëntengroepen werden preoperatief gerandomiseerd in een groep die binnen zes uur postoperatief werd geëxtubeerd en een groep die na zes uur postoperatief werd geëxtubeerd De auteurs concludeerden dat bij patiënten die een transhiatale oesofagusresectie hadden ondergaan en binnen zes uur werden geëxtubeerd, een kortere intensive care-opname werd gezien en er eveneens sprake was van een reductie van het aantal complicaties In de groep die na een transthoracale oesofagusresectie binnen zes uur werd geëxtubeerd, bleek echter een toename in ziekenhuismortaliteit te Na een transhiatale oesofagusresectie lijkt een vroege extubatie (binnen zes uur) superieur aan een Er lijkt een toename in ziekenhuismortaliteit te zijn in de groep die na een transthoracale oesofagusresectie Er is sprake van slechts één gerandomiseerd onderzoek De opzet van het onderzoek maakt blindering van de behandelaars niet mogelijk zowel transhiatale- als transthoracale oesofagusresecties Aanvulling met andere niet-gerandomiseerde onderzoeken maakt het aannemelijk dat vroege extubatie van patiënten die een transhiatale- danwel transthoracale oesofagusresectie hebben ondergaan veilig kan worden gedaan ##<DATUM> ##<DATUM> In het eerste jaar kan bij patiënten na een in opzet curatieve behandeling van een oesofaguscarcinoom worden gekozen voor frequente follow-up intervals (drie en eventueel zes weken en daarna driemaandelijks), waarna in de daarop volgende jaren deze frequentie terug gaat naar elke zes maanden in het tweede jaar en daarna jaarlijks Na vijf jaar is er geen indicatie meer voor routinematige follow-up De follow-up dient gericht te zijn op kwaliteit van leven Er is slechts plaats voor aanvullend onderzoek op De waarde van follow-up van patiënten die een palliatieve behandeling hebben ondergaan van een oesofaguscarcinoom, staat niet vast Over het algemeen lijkt het aan te bevelen om patiënten alleen voor specialistische controle terug te zien als aanvullende (palliatieve) behandeling geïndiceerd is Het is recentelijk aangetoond dat follow-up van patiënten met een in opzet curatieve behandeling van een oesofaguscarcinoom ook door een gespecialiseerde verpleegkundige in de thuissituatie kan worden verricht In de SIREC studie bleek dat ook patiënten na een palliatieve behandeling voor deze vorm van In veel ziekenhuizen is er een toenemend belangrijke rol voor gespecialiseerde verpleegkundigen en/of nurse practitioners in de follow-up van patiënten na een in opzet curatieve en/of palliatieve behandeling van het oesofaguscarcinoom Zij spelen o a een rol bij de verwijzing van patiënten met post-operative.
| 579 | nvmdl |
andere niet-gerandomiseerde onderzoeken maakt het aannemelijk dat vroege extubatie van patiënten die een transhiatale- danwel transthoracale oesofagusresectie hebben ondergaan veilig kan worden gedaan ##<DATUM> ##<DATUM> In het eerste jaar kan bij patiënten na een in opzet curatieve behandeling van een oesofaguscarcinoom worden gekozen voor frequente follow-up intervals (drie en eventueel zes weken en daarna driemaandelijks), waarna in de daarop volgende jaren deze frequentie terug gaat naar elke zes maanden in het tweede jaar en daarna jaarlijks Na vijf jaar is er geen indicatie meer voor routinematige follow-up De follow-up dient gericht te zijn op kwaliteit van leven Er is slechts plaats voor aanvullend onderzoek op De waarde van follow-up van patiënten die een palliatieve behandeling hebben ondergaan van een oesofaguscarcinoom, staat niet vast Over het algemeen lijkt het aan te bevelen om patiënten alleen voor specialistische controle terug te zien als aanvullende (palliatieve) behandeling geïndiceerd is Het is recentelijk aangetoond dat follow-up van patiënten met een in opzet curatieve behandeling van een oesofaguscarcinoom ook door een gespecialiseerde verpleegkundige in de thuissituatie kan worden verricht In de SIREC studie bleek dat ook patiënten na een palliatieve behandeling voor deze vorm van In veel ziekenhuizen is er een toenemend belangrijke rol voor gespecialiseerde verpleegkundigen en/of nurse practitioners in de follow-up van patiënten na een in opzet curatieve en/of palliatieve behandeling van het oesofaguscarcinoom Zij spelen o a een rol bij de verwijzing van patiënten met post-operative Duur, frequentie van follow-up en type routinematig verricht onderzoek staan voor het oesofaguscarcinoom Een gerichte zoekactie in de literatuur levert weinig resultaten op Het onderwerp follow-up na in opzet curatieve behandeling voor het oesofaguscarcinoom komt ter sprake in een aantal artikelen en boeken over de follow-up van patiënten met kanker #<DATUM> ### Redenen voor follow-up na behandeling voor oesofaguscarcinoom zijn de volgende ### ⢠Aanpassing en verwerking Na een oesofagusresectie, maar ook na een in opzet curatieve behandeling met chemoradiatie, is er vaak tijdelijke en soms blijvende morbiditeit Dit kunnen functionele gevolgen zijn (onder andere snel een vol gevoel bij het eten), cosmetische (onder andere een halsfistel of een verkleuring van de huid na bestraling) of psychosociale (onder andere depressieve klachten) Follow-up kan hiervoor een oplossing bieden (zie ook de richtlijn verstoord lichaamsbeeld, lastmeter, ondersteunen bij verwerking en richtlijn Algemene voedings- en ⢠Kwaliteitscontrole Een argument om de patiënt terug te zien is kwaliteitscontrole van eigen ⢠Wetenschappelijk onderzoek In gerandomiseerde onderzoeken kan het belangrijk zijn om het effect van de behandeling (bijvoorbeeld het effect van chemoradiatie als neo-adjuvante ⢠Screening Het is bekend dat patiënten die een in opzet curatieve behandeling voor een plaveiselcelcarcinoom van de oesofagus hebben ondergaan, tevens een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van een carcinoom in het hoofdhalsgebied of de longen Het kan worden ⢠Opsporing van asymptomatische recidieven Dit is in het algemeen het meest gebruikte argument Om follow-up zinvol te laten zijn, zijn de volgende voorwaarden van belang.
| 583 | nvmdl |
voor het oesofaguscarcinoom Een gerichte zoekactie in de literatuur levert weinig resultaten op Het onderwerp follow-up na in opzet curatieve behandeling voor het oesofaguscarcinoom komt ter sprake in een aantal artikelen en boeken over de follow-up van patiënten met kanker #<DATUM> ### Redenen voor follow-up na behandeling voor oesofaguscarcinoom zijn de volgende ### ⢠Aanpassing en verwerking Na een oesofagusresectie, maar ook na een in opzet curatieve behandeling met chemoradiatie, is er vaak tijdelijke en soms blijvende morbiditeit Dit kunnen functionele gevolgen zijn (onder andere snel een vol gevoel bij het eten), cosmetische (onder andere een halsfistel of een verkleuring van de huid na bestraling) of psychosociale (onder andere depressieve klachten) Follow-up kan hiervoor een oplossing bieden (zie ook de richtlijn verstoord lichaamsbeeld, lastmeter, ondersteunen bij verwerking en richtlijn Algemene voedings- en ⢠Kwaliteitscontrole Een argument om de patiënt terug te zien is kwaliteitscontrole van eigen ⢠Wetenschappelijk onderzoek In gerandomiseerde onderzoeken kan het belangrijk zijn om het effect van de behandeling (bijvoorbeeld het effect van chemoradiatie als neo-adjuvante ⢠Screening Het is bekend dat patiënten die een in opzet curatieve behandeling voor een plaveiselcelcarcinoom van de oesofagus hebben ondergaan, tevens een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van een carcinoom in het hoofdhalsgebied of de longen Het kan worden ⢠Opsporing van asymptomatische recidieven Dit is in het algemeen het meest gebruikte argument Om follow-up zinvol te laten zijn, zijn de volgende voorwaarden van belang ⢠<PERSOON> opsporing is mogelijk met de beschikbare diagnostische methoden ⢠Effectieve interventie, die resulteert in een langere overleving of een betere kwaliteit van leven, is ⢠De patiënt is in staat om na de detectie van een lokaal recidief de beoogde interventie te Het is de vraag of in het geval van het oesofaguscarcinoom aan deze voorwaarden kan worden voldaan <PERSOON>, niet altijd kan een radicale behandeling worden verricht Als dat wel het geval is, zijn de diagnostische methoden om eventuele recidieven vroegtijdig op te sporen momenteel (nog) niet voorhanden Ten slotte kunnen interventies bij een recidief van een oesofaguscarcinoom hoogstens de kwaliteit van leven verbeteren (onder andere pijnbestrijding of stentplaatsing in verband met passageklachten), maar leiden deze niet tot een langere overleving Er zijn geen onderzoeken verricht waarbij naar het effect van follow-up op overleving, kwaliteit van leven van de patiënt en kosteneffectiviteit is gekeken Hetzelfde geldt voor gerandomiseerde onderzoeken waarbij verschillende follow-up schema's met elkaar zijn vergeleken De afgelopen jaren is een aantal aanbevelingen voor follow-up gepubliceerd in een richtlijn over de behandeling van oesofaguscarcinoom door het UC Cancer Care Consortium in Californië (VS) ### en in twee handboeken over de follow-up van patiënten met kanker #<DATUM> ### Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op de ervaringen van deskundigen Voor de Nederlandse situatie kan het follow-up schema in onderstaande tabel worden gehanteerd In de literatuur worden de volgende doelstellingen van follow-up na een in opzet curatieve behandeling.
| 585 | nvmdl |
de beschikbare diagnostische methoden ⢠Effectieve interventie, die resulteert in een langere overleving of een betere kwaliteit van leven, is ⢠De patiënt is in staat om na de detectie van een lokaal recidief de beoogde interventie te Het is de vraag of in het geval van het oesofaguscarcinoom aan deze voorwaarden kan worden voldaan <PERSOON>, niet altijd kan een radicale behandeling worden verricht Als dat wel het geval is, zijn de diagnostische methoden om eventuele recidieven vroegtijdig op te sporen momenteel (nog) niet voorhanden Ten slotte kunnen interventies bij een recidief van een oesofaguscarcinoom hoogstens de kwaliteit van leven verbeteren (onder andere pijnbestrijding of stentplaatsing in verband met passageklachten), maar leiden deze niet tot een langere overleving Er zijn geen onderzoeken verricht waarbij naar het effect van follow-up op overleving, kwaliteit van leven van de patiënt en kosteneffectiviteit is gekeken Hetzelfde geldt voor gerandomiseerde onderzoeken waarbij verschillende follow-up schema's met elkaar zijn vergeleken De afgelopen jaren is een aantal aanbevelingen voor follow-up gepubliceerd in een richtlijn over de behandeling van oesofaguscarcinoom door het UC Cancer Care Consortium in Californië (VS) ### en in twee handboeken over de follow-up van patiënten met kanker #<DATUM> ### Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op de ervaringen van deskundigen Voor de Nederlandse situatie kan het follow-up schema in onderstaande tabel worden gehanteerd In de literatuur worden de volgende doelstellingen van follow-up na een in opzet curatieve behandeling waardoor gewichtsverlies, dysfagie ten gevolge van een naadstenose, moeheid, enzovoort); ⢠de behandeling van klachten ten gevolge van neo-adjuvante behandeling (onder andere ⢠psychosociale begeleiding (onder andere met betrekking tot de onzekerheid over de prognose, de ⢠herkenning van recidieven en palliatie van klachten als gevolg hiervan leverenzymen), endoscopie en CT-thorax/ abdomen wordt alleen op indicatie verricht De follow-up na een behandeling voor oesofaguscarcinoom is erop gericht de kwaliteit van leven van patiënten zoveel mogelijk te optimaliseren Voor adviezen met betrekking tot de behandeling van pijn en het bijhouden van pijnscores wordt verwezen naar de richtlijn Pijn bij Kanker De werkgroep is unaniem van mening dat op basis van de aanwezige evidence niet standaard bij alle patiënten na chirurgie voor oesofaguscarcinoom vitamine B## suppletie verstrekt dient te worden De werkgroep acht het unaniem van belang dat de frequentie van bepalingen van vitamine B## wordt vastgesteld door middel van een binnenkort te initiëren landelijke studie Op basis van de resultaten van deze studie dient een behandeladvies geformuleerd te worden Vitamine B## deficiëntie wordt enerzijds veroorzaakt door onvoldoende inname via de voeding, bijvoorbeeld bij alcoholisme, ouderen of vegetariërs, maar ook bij maagaandoeningen, pernicieuze anemie of ileale ziekten (bijvoorbeeld de ziekte van Crohn) ### Anderzijds kan vitamine B## deficiëntie veroorzaakt worden door een inadequate absorptie, bijvoorbeeld bij (atrofische) gastritis, na een (partiële) gastrectomie, na langdurig gebruik van protonpompremmers of metformine, tijdens H pylori infectie, bij pancreas insufficiëntie, bacteriële overgroei of na vagotomie Vitamine B## deficiëntie is geassocieerd met.
| 595 | nvmdl |
van klachten ten gevolge van neo-adjuvante behandeling (onder andere ⢠psychosociale begeleiding (onder andere met betrekking tot de onzekerheid over de prognose, de ⢠herkenning van recidieven en palliatie van klachten als gevolg hiervan leverenzymen), endoscopie en CT-thorax/ abdomen wordt alleen op indicatie verricht De follow-up na een behandeling voor oesofaguscarcinoom is erop gericht de kwaliteit van leven van patiënten zoveel mogelijk te optimaliseren Voor adviezen met betrekking tot de behandeling van pijn en het bijhouden van pijnscores wordt verwezen naar de richtlijn Pijn bij Kanker De werkgroep is unaniem van mening dat op basis van de aanwezige evidence niet standaard bij alle patiënten na chirurgie voor oesofaguscarcinoom vitamine B## suppletie verstrekt dient te worden De werkgroep acht het unaniem van belang dat de frequentie van bepalingen van vitamine B## wordt vastgesteld door middel van een binnenkort te initiëren landelijke studie Op basis van de resultaten van deze studie dient een behandeladvies geformuleerd te worden Vitamine B## deficiëntie wordt enerzijds veroorzaakt door onvoldoende inname via de voeding, bijvoorbeeld bij alcoholisme, ouderen of vegetariërs, maar ook bij maagaandoeningen, pernicieuze anemie of ileale ziekten (bijvoorbeeld de ziekte van Crohn) ### Anderzijds kan vitamine B## deficiëntie veroorzaakt worden door een inadequate absorptie, bijvoorbeeld bij (atrofische) gastritis, na een (partiële) gastrectomie, na langdurig gebruik van protonpompremmers of metformine, tijdens H pylori infectie, bij pancreas insufficiëntie, bacteriële overgroei of na vagotomie Vitamine B## deficiëntie is geassocieerd met literatuur Afkapwaarden variëren tussen ### en ### pmol/l Een Cochrane review over de behandeling van vitamine B## deficiëntie hanteerde een afkappunt van ### pmol/l (of ### pg/ml) ### Observationele studies suggereerden een verband tussen pernicieuze anemie en het optreden van oesofaguscarcinoom ##<DATUM> Het optreden van vitamine B## deficiëntie na chirurgie voor oesofaguscarcinoom is veel minder bestudeerd Een zeer klein niet-vergelijkend cohortonderzoek bestudeerde het optreden van vitamine B## malabsorptie na een oesofagusresectie gevolgd door reconstructie met een buismaag ### Bij ## patiënten werd de vitamine B## absorptie postoperatief geëvalueerd door middel van een isotooponderzoek Bij twee patiënten werd een abnormaal lage vitamine B## absorptie vastgesteld, maar deze kon niet in verband gebracht worden met een gestoorde intrinsic factor productie Ondanks dit gebrek aan wetenschappelijk bewijsmateriaal lijkt het volgens Hjelms et al zinvol minstens één- of tweemaal postoperatief een vitamine B## bepaling te doen, en nadien verder op geleide van klachten en in functie van een eventuele suppletie Het optreden van vitamine B## deficiëntie kan optreden na chirurgie voor oesofaguscarcinoom Maar het standaard bepalen van en het nut van postoperatieve vitamine B## suppletie is niet bewezen in klinische Voor het aantonen of uitsluiten van een vitamine B## deficiëntie dienen bij een licht verlaagde homocysteinewaarden in het serum bepaald te worden Het dient aanbeveling om bij een patiënt met oesofaguscarcinoom met mogelijke symptomen die kunnen wijzen op vitamine B## deficiëntie een Voor de diagnostiek van vitamine B## deficiëntie verwijzen wij naar NTvG ##<DATUM> Spreiding en concentratie wat is de beste plek voor diagnostiek en behandeling van.
| 635 | nvmdl |
behandeling van vitamine B## deficiëntie hanteerde een afkappunt van ### pmol/l (of ### pg/ml) ### Observationele studies suggereerden een verband tussen pernicieuze anemie en het optreden van oesofaguscarcinoom ##<DATUM> Het optreden van vitamine B## deficiëntie na chirurgie voor oesofaguscarcinoom is veel minder bestudeerd Een zeer klein niet-vergelijkend cohortonderzoek bestudeerde het optreden van vitamine B## malabsorptie na een oesofagusresectie gevolgd door reconstructie met een buismaag ### Bij ## patiënten werd de vitamine B## absorptie postoperatief geëvalueerd door middel van een isotooponderzoek Bij twee patiënten werd een abnormaal lage vitamine B## absorptie vastgesteld, maar deze kon niet in verband gebracht worden met een gestoorde intrinsic factor productie Ondanks dit gebrek aan wetenschappelijk bewijsmateriaal lijkt het volgens Hjelms et al zinvol minstens één- of tweemaal postoperatief een vitamine B## bepaling te doen, en nadien verder op geleide van klachten en in functie van een eventuele suppletie Het optreden van vitamine B## deficiëntie kan optreden na chirurgie voor oesofaguscarcinoom Maar het standaard bepalen van en het nut van postoperatieve vitamine B## suppletie is niet bewezen in klinische Voor het aantonen of uitsluiten van een vitamine B## deficiëntie dienen bij een licht verlaagde homocysteinewaarden in het serum bepaald te worden Het dient aanbeveling om bij een patiënt met oesofaguscarcinoom met mogelijke symptomen die kunnen wijzen op vitamine B## deficiëntie een Voor de diagnostiek van vitamine B## deficiëntie verwijzen wij naar NTvG ##<DATUM> Spreiding en concentratie wat is de beste plek voor diagnostiek en behandeling van volume, de juiste infrastructuur en specialisatiegraad van het medisch en paramedisch team Uitvoeren van oesofagusresecties in een ziekenhuis met een volume van meer dan ## resecties per jaar Naast volume wordt transparantie met betrekking tot uitkomsten van zorg geadviseerd De werkgroep adviseert - gezien de snel toenemende hoeveelheid literatuur hierover - vóór <DATUM> opnieuw te beoordelen of de dan beschikbare evidence aanleiding geeft tot een volgende revisie van dit Drie âbefore-and-after' onderzoeken bestudeerden het effect van centralisatie van chirurgische behandeling van patiënten met een oesofaguscarcinoom ##<DATUM> ### Alleen <PERSOON> et al rapporteerden resultaten die rekening hielden met verstorende variabelen, namelijk leeftijd, stadium, co-morbiditeit, type chirurgie en neoadjuvante behandeling, maar niet socio-economische status De hazard ratio voor overlijden na In een systematische review van goede kwaliteit werden de resultaten van ## observationele onderzoeken naar de centralisatie van chirurgie samengevat ### Gebaseerd op een meta-analyse van alle studies verminderde de perioperatieve mortaliteit door het verdubbelen van het ziekenhuisvolume (crude OR # ##, ##%CI # ##-# ##) Dit resultaat werd echter niet gecorrigeerd voor verstorende variabelen Twee onderzoeken in deze review rapporteerden wel gecorrigeerde resultaten en vonden een significant effect Naast deze systematische review werden nog ## observationele onderzoeken geïdentificeerd ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> #<DATUM> #<DATUM-##> #<DATUM-##> #<DATUM-##> #<DATUM-##> ##<DATUM-##> ### Zeven van deze onderzoeken corrigeerden niet voor verstorende variabelen, wat de resultaten van deze studies erg onbetrouwbaar maakt ##<DATUM-##> #<DATUM-##> #<DATUM-##> ###.
| 687 | nvmdl |
de juiste infrastructuur en specialisatiegraad van het medisch en paramedisch team Uitvoeren van oesofagusresecties in een ziekenhuis met een volume van meer dan ## resecties per jaar Naast volume wordt transparantie met betrekking tot uitkomsten van zorg geadviseerd De werkgroep adviseert - gezien de snel toenemende hoeveelheid literatuur hierover - vóór <DATUM> opnieuw te beoordelen of de dan beschikbare evidence aanleiding geeft tot een volgende revisie van dit Drie âbefore-and-after' onderzoeken bestudeerden het effect van centralisatie van chirurgische behandeling van patiënten met een oesofaguscarcinoom ##<DATUM> ### Alleen <PERSOON> et al rapporteerden resultaten die rekening hielden met verstorende variabelen, namelijk leeftijd, stadium, co-morbiditeit, type chirurgie en neoadjuvante behandeling, maar niet socio-economische status De hazard ratio voor overlijden na In een systematische review van goede kwaliteit werden de resultaten van ## observationele onderzoeken naar de centralisatie van chirurgie samengevat ### Gebaseerd op een meta-analyse van alle studies verminderde de perioperatieve mortaliteit door het verdubbelen van het ziekenhuisvolume (crude OR # ##, ##%CI # ##-# ##) Dit resultaat werd echter niet gecorrigeerd voor verstorende variabelen Twee onderzoeken in deze review rapporteerden wel gecorrigeerde resultaten en vonden een significant effect Naast deze systematische review werden nog ## observationele onderzoeken geïdentificeerd ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM> #<DATUM-##> #<DATUM-##> ##<DATUM-##> ### Zeven van deze onderzoeken corrigeerden niet voor verstorende variabelen, wat de resultaten van deze studies erg onbetrouwbaar maakt ##<DATUM-##> #<DATUM-##> #<DATUM-##> ### Wat betreft het ziekenhuisvolume worden verschillende afkapwaarden gerapporteerd In Amerikaanse centra met minder dan zes ingrepen per jaar was de ziekenhuismortaliteit significant hoger dan in centra met minstens meer dan zes ingrepen per jaar (OR # ##, ##%CI <DATUM-##> # ## in ###-### en OR # ##, ##%CI <DATUM-##> # ## in ###-###) ### In een Nederlands onderzoek bleek een hoogvolume-<INSTELLING> met ## procedures per jaar een significant lagere ziekenhuismortaliteit te hebben dan centra met minder dan zeven procedures per jaar (OR <DATUM-##> ##%CI # #<DATUM-##> ### Ook de chirurgische en algemene complicaties waren significant frequenter in de laagvolume-centra met minder dan zeven procedures per jaar Een ander Amerikaans onderzoek modelleerde de afkapwaarde en vond dat vanaf ## ingrepen per jaar de ziekenhuismortaliteit verminderde ### Een vergelijkbaar resultaat werd gevonden door <PERSOON> et al , waar men in centra met ##-## ingrepen per jaar een vergelijkbare ziekenhuismortaliteit vond als in centra met een lager volume, maar een significant lagere ziekenhuismortaliteit in centra met meer dan ## ingrepen per jaar (OR # ##, ##%CI # ##-# ##) ### Een Japans onderzoek vond een significante relatie tussen vijfjaarsoverleving en volume, gecategoriseerd op basis van kwartielen (afkapwaarden niet gerapporteerd) In vergelijking met het hoogste kwartiel hadden alle andere kwartielen een lagere vijfjaarsoverleving Wat betreft het chirurgvolume werden tegenstrijdige resultaten gevonden Ziekenhuismortaliteit was niet significant verschillend tussen chirurgen met een laag (minder dan twee ingrepen per jaar), een medium.
| 722 | nvmdl |
ziekenhuisvolume worden verschillende afkapwaarden gerapporteerd In Amerikaanse centra met minder dan zes ingrepen per jaar was de ziekenhuismortaliteit significant hoger dan in centra met minstens meer dan zes ingrepen per jaar (OR # ##, ##%CI <DATUM> # ## in ###-### en OR # ##, ##%CI <DATUM> # ## in ###-###) ### In een Nederlands onderzoek bleek een hoogvolume-<INSTELLING> met ## procedures per jaar een significant lagere ziekenhuismortaliteit te hebben dan centra met minder dan zeven procedures per jaar (OR <DATUM> ##%CI # #<DATUM> ### Ook de chirurgische en algemene complicaties waren significant frequenter in de laagvolume-centra met minder dan zeven procedures per jaar Een ander Amerikaans onderzoek modelleerde de afkapwaarde en vond dat vanaf ## ingrepen per jaar de ziekenhuismortaliteit verminderde ### Een vergelijkbaar resultaat werd gevonden door <PERSOON> et al , waar men in centra met ##-## ingrepen per jaar een vergelijkbare ziekenhuismortaliteit vond als in centra met een lager volume, maar een significant lagere ziekenhuismortaliteit in centra met meer dan ## ingrepen per jaar (OR # ##, ##%CI # ##-# ##) ### Een Japans onderzoek vond een significante relatie tussen vijfjaarsoverleving en volume, gecategoriseerd op basis van kwartielen (afkapwaarden niet gerapporteerd) In vergelijking met het hoogste kwartiel hadden alle andere kwartielen een lagere vijfjaarsoverleving Wat betreft het chirurgvolume werden tegenstrijdige resultaten gevonden Ziekenhuismortaliteit was niet significant verschillend tussen chirurgen met een laag (minder dan twee ingrepen per jaar), een medium ### In een Brits onderzoek echter, werden wel significante verschillen vastgesteld (adjusted OR # ##, ##%CI # ##-## ##) voor chirurgen met minder dan zes ingrepen per jaar in vergelijking met chirurgen met meer dan zes ingrepen per jaar ### Deze laatste studie vond geen significant verschil in mediane overleving Het optreden van chirurgische complicaties was niet significant verschillend tussen laag(minder dan twee ingrepen per jaar), medium-(<DATUM> of hoogvolume () #) âchirurgen in een Zweeds onderzoek ### Ook de kwaliteit van leven zes maanden na de ingreep was vergelijkbaar ### De enige studie over centralisatie van behandeling met stents hield geen rekening met verstorende variabelen ### Hierdoor worden de resultaten van dit onderzoek erg onbetrouwbaar De studie rapporteert bovendien een paradoxaal resultaat, namelijk een langere overleving na behandeling in een laagvolume-<INSTELLING> (tien of minder procedures per jaar) Er werd geen significant verschil in het optreden In vergelijking met radiologen in een regionaal <INSTELLING> is de sensitiviteit van radiologen in een hoogvolume-<INSTELLING> significant beter voor de diagnostiek van regionale lymfklieren, lymfklieren op afstand, peri-oesofagale lymfklieren en coeliacale lymfklieren, op basis van een CT-onderzoek De specificiteit was niet significant verschillend Ook voor abdominale echografie (coeliacale lymfklieren, levermetastasen), echografie van de hals en radiografie van de thorax was de sensitiviteit beter en de specificiteit vergelijkbaar ##<DATUM> Daarnaast werd vastgesteld dat een endoscopist de expertise van de endoechografie (EUS) slechts op niveau kan houden indien er jaarlijks tenminste ## EUS-procedures Sinds ### werden # systematische reviews en ## cohort studies gepubliceerd De # reviews ##<DATUM> en #.
| 700 | nvmdl |
# ##, ##%CI # ##-## ##) voor chirurgen met minder dan zes ingrepen per jaar in vergelijking met chirurgen met meer dan zes ingrepen per jaar ### Deze laatste studie vond geen significant verschil in mediane overleving Het optreden van chirurgische complicaties was niet significant verschillend tussen laag(minder dan twee ingrepen per jaar), medium-(<DATUM> of hoogvolume () #) âchirurgen in een Zweeds onderzoek ### Ook de kwaliteit van leven zes maanden na de ingreep was vergelijkbaar ### De enige studie over centralisatie van behandeling met stents hield geen rekening met verstorende variabelen ### Hierdoor worden de resultaten van dit onderzoek erg onbetrouwbaar De studie rapporteert bovendien een paradoxaal resultaat, namelijk een langere overleving na behandeling in een laagvolume-<INSTELLING> (tien of minder procedures per jaar) Er werd geen significant verschil in het optreden In vergelijking met radiologen in een regionaal <INSTELLING> is de sensitiviteit van radiologen in een hoogvolume-<INSTELLING> significant beter voor de diagnostiek van regionale lymfklieren, lymfklieren op afstand, peri-oesofagale lymfklieren en coeliacale lymfklieren, op basis van een CT-onderzoek De specificiteit was niet significant verschillend Ook voor abdominale echografie (coeliacale lymfklieren, levermetastasen), echografie van de hals en radiografie van de thorax was de sensitiviteit beter en de specificiteit vergelijkbaar ##<DATUM> Daarnaast werd vastgesteld dat een endoscopist de expertise van de endoechografie (EUS) slechts op niveau kan houden indien er jaarlijks tenminste ## EUS-procedures Sinds ### werden # systematische reviews en ## cohort studies gepubliceerd De # reviews ##<DATUM> en # evalueerden het verband tussen specifieke ziekenhuiskenmerken en uitkomsten ##<DATUM> ###, en # cohort studies bestudeerden het effect van centralisatie ##<DATUM> <PERSOON> et al zochten studies gepubliceerd tussen ### en ### die de relatie onderzochten tussen het volume en de uitkomst van patiënten met een oesofaguscarcinoom ### De gevonden afkapwaarden voor de laagste volumecategorie varieerden tussen minder dan # en ## patiënten per jaar versus meer dan # tot ## voor de hoogste volumecategorie Een laag hospitaalvolume bleek geassocieerd met een significant postoperatieve mortaliteit (# studies; odds ratio = # ##; ##%BI # #<DATUM> en overleving (# studies; hazard Markar et al zochten studies gepubliceerd tussen ### en ###, en hanteerden strengere selectiecriteria, waardoor de uiteindelijke opbrengst lager was ### De gevonden afkapwaarden voor de laagste volumecategorie varieerden tussen minder dan # en ## patiënten per jaar versus meer dan # en ### voor de hoogste volumecategorie Een hoog hospitaalvolume was geassocieerd met een significant lagere Al-Refaie et al includeerden ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die chirurgisch behandeld werden tussen ### en ### in de Verenigde Staten ### De afkapwaarde om laag-volume ziekenhuizen te onderscheiden van hoog-volume ziekenhuizen bedroeg ## behandelde patiënten per jaar De uitkomsten werden gecorrigeerd voor risicofactoren, maar het is onduidelijk welke De hospitaalsterfte was significant hoger in laag-volume ziekenhuizen (odds ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) Ook de opnameduur was In een grote population-based studie in Engeland werden (naast ### patiënten met een maagcarcinoom).
| 702 | nvmdl |
tussen specifieke ziekenhuiskenmerken en uitkomsten ##<DATUM> ###, en # cohort studies bestudeerden het effect van centralisatie ##<DATUM> <PERSOON> et al zochten studies gepubliceerd tussen ### en ### die de relatie onderzochten tussen het volume en de uitkomst van patiënten met een oesofaguscarcinoom ### De gevonden afkapwaarden voor de laagste volumecategorie varieerden tussen minder dan # en ## patiënten per jaar versus meer dan # tot ## voor de hoogste volumecategorie Een laag hospitaalvolume bleek geassocieerd met een significant postoperatieve mortaliteit (# studies; odds ratio = # ##; ##%BI # #<DATUM> en overleving (# studies; hazard Markar et al zochten studies gepubliceerd tussen ### en ###, en hanteerden strengere selectiecriteria, waardoor de uiteindelijke opbrengst lager was ### De gevonden afkapwaarden voor de laagste volumecategorie varieerden tussen minder dan # en ## patiënten per jaar versus meer dan # en ### voor de hoogste volumecategorie Een hoog hospitaalvolume was geassocieerd met een significant lagere Al-Refaie et al includeerden ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die chirurgisch behandeld werden tussen ### en ### in de Verenigde Staten ### De afkapwaarde om laag-volume ziekenhuizen te onderscheiden van hoog-volume ziekenhuizen bedroeg ## behandelde patiënten per jaar De uitkomsten werden gecorrigeerd voor risicofactoren, maar het is onduidelijk welke De hospitaalsterfte was significant hoger in laag-volume ziekenhuizen (odds ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) Ook de opnameduur was In een grote population-based studie in Engeland werden (naast ### patiënten met een maagcarcinoom) uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, socio-economische status, morbiditeit en kankertype De resultaten voor oesofaguscarcinoom werden apart gerapporteerd in een online appendix Een volume van ##-## patiënten per jaar (hazard ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) en ##-## patiënten per jaar (hazard ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) waren geassocieerd met een significant lagere mortaliteit na <LEEFTIJD> jaar Voor de andere volumecategorieën werd geen statistisch significant effect gevonden De p-waarde <PERSOON> et al vergeleken de uitkomsten van ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die tussen ### en ### chirurgisch behandeld werden in <LOCATIE> ### Vier volumecategorieën werden gedefinieerd <DATUM> ##-## en )## patiënten per jaar De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, jaarlijks hospitaalvolume, jaar van diagnose, socio-economische status, stadium, morfologie, preoperatieve en postoperatieve behandeling Een volume van ##-## patiënten per jaar (hazard ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) en )## patiënten per jaar (hazard ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) waren geassocieerd met een significant lagere #-maanden mortaliteit Ook de <LEEFTIJD>-jaarsoverleving was significant beter voor deze Ghaferi et al includeerden ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die chirurgisch behandeld werden tussen ### en ### in de Verenigde Staten ### Alle patiënten waren ouder dan <LEEFTIJD> jaar De uitkomsten van zeer-laag-volume ziekenhuizen (<DATUM> patiënten per jaar) werden vergeleken met die van hoog-volume ziekenhuizen ()## patiënten per jaar) en werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, ras, urgentie en comorbiditeit.
| 786 | nvmdl |
leeftijd, geslacht, socio-economische status, morbiditeit en kankertype De resultaten voor oesofaguscarcinoom werden apart gerapporteerd in een online appendix Een volume van ##-## patiënten per jaar (hazard ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) en ##-## patiënten per jaar (hazard ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) waren geassocieerd met een significant lagere mortaliteit na <LEEFTIJD> jaar Voor de andere volumecategorieën werd geen statistisch significant effect gevonden De p-waarde <PERSOON> et al vergeleken de uitkomsten van ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die tussen ### en ### chirurgisch behandeld werden in <LOCATIE> ### Vier volumecategorieën werden gedefinieerd <DATUM> ##-## en )## patiënten per jaar De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, jaarlijks hospitaalvolume, jaar van diagnose, socio-economische status, stadium, morfologie, preoperatieve en postoperatieve behandeling Een volume van ##-## patiënten per jaar (hazard ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) en )## patiënten per jaar (hazard ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) waren geassocieerd met een significant lagere #-maanden mortaliteit Ook de <LEEFTIJD>-jaarsoverleving was significant beter voor deze Ghaferi et al includeerden ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die chirurgisch behandeld werden tussen ### en ### in de Verenigde Staten ### Alle patiënten waren ouder dan <LEEFTIJD> jaar De uitkomsten van zeer-laag-volume ziekenhuizen (<DATUM> patiënten per jaar) werden vergeleken met die van hoog-volume ziekenhuizen ()## patiënten per jaar) en werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, ras, urgentie en comorbiditeit #; ##%BI # #<DATUM> Ook traden er significant meer majeure verwikkelingen op (odds ratio = # ##; ##%BI <DATUM> # ##) en waren er meer overlijdens van patiënten met minstens # majeure verwikkeling (odds ratio = Sakata et al rapporteerden de resultaten van een grote Japanse survey bij ### ziekenhuizen die ### patiënten met een oesofaguscarcinoom chirurgisch behandelden tussen ### en ##<DATUM> Zeven patiënten per jaar De resultaten werden niet gecorrigeerd voor risicofactoren Ten opzichte van de hoogste volumecategorie hadden de laagste vier categorieën een significant hogere ##-dagen mortaliteit (<DATUM> odds <PERSOON> et al vergeleken de uitkomsten van ### patiënten die tussen ### en ### een oesofagectomie ondergingen in # Europese landen <LOCATIE>, Zweden, Denemarken en Engeland ### De Nederlandse en Engelse populatie overlapt deels met de populatie van <PERSOON> et al ### en Coupland et al patiënten per jaar De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, stadium, morfologie en clustering van patiënten De volumecategorieën met meer dan ## chirurgische patiënten per jaar hadden een significant betere ##-dagen mortaliteit dan de volumecategorie van <DATUM> patiënten per jaar (##-## Bilimoria et al vergeleken de uitkomsten van ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die tussen ### en ### chirurgisch behandeld werden in gespecialiseerde centra, academische centra of openbare ziekenhuizen in de VS ### De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, ras, stadium, inkomen, comorbiditeit en uitgebreidheid van resectie, en gestratificeerd naargelang het a priori risico op overlijden De ##-dagen mortaliteit was significant lager in gespecialiseerde centra versus openbare.
| 800 | nvmdl |
op (odds ratio = # ##; ##%BI <DATUM> # ##) en waren er meer overlijdens van patiënten met minstens # majeure verwikkeling (odds ratio = Sakata et al rapporteerden de resultaten van een grote Japanse survey bij ### ziekenhuizen die ### patiënten met een oesofaguscarcinoom chirurgisch behandelden tussen ### en ##<DATUM> Zeven patiënten per jaar De resultaten werden niet gecorrigeerd voor risicofactoren Ten opzichte van de hoogste volumecategorie hadden de laagste vier categorieën een significant hogere ##-dagen mortaliteit (<DATUM> odds <PERSOON> et al vergeleken de uitkomsten van ### patiënten die tussen ### en ### een oesofagectomie ondergingen in # Europese landen <LOCATIE>, Zweden, Denemarken en Engeland ### De Nederlandse en Engelse populatie overlapt deels met de populatie van <PERSOON> et al ### en Coupland et al patiënten per jaar De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, stadium, morfologie en clustering van patiënten De volumecategorieën met meer dan ## chirurgische patiënten per jaar hadden een significant betere ##-dagen mortaliteit dan de volumecategorie van <DATUM> patiënten per jaar (##-## Bilimoria et al vergeleken de uitkomsten van ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die tussen ### en ### chirurgisch behandeld werden in gespecialiseerde centra, academische centra of openbare ziekenhuizen in de VS ### De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, ras, stadium, inkomen, comorbiditeit en uitgebreidheid van resectie, en gestratificeerd naargelang het a priori risico op overlijden De ##-dagen mortaliteit was significant lager in gespecialiseerde centra versus openbare ##; ##%BI # ##-# ##) als laag-risico patiënten (hazard ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) Het verschil tussen academische centra en openbare ziekenhuizen was niet significant Volledige regionalisering naar gespecialiseerde centra zou ### overlijdens vermijden <PERSOON> et al includeerden ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die tussen ### en ### in de VS behandeld werden in een opleidingscentrum versus een <INSTELLING> waar geen opleiding gegeven werd ### De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, ras, etniciteit, roken, alcohol, socio-economische status, tumorlocatie, stadium, gradering, <INSTELLING> en behandeling De ##-dagen mortaliteit was significant beter in opleidingscentra, zowel voor de totale populatie (#,#% versus ##,#%, p(# ###) als voor de chirurgisch behandelde populatie (#,#% versus ##,#%, p(# ###) De mediane overleving was significant langer in opleidingscentra, zowel voor de totale populatie (##,# versus #,# maanden, p(# ###) als voor de chirurgisch behandelde populatie (##,# versus ##,# maanden, p(# ###) Multivariate analyse toonde dat lage socio-economische status, gevorderd tumorstadium, geen chirurgische behandeling, geen chemotherapie en behandeling in een niet-opleidingscentrum onafhankelijke risicofactoren waren voor sterfte van adenocarcinomen Voor plaveiselcelcarcinomen waren roken, gevorderd tumorstadium, geen chirurgische behandeling, geen chemotherapie en geen en ### chirurgisch behandeld werden in universitaire ziekenhuizen, niet-universitaire opleidingscentra of niet-universitaire niet-opleidingscentra in <LOCATIE> ### De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, jaarlijks hospitaalvolume, jaar van diagnose, socio-economische status, stadium, morfologie, universitaire ziekenhuizen (#,#% versus #,#% versus #,#%, p=# ###) De <LEEFTIJD>-jaarsoverleving was significant Boddy et al includeerden retrospectief ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die chirurgisch.
| 808 | nvmdl |
##) als laag-risico patiënten (hazard ratio = # ##; ##%BI # ##-# ##) Het verschil tussen academische centra en openbare ziekenhuizen was niet significant Volledige regionalisering naar gespecialiseerde centra zou ### overlijdens vermijden <PERSOON> et al includeerden ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die tussen ### en ### in de VS behandeld werden in een opleidingscentrum versus een <INSTELLING> waar geen opleiding gegeven werd ### De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, ras, etniciteit, roken, alcohol, socio-economische status, tumorlocatie, stadium, gradering, <INSTELLING> en behandeling De ##-dagen mortaliteit was significant beter in opleidingscentra, zowel voor de totale populatie (#,#% versus ##,#%, p(# ###) als voor de chirurgisch behandelde populatie (#,#% versus ##,#%, p(# ###) De mediane overleving was significant langer in opleidingscentra, zowel voor de totale populatie (##,# versus #,# maanden, p(# ###) als voor de chirurgisch behandelde populatie (##,# versus ##,# maanden, p(# ###) Multivariate analyse toonde dat lage socio-economische status, gevorderd tumorstadium, geen chirurgische behandeling, geen chemotherapie en behandeling in een niet-opleidingscentrum onafhankelijke risicofactoren waren voor sterfte van adenocarcinomen Voor plaveiselcelcarcinomen waren roken, gevorderd tumorstadium, geen chirurgische behandeling, geen chemotherapie en geen en ### chirurgisch behandeld werden in universitaire ziekenhuizen, niet-universitaire opleidingscentra of niet-universitaire niet-opleidingscentra in <LOCATIE> ### De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, jaarlijks hospitaalvolume, jaar van diagnose, socio-economische status, stadium, morfologie, universitaire ziekenhuizen (#,#% versus #,#% versus #,#%, p=# ###) De <LEEFTIJD>-jaarsoverleving was significant Boddy et al includeerden retrospectief ### patiënten met een oesofaguscarcinoom die chirurgisch Tussen ### en ### gebeurden de resecties in # ziekenhuizen, terwijl vanaf ### de resecties slechts in # ziekenhuis meer gebeurden De mediane overleving verbeterde significant van #,<LEEFTIJD> jaar vóór ### tot #,<LEEFTIJD> jaar sinds ### p=# ###) vertoonden hooguit een trend tot verbetering Deze analyses werden niet gecorrigeerd voor Finks et al includeerden ### patiënten die een oesofagectomie ondergingen tussen ### en ### in de Verenigde Staten ### Alle patiënten waren ouder dan <LEEFTIJD> jaar De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, ras, urgentie, comorbiditeit en socio-economische status Het mediane hospitaalvolume steeg van # in de periode ###-### tot # in de periode ###-### Deze centralisatie ging gepaard met een significant verbeterde postoperatieve sterfte van ##,#% in de periode ###-### tot <DATUM> in de periode ###-### (p(# ###) De auteurs berekenden dat ##% van dit verschil in mortaliteit toe te schrijven was Centralisatie van oesofagusresecties leidt tot betere uitkomsten van zorg De mortaliteit na een oesofagusresectie is significant lager en de langetermijnoverleving significant langer in centra met een hoog volume op het gebied van oesofaguschirurgie in vergelijking met ziekenhuizen met een laag volume Alhoewel het op grond van de literatuur lastig is om een eenduidige minimumgrens aan te geven voor het aantal procedures per jaar, wordt het uitvoeren van oefagusresecties in een ziekenhuis met een volume van minder dan tien per jaar afgeraden Gebaseerd op recente literatuurgegevens lijkt een <PERSOON> ###.
| 784 | nvmdl |
gebeurden de resecties in # ziekenhuizen, terwijl vanaf ### de resecties slechts in # ziekenhuis meer gebeurden De mediane overleving verbeterde significant van #,<LEEFTIJD> jaar vóór ### tot #,<LEEFTIJD> jaar sinds ### p=# ###) vertoonden hooguit een trend tot verbetering Deze analyses werden niet gecorrigeerd voor Finks et al includeerden ### patiënten die een oesofagectomie ondergingen tussen ### en ### in de Verenigde Staten ### Alle patiënten waren ouder dan <LEEFTIJD> jaar De uitkomsten werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, ras, urgentie, comorbiditeit en socio-economische status Het mediane hospitaalvolume steeg van # in de periode ###-### tot # in de periode ###-### Deze centralisatie ging gepaard met een significant verbeterde postoperatieve sterfte van ##,#% in de periode ###-### tot <DATUM> in de periode ###-### (p(# ###) De auteurs berekenden dat ##% van dit verschil in mortaliteit toe te schrijven was Centralisatie van oesofagusresecties leidt tot betere uitkomsten van zorg De mortaliteit na een oesofagusresectie is significant lager en de langetermijnoverleving significant langer in centra met een hoog volume op het gebied van oesofaguschirurgie in vergelijking met ziekenhuizen met een laag volume Alhoewel het op grond van de literatuur lastig is om een eenduidige minimumgrens aan te geven voor het aantal procedures per jaar, wordt het uitvoeren van oefagusresecties in een ziekenhuis met een volume van minder dan tien per jaar afgeraden Gebaseerd op recente literatuurgegevens lijkt een <PERSOON> ### EUS door een ervaren MDL-arts in een hoogvolume-<INSTELLING> hoger is dan in een laagvolume-<INSTELLING> <PERSOON> ### Ook op basis van recente studies (gepubliceerd sinds ###) is het aannemelijk dat centralisatie van Het is aannemelijk dat de mortaliteit lager is en de overleving hoger na een oesofagusresectie in centra met een hoog volume op het gebied van oesofaguschirurgie <PERSOON> ##<DATUM> Al-<PERSOON> ###a ###; <PERSOON> ##<DATUM> Ghaferi ##<DATUM> Sakata ##<DATUM> Het is aannemelijk dat bij een afkapwaarde van ## oesofagusresecties per jaar significant betere resultaten <PERSOON> ##<DATUM> Er zijn aanwijzingen dat de <LEEFTIJD>-jaars overleving significant beter is bij een afkapwaarde van ## Een acceptabele betrouwbaarheid voor endoscopische ultrasonografie (EUS) is te bereiken na een leercurve van meer dan ### verrichte onderzoeken ### De literatuur laat geen twijfel dat een hoger jaarlijks ziekenhuisvolume leidt tot betere uitkomsten na oesofagusresectie De studie van <PERSOON> et al (###)### laat zien dat voor de ##-dagen mortaliteit een volumenorm van minimaal ## het verschil maakt en voor de lange termijn (<LEEFTIJD>-jaars) overleving een volumenorm van minimaal ## Een recente studie van <PERSOON> et al (abstract NVvH chirurgendagen mei ###)#, waarbij het volume als een continue variabele is onderzocht, toont een trend naar een verdere verbetering van zowel de #-maands mortaliteit als <LEEFTIJD>-jaars overleving bij een.
| 663 | nvmdl |
een ervaren MDL-arts in een hoogvolume-<INSTELLING> hoger is dan in een laagvolume-<INSTELLING> <PERSOON> ### Ook op basis van recente studies (gepubliceerd sinds ###) is het aannemelijk dat centralisatie van Het is aannemelijk dat de mortaliteit lager is en de overleving hoger na een oesofagusresectie in centra met een hoog volume op het gebied van oesofaguschirurgie <PERSOON> ##<DATUM> Al-<PERSOON> ###a ###; <PERSOON> ##<DATUM> Ghaferi ##<DATUM> Sakata ##<DATUM> Het is aannemelijk dat bij een afkapwaarde van ## oesofagusresecties per jaar significant betere resultaten <PERSOON> ##<DATUM> Er zijn aanwijzingen dat de <LEEFTIJD>-jaars overleving significant beter is bij een afkapwaarde van ## Een acceptabele betrouwbaarheid voor endoscopische ultrasonografie (EUS) is te bereiken na een leercurve van meer dan ### verrichte onderzoeken ### De literatuur laat geen twijfel dat een hoger jaarlijks ziekenhuisvolume leidt tot betere uitkomsten na oesofagusresectie De studie van <PERSOON> et al (###)### laat zien dat voor de ##-dagen mortaliteit een volumenorm van minimaal ## het verschil maakt en voor de lange termijn (<LEEFTIJD>-jaars) overleving een volumenorm van minimaal ## Een recente studie van <PERSOON> et al (abstract NVvH chirurgendagen mei ###)#, waarbij het volume als een continue variabele is onderzocht, toont een trend naar een verdere verbetering van zowel de #-maands mortaliteit als <LEEFTIJD>-jaars overleving bij een Vrijwel alle studies maken gebruik van vooraf vastgestelde definities voor ziekenhuizen met een laag of hoog volume Deze definities hangen sterk af van de beschikbare data en verschillen daardoor per studie Dit maakt het moeilijk om uit de verschillende studies het optimale ziekenhuisvolume te bepalen Er is vooralsnog echter geen overtuigend objectief bewijs voor significant betere resultaten met afkapwaarden hoger dan ## Het literatuuronderzoek heeft zich beperkt tot de relatie volume - uitkomst en de bijbehorende afkapwaardes <PERSOON> onderzoek is nodig naar de invloed van andere facetten (zoals o a de rol van de locale infrastructuur) op uitkomsten van zorg en daarnaast de invloed op andere uitkomstindicatoren zoals het adequaat behandelen van complicaties, weergegeven in de zogenaamde 'failure to rescue' ratio Naast evidence uit de literatuur (conclusies) zijn er ook andere overwegingen die kunnen meespelen bij het formuleren van aanbevelingen De uiteindelijk geformuleerde aanbevelingen zijn het resultaat van de conclusies in combinatie met deze overwegingen, die de conclusies plaatsen in de context van de dagelijkse praktijk Daarin spelen bijvoorbeeld ook patiëntenpreferenties (of andere aspecten van patiëntenperspectief), organisatie van zorg en doelmatigheid een rol Op grond van dergelijke overwegingen kan een ander minimum volume geïndiceerd zijn De patiëntenvertegenwoordigers (namens SPKS en Leven met Kanker Beweging) in de richtlijnwerkgroep geven aan voorstander te zijn van verdere concentratie Patiënten zijn in het algemeen bereid ver(der) te reizen voor de best mogelijke zorg In een in mei ### verschenen persbericht laat Slokdarmkanker.
| 600 | nvmdl |
gebruik van vooraf vastgestelde definities voor ziekenhuizen met een laag of hoog volume Deze definities hangen sterk af van de beschikbare data en verschillen daardoor per studie Dit maakt het moeilijk om uit de verschillende studies het optimale ziekenhuisvolume te bepalen Er is vooralsnog echter geen overtuigend objectief bewijs voor significant betere resultaten met afkapwaarden hoger dan ## Het literatuuronderzoek heeft zich beperkt tot de relatie volume - uitkomst en de bijbehorende afkapwaardes <PERSOON> onderzoek is nodig naar de invloed van andere facetten (zoals o a de rol van de locale infrastructuur) op uitkomsten van zorg en daarnaast de invloed op andere uitkomstindicatoren zoals het adequaat behandelen van complicaties, weergegeven in de zogenaamde 'failure to rescue' ratio Naast evidence uit de literatuur (conclusies) zijn er ook andere overwegingen die kunnen meespelen bij het formuleren van aanbevelingen De uiteindelijk geformuleerde aanbevelingen zijn het resultaat van de conclusies in combinatie met deze overwegingen, die de conclusies plaatsen in de context van de dagelijkse praktijk Daarin spelen bijvoorbeeld ook patiëntenpreferenties (of andere aspecten van patiëntenperspectief), organisatie van zorg en doelmatigheid een rol Op grond van dergelijke overwegingen kan een ander minimum volume geïndiceerd zijn De patiëntenvertegenwoordigers (namens SPKS en Leven met Kanker Beweging) in de richtlijnwerkgroep geven aan voorstander te zijn van verdere concentratie Patiënten zijn in het algemeen bereid ver(der) te reizen voor de best mogelijke zorg In een in mei ### verschenen persbericht laat Slokdarmkanker willen nastreven Tevens pleiten zij voor meer transparantie over ziekenhuiskenmerken en uitkomsten van zorg en voor het samenvoegen van de zorg voor slokdarm- en maagkanker in een klein aantal centra Inmiddels gepubliceerd Centralization of esophagectomy how far should we go?; <PERSOON> ### De hierboven genoemde algemene aspecten betreffende de inhoud en het proces van besluitvorming worden in het schema in onderstaande tabel toegepast op het oesofaguscarcinoom Het schema dient te worden gelezen, en wordt door de werkgroep aanbevolen, als een lijst van aandachtspunten, gerelateerd Tijdens het ziektebeloop dienen er voortdurend beslissingen te worden genomen over de toe te passen behandelingen Dit vraagt van de behandelend arts en andere betrokken hulpverleners goede In de literatuur zijn geen artikelen gevonden die specifiek het besluitvormingsproces in het kader van de behandeling van het oesofaguscarcinoom tot onderwerp hebben Wel is hierover gepubliceerd in algemene Veel aandacht is er in de literatuur voor wat wordt genoemd âgezamenlijke besluitvorming' (âshared decision making') Er is sprake van gezamenlijke besluitvorming als aan de volgende voorwaarden is voldaan ⢠Zowel patiënt als arts zijn betrokken bij het beslisproces ⢠Zowel patiënt als arts wisselen informatie uit ⢠Zowel patiënt als arts geven hun preferenties ten aanzien van de betreffende behandelingen ⢠Er wordt een behandelingsbeslissing genomen waarmee zowel patiënt als arts instemmen #<DATUM> Deze wijze van besluitvorming geeft bij de patiënt en zijn naasten een grote mate van tevredenheid, gelet op de ervaren betrokkenheid bij de besluitvorming en de daarbij ervaren emotionele ondersteuning ###.
| 574 | nvmdl |
ziekenhuiskenmerken en uitkomsten van zorg en voor het samenvoegen van de zorg voor slokdarm- en maagkanker in een klein aantal centra Inmiddels gepubliceerd Centralization of esophagectomy how far should we go?; <PERSOON> ### De hierboven genoemde algemene aspecten betreffende de inhoud en het proces van besluitvorming worden in het schema in onderstaande tabel toegepast op het oesofaguscarcinoom Het schema dient te worden gelezen, en wordt door de werkgroep aanbevolen, als een lijst van aandachtspunten, gerelateerd Tijdens het ziektebeloop dienen er voortdurend beslissingen te worden genomen over de toe te passen behandelingen Dit vraagt van de behandelend arts en andere betrokken hulpverleners goede In de literatuur zijn geen artikelen gevonden die specifiek het besluitvormingsproces in het kader van de behandeling van het oesofaguscarcinoom tot onderwerp hebben Wel is hierover gepubliceerd in algemene Veel aandacht is er in de literatuur voor wat wordt genoemd âgezamenlijke besluitvorming' (âshared decision making') Er is sprake van gezamenlijke besluitvorming als aan de volgende voorwaarden is voldaan ⢠Zowel patiënt als arts zijn betrokken bij het beslisproces ⢠Zowel patiënt als arts wisselen informatie uit ⢠Zowel patiënt als arts geven hun preferenties ten aanzien van de betreffende behandelingen ⢠Er wordt een behandelingsbeslissing genomen waarmee zowel patiënt als arts instemmen #<DATUM> Deze wijze van besluitvorming geeft bij de patiënt en zijn naasten een grote mate van tevredenheid, gelet op de ervaren betrokkenheid bij de besluitvorming en de daarbij ervaren emotionele ondersteuning ### de behandeling, sterk varieert en afhankelijk is van bepaalde patiëntkarakteristieken Zo blijkt de mate van actieve participatie af te nemen bij het toenemen van de leeftijd en hoger te zijn bij patiënten met een hogere opleiding en actievere âcoping'-stijl Daarnaast blijken vrouwen zich actiever op te stellen dan Als het gaat om het bespreekbaar maken van ziekte en de naderende dood, dient er speciale aandacht te zijn voor patiënten uit sommige, met name niet-westerse, culturen De waarden en normen van deze groep aangaande de autonomie van de patiënt en het recht op volledige informatie verschillen van hetgeen in de westerse cultuur gebruikelijk is Dit kan gevolgen hebben voor de besluitvorming Zo worden in sommige culturen belangrijke beslissingen genomen door daartoe bevoegde personen, meestal een ouder familielid, en niet door de patiënt zelf In sommige, met name niet-westerse culturen wordt het vertellen van de waarheid nogal eens als bedreigend en onverantwoord ervaren, in plaats van als eerlijk en principieel ### <PERSOON> van de mate van participatie bij de besluitvorming op zich, wil de overgrote meerderheid van de patiënten uitgebreid worden geïnformeerd over zijn/haar ziekte en mogelijke behandeling #<DATUM> Uitgaande van de WGBO wil de werkgroep benadrukken dat een patiënt met een oesofaguscarcinoom uitgebreid geïnformeerd dient te worden over zijn/haar ziekte en mogelijke behandeling De werkgroep is van mening dat bij patiënten met een oesofaguscarcinoom gezamenlijke besluitvorming Uitgaande van de WGBO is de werkgroep van mening dat patiënten met een oesofaguscarcinoom.
| 575 | nvmdl |
varieert en afhankelijk is van bepaalde patiëntkarakteristieken Zo blijkt de mate van actieve participatie af te nemen bij het toenemen van de leeftijd en hoger te zijn bij patiënten met een hogere opleiding en actievere âcoping'-stijl Daarnaast blijken vrouwen zich actiever op te stellen dan Als het gaat om het bespreekbaar maken van ziekte en de naderende dood, dient er speciale aandacht te zijn voor patiënten uit sommige, met name niet-westerse, culturen De waarden en normen van deze groep aangaande de autonomie van de patiënt en het recht op volledige informatie verschillen van hetgeen in de westerse cultuur gebruikelijk is Dit kan gevolgen hebben voor de besluitvorming Zo worden in sommige culturen belangrijke beslissingen genomen door daartoe bevoegde personen, meestal een ouder familielid, en niet door de patiënt zelf In sommige, met name niet-westerse culturen wordt het vertellen van de waarheid nogal eens als bedreigend en onverantwoord ervaren, in plaats van als eerlijk en principieel ### <PERSOON> van de mate van participatie bij de besluitvorming op zich, wil de overgrote meerderheid van de patiënten uitgebreid worden geïnformeerd over zijn/haar ziekte en mogelijke behandeling #<DATUM> Uitgaande van de WGBO wil de werkgroep benadrukken dat een patiënt met een oesofaguscarcinoom uitgebreid geïnformeerd dient te worden over zijn/haar ziekte en mogelijke behandeling De werkgroep is van mening dat bij patiënten met een oesofaguscarcinoom gezamenlijke besluitvorming Uitgaande van de WGBO is de werkgroep van mening dat patiënten met een oesofaguscarcinoom bespreekbaar maken van ziekte en de eventuele gevolgen, en de daarbij behorende wijze van Om te komen tot een verantwoorde besluitvorming is het van belang dat er duidelijkheid bestaat bij alle betrokkenen over de fase waarin het ziekteproces zich bevindt (âde besefscontext') Het doel van de behandeling verandert in de loop van de tijd van gericht zijn op genezing, via palliatie om te komen tot behoud van kwaliteit van leven met zo beperkt mogelijke ziektelast, tot uitsluitend symptoomcontrole in de De proportionaliteit van de behandeling is hier een belangrijke afweging, waarbij de draagkracht en preferentie van de patiënt een grote rol spelen De preferenties van de patiënt worden door zowel lichamelijke als psychische, sociale en levensbeschouwelijke aspecten bepaald Kennisname hiervan is voor de behandelend arts van belang om tot een goede afweging te komen, zeker bij het vorderen van het ziekteproces Een multidisciplinaire benadering kan hierbij nodig zijn om tot goede besluitvorming, en de inschatting te maken van de te verwachten symptomatologie; door hierop te anticiperen, wordt het Standaard screenen op klachten en op risicofactoren voor een verstoorde verwerking van het ziekteproces op diverse momenten in het zorgtraject (diagnose, behandeling, nazorg, recidieven) is zinvol Screening dient te worden gevolgd door bespreking in het behandelteam en waar nodig verwijzing Artsen en verpleegkundigen dienen op de hoogte te zijn van de verwijzingsmogelijkheden naar Patiënten met Kanker aan het Spijsverteringskanaal (SPKS, voorheen st Doorgang), de folder van SPKS Over de specifieke gevolgen voor de kwaliteit van leven van diagnose en behandeling van het oesofaguscarcinoom is nog weinig bekend.
| 571 | nvmdl |
daarbij behorende wijze van Om te komen tot een verantwoorde besluitvorming is het van belang dat er duidelijkheid bestaat bij alle betrokkenen over de fase waarin het ziekteproces zich bevindt (âde besefscontext') Het doel van de behandeling verandert in de loop van de tijd van gericht zijn op genezing, via palliatie om te komen tot behoud van kwaliteit van leven met zo beperkt mogelijke ziektelast, tot uitsluitend symptoomcontrole in de De proportionaliteit van de behandeling is hier een belangrijke afweging, waarbij de draagkracht en preferentie van de patiënt een grote rol spelen De preferenties van de patiënt worden door zowel lichamelijke als psychische, sociale en levensbeschouwelijke aspecten bepaald Kennisname hiervan is voor de behandelend arts van belang om tot een goede afweging te komen, zeker bij het vorderen van het ziekteproces Een multidisciplinaire benadering kan hierbij nodig zijn om tot goede besluitvorming, en de inschatting te maken van de te verwachten symptomatologie; door hierop te anticiperen, wordt het Standaard screenen op klachten en op risicofactoren voor een verstoorde verwerking van het ziekteproces op diverse momenten in het zorgtraject (diagnose, behandeling, nazorg, recidieven) is zinvol Screening dient te worden gevolgd door bespreking in het behandelteam en waar nodig verwijzing Artsen en verpleegkundigen dienen op de hoogte te zijn van de verwijzingsmogelijkheden naar Patiënten met Kanker aan het Spijsverteringskanaal (SPKS, voorheen st Doorgang), de folder van SPKS Over de specifieke gevolgen voor de kwaliteit van leven van diagnose en behandeling van het oesofaguscarcinoom is nog weinig bekend gepaard met specifieke functiebeperkingen die een negatief effect hebben op de ervaren kwaliteit van leven Na een operatie voor oesofaguscarcinoom bleek dat bij meer dan driekwart van de patiënten sprake was van klachten zoals vermoeidheid, een vol gevoel en dysfagie, zowel op vijf weken als drie maanden na de operatie ### Uit een onderzoek van Sweed et al blijkt dat de kwaliteit van leven van patiënten behandeld voor oesofaguscarcinoom verlaagd is en weinig verbetering toont na de behandeling ### Leeftijd, sekse en het type behandeling zijn van invloed op de kwaliteit van leven van patiënten met een oesofaguscarcinoom ### Van de fysieke klachten blijkt met name dysfagie een negatief effect te hebben op Uit de algemene oncologische literatuur is bekend dat de diagnose en behandeling van kanker diep ingrijpen op het psychosociaal functioneren Dit betreft het besef van kwetsbaarheid, het ervaren van spanning, angst en depressie, verminderd sociaal functioneren en vooral het ervaren van de confrontatie met de eigen sterfelijkheid Een ingrijpende ziekte zoals kanker vergt daarom veel van het aanpassingsvermogen van de patiënt en diens omgeving Bij een aanzienlijk deel van alle kankerpatiënten treden negatieve emotionele en lichamelijke gevolgen van de ziekte en de behandeling op Eén à twee jaar na de diagnose rapporteert circa ##% van de patiënten psychische klachten, zoals angst, onzekerheid en depressie #<DATUM> terwijl ##% van de patiënten klachten van blijvende vermoeidheid heeft ### In hoeverre patiënten klachten ontwikkelen of de verwerking verstoord verloopt, is afhankelijk van.
| 573 | nvmdl |
functiebeperkingen die een negatief effect hebben op de ervaren kwaliteit van leven Na een operatie voor oesofaguscarcinoom bleek dat bij meer dan driekwart van de patiënten sprake was van klachten zoals vermoeidheid, een vol gevoel en dysfagie, zowel op vijf weken als drie maanden na de operatie ### Uit een onderzoek van Sweed et al blijkt dat de kwaliteit van leven van patiënten behandeld voor oesofaguscarcinoom verlaagd is en weinig verbetering toont na de behandeling ### Leeftijd, sekse en het type behandeling zijn van invloed op de kwaliteit van leven van patiënten met een oesofaguscarcinoom ### Van de fysieke klachten blijkt met name dysfagie een negatief effect te hebben op Uit de algemene oncologische literatuur is bekend dat de diagnose en behandeling van kanker diep ingrijpen op het psychosociaal functioneren Dit betreft het besef van kwetsbaarheid, het ervaren van spanning, angst en depressie, verminderd sociaal functioneren en vooral het ervaren van de confrontatie met de eigen sterfelijkheid Een ingrijpende ziekte zoals kanker vergt daarom veel van het aanpassingsvermogen van de patiënt en diens omgeving Bij een aanzienlijk deel van alle kankerpatiënten treden negatieve emotionele en lichamelijke gevolgen van de ziekte en de behandeling op Eén à twee jaar na de diagnose rapporteert circa ##% van de patiënten psychische klachten, zoals angst, onzekerheid en depressie #<DATUM> terwijl ##% van de patiënten klachten van blijvende vermoeidheid heeft ### In hoeverre patiënten klachten ontwikkelen of de verwerking verstoord verloopt, is afhankelijk van sociale factoren (ervaren steun en sociaal-economische status) ### Gezien de prognose en behandelingsmogelijkheden vormen ook patiënten met oesofaguscarcinoom een risicogroep waarvoor Aandacht voor psychosociale aspecten is daarbij niet alleen wenselijk ter ondersteuning van de patiënt, maar ook om psychische problemen te voorkomen of te verminderen Adequate voorlichting over de medische en psychosociale gevolgen van de ziekte en mogelijke behandelingen is vanzelfsprekend sinds de patiënt als mondige participant is geaccepteerd Dit is wettelijk vastgelegd in de Wet op de De communicatie tussen arts en patiënt is een integraal onderdeel van de zorg voor de patiënt Adequate communicatie heeft positieve effecten op tevredenheid van de patiënt, therapietrouw en kwaliteit van leven Drie belangrijke aspecten van de communicatie tussen arts en patiënt zijn Informatieverstrekking aan patiënten moet nauw aansluiten bij de behoeften en problemen van patiënten, De behoefte aan informatie bij patiënten is groot, zowel voor als na de behandeling, en wordt door artsen soms onderschat ### De arts is de belangrijkste informatiebron voor patiënten #<DATUM> Adequate voorlichting draagt bij tot een helder beeld van wat men van de ingreep mag verwachten en vermindert angstgevoelens###, terwijl therapietrouw, welbevinden en tevredenheid worden bevorderd ### Ook informatief contact met een goed gerevalideerde lotgenoot kan de angst doen verminderen, met name rond De hoeveelheid en soort informatie die kankerpatiënten willen hebben, varieert en wordt onder andere beïnvloed door de coping-stijl van de patiënt (informatie zoeken of informatie mijden) en de fase van de ziekte Dit stelt eisen aan de communicatievaardigheden van de medische hulpverleners Belangrijk is.
| 597 | nvmdl |
status) ### Gezien de prognose en behandelingsmogelijkheden vormen ook patiënten met oesofaguscarcinoom een risicogroep waarvoor Aandacht voor psychosociale aspecten is daarbij niet alleen wenselijk ter ondersteuning van de patiënt, maar ook om psychische problemen te voorkomen of te verminderen Adequate voorlichting over de medische en psychosociale gevolgen van de ziekte en mogelijke behandelingen is vanzelfsprekend sinds de patiënt als mondige participant is geaccepteerd Dit is wettelijk vastgelegd in de Wet op de De communicatie tussen arts en patiënt is een integraal onderdeel van de zorg voor de patiënt Adequate communicatie heeft positieve effecten op tevredenheid van de patiënt, therapietrouw en kwaliteit van leven Drie belangrijke aspecten van de communicatie tussen arts en patiënt zijn Informatieverstrekking aan patiënten moet nauw aansluiten bij de behoeften en problemen van patiënten, De behoefte aan informatie bij patiënten is groot, zowel voor als na de behandeling, en wordt door artsen soms onderschat ### De arts is de belangrijkste informatiebron voor patiënten #<DATUM> Adequate voorlichting draagt bij tot een helder beeld van wat men van de ingreep mag verwachten en vermindert angstgevoelens###, terwijl therapietrouw, welbevinden en tevredenheid worden bevorderd ### Ook informatief contact met een goed gerevalideerde lotgenoot kan de angst doen verminderen, met name rond De hoeveelheid en soort informatie die kankerpatiënten willen hebben, varieert en wordt onder andere beïnvloed door de coping-stijl van de patiënt (informatie zoeken of informatie mijden) en de fase van de ziekte Dit stelt eisen aan de communicatievaardigheden van de medische hulpverleners Belangrijk is In de praktijk blijkt dat veel patiënten de geboden informatie vergeten, onder andere door de optredende emoties Het ondersteunen van mondelinge voorlichting met schriftelijke en audiovisuele hulpmiddelen (bijvoorbeeld een geluidsopname, een dvd of een website) blijkt effectief in het onthouden en verwerken van de verstrekte informatie ### Als positief neveneffect blijkt het gebruik van cassettebandjes de Om de informatieverstrekking zo optimaal mogelijk te laten verlopen is een planmatige werkwijze, De KWF-folder Slokdarmkanker is hier te downloaden Op (WEBLINK) staat veel informatie Betrokkenheid en emotionele ondersteuning zijn onderdeel van de basale zorgverlening door medische hulpverleners Dit verzacht problematiek zoals angst en depressie, verbetert de samenwerking tussen arts en patiënt en bevordert de informatieverwerking van de patiënt Aandacht voor emoties en welbevinden vergemakkelijkt het verwerkingsproces van de ziekte en de behandeling Om inzicht te krijgen in de problematiek van patiënten wordt het standaardgebruik van een screeningsinstrument aanbevolen Het standaardgebruik van een kwaliteit van leven- of klachtenvragenlijst blijkt effectief in het opsporen en bespreken van relevante klachten tussen arts en patiënt ### Een dergelijke vragenlijst kan worden gebruikt om indicatoren te verkrijgen wanneer doorverwijzing naar een meer gespecialiseerde psychosociale ondersteuning is gewenst Gebruik van een tumorspecifieke Om de noodzaak tot het consulteren van professionele zorgverleners t a v de psychosociale zorg te objectiveren wordt landelijk een gevalideerd screeningsinstrument ingevoerd Dit is de zogenaamde LASTmeter Er zijn verschillende varianten ontwikkelt Het advies is om de geboden psychosociale zorg inzichtelijk te maken met gebruik van zo'n LASTmeter.
| 577 | nvmdl |
In de praktijk blijkt dat veel patiënten de geboden informatie vergeten, onder andere door de optredende emoties Het ondersteunen van mondelinge voorlichting met schriftelijke en audiovisuele hulpmiddelen (bijvoorbeeld een geluidsopname, een dvd of een website) blijkt effectief in het onthouden en verwerken van de verstrekte informatie ### Als positief neveneffect blijkt het gebruik van cassettebandjes de Om de informatieverstrekking zo optimaal mogelijk te laten verlopen is een planmatige werkwijze, De KWF-folder Slokdarmkanker is hier te downloaden Op (WEBLINK) staat veel informatie Betrokkenheid en emotionele ondersteuning zijn onderdeel van de basale zorgverlening door medische hulpverleners Dit verzacht problematiek zoals angst en depressie, verbetert de samenwerking tussen arts en patiënt en bevordert de informatieverwerking van de patiënt Aandacht voor emoties en welbevinden vergemakkelijkt het verwerkingsproces van de ziekte en de behandeling Om inzicht te krijgen in de problematiek van patiënten wordt het standaardgebruik van een screeningsinstrument aanbevolen Het standaardgebruik van een kwaliteit van leven- of klachtenvragenlijst blijkt effectief in het opsporen en bespreken van relevante klachten tussen arts en patiënt ### Een dergelijke vragenlijst kan worden gebruikt om indicatoren te verkrijgen wanneer doorverwijzing naar een meer gespecialiseerde psychosociale ondersteuning is gewenst Gebruik van een tumorspecifieke Om de noodzaak tot het consulteren van professionele zorgverleners t a v de psychosociale zorg te objectiveren wordt landelijk een gevalideerd screeningsinstrument ingevoerd Dit is de zogenaamde LASTmeter Er zijn verschillende varianten ontwikkelt Het advies is om de geboden psychosociale zorg inzichtelijk te maken met gebruik van zo'n LASTmeter behoefte aan psychosociale ondersteuning klik hier Voor meer informatie over Ondersteunen bij Naast basale psychosociale ondersteuning door artsen en verpleegkundigen zijn sommige patiënten gebaat bij meer gespecialiseerde psychosociale ondersteuning Het betreft hier patiënten die te maken hebben met ingrijpende behandelingen, vastlopen in verwerking, te maken hebben met comorbiditeit, een minder sterk sociaal vangnet hebben, enzovoort De positieve effecten van gespecialiseerde psychosociale oncologische interventies zijn door meerdere onderzoekers vastgesteld ### In een meta-analyse werden significante verbeteringen aangetoond met betrekking tot emotioneel welbevinden, functioneren in dagelijks leven en lichamelijke symptomen ### Andere effecten zijn verbetering in het kunnen omgaan met de ziekte, verbetering van de kwaliteit van leven, stemming, zelfwaardering en gevoel van controle Fysieke revalidatie, al dan niet in combinatie met een psycho-educatieprogramma, kan een belangrijke ondersteuning zijn bij de revalidatie en reïntegratie van (ex-)kankerpatiënten en leidt tot verbetering van zowel het fysiek als psychosociaal functioneren ### Daarnaast neemt de vermoeidheid af #<DATUM> Meer informatie over reïntegratie in de richtlijn Kanker en Werk klik hier Meer informatie zie de richtlijn Herstel na Kanker klik hier Meer informatie over het programma Herstel en Balans klik hier Meer over Look good Feel Better (voorheen Goed verzorgd Beter gevoel) klik hier Bij een deel van de oncologische patiënten treden klachten als gevolg van ziekte en behandeling op Bij eenderde van de patiënten bestaan deze klachten één à twee jaar na de diagnose nog steeds.
| 561 | nvmdl |
behoefte aan psychosociale ondersteuning klik hier Voor meer informatie over Ondersteunen bij Naast basale psychosociale ondersteuning door artsen en verpleegkundigen zijn sommige patiënten gebaat bij meer gespecialiseerde psychosociale ondersteuning Het betreft hier patiënten die te maken hebben met ingrijpende behandelingen, vastlopen in verwerking, te maken hebben met comorbiditeit, een minder sterk sociaal vangnet hebben, enzovoort De positieve effecten van gespecialiseerde psychosociale oncologische interventies zijn door meerdere onderzoekers vastgesteld ### In een meta-analyse werden significante verbeteringen aangetoond met betrekking tot emotioneel welbevinden, functioneren in dagelijks leven en lichamelijke symptomen ### Andere effecten zijn verbetering in het kunnen omgaan met de ziekte, verbetering van de kwaliteit van leven, stemming, zelfwaardering en gevoel van controle Fysieke revalidatie, al dan niet in combinatie met een psycho-educatieprogramma, kan een belangrijke ondersteuning zijn bij de revalidatie en reïntegratie van (ex-)kankerpatiënten en leidt tot verbetering van zowel het fysiek als psychosociaal functioneren ### Daarnaast neemt de vermoeidheid af #<DATUM> Meer informatie over reïntegratie in de richtlijn Kanker en Werk klik hier Meer informatie zie de richtlijn Herstel na Kanker klik hier Meer informatie over het programma Herstel en Balans klik hier Meer over Look good Feel Better (voorheen Goed verzorgd Beter gevoel) klik hier Bij een deel van de oncologische patiënten treden klachten als gevolg van ziekte en behandeling op Bij eenderde van de patiënten bestaan deze klachten één à twee jaar na de diagnose nog steeds ernst van de klachten, van het aanpassingsvermogen van de patiënt en van de ondersteuning uit de Standaardgebruik van een screeningsinstrument (zoals de EORTC OES-##) kan opsporing en bespreking van relevante psychosociale klachten bij patiënten met een oesofaguscarcinoom bevorderen Het is aangetoond dat psychologische interventies bij mensen met kanker een positief effect kunnen Een multidisciplinair revalidatieprogramma kan mogelijk bijdragen tot verbetering van het fysiek, psychisch Lotgenotencontact is belangrijk omdat het een contact betreft tussen mensen die in een overeenkomstige situatie verkeren en dus vergelijkbare en gemeenschappelijke ervaringen hebben Vanuit deze wederzijdse betrokkenheid en een gelijkwaardige positie wisselt men ervaringen, tips en informatie uit Dit kan zowel op Lotgenoten bieden elkaar (h)erkenning, aandacht en emotionele en praktische steun Ze zijn ook een belangrijke <INSTELLING> van informatie voor de naasten ### Door deze steun krijgt men meer greep op de eigen situatie en heeft men minder het gevoel overgeleverd te zijn aan de ziekte De Stichting voor patiënten met kanker aan het spijsverteringskanaal (SPKS voorheen Stichting Doorgang) is opgezet voor mensen die lijden aan een vorm van kanker in het spijsverteringskanaal (met uitzondering van mensen bij wie een stoma is geplaatst, download hier de folder van SPKS) Hieronder vallen dus ook de patiënten met een oesofaguscarcinoom Ook partners en naasten van kankerpatiënten kunnen bij de SPKS terecht Op de website (WEBLINK) staat ook informatie voor naasten Contact met lotgenoten biedt (h)erkenning, aandacht en emotionele en praktische steun voor patiënten en Het begrip palliatieve behandeling wordt verschillend geïnterpreteerd Sommigen bedoelen hier uitsluitend.
| 577 | nvmdl |
van de ondersteuning uit de Standaardgebruik van een screeningsinstrument (zoals de EORTC OES-##) kan opsporing en bespreking van relevante psychosociale klachten bij patiënten met een oesofaguscarcinoom bevorderen Het is aangetoond dat psychologische interventies bij mensen met kanker een positief effect kunnen Een multidisciplinair revalidatieprogramma kan mogelijk bijdragen tot verbetering van het fysiek, psychisch Lotgenotencontact is belangrijk omdat het een contact betreft tussen mensen die in een overeenkomstige situatie verkeren en dus vergelijkbare en gemeenschappelijke ervaringen hebben Vanuit deze wederzijdse betrokkenheid en een gelijkwaardige positie wisselt men ervaringen, tips en informatie uit Dit kan zowel op Lotgenoten bieden elkaar (h)erkenning, aandacht en emotionele en praktische steun Ze zijn ook een belangrijke <INSTELLING> van informatie voor de naasten ### Door deze steun krijgt men meer greep op de eigen situatie en heeft men minder het gevoel overgeleverd te zijn aan de ziekte De Stichting voor patiënten met kanker aan het spijsverteringskanaal (SPKS voorheen Stichting Doorgang) is opgezet voor mensen die lijden aan een vorm van kanker in het spijsverteringskanaal (met uitzondering van mensen bij wie een stoma is geplaatst, download hier de folder van SPKS) Hieronder vallen dus ook de patiënten met een oesofaguscarcinoom Ook partners en naasten van kankerpatiënten kunnen bij de SPKS terecht Op de website (WEBLINK) staat ook informatie voor naasten Contact met lotgenoten biedt (h)erkenning, aandacht en emotionele en praktische steun voor patiënten en Het begrip palliatieve behandeling wordt verschillend geïnterpreteerd Sommigen bedoelen hier uitsluitend Onder een palliatieve behandeling kan echter ook worden verstaan elke niet-curatieve behandeling waarbij naast bovenbeschreven doelen ook wordt gestreefd naar levensverlenging Aangezien dit onderscheid vaak niet goed kan worden gemaakt, worden in dit hoofdstuk alle in opzet niet-curatieve ingrepen als palliatief beschouwd In opzet curatieve chirurgie en (chemo)radiatie vallen dus buiten het bestek van dit hoofdstuk Het betreft hier patiënten met een gemetastaseerd oesofaguscarcinoom, patiënten met een recidief na een primair curatieve behandeling, patiënten bij wie, door een slechte conditie of door andere factoren, een curatieve behandeling niet meer mogelijk is en patiënten die lokale doorgroei hebben in organen die de oesofagus omgeven Voor de duidelijkheid maken we een onderscheid tussen een lokaal palliatieve behandeling, gericht op symptoombestrijding, en een systemisch palliatieve behandeling, waarbij ook afstandsmetastasen worden behandeld Meer informatie zie (WEBLINK) Bij oesofaguscarcinoompatiënten met een matige algemene conditie en/of met metastasen op afstand bestaat een voorkeur voor brachytherapie, eventueel gevolgd door een stentplaatsing indien Indien de levensverwachting korter is dan zes weken, kan allereerst stentplaatsing worden overwogen, gezien het snelle effect op de verbetering van passageklachten Bij inoperabele patiënten met een levensverwachting langer dan drie maanden kan uitwendige Bij patiënten met een fistel tussen de oesofagus en de luchtwegen, patiënten met een inoperabel oesofaguscarcinoom nabij de bovenste oesofagussfincter en patiënten met een recidief na eerdere oesofagusresectie in verband met een oesofaguscarcinoom, heeft stentplaatsing de voorkeur Bij meer dan ##% van de patiënten met een carcinoom van de oesofagus en gastro-oesofageale overgang.
| 565 | nvmdl |
worden verstaan elke niet-curatieve behandeling waarbij naast bovenbeschreven doelen ook wordt gestreefd naar levensverlenging Aangezien dit onderscheid vaak niet goed kan worden gemaakt, worden in dit hoofdstuk alle in opzet niet-curatieve ingrepen als palliatief beschouwd In opzet curatieve chirurgie en (chemo)radiatie vallen dus buiten het bestek van dit hoofdstuk Het betreft hier patiënten met een gemetastaseerd oesofaguscarcinoom, patiënten met een recidief na een primair curatieve behandeling, patiënten bij wie, door een slechte conditie of door andere factoren, een curatieve behandeling niet meer mogelijk is en patiënten die lokale doorgroei hebben in organen die de oesofagus omgeven Voor de duidelijkheid maken we een onderscheid tussen een lokaal palliatieve behandeling, gericht op symptoombestrijding, en een systemisch palliatieve behandeling, waarbij ook afstandsmetastasen worden behandeld Meer informatie zie (WEBLINK) Bij oesofaguscarcinoompatiënten met een matige algemene conditie en/of met metastasen op afstand bestaat een voorkeur voor brachytherapie, eventueel gevolgd door een stentplaatsing indien Indien de levensverwachting korter is dan zes weken, kan allereerst stentplaatsing worden overwogen, gezien het snelle effect op de verbetering van passageklachten Bij inoperabele patiënten met een levensverwachting langer dan drie maanden kan uitwendige Bij patiënten met een fistel tussen de oesofagus en de luchtwegen, patiënten met een inoperabel oesofaguscarcinoom nabij de bovenste oesofagussfincter en patiënten met een recidief na eerdere oesofagusresectie in verband met een oesofaguscarcinoom, heeft stentplaatsing de voorkeur Bij meer dan ##% van de patiënten met een carcinoom van de oesofagus en gastro-oesofageale overgang Daarnaast is dysfagie een frequent voorkomend probleem bij tumorrecidief na een primair (chemo)radiotherapeutische en/of chirurgische behandeling Twee belangrijke opties voor de behandeling van dysfagieklachten bij deze patiëntengroep zijn het plaatsen van zelf-ontplooibare stents en Gerandomiseerde onderzoeken hebben aangetoond dat stents superieur zijn ten opzichte van de vroeger veel gebruikte kunststof endoprothesen, met name wat betreft het optreden van (procedure-gerelateerde) Gerandomiseerd onderzoek heeft aangetoond dat stents met een âcoating' van polyethyleen of polyurethaan veel minder kans geven op hernieuwde dysfagieklachten ten gevolge van tumoringroei dan âongecoate' stents, zodat wereldwijd vrijwel alleen nog âgecoate' stents worden gebruikt bij de palliatie van dysfagie ten gevolge van een inoperabel oesofaguscarcinoom ### In een gerandomiseerd onderzoek werden de drie meest gebruikte gecoate stents, namelijk de Ultraflex-stent, de Flamingo Wallstent en de Z-stent, met elkaar vergeleken ### De drie stents lieten een vergelijkbaar effect zien met betrekking tot verbetering van dysfagie Daarnaast waren ook het optreden van complicaties, recidief van dysfagieklachten, een geleidelijke afname van de âperformance'-status en de overleving niet verschillend tussen de drie typen stents Wel was er een trend naar meer complicaties met de Z-stent, waarbij met name bloedingen bij circa ##% van de met een Z-stent behandelde patiënten werden gezien In een ander gerandomiseerd onderzoek werd eveneens geen verschil gezien tussen de Ultraflex-stent en de Flamingo Er is lange tijd controverse geweest over de vraag of chemotherapie en/of radiotherapie voorafgaand aan stentplaatsing tot meer complicaties zou leiden Er is echter vastgesteld dat na voorafgaande chemo- en/of radiotherapie niet vaker ernstige complicaties optraden Wel werden na stentplaatsing vaker pijnklachten gezien.
| 591 | nvmdl |
en/of chirurgische behandeling Twee belangrijke opties voor de behandeling van dysfagieklachten bij deze patiëntengroep zijn het plaatsen van zelf-ontplooibare stents en Gerandomiseerde onderzoeken hebben aangetoond dat stents superieur zijn ten opzichte van de vroeger veel gebruikte kunststof endoprothesen, met name wat betreft het optreden van (procedure-gerelateerde) Gerandomiseerd onderzoek heeft aangetoond dat stents met een âcoating' van polyethyleen of polyurethaan veel minder kans geven op hernieuwde dysfagieklachten ten gevolge van tumoringroei dan âongecoate' stents, zodat wereldwijd vrijwel alleen nog âgecoate' stents worden gebruikt bij de palliatie van dysfagie ten gevolge van een inoperabel oesofaguscarcinoom ### In een gerandomiseerd onderzoek werden de drie meest gebruikte gecoate stents, namelijk de Ultraflex-stent, de Flamingo Wallstent en de Z-stent, met elkaar vergeleken ### De drie stents lieten een vergelijkbaar effect zien met betrekking tot verbetering van dysfagie Daarnaast waren ook het optreden van complicaties, recidief van dysfagieklachten, een geleidelijke afname van de âperformance'-status en de overleving niet verschillend tussen de drie typen stents Wel was er een trend naar meer complicaties met de Z-stent, waarbij met name bloedingen bij circa ##% van de met een Z-stent behandelde patiënten werden gezien In een ander gerandomiseerd onderzoek werd eveneens geen verschil gezien tussen de Ultraflex-stent en de Flamingo Er is lange tijd controverse geweest over de vraag of chemotherapie en/of radiotherapie voorafgaand aan stentplaatsing tot meer complicaties zou leiden Er is echter vastgesteld dat na voorafgaande chemo- en/of radiotherapie niet vaker ernstige complicaties optraden Wel werden na stentplaatsing vaker pijnklachten gezien overleving van patiënten die al dan niet voorafgaande chemo- en/of radiotherapie hadden gekregen ### Ten slotte kan plaatsing van een stent ook worden overwogen bij patiënten met een oesofaguscarcinoom dat wordt gecomplceerd door een fistel tussen de oesofagus en de luchtwegen, bij proximaal gelokaliseerde oesofaguscarcinomen nabij de bovenste oesofagussfincter en bij recidieven na eerdere Een aantal onderzoeken vergeleek combinatiebehandelingen van uitwendige radiotherapie met andere behandelingsmodaliteiten, zoals stents, chemotherapie en laser #<DATUM> ##<DATUM> Naast dysfagie als belangrijkste eindpunt #<DATUM> ### werden ook respons en overleving in één onderzoek ### als eindpunt gebruikt Het betroffen echter onderzoeken met geringe aantallen patiënten ###, of er werd bij patiënten eerst een endoprothese in de oesofagus geplaatst ###, of de patiënten ondergingen eerst laserbehandeling waarna randomisatie plaatsvond naar al dan niet radiotherapie ###, of het betrof een observationeel onderzoek zonder randomisatie ### In de meeste onderzoeken werd bovendien geen kwaliteit van leven-onderzoek verricht #<DATUM> ##<DATUM> De toevoeging van radiotherapie aan bovenstaande behandelingen resulteerde slechts in het niet-gerandomiseerde onderzoek in een grotere reductie van dysfagieklachten en verlenging van de overleving in vergelijking met patiënten die niet met uitwendige radiotherapie waren behandeld ### De in totaal gegeven radiotherapiedoses in de verschillende onderzoeken waren equivalent Bij een geselecteerde groep patiënten, namelijk inoperabele patiënten met kleinere tumoren zonder metastasen op afstand, kan palliatieve uitwendige radiotherapie in combinatie met intraluminale bestraling (brachyherapie) worden overwogen Het doel van gecombineerde radiotherapie is om een langduriger overleving te bereiken In de meeste onderzoeken werd ##-## Gy uitwendige bestraling gegeven,.
| 624 | nvmdl |
al dan niet voorafgaande chemo- en/of radiotherapie hadden gekregen ### Ten slotte kan plaatsing van een stent ook worden overwogen bij patiënten met een oesofaguscarcinoom dat wordt gecomplceerd door een fistel tussen de oesofagus en de luchtwegen, bij proximaal gelokaliseerde oesofaguscarcinomen nabij de bovenste oesofagussfincter en bij recidieven na eerdere Een aantal onderzoeken vergeleek combinatiebehandelingen van uitwendige radiotherapie met andere behandelingsmodaliteiten, zoals stents, chemotherapie en laser #<DATUM> ##<DATUM> Naast dysfagie als belangrijkste eindpunt #<DATUM> ### werden ook respons en overleving in één onderzoek ### als eindpunt gebruikt Het betroffen echter onderzoeken met geringe aantallen patiënten ###, of er werd bij patiënten eerst een endoprothese in de oesofagus geplaatst ###, of de patiënten ondergingen eerst laserbehandeling waarna randomisatie plaatsvond naar al dan niet radiotherapie ###, of het betrof een observationeel onderzoek zonder randomisatie ### In de meeste onderzoeken werd bovendien geen kwaliteit van leven-onderzoek verricht #<DATUM> ##<DATUM> De toevoeging van radiotherapie aan bovenstaande behandelingen resulteerde slechts in het niet-gerandomiseerde onderzoek in een grotere reductie van dysfagieklachten en verlenging van de overleving in vergelijking met patiënten die niet met uitwendige radiotherapie waren behandeld ### De in totaal gegeven radiotherapiedoses in de verschillende onderzoeken waren equivalent Bij een geselecteerde groep patiënten, namelijk inoperabele patiënten met kleinere tumoren zonder metastasen op afstand, kan palliatieve uitwendige radiotherapie in combinatie met intraluminale bestraling (brachyherapie) worden overwogen Het doel van gecombineerde radiotherapie is om een langduriger overleving te bereiken In de meeste onderzoeken werd ##-## Gy uitwendige bestraling gegeven, De mediane overleving was <DATUM> maanden, wat enkele maanden langer is dan in series waarin de resultaten van stentplaatsing (mediane overleving vier tot zes maanden) worden beschreven Hierbij moet echter worden opgemerkt dat in onderzoeken waarbij gecombineerde radiotherapie wordt toegepast, meestal geselecteerde patiënten worden behandeld, namelijk zonder metastasen en in een redelijke tot goede conditie Daarnaast is gerandomiseerd onderzoek, waarbij gecombineerde radiotherapie werd vergeleken met een andere Met brachytherapie kan lokaal een hogere radiatiedosis worden gegeven, terwijl het toxiciteitrisico voor het omgevende weefsel minimaal is Het verdient de voorkeur om bij toepassing van brachytherapie âhigh-dose rate' (HDR)-apparatuur te gebruiken Bij een enkelvoudige behandeling is de optimale radiatiedosis ##-## Gy en bij een gefractioneerde behandeling ##-## Gy In de meeste onderzoeken werd een verbetering van dysfagieklachten bereikt (na één tot vier weken) bij ##-##% van de patiënten Complicaties, met name radiatie-oesofagitis, stricturen en fistels, werden bij ##-##% van de patiënten gezien Persisterende en hernieuwde passageklachten werden bij ##-##% van de patiënten gezien ##<DATUM> ### In een gerandomiseerd onderzoek werd HDR-brachytherapie (# x ## Gy) vergeleken met plaatsing van een Ultraflex-stent bij de palliatie van dysfagie bij patiënten met een inoperabel oesofaguscarcinoom ten gevolge van metastasen en/of een slechte algemene conditie (SIREC-studie) Verbetering van dysfagie trad eerder op na stentplaatsing, maar na vier weken tot aan het overlijden van de patiënt waren de resultaten met betrekking tot voedselpassageverbetering beter voor brachytherapie Complicaties werden vaker gezien na stentplaatsing dan na brachytherapie (##% versus ##%) Behandeling voor persisterende.
| 663 | nvmdl |
De mediane overleving was <DATUM> maanden, wat enkele maanden langer is dan in series waarin de resultaten van stentplaatsing (mediane overleving vier tot zes maanden) worden beschreven Hierbij moet echter worden opgemerkt dat in onderzoeken waarbij gecombineerde radiotherapie wordt toegepast, meestal geselecteerde patiënten worden behandeld, namelijk zonder metastasen en in een redelijke tot goede conditie Daarnaast is gerandomiseerd onderzoek, waarbij gecombineerde radiotherapie werd vergeleken met een andere Met brachytherapie kan lokaal een hogere radiatiedosis worden gegeven, terwijl het toxiciteitrisico voor het omgevende weefsel minimaal is Het verdient de voorkeur om bij toepassing van brachytherapie âhigh-dose rate' (HDR)-apparatuur te gebruiken Bij een enkelvoudige behandeling is de optimale radiatiedosis ##-## Gy en bij een gefractioneerde behandeling ##-## Gy In de meeste onderzoeken werd een verbetering van dysfagieklachten bereikt (na één tot vier weken) bij ##-##% van de patiënten Complicaties, met name radiatie-oesofagitis, stricturen en fistels, werden bij ##-##% van de patiënten gezien Persisterende en hernieuwde passageklachten werden bij ##-##% van de patiënten gezien ##<DATUM> ### In een gerandomiseerd onderzoek werd HDR-brachytherapie (# x ## Gy) vergeleken met plaatsing van een Ultraflex-stent bij de palliatie van dysfagie bij patiënten met een inoperabel oesofaguscarcinoom ten gevolge van metastasen en/of een slechte algemene conditie (SIREC-studie) Verbetering van dysfagie trad eerder op na stentplaatsing, maar na vier weken tot aan het overlijden van de patiënt waren de resultaten met betrekking tot voedselpassageverbetering beter voor brachytherapie Complicaties werden vaker gezien na stentplaatsing dan na brachytherapie (##% versus ##%) Behandeling voor persisterende ##% versus brachytherapie ##%) Er was een tendens naar betere kwaliteit van leven-parameters op de langere termijn in de brachytherapiegroep De totale kosten van de behandeling waren niet verschillend tussen beide behandelingen De gemiddelde overleving was in beide groepen gelijk ### Voor laserbehandelingen geldt dat verreweg de meeste onderzoeken zijn verricht met de âNeodymium yttrium-aluminium-garnet' (Nd YAG)-laser Een nadeel van een behandeling met laser is dat deze duur is en daardoor slechts in enkele gespecialiseerde centra beschikbaar Een ander nadeel van lasertherapie is dat de behandeling meestal elke drie tot zes weken moet worden herhaald en dat het risico van perforatie en stricturen ten minste ##% is ##<DATUM> ##<DATUM> De kans op complicaties neemt toe als de operateur een In twee gerandomiseerde onderzoeken werd laser alleen vergeleken met laser- +brachytherapie (respectievelijk ## Gy en #x # Gy) ##<DATUM> Het doel van de toevoeging van brachytherapie was om te onderzoeken of de termijn tot een volgende behandeling in verband met hernieuwde passageklachten kon worden verlengd In één onderzoek werd bij het plaveiselcelcarcinoom een effect gezien wat betreft de tijdsduur tot aan een volgende behandeling voor hernieuwde passageklachten die langer was in de laser- + brachytherapiegroep dan in de lasergroep alleen (## versus ## dagen) ### Dit effect werd niet gevonden bij patiënten met een adenocarcinoom van de distale oesofagus Wel werd in de laser- + brachytherapiegroep een trend gevonden naar meer complicaties (##% versus ##%).
| 656 | nvmdl |
##% versus brachytherapie ##%) Er was een tendens naar betere kwaliteit van leven-parameters op de langere termijn in de brachytherapiegroep De totale kosten van de behandeling waren niet verschillend tussen beide behandelingen De gemiddelde overleving was in beide groepen gelijk ### Voor laserbehandelingen geldt dat verreweg de meeste onderzoeken zijn verricht met de âNeodymium yttrium-aluminium-garnet' (Nd YAG)-laser Een nadeel van een behandeling met laser is dat deze duur is en daardoor slechts in enkele gespecialiseerde centra beschikbaar Een ander nadeel van lasertherapie is dat de behandeling meestal elke drie tot zes weken moet worden herhaald en dat het risico van perforatie en stricturen ten minste ##% is ##<DATUM> ##<DATUM> De kans op complicaties neemt toe als de operateur een In twee gerandomiseerde onderzoeken werd laser alleen vergeleken met laser- +brachytherapie (respectievelijk ## Gy en #x # Gy) ##<DATUM> Het doel van de toevoeging van brachytherapie was om te onderzoeken of de termijn tot een volgende behandeling in verband met hernieuwde passageklachten kon worden verlengd In één onderzoek werd bij het plaveiselcelcarcinoom een effect gezien wat betreft de tijdsduur tot aan een volgende behandeling voor hernieuwde passageklachten die langer was in de laser- + brachytherapiegroep dan in de lasergroep alleen (## versus ## dagen) ### Dit effect werd niet gevonden bij patiënten met een adenocarcinoom van de distale oesofagus Wel werd in de laser- + brachytherapiegroep een trend gevonden naar meer complicaties (##% versus ##%) de combinatie laser- + brachytherapie voor het adenocarcinoom van de distale oesofagus en cardia eveneens een gunstig effect gezien (## versus # weken), en er werden geen complicaties gezien ### In dit onderzoek werden geen patiënten met een plaveiselcelcarcinoom geïncludeerd In twee gerandomiseerde onderzoeken werden laserbehandeling en stentplaatsing met elkaar vergeleken ##<DATUM> In het onderzoek van <PERSOON> et al werd alleen wat betreft het aantal behandelingen voor hernieuwde passageklachten een verschil gevonden, namelijk ##% voor laser en ##% voor stentplaatsing ### Patiënten die met de laser werden behandeld, ondergingen echter elke vier weken een vervolgbehandeling, zodat laserbehandelde patiënten waarschijnlijk toch vaker een behandeling ondergingen In het onderzoek van Dallal et al was het enige verschil dat laserbehandelde patiënten, die met intervallen van vier tot zes weken werden behandeld, significant langer leefden dan patiënten die een stent kregen ### Dit verschil is echter, gezien het biologisch gedrag van een inoperabel oesofaguscarcinoom, moeilijk te begrijpen Verder werd in dit onderzoek gevonden dat de kwaliteit van leven sneller achteruitging in de stentgroep, wat wellicht uit het verschil in overleving te verklaren valt, terwijl de behandelingskosten van laser hoger waren Concluderend lijken stentplaatsing en laserbehandeling even effectief wat betreft de verbetering van passageklachten op korte termijn, maar heeft laserbehandeling het nadeel dat patiënten elke vier tot zes weken dienen terug te komen voor een Bij gebruik van fotodynamische therapie (PDT) wordt gebruikgemaakt van een combinatie van laserlicht met een bepaalde golflengte, zuurstof, en een fotosensitieve stof, waarmee tumorweefsel kan worden vernietigd ###.
| 627 | nvmdl |
voor het adenocarcinoom van de distale oesofagus en cardia eveneens een gunstig effect gezien (## versus # weken), en er werden geen complicaties gezien ### In dit onderzoek werden geen patiënten met een plaveiselcelcarcinoom geïncludeerd In twee gerandomiseerde onderzoeken werden laserbehandeling en stentplaatsing met elkaar vergeleken ##<DATUM> In het onderzoek van <PERSOON> et al werd alleen wat betreft het aantal behandelingen voor hernieuwde passageklachten een verschil gevonden, namelijk ##% voor laser en ##% voor stentplaatsing ### Patiënten die met de laser werden behandeld, ondergingen echter elke vier weken een vervolgbehandeling, zodat laserbehandelde patiënten waarschijnlijk toch vaker een behandeling ondergingen In het onderzoek van Dallal et al was het enige verschil dat laserbehandelde patiënten, die met intervallen van vier tot zes weken werden behandeld, significant langer leefden dan patiënten die een stent kregen ### Dit verschil is echter, gezien het biologisch gedrag van een inoperabel oesofaguscarcinoom, moeilijk te begrijpen Verder werd in dit onderzoek gevonden dat de kwaliteit van leven sneller achteruitging in de stentgroep, wat wellicht uit het verschil in overleving te verklaren valt, terwijl de behandelingskosten van laser hoger waren Concluderend lijken stentplaatsing en laserbehandeling even effectief wat betreft de verbetering van passageklachten op korte termijn, maar heeft laserbehandeling het nadeel dat patiënten elke vier tot zes weken dienen terug te komen voor een Bij gebruik van fotodynamische therapie (PDT) wordt gebruikgemaakt van een combinatie van laserlicht met een bepaalde golflengte, zuurstof, en een fotosensitieve stof, waarmee tumorweefsel kan worden vernietigd ### intraveneus toegediend en verzamelt zich bij voorkeur in tumorcellen Photofrin wordt pas actief nadat het wordt belicht met een laser met een bepaalde golflengte Als de laser op de tumor wordt gericht, heeft dit tot gevolg dat de fotosensitieve stof met zuurstof reageert en worden zuurstofradicalen gevormd, die vervolgens het tumorweefsel kunnen vernietigen ### In twee gerandomiseerde onderzoeken werd PDT vergeleken met laser ##<DATUM> In beide onderzoeken was het antitumoreffect uitgebreider ### en duurde langer met PDT in vergelijking met laser ### Wel ging behandeling met PDT met meer complicaties gepaard, met name fotosensitiviteit van de huid Hierdoor mogen patiënten gedurende een periode van drie tot vier weken na de behandeling niet buiten komen en dient blootstelling van de huid aan UV-licht te worden voorkomen De mediane overleving in beide behandelingsgroepen was niet verschillend ### Verbetering van voedselpassageklachten ten gevolge van een inoperabel oesofaguscarcinoom op basis van een matige algemene conditie en/of metastasen op afstand wordt bereikt met brachytherapie, eventueel gevolgd door stentplaatsing als de brachytherapie onvoldoende effect heeft Indien de levensverwachting korter is dan zes weken, geeft een stent een snelle verbetering van de Bij voedselpassageklachten ten gevolge van een inoperabel oesofaguscarcinoom op basis van een matige algemene conditie en/of metastasen op afstand ten gevolge van een gemetastaseerd oesofaguscarcinoom geeft uitwendige radiotherapie in combinatie met brachytherapie mogelijk een langere levensverwachting Bij behandeling met een stent nemen dysfagieklachten direct af bij patiënten met een oesofaguscarcinoom.
| 578 | nvmdl |
en verzamelt zich bij voorkeur in tumorcellen Photofrin wordt pas actief nadat het wordt belicht met een laser met een bepaalde golflengte Als de laser op de tumor wordt gericht, heeft dit tot gevolg dat de fotosensitieve stof met zuurstof reageert en worden zuurstofradicalen gevormd, die vervolgens het tumorweefsel kunnen vernietigen ### In twee gerandomiseerde onderzoeken werd PDT vergeleken met laser ##<DATUM> In beide onderzoeken was het antitumoreffect uitgebreider ### en duurde langer met PDT in vergelijking met laser ### Wel ging behandeling met PDT met meer complicaties gepaard, met name fotosensitiviteit van de huid Hierdoor mogen patiënten gedurende een periode van drie tot vier weken na de behandeling niet buiten komen en dient blootstelling van de huid aan UV-licht te worden voorkomen De mediane overleving in beide behandelingsgroepen was niet verschillend ### Verbetering van voedselpassageklachten ten gevolge van een inoperabel oesofaguscarcinoom op basis van een matige algemene conditie en/of metastasen op afstand wordt bereikt met brachytherapie, eventueel gevolgd door stentplaatsing als de brachytherapie onvoldoende effect heeft Indien de levensverwachting korter is dan zes weken, geeft een stent een snelle verbetering van de Bij voedselpassageklachten ten gevolge van een inoperabel oesofaguscarcinoom op basis van een matige algemene conditie en/of metastasen op afstand ten gevolge van een gemetastaseerd oesofaguscarcinoom geeft uitwendige radiotherapie in combinatie met brachytherapie mogelijk een langere levensverwachting Bij behandeling met een stent nemen dysfagieklachten direct af bij patiënten met een oesofaguscarcinoom Aangezien het brachytherapie-effect op dysfagie drie tot zes weken op zich kan laten wachten, speelt de geschatte overlevingsduur een rol bij de keuze tussen stent en brachytherapie Indien de ingeschatte overleving, op grond van de algehele conditie en de metastasering op afstand, korter is dan zes weken, gaat de voorkeur uit naar de behandeling waarbij de dysfagieklachten direct afnemen, namelijk met een stent Afhankelijk van de conditie van de patiënt en voorgaande behandelingen kan brachytherapie worden gecombineerd met uitwendige radiotherapie om een betere tumorcontrole te bereiken Indien gekozen is voor behandeling door middel van brachytherapie via # fractie, wordt een dosis van ## Gy gedoseerd op # cm van de centrale as van de katheter geadviseerd Gestreefd dient te worden naar het gebruik van een katheter die goed aansluit op de wand van de oesofagus om lineaire ulceratie van de oesofagus ten gevolge de brachytherapie te vermijden (doorsnede minimaal ## mm) ### De werkgroep is van mening dat de verpleegkundige zorg voor patiënten met een oesofaguscarcinoom het beste door een verpleegkundige met specifieke kennis en ervaring kan worden verricht Op het gebied van de verpleegkundige zorg rondom palliatie van het oesofaguscarcinoom is nog weinig verpleegkundige literatuur beschikbaar Hetgeen hieronder wordt beschreven, is naast literatuurgegevens##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> ### gebaseerd op protocollen in diverse Nederlandse ziekenhuizen Een werkwijze die momenteel gebruikt wordt binnen de besluitvorming in de palliatieve fase maakt gebruik van het zogenaamde palliatief redeneren Hierbij wordt gewerkt met twee instrumenten, de beslisschijf en samenvattingkaarten.
| 560 | nvmdl |
laten wachten, speelt de geschatte overlevingsduur een rol bij de keuze tussen stent en brachytherapie Indien de ingeschatte overleving, op grond van de algehele conditie en de metastasering op afstand, korter is dan zes weken, gaat de voorkeur uit naar de behandeling waarbij de dysfagieklachten direct afnemen, namelijk met een stent Afhankelijk van de conditie van de patiënt en voorgaande behandelingen kan brachytherapie worden gecombineerd met uitwendige radiotherapie om een betere tumorcontrole te bereiken Indien gekozen is voor behandeling door middel van brachytherapie via # fractie, wordt een dosis van ## Gy gedoseerd op # cm van de centrale as van de katheter geadviseerd Gestreefd dient te worden naar het gebruik van een katheter die goed aansluit op de wand van de oesofagus om lineaire ulceratie van de oesofagus ten gevolge de brachytherapie te vermijden (doorsnede minimaal ## mm) ### De werkgroep is van mening dat de verpleegkundige zorg voor patiënten met een oesofaguscarcinoom het beste door een verpleegkundige met specifieke kennis en ervaring kan worden verricht Op het gebied van de verpleegkundige zorg rondom palliatie van het oesofaguscarcinoom is nog weinig verpleegkundige literatuur beschikbaar Hetgeen hieronder wordt beschreven, is naast literatuurgegevens##<DATUM> ##<DATUM> ##<DATUM> ### gebaseerd op protocollen in diverse Nederlandse ziekenhuizen Een werkwijze die momenteel gebruikt wordt binnen de besluitvorming in de palliatieve fase maakt gebruik van het zogenaamde palliatief redeneren Hierbij wordt gewerkt met twee instrumenten, de beslisschijf en samenvattingkaarten vastgesteld en geëvalueerd De samenvattingkaarten bieden een overzicht van de elf meest voorkomende symptomen Het is aan te bevelen bij het verlenen van zorg in de palliatieve fase gebruik te maken van De term dysfagie omvat alle passageproblemen voor voedsel ### Oorzaken van dysfagie zijn het oesofaguscarcinoom zelf of een gevolg van de behandeling, bijvoorbeeld een effect van radiotherapie De psychosociale belasting hiervan kan groot zijn door onder andere foetor ex ore In een later stadium kunnen anorexie, anemie, dehydratie en cachexie optreden ### Dieetadviezen en voorlichting over eetgewoonten, onder andere kleine porties meerdere malen per dag, goed kauwen, ruime vochtinname en houdingsadviezen tijdens het eten, zijn van belang Daarnaast dient voorlichting over goede mondhygiëne te worden gegeven Psychosociale begeleiding van patiënten en hun naasten mag niet worden vergeten (zie ook hoofdstuk psychosociale zorg) Het plaatsen van een stent vindt plaats onder doorlichting De patiënt wordt gesedeerd Vervolgens wordt de endoscoop via de mond in de oesofagus gebracht De boven- en ondergrens van de tumor wordt bepaald Via de endoscoop gaat een dunne voerdraad de oesofagus in Over deze voerdraad wordt de stent geplaatst Na plaatsing wordt er opnieuw in de oesofagus gekeken of de stent goed geplaatst is Ongeveer een uur na de stentplaatsing kan de patiënt, als alles voorspoedig is verlopen, naar huis In sommige ziekenhuizen wordt de patiënt kortdurend opgenomen ter observatie Na een dag zijn klachten van de stentplaatsing, namelijk pijn en braken (soms met wat bloed erbij), meestal verdwenen Patiënten.
| 570 | nvmdl |
voorkomende symptomen Het is aan te bevelen bij het verlenen van zorg in de palliatieve fase gebruik te maken van De term dysfagie omvat alle passageproblemen voor voedsel ### Oorzaken van dysfagie zijn het oesofaguscarcinoom zelf of een gevolg van de behandeling, bijvoorbeeld een effect van radiotherapie De psychosociale belasting hiervan kan groot zijn door onder andere foetor ex ore In een later stadium kunnen anorexie, anemie, dehydratie en cachexie optreden ### Dieetadviezen en voorlichting over eetgewoonten, onder andere kleine porties meerdere malen per dag, goed kauwen, ruime vochtinname en houdingsadviezen tijdens het eten, zijn van belang Daarnaast dient voorlichting over goede mondhygiëne te worden gegeven Psychosociale begeleiding van patiënten en hun naasten mag niet worden vergeten (zie ook hoofdstuk psychosociale zorg) Het plaatsen van een stent vindt plaats onder doorlichting De patiënt wordt gesedeerd Vervolgens wordt de endoscoop via de mond in de oesofagus gebracht De boven- en ondergrens van de tumor wordt bepaald Via de endoscoop gaat een dunne voerdraad de oesofagus in Over deze voerdraad wordt de stent geplaatst Na plaatsing wordt er opnieuw in de oesofagus gekeken of de stent goed geplaatst is Ongeveer een uur na de stentplaatsing kan de patiënt, als alles voorspoedig is verlopen, naar huis In sommige ziekenhuizen wordt de patiënt kortdurend opgenomen ter observatie Na een dag zijn klachten van de stentplaatsing, namelijk pijn en braken (soms met wat bloed erbij), meestal verdwenen Patiënten belangrijker wordt gevonden dan de mogelijkheid van het weer kunnen eten ### Tijdens het plaatsen van een stent kan, vooral als de oesofagus moet worden opgerekt, een perforatie in de slokdarm ontstaan De stent dekt een eventuele perforatie in de oesofagus wel af Bij twijfel wordt gedurende enkele dagen een sonde voor voeding achtergelaten en worden antibiotica toegediend Meestal kan deze behandeling na enkele dagen worden gestopt Soms zal chirurgische behandeling nodig zijn Bloeding kan ontstaan ten gevolge van plaatsing van een stent Eventueel kan behandeling nodig zijn door Bij de meeste patiënten verdwijnt de pijn meestal na een paar dagen spontaan Soms zijn gedurende Groei van tumorweefsel (recidief van tumorgroei) over de boven- of onderrand van de stent Dit kan opnieuw leiden tot passageklachten, zodat soms een tweede stent moet worden geplaatst De stent zakt door de tumor heen in de maag (migratie) Meestal is behandeling door middel van een Fistel tussen oesofagus en bronchus, wat blijkt uit hoesten bij inname van voedsel of vocht Hierbij is het plaatsen van een nieuwe stent noodzakelijk Bij verdenking op perforatie of fistelvorming is het belangrijk dat de patiënt geen orale intake meer heeft tot dat het probleem verholpen is Verstopping van de stent door voedsel Door middel van een gastroscopie kan de stent worden gereinigd Zuurbranden door een verminderde klepfunctie ter plaatse van de onderste slokdarmsfincter De ⢠Voorlichting, instructie en begeleiding van de patiënt tijdens en na de ingreep Hierdoor wordt een.
| 558 | nvmdl |
van het weer kunnen eten ### Tijdens het plaatsen van een stent kan, vooral als de oesofagus moet worden opgerekt, een perforatie in de slokdarm ontstaan De stent dekt een eventuele perforatie in de oesofagus wel af Bij twijfel wordt gedurende enkele dagen een sonde voor voeding achtergelaten en worden antibiotica toegediend Meestal kan deze behandeling na enkele dagen worden gestopt Soms zal chirurgische behandeling nodig zijn Bloeding kan ontstaan ten gevolge van plaatsing van een stent Eventueel kan behandeling nodig zijn door Bij de meeste patiënten verdwijnt de pijn meestal na een paar dagen spontaan Soms zijn gedurende Groei van tumorweefsel (recidief van tumorgroei) over de boven- of onderrand van de stent Dit kan opnieuw leiden tot passageklachten, zodat soms een tweede stent moet worden geplaatst De stent zakt door de tumor heen in de maag (migratie) Meestal is behandeling door middel van een Fistel tussen oesofagus en bronchus, wat blijkt uit hoesten bij inname van voedsel of vocht Hierbij is het plaatsen van een nieuwe stent noodzakelijk Bij verdenking op perforatie of fistelvorming is het belangrijk dat de patiënt geen orale intake meer heeft tot dat het probleem verholpen is Verstopping van de stent door voedsel Door middel van een gastroscopie kan de stent worden gereinigd Zuurbranden door een verminderde klepfunctie ter plaatse van de onderste slokdarmsfincter De ⢠Voorlichting, instructie en begeleiding van de patiënt tijdens en na de ingreep Hierdoor wordt een Eventuele ⢠Advies met betrekking tot goed kauwen en een ruime vochtinname met (koolzuurhoudende) ⢠Consultering van een diëtist in verband met dieet en leefregels is in sommige centra gebruikelijk, Omdat eten en eetpatronen een sterk sociale functie hebben zal verstoring hiervan doorwerken in de dagelijkse omgang van de patiënt en zijn naasten Het is belangrijk naast de patiënt ook de mantelzorger goede voorlichting te geven Met name de termijn (eerder maanden dan weken) waarin deze problemen zich kunnen voordoen verdient aandacht De verwachtingen moeten blijven passen bij de mogelijkheden De behandeling gebeurt onder sedatie Tijdens een gastroscopie wordt het te bestralen traject gemarkeerd en wordt een voerdraad ingebracht De bestralingssonde wordt over de voerdraad ingebracht en gefixeerd, Tijdens de behandeling blijft de patiënt alleen, maar wordt wel met een videocircuit geobserveerd Mocht de patiënt persoonlijke hulp nodig hebben, dan wordt de bestraling tijdelijk onderbroken De patiënt wordt na de behandeling geobserveerd en mag na enige tijd beginnen met het drinken van heldere dranken Indien er geen problemen zijn en de patiënt heeft wat gedronken, volgt ontslag In sommige instellingen Tijdens de behandeling ademdepressie, aspiratie en perforatie van de oesofagus Na de behandeling retrosternale pijn, fistelvorming, bloeding, tijdelijk oedeem (± # week), radiatie-oesofagitis, waardoor passagestoornissen kunnen ontstaan en recidief van tumorgroei Er kan radiatie-oesofagitis optreden Met regelmaat is de oorzaak van de passageproblemen een ⢠Het instrueren, voorlichten over de procedure en het begeleiden van de patiënt en familie Hierdoor.
| 567 | nvmdl |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.