id
int64 1
12.6k
| class_label
stringclasses 634
values | wiki_id
stringlengths 2
7
| wiki_url
stringlengths 32
160
| wiki_title
stringlengths 1
102
| wiki_full_text
stringlengths 62
295k
| context_paragraph
stringlengths 5
17.4k
⌀ | keyword_count
int64 0
21
| keywords_used
stringlengths 14
77
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
10,089 |
Comment
|
5478699
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bestuurskundige%20Berichten
|
Bestuurskundige Berichten
|
Bestuurskundige Berichten is een Nederlands tijdschrift voor in eerste instantie studenten en alumni van de studie Bestuurskunde aan Universiteit Leiden. De hoofdredactie wordt elk jaar samengesteld door het bestuur van studievereniging B.I.L.. De eerste editie verscheen in mei 1986. Het is daarmee het oudste semiwetenschappelijke, bestuurskundige tijdschrift van Nederland. Naast inhoudelijke stukken was de Bestuurskundige Berichten vanaf de oprichting een verenigingsblad. Zo werden tentamenuitslagen opgenomen, maar ook aankondigingen en verslagen van stages, algemene ledenvergaderingen en evenementen. Het tijdschrift komt tegenwoordig twee keer per jaar uit en is opgenomen in de collectie van de Koninklijke Bibliotheek.
Oprichting
De Leidse studie Bestuurskunde, een samenwerkingsverband van Universiteit Leiden en Erasmus Universiteit Rotterdam, ging op 1 september 1984 van start. Bij een van de eerste colleges werd door professor van Braam de oproep gedaan aan studenten om een studievereniging op te richten. Op 22 mei 1985 werd zo door een groep studenten studievereniging B.I.L. opgericht. Al vrij snel na de oprichting van de studievereniging gaan er stemmen op om een verenigingsblad uit geven. Het doel daarbij was niet alleen het verschaffen van informatie over verenigingsactiviteiten en de studie, maar ook het bieden van een platform voor docenten, onderzoekers en studenten om zich te kunnen uiten over hun vak, hun studie en hun onderzoek. Door de combinatie van een verenigingskatern en een wetenschappelijk katern wordt het blad semiwetenschappelijk genoemd.
In maart 1986 wordt een initiatiefgroep opgericht die de uitgave van een proefnummer moet voorbereiden. Het eerste nummer verscheen in mei 1986. Volgens voormalig B.I.L.-bestuurslid Rogier Rijnja werd er voor de invulling dicht bij huis gezocht: “We haalden de schrijvers van dichtbij: het eerste nummer werd vooral gevuld door stafleden”. In deze uitgave zat onder andere een interview met Piet Dankert over de kritische Britse houding in het Europees parlement. Een zeer opvallend artikel in deze uitgave is een interview met toenmalig hoogleraar bestuurskunde in Rotterdam, Uri Rosenthal. In het interview sprak hij over “het falen van het Twentse bestuurskundige onderzoek. In de tweede editie, van september 1986, werden quotes uit dit interview voorgelegd aan hoogleraar Andries Hoogerwerf van universiteit Twente. Hij reageerde fel op Rosenthal: “Doe in ’s hemelsnaam niet zo dogmatisch als Rosenthal, zo van ‘ik Rosenthal weet precies hoe het moet, en de anderen, die het niet met mij eens zijn, deugen niet’. Waar slaat dat nou op! Dat is toch geen wetenschappelijke mentaliteit!”. In een bijdrage in 2019 schreef bijzonder hoogleraar Frits van der Meer over deze discussie: "De BB-redactie ontlokte aan Rosenthal wat negatieve opmerkingen over de Twentse beleidsbenadering. Daarmee gingen ze naar Hoogerwerf toe om hem met deze uitspraken van Rosenthal te confronteren. Hoogerwerf liet zich deze kans niet ontgaan en ging er met een scheermes overheen. Voor degenen die van zoiets hielden was het vrij amusant om te lezen" Het lukt de redactie van het blad, die na het verschijnen van het proefnummer in mei in juni 1986 wordt ingesteld, om grote politieke en bestuurlijke namen te interviewen. De redactie zetelde in deze jaren aan het Rapenburg 59 in Leiden. In de tweede editie werd Dick Dolman geïnterviewd over de verhoudingen tussen ambtenaren en politici. In januari 1987 werd minister van Defensie van Eekelen geïnterviewd en schreef Detlev van Heest een reportage over universiteit Oxford. Joris Voorhoeve werd geïnterviewd als nieuwe fractievoorzitter van de VVD en Neelie Kroes als minister van Verkeer en Waterstaat.
Naast interviews was er een sterke betrokkenheid van professoren en docenten van de vakgroep bestuurskunde uit Leiden en Rotterdam. Paul ’t Hart en Uri Rosenthal schreven in december 1987 over crisisbesluitvorming naar aanleiding van het Heizeldrama in 1985. Lid van de vakgroep Bestuurskunde Jouke de Vries schreef voor elk nummer een boekbespreking. Zo schreef hij in 1989 een recensie over ‘aangeschoten wild’ van Paul Kuypers en Geert Mak over ‘aangeschoten wild en een beschouwing over ‘The End of History’ van Francis Fukuyama.
Ook door studenten werden bestuurskundige stukken aangeleverd. De focus lag daarbij op verschillende thema’s, zoals de Europese Unie, publiek-private samenwerkingen, de inhoud van de studie bestuurskunde Naast inhoudelijke stukken was de Bestuurskundige Berichten in de jaren ’80 een verenigingsblad. Zo werden tentamenuitslagen opgenomen, maar ook verslagen van stages, algemene ledenvergaderingen en reizen. In oktober 1989 verhuisde de redactie van Rapenburg 59 naar het Pieter de la Courtgebouw in Leiden. Hoewel de BB inhoudelijk en organisatorisch goed functioneert, blijven financiën in de beginjaren een probleem. Het vervaardigen van het elke editie kost zo’n 1500 gulden, terwijl er amper 1.000 gulden terugkomt door advertentie-inkomsten, de bijdrage van de B.I.L. en de subsidie van de vakgroep.
In de eerste jaargangen heeft de Bestuurskundige Berichten nooit een specifiek thema gehad. In 1993 verandert dit en verschijnt de eerste thema-BB, getiteld ‘Principes, Geloof en Bijgeloof’. In de jaren daarna zijn thema-BB’s eerder regel dan uitzondering: alleen in januari en april 1997 worden er BB’s zonder thema uitgegeven Vanaf 2000 werd de lay-out van het blad aangepast met behulp van professionele lay-out software. Daarnaast werd het blad full-color in plaats van zwart-wit. Haroon Sheikh schreef in juni 2001 een opinieartikel over ‘Bestuurskunde en de vraag naar het eigen leven. In 2002 schreef minister Sander Dekker een stageverslag over zijn studie aan Oxford. Daarnaast is er door de jaren heen veel aandacht geweest voor het jaarlijkse Landelijk Congres Bestuurskunde (LCB) van het Landelijk Overlegorgaan Bestuurskundeverenigingen.
Jaren '10
In 2014 betrof de oplage 1.350 exemplaren: alle leden van de vereniging ontvingen het exemplaar. Door de hoge kosten daarvan werd werd besloten om het blad in een andere vorm te laten uitkomen. Binnen de studievereniging B.I.L. werd het Haagsch Kwartiertje opgericht, waarin de vereniging meer centraal kwam te staan. Vanaf 2015 werd de Bestuurskundige Berichten een alumniblad met ruimte voor bestuurskundig onderzoek. De oplage daalde naar 250 exemplaren. Het blad viel bij de studievereniging onder commissie extern, die ook verantwoordelijk is voor samenwerkingen met bedrijven en het contact met alumnileden
Vanaf februari 2016 vielen de redactionele taken van de commissie onder de alumnicommissie. Na een korte periode aan het Lange Voorhout verhuisde de redactie eind 2016 naar de Turfmarkt in Den Haag In 2017 kwam er maar één nummer uit. Hierin stond het thema klimaatverandering centraal. Interviews met onder andere Niels van den Berge en staatssecretaris van Milieu en Infrastructuur Sharon Dijksma. In 2018 een interview met Tamara van Ark. Kandidaat Tweede Kamerlid Mikal Tseggai was lid van de commissie. In 2019 werd er opnieuw een commissie opgericht voor de Bestuurskundige Berichten. Daarbij werd ook de oplage verhoogd. In de eerste editie van 2020 publiceerde het blad een interview met bestuurskundige Ayaan Hirsi Ali en voorzitter van Bouwend Nederland Maxime Verhagen. In het septembernummer gingen Paul Cliteur en Sandra Groeneveld in debat over het diversiteitsbeleid van Universiteit Leiden. In 2021 ligt de oplage op 500 exemplaren. Het blad wordt twee keer per jaar uitgebracht. Daarnaast worden door de commissie podcasts gemaakt en evenementen georganiseerd. Het archief is beschikbaar op de website van studievereniging B.I.L.
Bekende redactieleden
In de redactie, redactieraad of als freelancer:
Antoinette Laan-Geselschap, Kamerlid namens de VVD
Mark Bovens, hoogleraar Bestuurskunde en lid WRR
Adriaan Visser, oud-wethouder in Rotterdam
Lucella Carasso, journaliste en radiopresentatrice,
Jouke de Vries, voorzitter College van Bestuur Universiteit Groningen
Sander Dekker, demissionair minister voor Rechtsbescherming
Sandra Korstjens, correspondent Latijns-Amerika
Mikal Tseggai, fractievoorzitter PvdA Den Haag
Detlev van Heest Nederlandse schrijver
Nederlands tijdschrift
Bestuurskunde
|
In maart 1986 wordt een initiatiefgroep opgericht die de uitgave van een proefnummer moet voorbereiden. Het eerste nummer verscheen in mei 1986. Volgens voormalig B.I.L.-bestuurslid Rogier Rijnja werd er voor de invulling dicht bij huis gezocht: “We haalden de schrijvers van dichtbij: het eerste nummer werd vooral gevuld door stafleden”. In deze uitgave zat onder andere een interview met Piet Dankert over de kritische Britse houding in het Europees parlement. Een zeer opvallend artikel in deze uitgave is een interview met toenmalig hoogleraar bestuurskunde in Rotterdam, Uri Rosenthal. In het interview sprak hij over “het falen van het Twentse bestuurskundige onderzoek. In de tweede editie, van september 1986, werden quotes uit dit interview voorgelegd aan hoogleraar Andries Hoogerwerf van universiteit Twente. Hij reageerde fel op Rosenthal: “Doe in ’s hemelsnaam niet zo dogmatisch als Rosenthal, zo van ‘ik Rosenthal weet precies hoe het moet, en de anderen, die het niet met mij eens zijn, deugen niet’. Waar slaat dat nou op! Dat is toch geen wetenschappelijke mentaliteit!”. In een bijdrage in 2019 schreef bijzonder hoogleraar Frits van der Meer over deze discussie: "De BB-redactie ontlokte aan Rosenthal wat negatieve opmerkingen over de Twentse beleidsbenadering. Daarmee gingen ze naar Hoogerwerf toe om hem met deze uitspraken van Rosenthal te confronteren. Hoogerwerf liet zich deze kans niet ontgaan en ging er met een scheermes overheen. Voor degenen die van zoiets hielden was het vrij amusant om te lezen" Het lukt de redactie van het blad, die na het verschijnen van het proefnummer in mei in juni 1986 wordt ingesteld, om grote politieke en bestuurlijke namen te interviewen. De redactie zetelde in deze jaren aan het Rapenburg 59 in Leiden. In de tweede editie werd Dick Dolman geïnterviewd over de verhoudingen tussen ambtenaren en politici. In januari 1987 werd minister van Defensie van Eekelen geïnterviewd en schreef Detlev van Heest een reportage over universiteit Oxford. Joris Voorhoeve werd geïnterviewd als nieuwe fractievoorzitter van de VVD en Neelie Kroes als minister van Verkeer en Waterstaat.
| 1 |
reactie, opmerking, commentaar
|
682 |
ChildCare
|
5721390
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Eerste%20Van%20Swindenstraat%2042
|
Eerste Van Swindenstraat 42
|
Eerste Van Swindenstraat 42 te Amsterdam is een gebouw aan de Eerste van Swindenstraat, Dapperbuurt, Amsterdam-Oost.
Hier werd in 1891 een kleine kinder-bewaarplaats gebouwd. Opdrachtgever was de Vereeniging tot verbetering der kleine Kinderbewaarplaatsen (kinderopvang) geleid door Femina Muller. Daarbij werd architect Coenraad Wiegand ingeschakeld. Volgens de directrice destijds was het het mooiste gebouw van de vereniging. Afwijkend was dat het gebouw in een serie van meerdere gebouwen waaronder
Warmoesstraat 71 (1875, gemeentelijk monument) ingedeeld was naar inzichten van de verzorgende vrouwen zelf, zodat een doelmatiger inrichting werd verkregen. Het zou tot 1970 vrijwel dezelfde functie houden. Naar toenmalig inzicht was het gebouw niet meer geschikt voor kinderopvang dan al jaren vernoemd naar Prinses Beatrix. Een jaar later werd het verkocht.
Het gebouw heeft twee bouwlagen (kinderopvang en directiewoning) met daarop een kap onder een mansardedak. Een tableau met Kleine kinderen-bewaarplaats verwijst nog naar de oorspronkelijke bestemming. Het gebouw is qua architectuur ingedeeld in orde 2 (verdient behouden te blijven). Vanaf een zwart geschilderde natuurstenen plint rijst een bakstenen gevel op, steeds onderbroken door natuurstenen banden. Op de begane grond zijn zowel toegang en raampartij enigszins teruggeplaatst ten opzichte van de gevel. Het bovenlicht van de raampartij is voorzien van houtsnijwerk, al dan niet in het snijraam. Een lijst met twee motieven zaagtanden leidt naar de eerste verdieping. Ook hier een afwisseling van baksteen en natuurstenen banden en sluitstenen. In plaats van ronde ontlastingsbogen zijn hoekige bogen gezet en nog wel in een afwijkende kleur baksteen. Onder de bogen is een dambordmotief gezet, Na wederom een bewerkte lijst komt een tweede verdieping met kleinere ramen vanwege het insnoerende mansardedak, ook hier baksteen en natuurstenen banden. De daklijst is gemaakt van baksteen in afwijkend metselverband. In dat dak is ook de hijsbalk geplaatst.
Bouwwerk in Amsterdam-Oost
|
Hier werd in 1891 een kleine kinder-bewaarplaats gebouwd. Opdrachtgever was de Vereeniging tot verbetering der kleine Kinderbewaarplaatsen (kinderopvang) geleid door Femina Muller. Daarbij werd architect Coenraad Wiegand ingeschakeld. Volgens de directrice destijds was het het mooiste gebouw van de vereniging. Afwijkend was dat het gebouw in een serie van meerdere gebouwen waaronder
Warmoesstraat 71 (1875, gemeentelijk monument) ingedeeld was naar inzichten van de verzorgende vrouwen zelf, zodat een doelmatiger inrichting werd verkregen. Het zou tot 1970 vrijwel dezelfde functie houden. Naar toenmalig inzicht was het gebouw niet meer geschikt voor kinderopvang dan al jaren vernoemd naar Prinses Beatrix. Een jaar later werd het verkocht.
| 2 |
kinderopvang, kinderdagverblijf, opvangcentrum
|
4,546 |
ActionAccessSpecification
|
255082
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Structured%20Systems%20Analysis%20and%20Design%20Method
|
Structured Systems Analysis and Design Method
|
SSADM is Engels voor "Structured Systems Analysis and Design Method" en betekent in het Nederlands "Gestructureerde Methode voor Analyse en Ontwerp van Systemen". Het is een verzameling methoden en technieken, die wordt gebruikt tijdens de analyseer- en ontwerpfase van systeemontwikkeling.
De SSADM-methode is een watervalmethode, het ontwerpen van een softwareapplicatie volgens deze methode geschiedt in duidelijk gescheiden fasen. SSADM gebruikt een combinatie van tekst en diagrammen door de hele levenscyclus van een systeemontwerp, van het initiële ontwerp idee tot het uiteindelijke fysieke ontwerp van de applicatie.
Inleiding
SSADM werd in 1980 ontwikkeld door LBMS (Learmonth & Burchett Management Systems) voor de IT-dienst van de Britse overheid, de CCTA (Central Computing and Telecommunications Agency).
John Hall was de oorspronkelijke ontwerper van SSADM, hij is samen met Keith Robinson de ontwikkelaar van versie 1. Ze verlieten LBMS in 1983 om Model Systems op te richten.
De Britse overheid had opdracht gegeven om een standaardmethode te ontwikkelen hoe programmatuur binnen de overheid ontworpen dient te worden. Voordat deze standaard gebruikt werd, waren er geen eenduidige regels hoe IT-projecten ontwikkeld moesten worden. Het gevolg daarvan was dat vaak business requirements niet volledig gehaald werden, de analyses niet goed waren en de projecten slecht onderling vergelijkbaar waren.
Tijdens de volgende 15 jaar werd de methode uitgebreid voor ondersteuning van interactieve gebruikersinterfacebenadering, vierde generatietalen, client-servertechniek, nieuwe toepassingen en objectgeoriënteerde ontwerpen. CCTA stelde de techniek algemeen ter beschikking (met behoud van het handelsmerk "SSADM" en auteursrecht voor de referentiehandboeken) en ze introduceerden formele kwalificatie voor deze techniek; een opleidingserkennings- of accreditatie- en nalevingsschema voor programma's en technieken die SSADM ondersteunden.
SSADM wordt beheerd door het DAB (Design Authority Board). Het NNC (National Computing Centre) ontwikkelt en beheert de definitieve SSADM- documentatie. Het is een open standaard en daardoor vrij te gebruiken door iedereen.
Historie
1980 Central Computer and Telecommunications Agency (CCTA) gaf opdracht om tot een standaard te komen.
1981 De door LBMS ontwikkelde methode werd gekozen uit 5 andere mogelijke methodes.
1983 De Britse overheid stelde de SSADM-methode verplicht voor alle nieuwe IT-projecten binnen de overheid.
1984 Versie 2 van SSADM vrijgegeven
1986 Versie 3 van SSADM vrijgegeven, Standaard wordt nu ook gebruikt door de Britse NCC (National Computing Center)
1988 SSADM Certificaat van bekwaamheid gelanceerd
1989 SSADM wordt meer volgens EUROMETHOD-richtlijnen, CASE-producten certificatieschema bij SSADM standaard bijgevoegd
1990 Versie 4 vrijgegeven
1993 SSADM V4 Standaarden- en gereedschappenschema bij SSADM standaard bijgevoegd
1995 SSADM V4+ bekendgemaakt, uiteindelijk is V4.2 vrijgegeven
1996 SSADM V4.3 uitgebracht, deze versie is vooral gericht op het ontwikkelen van applicaties met een grafische user interface.
Methode
SSADM gebruikt een watervalmethode voor het ontwerpen van een informatiesysteem.
De SSADM-methode wordt gebruikt in de haalbaarheidsonderzoekfase, analysefase en de ontwerpfase bij een IT-project. De overige fasen vallen buiten de methodes die beschreven zijn in SSADM.
Elke fase binnen SSADM is opgedeeld in etappes, elke etappe is weer onderverdeeld in stappen en elke stap bevat op zijn beurt een aantal taken. Door deze onderverdeling wordt een probleem opgesplitst in kleine behapbare deelproblemen. De complexiteit wordt hierdoor sterk verminderd en hierdoor wordt de kans op fouten verminderd.
Bijkomend voordeel van deze opsplitsing is dat de delen die zijn ontstaan, verdeeld kunnen worden. Hierdoor kan de werklast verlaagd worden en kan de voortgang gemakkelijk worden bijgehouden.
De SSADM-methode maakt gebruik van een strenge documentgeleide benadering. Dit in tegenstelling tot de meer modernere Rapid Application Development- (RAD-)methoden zoals Dynamic Systems Development Method (DSDM).
Bij de SSADM-methode wordt ervan uitgegaan dat de 'requirements' (wensen) niet veranderden tijdens de ontwikkel fase van een project.
Elke stap van de SSADM-methode volgen kan veel tijd kosten en zorgen voor een aanzienlijke vertraging tussen aanvang en oplevering. Voordeel is wel dat hoe langer de ontwikkelperiode duurt des te groter de kans is dat het systeem aan de vereiste specificaties voldoet. Maar het zal niet ten goede komen aan de business requirements.
Het ontwerp van SSADM is een aantal keer gewijzigd sinds de eerste uitgave door gebruikerservaringen en nieuwere methodes.
SSADM is vooral doorontwikkeld door de behoefte aan herhaalde stappen in het proces. Hierdoor is de methode steeds meer gaan grenzen of overlappen aan de RAD-methodes. Ondanks de wijzigingen is SSADM, in het bijzonder de watervalmethode, bekritiseerd omdat het veel meer tijd kost om een softwareproject te maken, zonder dat de uitkomst van de projecten verbetert.
Fasering
De SSADM-methode behandelt een aantal opeenvolgende analyse-, documentatie- en ontwerptaken voor het ontwikkelen van een applicatie.
Fase 0: Haalbaarheid (Feasibility Study)
In deze fase wordt kort gekeken of het voorgestelde informatiesysteem haalbaar is binnen de gestelde business requirements en of er niet al een soortgelijk systeem ontwikkeld is.
In deze fase zitten de volgende stappen:
Probleemdefinitie
In deze stap wordt gekeken naar het bedrijf en welke informatie benodigd is. Deze stap laat vooral zien welke huidige knelpunten zich binnen de organisatie bevinden.
Haalbaarheidsopties
Binnen deze stap wordt een aantal mogelijke oplossingen aangedragen voor het te ontwikkelen informatiesysteem met de bijbehorende business requirements.
Aan het eind van deze fase wordt een haalbaarheidsverslag opgeleverd. Deze fase kan eventueel bij een klein project samengevoegd worden met de volgende fase.
Fase 1: Analyse van het huidige systeem (Requirements Analysis)
Deze fase bestaat uit het analyseren op een hoog niveau van de huidige situatie, waarin door middel van een DFD duidelijk wordt gemaakt hoe het huidige systeem werkt en waar de problemen zitten.
In deze fase zitten de volgende stappen:
Bedrijfsactiveitendiagram
Hierin wordt een diagram gemaakt van de huidige bedrijfsactiveiten waar mogelijk rekening mee gehouden moet worden. Indien er regels of andere zaken die binnen het bedrijf gelden, gevonden worden die invloed hebben op het te ontwikkelen informatiesysteem, dienen deze ook in de specificatie opgenomen te worden.
Requirementsonderzoek
De requirements (eisen) voor het te ontwikkelen informatiesysteem worden hierin onderzocht op volledigheid en aangevuld waar nodig. In deze stap worden ook de gebruikers van het nieuwe informatiesysteem gevraagd naar hun mening, eisen en wensen ten opzichte van het nieuwe systeem.
Huidige situatieanalyse
In deze stap wordt een DFD gemaakt waarin de huidige situatie zich begeeft waarvoor later het informatiesysteem gemaakt wordt. Deze stap gaat specifiek in op de verwerking.
Huidige gegevensanalyse
In deze stap wordt een DFD gemaakt waarin de huidige situatie zich begeeft waarvoor later het informatiesysteem gemaakt wordt. Deze stap gaat specifiek in op de data.
Opstellen logisch model
Deze stap heeft als doel om een schematisch model te maken van het huidige systeem. Deze stap heeft als doel om de problemen in het huidige systeem te identificeren.
Fase 2: Het schetsen van de bedrijfsspecificaties
Aan het eind van deze fase is besloten voor welke optie van de mogelijke Business System Options (BSO) wordt gekozen. Het management maakt deze keuze aan de hand van de gevonden BSO in deze fase. De opties kunnen ondersteund worden door technische documentatie bestaande uit Work Practice Modellen, Logische Data Modellen (LDM) en DFD's.
In deze fase zitten de volgende stappen:
Identificeer Business System Options
In deze stap wordt uitgezocht welke opties er zijn voor het te ontwikkelen informatiesysteem.
Deze opties voldoen (grotendeels) aan de requirements van de gebruikers.
Selecteer Business System Options
Voor deze stap worden de gebruikers en het management gevraagd naar hun mening over de gepresenteerde opties.
Fase 3: Requirementdefinities (Requirements Specification)
In deze fase worden de vereisten verder uitgewerkt, zowel functionele requirements als niet-functionele requirements. Er worden technieken gebruikt om de processen en datastructuren nog specifieker uit te werken. De DFD's en LDM's verder uitgewerkt en zullen getoetst worden aan de gekozen Business System Options van de vorige fase.
In deze fase zitten de volgende stappen:
Definitie gevraagde systeemverwerking
De huidige stap is bedoeld om de gebruikersrollen in het nieuwe systeem te definiëren in termen van System Data Flows.
Definitie gevraagd datamodel
Het logische datamodel van fase 2 wordt in deze stap uitgebreid met alle verwerking van de gekozen BSO. Deze stap kan tegelijkertijd gedaan worden met de bovenstaande stap.
Afgeleide systeemfuncties
De Service level requirements worden bepaald voor elke functie in deze stap en de extra gevonden functie die door de voorgaande 2 stappen naar boven komen, worden toegevoegd.
Werknemer werkomschrijving
In deze stap wordt een Work Practice Model uitgewerkt zodat meer duidelijkheid verkregen wordt over de werkzaamheden die door werknemers moeten gebeuren.
Verbeter datamodel
Normaliseer het logische datamodel om de kwaliteit te verhogen.
Prototypes
Om de gebruiker weer bij het proces te betrekken, wordt er in deze stap een prototype gemaakt. Het gemaakte prototype wordt voornamelijk gebruikt om te controleren of de requirements goed zijn begrepen en of de juiste weg nog bewandeld wordt.
Specificeer verwerking
In deze stap moet de opvraging en verversing van de data beschreven worden die benodigd is voor het informatiesysteem.
Controleer systeemdoelen
In deze fase is voor het laatste mogelijk om de bevindingen van de requirements te veranderen. Dit is een direct gevolg van de watervalmethode.
Fase 4: Technische systeemopties
In deze fase maakt men meerdere technische systeemopties (TSO's). Het is belangrijk te bepalen hoeveel TSO's er worden gemaakt. Door te letten op de kosten om elke TSO tot een bepaald niveau uit te werken, de behoefte om noodzaak aan te tonen en mate van onderzoek naar alternatieve oplossingen.
In deze fase zitten de volgende stappen:
Definieer TSO
Hierbij wordt gekeken naar de mogelijke aanpakken en de functionele eisen, hieruit wordt een aantal opties gehaald.
Selecteer TSO
Presenteer de TSO's aan de gebruikers
Fase 5: Logisch ontwerp (Logical System Specification)
In deze fase worden de logische ontwerpen gebruikt om een fysiek databaseontwerp te maken en om een set van programmaspecificaties te maken.
In deze fase zitten de volgende stappen:
Definieer gebruikersdialogen
Hierin worden de navigatie en de structuren van de dialogen bepaald.
Definieer verversprocessen
Hierin worden de error- en updategebeurtenissen uitgewerkt.
Definieer opvraagprocessen
Hierin worden de error- en opvraaggebeurtenissen uitgewerkt.
Fase 6: Fysiek ontwerp (Physical Design)
De laatste fase van de SSADM-methode; hierin worden de fysieke data en processen vastgesteld, gebruikmakend van de taal en opties van de gekozen fysieke omgeving waarop het systeem komt te draaien.
De volgende stappen horen hierbij:
Voorbereiden op fysiek ontwerp.
Deze stap bestaat uit de volgende punten:
Leer de regels van het implementatiesysteem.
Bekijk de requirements voor de logische en fysieke mapping.
Plan de aanpak
Maak de specificatie af van de functies.
Maak opvolgend de data- en procesontwerpen.
Technieken
SSADM draait rond het gebruik van drie basistechnieken, namelijk Logische Gegevens Modellering, de Data Flow modellering en Entiteit/ Gebeurtenis modellering.
Logische gegevens modellering (Logical Data Modeling): Dit is het proces om de behoeften aan gegevens van een bedrijfsinformatiesysteem te identificeren te modelleren en te documenteren. Deze modellering bevat Logical Data Structure (LDS: de terminologie voor een Entiteit-Relatie Model) en de bijbehorende documentatie.
Gegevensstroommodellering (Data Flow Modeling): Dit is het proces om te identificeren, te modelleren en te documenteren hoe gegevensstromen rond een bedrijfsinformatiesysteem verlopen. Een Data Flow model bestaat uit een set van Data Flow diagrammen (DFD’s) met de bijbehorende documentatie. Deze DFD’s laten de processen, de dataopslag, externe entiteiten (dingen die data in een systeem inbrengen of verzenden) en ten slotte de dataflows (de routes die data volgen) zien.
Entiteit/Gebeurtenis modellering (Entity Behavior Modeling): Dit is het proces om de bedrijfsgebeurtenissen te identificeren, te modelleren en te documenteren die elke entiteit en opeenvolging beïnvloeden waarin deze gebeurtenissen voorkomen. Dit model bestaat uit een set entiteiten (records) met onderbouwing en documentatie (één voor elke entiteit).
DFD's in SSADM
Een DFD (Data Flow Diagram) geeft op een duidelijke manier weer hoe een business proces verloopt.
Het diagram begint met een zeer globale weergave van het te onderzoeken bedrijf en gaat verder met het analyseren van de toepasbare omgevingen en interesses. Deze techniek gebruikt een methode welke de top-down methode wordt genoemd.
Als de analyses zijn voltooid, is het product hiervan een groep diagrammen die gedetailleerd en overzichtelijk alle bedrijfsprocessen binnen een bedrijf in kaart brengen. Het diagram legt de definities van een proces vast en daardoor is het makkelijker om erover te communiceren.
Het begin van een DFD begint bij het aanvangtniveau. Op dit niveau wordt een context diagram getekend, dit is een heel simpele weergave van het onderzochte proces.
Daarna volgt niveau 1. Op dit niveau identificeert het diagram de belangrijkste bedrijfsprocessen welke later weer verder geanalyseerd kunnen worden. Als een bedrijfsproces nog tè complex is op niveau 1 kan gekozen worden om het nog gedetailleerder te beschrijven op niveau 2. In principe zit er geen limiet aan het aantal niveaus, maar meestal houden de onderzoeken op bij niveau 2 en het is zeer ongebruikelijk om verder te gaan dan niveau 3.
Punten van kritiek
SSADM houdt weinig rekening met de mate van belang van collectief informatie- en databeheer. SSADM volgt een gestructureerde, strenge en project geleide aanpak voor de ontwikkeling van gegevensstructuren en processen. SSADM kan de kansen van aanvankelijke vereisten die verkeerd worden begrepen verminderen. Maar daarbij veronderstelt SSADM dat de vereisten (in de vorm van een goedgekeurde vereistenspecificatie) niet tijdens de ontwikkeling van een project zullen veranderen.
Wanneer elke stap van SSADM wordt gevolgd dan neemt dit zeer veel tijd in beslag en kan er een groot tijdsverschil ontstaan tussen aanvang en levering (wat eigenlijk de eerste keer is dat de gebruikers een werkend systeem zien). Hoe langer de ontwikkelingstijd in beslag neemt, hoe groter de kans dat het systeem wel aan de vereiste specificaties voldoet, maar niet aan de bedrijfsvereisten op het tijdstip van levering. Deze veranderen namelijk en kunnen niet lang onveranderd blijven.
Het ontwerp van SSADM is een aantal keren veranderd sinds de eerste versie, door de ervaringen van gebruikers en van andere methodes. Ondanks de veranderingen, in SSADM in het bijzonder en in de watervalaanpak in het algemeen, is er veel kritiek. Dit komt doordat er tijd en geld in het softwareproject wordt gestopt, zonder dat het resultaat/output van het project wordt verbeterd.
Zie ook
System Development Methodology (SDM)
Dynamic Systems Development Method (DSDM)
Open standaard
Programmeerconcept
Software engineering
|
Punten van kritiek
SSADM houdt weinig rekening met de mate van belang van collectief informatie- en databeheer. SSADM volgt een gestructureerde, strenge en project geleide aanpak voor de ontwikkeling van gegevensstructuren en processen. SSADM kan de kansen van aanvankelijke vereisten die verkeerd worden begrepen verminderen. Maar daarbij veronderstelt SSADM dat de vereisten (in de vorm van een goedgekeurde vereistenspecificatie) niet tijdens de ontwikkeling van een project zullen veranderen.
| 3 |
vereisten, actievoorwaarden, toegangscriteria
|
8,462 |
MusicAlbumReleaseType
|
2891069
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Suds%20%26%20Soda
|
Suds & Soda
|
Suds & Soda is een Engelstalige single van de Belgische band dEUS uit 1994.
De single bevatte naast de titelsong de liedjes Texan Coffee, Secret Hell en It. Furniture in the Far West.
Het nummer verscheen op het album Worst Case Scenario.
Op 10 februari 2012 werd Suds & Soda door de luisteraars van Studio Brussel in het programma De 100 van eigen kweek verkozen tot het beste Belgische nummer aller tijden. In de editie van 2014 gebeurde dit opnieuw. Daarnaast staat het nummer sinds 1994 jaarlijks in de Tijdloze 100, met als beste positie de achtste plek in 2006.
Meewerkende artiesten
Producer
Peter Vermeersch
Pierre Vervloesem
Muzikanten
Anton Janssens (elektrische gitaar)
Jules De Borgher (drums, percussie)
Klaas Janzoons (backing vocals, viool)
Rudy Trouvé (backing vocals, effecten, elektrische gitaar, percussie)
Stef Kamil Carlens (akoestische gitaar, basgitaar, elektrische gitaar, zang)
Tom Barman (elektrische gitaar, gitaar, piano, zang)
Single uit 1994
Nummer van dEUS
|
Suds & Soda is een Engelstalige single van de Belgische band dEUS uit 1994.
| 1 |
single, ep, album
|
5,016 |
State
|
5313061
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Brandven
|
Brandven
|
Het Brandven is een klein ven gelegen in het Belgische dorp Molenbeersel in de provincie Limburg. Onder de lokale bevolking staat dit ven ook bekend onder de naam De Brand.
Het brandven ligt in een gesloten cirkelvormige depressie in de Vlakte van Bocholt. Vergelijkbare laagtes in de omgeving zijn ontstaan als windkuil of deflatiekom.
Het brandven is gelegen op een hoogte van ongeveer 32 meter (TAW), terwijl de naburige gronden ongeveer 2 meter hoger liggen op een hoogte van 34 meter (TAW).
Door het Brandven loopt de kunstmatig aangelegde waterloop De Brandbeek. Deze waterloop dient om de laagte te ontwateren en snijdt door de noordoosterwal van het ven.
Binnen het gebied staan enkele meetpunten om het grondwater te meten. Het brandven blijkt op basis van peilmetingen mogelijk een combinatie te zijn van een freatisch ven en gedeeltelijk een stuwwaterven.
Bodem en bodemgebruik
De bodem van het Brandven en het gebied daarrond bestaat voornamelijk uit een natte zandbodem of uit een natte lemige zandbodem. Mogelijk was er vroeger ook veen aanwezig doordat regenwater in het gebied bleef staan.
Het brandven bestaat voornamelijk uit loofbos. Rondom dit bos liggen graslanden en akkers die door de landbouw in gebruik zijn.
Geschiedenis
De Ferrariskaart toont aan dat grote stukken van het landschap uit moeras en heide bestonden. Mogelijk diende dit gebied als "gemene gronden". De akkers rond het Brandven waren omringd door hagen en daarrond heide. Afhankelijk van het waterpeil werden de venoevers mogelijk begraasd.
Vanaf 1865 werden gemene gronden, waaronder het Brandven, door de Engelse bank "Banque générale pour favoriser l'Agriculture et les Travaux Publics" ontgonnen. Dit ontginnen van gemene gronden vond vaak plaats door het aanleggen van ontwateringsgrachten. Tijdens en na de ontwateringswerken werd het Brandven en het gebied daaromheen bruikbaar voor nieuwe gebruiksmogelijkheden.
Door de ontwateringswerken werden grondstoffen zoals veen en leem makkelijker bereikbaar. Het veen werd in die tijd gebruikt als brandstof, terwijl leem vaak gebruikt werd als bouwmateriaal.
In 1857 werden de inwoners van Molenbeersel opgeroepen om leem te steken in "De Brand" voor de bouw van de nieuwe kerk. Tevens werden molens, woningen en het lokale klooster gebouwd met stenen op basis van leem uit dit gebied.
Om makkelijker te kunnen werken in het gebied, werd jaarlijks de vegetatie platgebrand. Vandaar dus het toponiem "Brand".
Door de ontwateringsgrachten werden grotere delen van het gebied geschikt voor landbouw. Slechts enkele stukken grond bleven te nat voor omvorming tot landbouwgebied, namelijk het Brandven en het nabij gelegen Hoger Koel.
Na de Tweede Wereldoorlog stopte men met de verdere ontginning en het jaarlijkse afbranden van De Brand. Hierdoor verbostten verschillende percelen.
Kinrooi
Natuurgebied in Limburg (België)
|
Het Brandven is een klein ven gelegen in het Belgische dorp Molenbeersel in de provincie Limburg. Onder de lokale bevolking staat dit ven ook bekend onder de naam De Brand.
| 2 |
staat, provincie, bestuursgebied
|
9,844 |
SeaBodyOfWater
|
1835825
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Langelijnvisserij
|
Langelijnvisserij
|
Langelijnvisserij (ook wel longline-visserij of longlijnvisserij) is een visserijtechniek die gebruikt wordt door beroepsvissers in de zeevisserij. Hierbij worden lange dunne kabels gebruikt, de zogenaamde hoofdlijn. Aan deze hoofdlijn zitten zijlijnen met haakjes en aasvis.
Diverse methoden
In de langelijnvisserij kunnen -afhankelijk van de beviste soorten- de hoofdlijnen op verschillende manieren in het water worden neergelaten: zwevende net onder het wateroppervlak, of juist dicht op de zeebodem, vast aan een anker, of juist vrijzwevend. Eén hoofdlijn kan bestaan uit honderden of duizenden zijlijnen met aas. De langelijnvisserij richt zicht meestal op zwaardvis, tonijn, Pacifische heilbot (de gewone heilbot is inmiddels een bedreigde diersoort), zwarte kabeljauw, kabeljauw, schelvis, koolvis en nog veel meer soorten.
Bij de visserij op Antarctische diepzeeheek (ook wel Patagonische tandvis genoemd bij letterlijke vertaling uit het Engels) zijn beperkingen ingesteld en mogen er niet meer dan 25 haken aan een lijn zitten. Daarentegen worden door de grootschalige beroepsvisserij in de Beringzee en het noordelijk deel van de Grote Oceaan kilometers lange lijnen gebruikt, met meer dan 2500 haken met aas.
Bijvangsten
Deze visserij is berucht om de bijvangst van buissnaveligen (waaronder veel soorten albatrossen), zeeschildpadden en bedreigde haaiensoorten. Jaarlijks worden tussen de 50.000 en 100.000 vogels, voornamelijk Noordse stormvogels, gevangen als ongewenste bijvangst. De Britse vogelbeschermingsorganisatie heeft alle landen die met lijnen vissen, gevraagd plannen op te stellen om het aantal gevangen vogels te verminderen. Behalve vogels worden soms zeezoogdieren aan de haak geslagen bij de langelijnvisserij. Ook deze verdrinken dan meestal.
Er zijn methoden om deze schadelijke effecten tegen te gaan zoals:
Gewichten aan de lijnen hangen zodat de haken snel onder het wateroppervlak zakken
Vlaggetjes bevestigen die de zeevogels afschrikken
Alleen 's nachts of bij weinig licht vissen
Het visseizoen beperken in de tijd dat de zeevogels jongen hebben
Geen visafval overboord gooien als de lijnen worden uitgezet
Desondanks is het effect van deze maatregelen beperkt. In maart 2006 werd de visserij op zwaardvis rond Hawaï gesloten omdat ze een bedreiging vormde voor de onechte karetschildpad (Caretta caretta). Dit ondanks het gebruik van speciale haken om bijvangsten te voorkomen.
Vooral onder albatrossen is de sterfte door de langelijnvisserij aanzienlijk. Van de 21 soorten die er worden onderscheiden door de IUCN, staan er 19 als bedreigd op de rode lijst.
Visserij
|
Diverse methoden
In de langelijnvisserij kunnen -afhankelijk van de beviste soorten- de hoofdlijnen op verschillende manieren in het water worden neergelaten: zwevende net onder het wateroppervlak, of juist dicht op de zeebodem, vast aan een anker, of juist vrijzwevend. Eén hoofdlijn kan bestaan uit honderden of duizenden zijlijnen met aas. De langelijnvisserij richt zicht meestal op zwaardvis, tonijn, Pacifische heilbot (de gewone heilbot is inmiddels een bedreigde diersoort), zwarte kabeljauw, kabeljauw, schelvis, koolvis en nog veel meer soorten.
Bij de visserij op Antarctische diepzeeheek (ook wel Patagonische tandvis genoemd bij letterlijke vertaling uit het Engels) zijn beperkingen ingesteld en mogen er niet meer dan 25 haken aan een lijn zitten. Daarentegen worden door de grootschalige beroepsvisserij in de Beringzee en het noordelijk deel van de Grote Oceaan kilometers lange lijnen gebruikt, met meer dan 2500 haken met aas.
| 3 |
zee, zeewaterlichaam, zeebekken
|
63 |
BorrowAction
|
5369022
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Berg%20van%20Barmhartigheid%20%28Kortrijk%29
|
Berg van Barmhartigheid (Kortrijk)
|
De Berg van Barmhartigheid in Kortrijk maakte deel uit van een uitgebreid netwerk. Een Berg van barmhartigheid was een openbare kredietinstelling waar men anoniem kon lenen tegen een lage rente. In ruil moest men waardevolle voorwerpen in bewaring geven zoals juwelen, boeken, kunstvoorwerpen, zilverwerk etc. De kredietinstellingen waren meestal gelegen in een gemeentelijk pandjeshuis. Sinds 1848 is deze vorm van lenen in België enkel nog toegelaten voor de Berg van barmhartigheid.
Ontstaan
De Bergen van barmhartigheid zijn ontstaan in Italië in de 15e eeuw met het doel de armen te beschermen tegen woekerinteresten bij verpanding.
In de 13e eeuw kwamen Noord-Italiaanse geldleners, Lombarden, zich vestigen in Kortrijk. In 1618 werd een netwerk van Bergen van Barmhartigheid opgericht door aartshertogen Albrecht en Isabella van de Spaanse Nederlanden en de bouwmeester en ingenieur Wenzel Coberger (edict van 17 maart 1618). In 1630 opende de Berg in Kortrijk. Voordien werden de eerste twee Bergen van Barmhartigheid buiten Italië gebouwd in Ieper in 1543 en in Brugge in 1572.
In Kortrijk werden de gebouwen volgens het ontwerp van Coberger in conservatieve, gotische stijl gebouwd onder leiding van Melchior de Somer en Robert Persijn. Het is gelegen in de Guido Gezellestraat 1 en Onze-Lieve-Vrouwestraat 45. Daar bevond zich ook de woning van de beheerder van de Berg of intendant.
In 1922 sloot de Berg wegens een gebrek aan kapitaal.
De Berg van Barmhartigheid in Brussel is de laatste die nog bestaat in België.
Werking
In de Bergen van Barmhartigheid kon iedereen anoniem waardevolle eigendommen verpanden in ruil voor geld. Men kreeg een pandbriefje mee waarmee men zelf, of iemand anders, de eigendommen terug kon ophalen tegen de betaling van de hoofdsom en de interest. De panden werden bewaard in magazijnen, waar ze via draaitrommels terechtkwamen. De magazijnen bevonden zich op de hoek van de Onze-Lieve-Vrouwestraat en de Guido Gezellestraat.
De eigendommen werden door de Berg verkocht wanneer de eigenaar ze na verloop van tijd niet terug kwam ophalen met het pandbriefje.
Pagadoren
Pagadoren of (in)dragers kunnen gezien worden als tussenpersonen tussen de Berg en de beleners. Pagadoren waren mannen of vrouwen die voor de beleners naar de Berg gingen om hun eigendommen in lening te bewaren of om ze terug op te halen. De identiteit van de belener werd daarbij dus niet bekend bij de Berg. Mensen die hun eigendommen via de indragers naar de Berg brachten, moesten daarbij een extra vergoeding betalen naargelang de waarde van het eigendom. De indragers werden oorspronkelijk door de stedelijke overheid benoemd maar door veel misbruik kwam daar in de 18e eeuw verandering in. Vanaf dan werden beëdigde indragers aangesteld door de besturen van de Bergen zelf.
Het merendeel van de pagadoren was vrouwelijk. Ook in Kortrijk was de enige pagador die er werkte een vrouw, terwijl er eigenlijk werk was voor 6. In 1788 was de Kortrijkse beëdigde indraagster Jeanne Robbe.
Stadslegende van de “vondelingenschuiven”
Voor veel Kortrijkzanen staan de vier draaitrommels van de Berg van Barmhartigheid gekend als de vondelingenschuiven van de stad. Twee van de draaitrommels hebben een uitsparing waar iets kan ingelegd worden. De draaitrommels zijn eigenlijk draaideuren die toegang geven tot het bureau waar men geld kon lenen. In de modellen met de uitsparing kon een pand gelegd worden zonder gezien te worden door de medewerker aan de andere kant om de anonimiteit te bewaren.
Het lijkt onwaarschijnlijk dat de draaitrommels ooit als vondelingenschuiven gebruikt werden, de trommels zijn er ook niet voor geschikt maar er is ook geen bewijs dat het kan uitsluiten. Vondelingenschuiven hebben wel bestaan maar niet in Kortrijk. Op 13 juli 1688raakte bekend dat de nacht voordien een baby te vondeling gelegd was aan de Brugse Poort in Kortrijk en in 1727 werd een vondeling voor het huis van deken Bouckaert van Kortrijk gevonden. De draaitrommels als vondelingenschuiven blijkt dus een Kortrijkse stadslegende te zijn.
Na de sluiting
In 1934 werd het gebouw verkocht aan de stad, drie jaar later werd de Berg van Barmhartigheid aangeduid als beschermd monument. Gedurende de periode 1937-1938 werd de Berg heringericht tot stadsbibliotheek en -archief.
Tijdens WO II werd het gebouw bijna volledig verwoest door een bombardement op 21 juli 1944. Twee jaar later werd enkel de bijhorende woning heropgebouwd, van de rest van de ruïnes werd een tuin gemaakt. In 1960 echter vond de wederopbouw plaats tot zijn oorspronkelijke vorm, dit onder leiding van Jozef Viérin en Poly Scherpereel.
In 1964 werd het Rijksarchief er ondergebracht. Sinds 2009 is het als Rijksarchief en huis archivaris met stedelijke diensten aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed.
In 2018 werd het gebouw verkocht aan Konvert Service samen met de aanpalende panden in de Onze-Lieve-Vrouwestraat 39, 41 (Clovis) en 43, en het Poorthuis in de Handboogstraat. Er werd een luxehotel gebouwd: Cobergher Hotel, verwezen naar de bouwmeester en ingenieur van de Berg van Barmhartigheid. Het Rijksarchief blijft er verder aanwezig, het huurcontract van de stad aan het Rijksarchief loopt nog tot 2031.
Beeldmateriaal
Erfgoed Inzicht
Beeldbank Kortrijk
Bronnen
Geschiedenis van Kortrijk
Kortrijk
|
De Berg van Barmhartigheid in Kortrijk maakte deel uit van een uitgebreid netwerk. Een Berg van barmhartigheid was een openbare kredietinstelling waar men anoniem kon lenen tegen een lage rente. In ruil moest men waardevolle voorwerpen in bewaring geven zoals juwelen, boeken, kunstvoorwerpen, zilverwerk etc. De kredietinstellingen waren meestal gelegen in een gemeentelijk pandjeshuis. Sinds 1848 is deze vorm van lenen in België enkel nog toegelaten voor de Berg van barmhartigheid.
| 2 |
lenen, uitlenen, teruggeven
|
2,793 |
TVSeason
|
1705418
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Spoed%20%28seizoen%201%29
|
Spoed (seizoen 1)
|
Reeks 1 van Spoed werd voor de eerste keer uitgezonden tussen 24 januari 2000 en 22 mei 2000. De reeks telt 18 afleveringen. Dit seizoen is ook op Dvd verschenen.
Hoofdcast
Leo Madder (Luc Gijsbrecht)
Anne Somers (Anouk Van Diest)
Arlette Sterckx (Lies Weemaes)
Wim Van de Velde (Jos Blijlevens)
Truus Druyts (Barbara Dufour)
Rudy Morren (Cisse De Groot)
Robert de la Haye (Dirk Velghe)
Wim Stevens (Kristof Welvis)
Vaste gastacteurs
(Personages die door de reeksen heen meerdere keren opduiken)
Jos Dom (André Maenhout)
Monika Dumon (Jeannine Somers)
Vicky Florus (Marie Van der Aa)
Anke Helsen (Vanessa Meurant)
Gert Lahousse (Bob Verly)
Mireille Leveque (Anneke Wiels)
Caroline Maes (Iris Van Hamme)
Marilou Mermans (Christiane Van Breda)
Bart Van Avermaet (Stefaan)
Thomas Vanderveken (Tom Gijsbrecht)
Christel Vermeer (Hilde Somers)
John Willaert (Karel Mijs)
Verhaallijnen
Luc Gijsbrecht is getrouwd met Christiane Van Breda, maar het gaat niet echt goed meer tussen hen. Hij heeft al jaren een geheime relatie met Jeannine Somers. Ze hebben zelfs een dochter, Hilde, maar zij weet niet dat Luc haar vader is. Met Lucs zoon met Christiane gaat het niet goed. Tom is schuldig aan een inbraak in een supermarkt, maar ondanks alles verdedigt Luc hem. Later gaan Luc en Christiane uit elkaar en gaat Luc bij Jeannine wonen. Hij wil met haar trouwen, en dus vindt Jeannine dat ze aan Hilde moeten vertellen dat hij haar vader is. Luc wil hiermee wachten tot de echtscheiding rond is. Ondertussen gaat het niet goed met Hilde: ze haalt lage cijfers en zit duidelijk niet lekker in haar vel. Luc en Jeannine komen erachter dat Hilde zwanger is van zijn zoon Tom. Hun wereld stort in als ze te weten komen dat ze allebei dezelfde vader hebben en dus halfbroer en –zus zijn. Luc dringt aan op een vruchtwaterpunctie. Het kindje blijkt een zware handicap te hebben en er wordt beslist om abortus te laten plegen. Tom en Hilde gaan door een hel. Hilde ziet het niet meer zitten en pleegt zelfmoord door uit een raam te springen. Haar wanhoopsdaad is voor iedereen moeilijk te verwerken. Luc krijgt het nog moeilijker als Christiane, nog voor de echtscheiding gedaan is, achter zijn geheime relatie met Jeannine komt. Ze is vastbesloten hem te laten bloeden en hem kaal te plukken. Aan het einde van het seizoen vertrekt Tom naar Engeland omdat hij het geruzie tussen zijn ouders beu is. Dokter Dirk Velghe en Anneke Wiels zijn verliefd op elkaar, maar ook dokter Barbara Dufour heeft een oogje op hem. Dirk staat dus in dubio. Op de koop toe zijn Anneke en Babs vriendinnen, maar hun vriendschap loopt stuk door hun liefde voor Dirk. Voor Dirk komen al deze omstandigheden op een ongelegen moment. Hij voelt zich al een tijdje niet goed en heeft hoofdpijn. Na een ongelukkige val op zijn hoofd waardoor hij in coma belandt, ontdekken ze een hersentumor. Herstel is niet meer mogelijk. Anneke smeekt Babs om te stoppen met Dirks behandeling. Ze wil niet dat hij voor de rest van zijn leven als een plant moet leven. Babs respecteert Annekes wil, mede omdat ook zij Dirk graag ziet. Na Dirks dood gaan Anneke en Babs samenwonen om samen hun verdriet te verwerken. Dokter Kristof Welvis komt Dirk vervangen op de spoedafdeling. Dokter Jos Blijlevens en verpleegster Anouk Van Diest beleven ook wilde avonturen. Hier komt een eind aan als Luc hen betrapt tijdens een vrijpartij. Anouk wordt overgeplaatst naar het St.-Elisabeth ziekenhuis en wordt vervangen door Bob Verly. Jos is daar echter niet zo rouwig om, hij ziet verpleegster Maria Van der Aa ook wel zitten. Verpleegster Lies Weemaes is zwanger, maar haar vriend Marc is daar niet zo blij mee als zij en hij laat haar zitten.
Seizoensfinale
De Kosombaanse president is op bezoek in Antwerpen, maar zijn bezoek draait uit op een bloedbad. Luc en Cisse snellen het getroffen staatshoofd te hulp. In een mum van tijd staat niet alleen de spoedafdeling, maar het hele ziekenhuis in rep en roer.
Reeks 1
|
Reeks 1 van Spoed werd voor de eerste keer uitgezonden tussen 24 januari 2000 en 22 mei 2000. De reeks telt 18 afleveringen. Dit seizoen is ook op Dvd verschenen.
| 1 |
tv-seizoen, televisieserie, afleveringen
|
813 |
GovernmentPermit
|
2129854
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/L%C3%B6wenbr%C3%A4u
|
Löwenbräu
|
Löwenbräu AG is een Duitse brouwerij in München, die sedert 2003 tot het concern Anheuser-Busch InBev behoort.
Geschiedenis
Vermoedelijk stamt de brouwerij uit het jaar 1383. De naam Löwenbräu werd voor het eerst in 1746 vermeld, toen het naar een bierhuis in de Löwengrube 17 verwees, waarin zich een fresco van een leeuw bevond. Georg Brey kocht de brouwerij in 1818 en bouwde ze tot een succesrijke onderneming uit. Vanaf 1848 kreeg Löwenbräu een vergunning voor het brouwen van bokbier, en in 1863 was de brouwerij de grootste van München geworden.
In 1872 verkocht de familie Brey de brouwerij, waarop ze in een aandelenvennootschap veranderd werd met Ludwig Brey als hoofdaandeelhouder. In 1883 volgde dan de voltooiing van de beroemde Löwenbräukeller, die op 14 juni van dat jaar plechtig geopend werd, en in 1886 werd het logo van Löwenbräu, een leeuw, een gedeponeerd handelsmerk. Rond de eeuwwisseling was Löwenbräu, grotendeels dankzij massale export, tot het grootste biermerk van Duitsland uitgegroeid.
Brouwerij Löwenbräu fuseerde in 1921 met Unionsbrauerei Schülein & Cie. en nam vervolgens met terugwerkende kracht de Münchner Bürgerbräu AG over. Vanaf 1927 werd er tevens witbier gebrouwen, en in 1928 werd er voor het eerst één miljoen hectoliter per jaar geproduceerd. De familie Schülein, die een groot deel van de aandelen in haar bezit had, was echter van Joodse afkomst, en na de machtsovername door de nazi's vluchtte ze naar de Verenigde Staten. In 1942 werd de Aktienbrauerei zum Löwenbräu kortweg in Löwenbräu omgedoopt.
Na de Tweede Wereldoorlog moest er met de erfgenamen van de familie Schülein onderhandeld worden om het voortbestaan van de brouwerij te verzekeren, hetgeen lukte: vanaf 1948 werd er terug bier geëxporteerd. Löwenbräu had steeds een stevige positie in Opper-Beieren gehandhaafd en slaagde erin, een wereldwijde reputatie op te bouwen, met bijzondere populariteit in de VS. Tezamen met Spaten-Franziskaner-Bräu behoorde Löwenbräu vanaf 1996 tot het concern Spaten-Löwenbräu, dat in 2003 door Interbrew werd overgenomen, hetwelk op zijn beurt in 2004 in InBev opging. De gehele expeditie en marketing van Löwenbräu wordt vanuit de InBev-centrale in Bremen geleid.
Löwenbräu is traditioneel prominent aanwezig op het Oktoberfest.
Bieren onder het label Löwenbräu
Löwenbräu
Löwenbräu Original
Löwenbräu Münchner Hell
Löwenbräu Münchner Dunkel
Löwenbräu Triumphator (bokbier)
Löwenbräu Alkoholfrei
Löwenbräu Urtyp
Löwenbräu Pils (voorheen "der Löwenbräu")
Löwenbräu Schwarze Weisse (witbier)
Löwenbräu Löwen Weisse Hell (witbier)
Löwenbräu Radler
Löwenbräu Oktoberfestbier (Märzen)
Zie ook
Lijst van Duitse brouwerijen
Externe link
Officiële website
Literatuur
Wolfgang Behringer: Löwenbräu. Von den Anfängen des Münchner Brauwesens bis zur Gegenwart. Süddeutscher Verlag, München 1991, ISBN 3-7991-6471-5
Duitse brouwerij
Anheuser-Busch InBev
Economie in München
|
Geschiedenis
Vermoedelijk stamt de brouwerij uit het jaar 1383. De naam Löwenbräu werd voor het eerst in 1746 vermeld, toen het naar een bierhuis in de Löwengrube 17 verwees, waarin zich een fresco van een leeuw bevond. Georg Brey kocht de brouwerij in 1818 en bouwde ze tot een succesrijke onderneming uit. Vanaf 1848 kreeg Löwenbräu een vergunning voor het brouwen van bokbier, en in 1863 was de brouwerij de grootste van München geworden.
| 1 |
overheidsvergunning, vergunning, overheid
|
7,518 |
AskAction
|
563822
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Gibraltarees%20voetbalelftal%20%28mannen%29
|
Gibraltarees voetbalelftal (mannen)
|
Het Gibraltarees voetbalelftal is een team van voetballers dat Gibraltar vertegenwoordigt bij internationale wedstrijden.
Geschiedenis
Het verzoek van Gibraltar om lid te worden van de UEFA werd in januari 2007 afgewezen, maar na een uitspraak van het Hof van Arbitrage voor Sport werd het op 1 oktober 2012 toegelaten als voorlopig lid. Op 24 mei 2013 werd Gibraltar officieel als 54e land toegevoegd als UEFA-lid. In de eerste officiële interland als UEFA-lid op 19 november 2013 speelde Gibraltar tegen Slowakije. Het duel eindigde in een 0–0 gelijkspel. Op 4 juni 2014 behaalde Gibraltar zijn eerste overwinning dankzij een 1–0 zege op Malta. Centrumspits Kyle Casciaro scoorde de enige treffer. Op 13 mei 2016 werd Gibraltar toegelaten als lid van de FIFA. In de UEFA Nations League 2020/21, de tweede editie van dit toernooi, wist Gibraltar promotie naar divisie C af te dwingen.
Deelname aan internationale toernooien
Wereldkampioenschap
Europees kampioenschap
UEFA Nations League
Interlands
Bondscoaches
Bijgewerkt tot en met de EK-kwalificatie interland tegen (0-4) op 16 oktober 2023.
Statistieken
Bijgewerkt tot en met de EK-kwalificatie interland tegen (0-4) op 16 oktober 2023.
Van jaar tot jaar
Tegenstanders
Huidige selectie
De volgende spelers werden opgeroepen voor de WK-kwalificatiewedstrijd tegen op 30 maart 2021.
Interlands en doelpunten bijgewerkt tot en met de WK-kwalificatiewedstrijd tegen (0–7) op 30 maart 2021.
FIFA-wereldranglijst
Gibraltarese nationale sportploeg
|
Geschiedenis
Het verzoek van Gibraltar om lid te worden van de UEFA werd in januari 2007 afgewezen, maar na een uitspraak van het Hof van Arbitrage voor Sport werd het op 1 oktober 2012 toegelaten als voorlopig lid. Op 24 mei 2013 werd Gibraltar officieel als 54e land toegevoegd als UEFA-lid. In de eerste officiële interland als UEFA-lid op 19 november 2013 speelde Gibraltar tegen Slowakije. Het duel eindigde in een 0–0 gelijkspel. Op 4 juni 2014 behaalde Gibraltar zijn eerste overwinning dankzij een 1–0 zege op Malta. Centrumspits Kyle Casciaro scoorde de enige treffer. Op 13 mei 2016 werd Gibraltar toegelaten als lid van de FIFA. In de UEFA Nations League 2020/21, de tweede editie van dit toernooi, wist Gibraltar promotie naar divisie C af te dwingen.
| 1 |
vraag, verzoek, vraagstelling
|
7,122 |
HomeGoodsStore
|
1662977
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Morres%20Wonen
|
Morres Wonen
|
Morres Wonen is een meubelzaak in Hulst.
Morres Meubel werd in 1909 door Fré Morres opgericht in een klein pand in het centrum van het Zeeuwse Hulst. Het bedrijf verhuisde in 1968 naar het industrieterrein Tol, aan de rand van het stadje, waar meer ruimte was om uit te breiden. Het groeide uit tot een aanzienlijk complex.
Gelegen nabij de grens van Nederland en België richtte Morres zich zowel op de Nederlandse als Belgische markt. Vanwege de gerichtheid op de Belgische markt was het een van de eerste winkels in Nederland die ontheffing kreeg van de verplichte zondagssluiting, zodat Morres zeven dagen per week open kon zijn. Morres werkte al vroeg met een eigen catalogus en was een van de eerste woonwinkels met een eigen webshop.
Eind jaren 90 werden er ook grote Morres-winkels geopend in Deventer en Zaanstad die tien jaar later, in 2008, weer werden gesloten.
In betere tijden waren er 600 werknemers in dienst. Bij de finale sluiting in 2009 waren er nog amper 150, waarvan 20 Belgen. De directie legde de oorzaak van het falen bij de kredietcrisis, die werd gevolgd door een algemene recessie met dalende omzetten, waardoor de schuldenlast uit het verleden niet kon worden weggewerkt. Die bedroeg in 2006 nog € 6,8 miljoen, de daaropvolgende reorganisatie kostte € 7,2 miljoen. In 2009 kwam het familiebedrijf in handen van De Mandemakers Groep.
Externe links
https://www.morres.nl/over-morres/
https://web.archive.org/web/20050210164550/http://www.morres.com/
Nederlands bedrijf
Detailhandel in Nederland
Hulst
|
Gelegen nabij de grens van Nederland en België richtte Morres zich zowel op de Nederlandse als Belgische markt. Vanwege de gerichtheid op de Belgische markt was het een van de eerste winkels in Nederland die ontheffing kreeg van de verplichte zondagssluiting, zodat Morres zeven dagen per week open kon zijn. Morres werkte al vroeg met een eigen catalogus en was een van de eerste woonwinkels met een eigen webshop.
| 1 |
woonwinkel, interieurwinkel, huishoudwinkel
|
1,274 |
ConsumeAction
|
92803
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/LLiNK
|
LLiNK
|
LLiNK was een Nederlandse publieke omroep. De omroep besteedde aandacht aan maatschappelijke onderwerpen op het gebied van economie en ecologie, de rechten van mens en dier en aan de tegenstelling tussen welvaart en armoede in deze wereld. Zij maakte daarbij gebruik van diverse media (internet, radio, televisie) en wilde zo een 'dialoog' aangaan met haar lezers, kijkers en luisteraars. LLiNK kreeg per jaar 7 miljoen euro van de NPO, voor het maken van onder meer 100 uur televisie en 450 uur radio. Nadat de Visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep in 2008 een negatief oordeel velde over de toegevoegde waarde van de programmering van LLiNK binnen het publieke bestel, ging de stekker eruit. LLiNK zond voor het laatst uit in augustus 2010.
Geschiedenis
DeNieuwe Omroep was de naam voor de aspirantomroep, die sinds 2000 tevergeefs pogingen doet toe te treden tot het bestel. In 2004 wordt besloten tot een fusie met een andere aspirantomroep, Nútopia, tot DeNieuwe Omroep Nútopia.
Deze omroep dient datzelfde jaar een aanvraag in om te worden toegelaten tot het omroepstelsel. Het Commissariaat voor de Media had een positief advies uitgebracht, maar de Raad voor Cultuur had een negatief advies uitgebracht. Uiteindelijk werd door staatssecretaris Medy van der Laan besloten, dat DeNieuwe Omroep Nútopia toch toegelaten werd tot het publieke bestel. Op 21 juni 2005 wordt DeNieuwe Omroep Nútopia omgedoopt tot LLiNK. In september 2005 begonnen de uitzendingen met twee uur televisie en negen uur radio per week.
De interne strijd tussen de 'bloedgroepen' DeNieuwe Omroep en Nútopia leidde op 9 januari 2006 tot het aangezegde ontslag voor LLiNK-directrice Anna Visser. Met haar ontslag zouden de 'Nútopiërs' onder leiding van de voorzitter van de Raad van Toezicht, Niko Koffeman, een overwinning hebben behaald. Op 12 januari besloten Koffeman en medebestuurder Walter Etty uit het bestuur te treden, om de indruk weg te nemen dat het conflict een politieke achtergrond zou hebben.
De eerste uitzending als publieke omroep was op 4 september 2005, toen om 20.00 uur het één uur durende radioprogramma De Geitenwollensokkenshow van start ging op Radio 1. De presentatie lag in handen van Francisco van Jole. De eerste televisie-uitzending was op woensdag 21 september 2005 om 23.01 op Nederland 3, een documentaire genaamd Peace One Day, waarnaar ongeveer 76.000 kijkers keken. De tweede meer reguliere programmering was op donderdag 22 september 2005 met het programma Mr. Kahoona Positive Happiness Show, rond de klok van 20.00 uur en eveneens op Nederland 3. Dit programma werd door 139.000 kijkers gevolgd.
In 2007 werd presentatrice Floortje Dessing, voorheen Veronica en RTL 5, aangetrokken voor een salaris van bijna 200.000 euro. Dessing moest het gezicht van de omroep worden en kreeg bij LLiNK "de kans om haar passie voor reizen te combineren met haar persoonlijke idealen om een positieve bijdrage te leveren aan een schone, veilige en vrije wereld voor mens en dier".
Op 19 februari 2009 vroeg LLiNK uitstel van betaling aan. Dit was een primeur voor een publieke omroep. Ook gaf het Commissariaat voor de Media de NPO opdracht te stoppen met het financieren van de omroep, totdat er meer duidelijk was over de financiële situatie van de omroep. Uiteindelijk bleek er een tekort te zijn van een miljoen op een budget van 8 miljoen euro. Deze geldproblemen leidden volgens directrice Tanja Lubbers tot het vertrek van financieel directeur Chris van Oosterzee, die echter al vier maanden daarvoor vrijwillig was vertrokken en zelf beweerde "niets te weten van financiële problemen ten tijde van zijn vertrek". Om te proberen een einde te maken aan deze slepende kwestie werd cabaretier Vincent Bijlo aangesteld als 'crisismanager'.
De financiële perikelen werden onder andere veroorzaakt door het salaris van Floortje Dessing en de hoge productiekosten van het programma 3 op Reis. Op 19 maart werd daarom besloten, dat als bezuiniging dit programma zou verdwijnen en dat de presentatrices Froukje Jansen en Floortje Dessing de omroep zouden verlaten. Ook de tweede algemeen directeur Tanja Lubbers verliet LLiNK, naar verluidt onder 'zachte' drang van de bewindvoerder.
Op 4 november 2009 werd bekendgemaakt, dat de omroep per 1 september 2010 geen zendtijd meer kreeg. LLiNK zou niet waargemaakt hebben, waar het voor stond. De omroep legde zich niet neer bij het besluit en stelde in een verklaring: "LLiNK is van mening, dat het besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat er sprake is van een politiek spel." De protesten bleken echter tevergeefs. Op 1 september ging LLiNK definitief op zwart.
Op 1 oktober 2010 is de veiling gestart van de kantoor- en studio-inventaris en audiovisuele apparatuur. De veiling heeft ongeveer 80.000 euro opgebracht. Voorzitter Karlien de Ruijter wil dit geld gebruiken voor een mogelijke doorstart, als 'groen' productiehuis. Ook zouden er nog rechtszaken lopen tegen het besluit, dat LLiNK op zwart moet. Op 29 oktober 2010 werden de LLiNK mail-servers uit de lucht gehaald, om mee te geven aan een veilingkoper. De lampen gingen uit en de sleutels van het pand aan de Lloydstraat 5 te Rotterdam werden ingeleverd.
Op 29 april 2011 bepaalde de Amsterdamse rechtbank, dat LLiNK definitief niet terugkeert in het publieke bestel. In oktober 2011 vorderde het Commisariaat voor de Media ongeveer 3 ton terug van de omroep.
Televisie
Bekende televisieprogramma's waren:
3 op Reis; Reisprogramma, waarin Floortje Dessing met het openbaar vervoer een reis maakt naar een verre bestemming. Daarnaast laten presentatoren Sebastiaan Labrie en Froukje Jansen meer bereikbare bestemmingen zien.
Aanpakken & Wegwezen; Laat het leven zien van bevlogen mensen, die huis en haard opgeven om elders in de wereld, vaak onder moeilijke omstandigheden, een bijdrage te leveren aan een beter leven voor anderen.
De ConsuMinderman; Minder is meer. De ConsuMinderman komt in actie voor een duurzame lifestyle. Met simpele oplossingen voor grote problemen laat LLiNK zien, hoe het anders kan. Sebastiaan Labrie en Froukje Jansen stellen iedere week 'groene' knelpunten aan de kaak.
Eet Smakelijk; Verschillende bekende Nederlanders gaan langs bij chef-kok Leon Mazairac om samen een verse maaltijd te bereiden. LLiNK laat met dit programma zien, waar ons eten vandaan komt en hoe het op ons bord belandt. Dit geldt voor kaas en groente, maar ook voor vlees en vis.
Expedition Unlimited; Avonturenprogramma, waarin teams bestaande uit een model en een persoon met een fysieke beperking door Zuid-Afrika racen. Vanaf eind november 2008 wekelijks te zien. Gepresenteerd door Marc de Hond en Froukje Jansen.
LLiNK Docu's; Elke woensdagavond rond de klok van 00.00 uur brengt LLiNK op Nederland 3 een tv-documentaire, die nauw op de thema's aansluit. Soms is dat een serie, soms een opzichzelfstaande documentaire.
LLiNK in Natura; Bewondert opmerkelijke landschappen en diersoorten en inspireert tot uitstapjes in eigen land. Gepresenteerd door Bas Westerweel.
LLiNK Warzone; Warzone is een serie documentaires, waarin het leven van jongeren in conflictgebieden op een indringende manier in beeld wordt gebracht.
De Milieuridders; Programma van Paul Jan van de Wint en Rob Muntz over dier, natuur en milieu.
LLiNKe Soep; LLiNK-magazine over lekkere lifestyle en duurzaam consumeren. Gepresenteerd door Edo Brunner, Froukje Jansen en Marcel van der Steen.
McDonalds Kitchen; Kookprogramma, waarin Andy McDonald een nieuwe manier van koken verkent, namelijk gezond, lekker en zonder vlees of vis. Samen met Bas Westerweel laat hij zien, dat je met de simpelste ingrediënten eindeloos kunt variëren.
Mr. Kahoona Positive Happiness Show; Virtuele goeroe met praktische oplossingen voor verrassende problemen.
Radio
Bekende radioprogramma's waren:
Atlas; Presentatie: Marcel van der Steen en Mirjam de Winter.
LLinke Soep; Presentatie: Marcel van der Steen
Der Rudy!; Presentatie: Rudy Mackay.
MotRadio; Presentatie: wisselend.
OBA live; Presentatie maandag: Pieter Hilhorst, Presentatie woensdag: Teun van de Keuken.
Presentatoren
Edo Brunner
Eline la Croix (2005-2006)
Floortje Dessing (2007-2009)
Pieter Hilhorst (2006-2010)
Marc de Hond (2008-2010)
Froukje Jansen (2006-2009)
Francisco van Jole (2005-2008)
Barbara Kathmann (2005-2010)
Teun van de Keuken (2008-2010)
Sebastiaan Labrie (2008-2009)
Rudy Mackay (2006-2010)
Leon Mazairac (2008-2010)
Andy McDonald (2006-2007)
Rob Muntz
Marcel van der Steen (2005-2010)
Bas Westerweel (2006-2010)
Paul Jan van de Wint
Mirjam de Winter (2005-2010)
Zie ook
Praktisch idealisme
Externe link
LLiNK (archiefpagina 17 april 2010)
Voormalige Nederlandse omroep
|
Televisie
Bekende televisieprogramma's waren:
3 op Reis; Reisprogramma, waarin Floortje Dessing met het openbaar vervoer een reis maakt naar een verre bestemming. Daarnaast laten presentatoren Sebastiaan Labrie en Froukje Jansen meer bereikbare bestemmingen zien.
Aanpakken & Wegwezen; Laat het leven zien van bevlogen mensen, die huis en haard opgeven om elders in de wereld, vaak onder moeilijke omstandigheden, een bijdrage te leveren aan een beter leven voor anderen.
De ConsuMinderman; Minder is meer. De ConsuMinderman komt in actie voor een duurzame lifestyle. Met simpele oplossingen voor grote problemen laat LLiNK zien, hoe het anders kan. Sebastiaan Labrie en Froukje Jansen stellen iedere week 'groene' knelpunten aan de kaak.
Eet Smakelijk; Verschillende bekende Nederlanders gaan langs bij chef-kok Leon Mazairac om samen een verse maaltijd te bereiden. LLiNK laat met dit programma zien, waar ons eten vandaan komt en hoe het op ons bord belandt. Dit geldt voor kaas en groente, maar ook voor vlees en vis.
Expedition Unlimited; Avonturenprogramma, waarin teams bestaande uit een model en een persoon met een fysieke beperking door Zuid-Afrika racen. Vanaf eind november 2008 wekelijks te zien. Gepresenteerd door Marc de Hond en Froukje Jansen.
LLiNK Docu's; Elke woensdagavond rond de klok van 00.00 uur brengt LLiNK op Nederland 3 een tv-documentaire, die nauw op de thema's aansluit. Soms is dat een serie, soms een opzichzelfstaande documentaire.
LLiNK in Natura; Bewondert opmerkelijke landschappen en diersoorten en inspireert tot uitstapjes in eigen land. Gepresenteerd door Bas Westerweel.
LLiNK Warzone; Warzone is een serie documentaires, waarin het leven van jongeren in conflictgebieden op een indringende manier in beeld wordt gebracht.
De Milieuridders; Programma van Paul Jan van de Wint en Rob Muntz over dier, natuur en milieu.
LLiNKe Soep; LLiNK-magazine over lekkere lifestyle en duurzaam consumeren. Gepresenteerd door Edo Brunner, Froukje Jansen en Marcel van der Steen.
McDonalds Kitchen; Kookprogramma, waarin Andy McDonald een nieuwe manier van koken verkent, namelijk gezond, lekker en zonder vlees of vis. Samen met Bas Westerweel laat hij zien, dat je met de simpelste ingrediënten eindeloos kunt variëren.
Mr. Kahoona Positive Happiness Show; Virtuele goeroe met praktische oplossingen voor verrassende problemen.
| 1 |
consumeren, informatie-inname, voedselinname
|
7,475 |
WearAction
|
548073
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Blauwbekken
|
Blauwbekken
|
Blauwbekken betekent dat men het vreselijk koud heeft. Als het lichaam erg afkoelt trekt het bloed zich terug naar de vitale lichaamsdelen. Daardoor ziet men er wat blauwig uit: de huid ziet er heel bleek uit en de aderen schijnen er blauwig door.
Als men het koud heeft krijgt men rillingen, of gaat men klappertanden.
Als mensen ze zich niet warm aankleden krijgen ze het koud: het lichaam kan dan de warmte niet vasthouden.
Bij de nieuwjaarsduik zijn er door het koude zeewater veel mensen die na een duik aan het blauwbekken zijn.
Blauwbekken kan overgaan in hypothermie.
Uitdrukking in het Nederlands
|
Als mensen ze zich niet warm aankleden krijgen ze het koud: het lichaam kan dan de warmte niet vasthouden.
| 1 |
aankleden, kleding dragen, kledinggebruik
|
11,226 |
ActivateAction
|
1944927
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Cisco%20Active%20Network%20Abstraction
|
Cisco Active Network Abstraction
|
Cisco Active Network Abstraction is een tool/interface waarmee je eenvoudiger Cisco netwerk-elementen en services kan opnemen in een Network Management Systemen (NMS) of Operational Support Systemen (OSS).
Met Cisco ANA kan je op een eenvoudigere wijze de newerkelementen modelleren in je OSS systeem.
ANA is niet een opzichzelf staand los product, maar het helpt de gebruiker om zijn Cisco newerkelementen en services op te nemen in de bestaande NMS of OSS systeem van de netwerk-eigenaar. Grote telecomorganisaties gebruiken NMS en OSS systemen om de verschillende netwerken met de verschillende platformen in een omgeving te beheren. Een OSS systeem waarvoor ANA gebruikt zou kunnen worden is IBM's Tivoli or Cramer Systems van Amdocs. Hiermee kan je alle onderdelen van je netwerk in modelleren en je hele 'inventory' van je netwerk; zowel in logische als fysieke vorm vast te leggen.
In een OSS systeem kan je dan bijvoorbeeld al je fysieke kabels vastleggen, het gebruik van die kabels vastleggen en daarmee precies bewaken waar je welke capaciteit hebt. Een OSS systeem is bij de aanschaf onbewust van de gebruikte netwerk-technieken. Een aantal standaard onderdelen zitten standaard in een OSS systeem: bijvoorbeeld kabels (koper en glas) zijn standaard gemoddeleerd, maar daarna moet je zelf alle gebruikte netwerk-elementen modelleren in je OSS pakket: hoe zien netwerk-elementen er logisch uit, wat kunnen ze etc.
Zo kan je een modulaire systeemkast zodanig beschrijven dat het OSS systeem precies weet welke modules er in welke systeemkast passen, hoe de modules er fysiek uitzien en hoe ze er logisch uitzien (hoeveel glasvezels kan je aansluiten op je optische ethernetswitch) en wat de mogelijkheden zijn van elke aansluiting.
Met een dergelijk inventory systeem kan je dan ook nagaan hoeveel capaciteit het bestaande netwerk heeft, kan je de verbinding/dienst die je wilt activeren kwijt in het bestaande netwerk of moet er ergens capaciteit worden bijgeplaatst.
Cisco ANA biedt een set tools om Cisco equipment en services op een eenvoudigere wijze te modelleren voor je OSS of NMS systeem zodat de System Intergrator die het OSS/NMS systeem levert aan de telecom-provider sneller kan werken en dat alle Cisco equipment en servives op eenzelfde manier gemoddeleerd worden.
Ook kan ANA ervoor zorgen dat de modellering die je voor een OSS inventory-management systeem doet op dezelfde manier gemodelleerd wordt als de modellering voor een Network Management Systeem.
Toepassing ANA
Cisco ANA kan onder andere gebruikt worden met de volgende OSS/BSS systemen:
IBM Tivoli / Netcool
Cramer Systems - maker van OSS systeem Cramer OSS suite
Amdocs Cramer OSS Suite version 6
Cisco Assurance Management Solution
Bronnen
Informatie uit bovenstaand artikel is ontleend aan:
Introduction Cisco ANA (gearchiveerd)
ANA version 3.6 (gearchiveerd)
Amdocs Cramer and Cisco collaboration (gearchiveerd)
Externe links
Cisco Active Network Abstraction 4.0
Cisco ANA Whitepapers (gearchiveerd)
Amdocs Cisco Data Integrity Management (gearchiveerd)
ANA
|
In een OSS systeem kan je dan bijvoorbeeld al je fysieke kabels vastleggen, het gebruik van die kabels vastleggen en daarmee precies bewaken waar je welke capaciteit hebt. Een OSS systeem is bij de aanschaf onbewust van de gebruikte netwerk-technieken. Een aantal standaard onderdelen zitten standaard in een OSS systeem: bijvoorbeeld kabels (koper en glas) zijn standaard gemoddeleerd, maar daarna moet je zelf alle gebruikte netwerk-elementen modelleren in je OSS pakket: hoe zien netwerk-elementen er logisch uit, wat kunnen ze etc.
Zo kan je een modulaire systeemkast zodanig beschrijven dat het OSS systeem precies weet welke modules er in welke systeemkast passen, hoe de modules er fysiek uitzien en hoe ze er logisch uitzien (hoeveel glasvezels kan je aansluiten op je optische ethernetswitch) en wat de mogelijkheden zijn van elke aansluiting.
Met een dergelijk inventory systeem kan je dan ook nagaan hoeveel capaciteit het bestaande netwerk heeft, kan je de verbinding/dienst die je wilt activeren kwijt in het bestaande netwerk of moet er ergens capaciteit worden bijgeplaatst.
| 1 |
activeren, starten, inschakelen
|
10,968 |
OceanBodyOfWater
|
4612504
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst%20van%20politieke%20en%20geografische%20grenzen
|
Lijst van politieke en geografische grenzen
|
Hieronder zijn verschillende lijsten te vinden van landen en afhankelijke gebieden met hun landsgrenzen en aan welke oceanen en zeeën deze grenzen. Het eerste gedeelte beschrijft de grenzen en randen van continenten en oceanen/zeeën. Betwiste gebieden zijn niet meegenomen. Bij het aantal drielandenpunten zijn alleen de drielandenpunten op het land geteld; niet die op zee of in een groot meer liggen.
Landen
politieke en geografische grenzen
Grens
|
Hieronder zijn verschillende lijsten te vinden van landen en afhankelijke gebieden met hun landsgrenzen en aan welke oceanen en zeeën deze grenzen. Het eerste gedeelte beschrijft de grenzen en randen van continenten en oceanen/zeeën. Betwiste gebieden zijn niet meegenomen. Bij het aantal drielandenpunten zijn alleen de drielandenpunten op het land geteld; niet die op zee of in een groot meer liggen.
| 2 |
oceaan, wereldzee, zeeën
|
11,334 |
CommunicateAction
|
1105483
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Overleg
|
Overleg
|
Overleg is het van gedachten wisselen door personen of groeperingen. De bedoeling kan zijn:
het uitwisselen van informatie
het uitwisselen van meningen
het uitwisselen van argumenten
het verstrekken van adviezen of voorschriften aan elkaar of aan anderen.
het oplossen van problemen
Dit uitwisselen kan eenzijdig van karakter zijn: dan stelt de ene partij de andere in kennis van informatie, van een standpunt, een mening of van adviezen. De uitwisseling kan ook tweezijdig zijn: informatie, meningen enzovoort worden over en weer ter kennis gebracht.
Bij overleg bij zichzelf vindt de beraadslaging plaats in het innerlijk van een individu. Deze wikt en weegt, legt argumenten naast elkaar en komt wellicht tot een besluit.
Informeel en formeel overleg
Overleg kan zeer informeel zijn, en geen officiële status hebben. Het kan ook sterk gestructureerd zijn (dan vindt een vergadering plaats). Het kan ook tot doel hebben twee of meer uiteenlopende standpunten met elkaar te verenigen, dan is er sprake van onderhandeling.
Omdat het begrip overleg verschillende vormen kent, wordt de meer ongedwongen vorm voor de duidelijkheid wel aangeduid als informeel overleg: er is geen officiële status, er is geen vergaderagenda en ook wordt er niet of niet openlijk onderhandeld.
Vooroverleg
Overleg kan zeer moeizaam en tijdrovend zijn. Dit kan een aantal oorzaken hebben:
diversiteit, de standpunten of de achtergrond van de deelnemers ligt ver uiteen; verschillen zijn moeilijk te overbruggen
massaliteit, er zijn zoveel deelnemers dat alleen al daardoor verschillen van opvatting onvermijdelijk zijn
structuurloosheid, doelstelling en indeling van de bijeenkomst zijn vaag, of er wordt zelfs helemaal niet in voorzien
In deze gevallen is vooroverleg zinvol.
De diversiteit kan worden gereduceerd door inventarisatie van standpunten; tijdens het vooroverleg wordt vervolgens besloten welke van die standpunten bij een latere vergadering zullen worden ter tafel gebracht
De massaliteit kan worden teruggedrongen doordat het vooroverleg niet door alle deelnemers (het plenum) wordt gevoerd, maar in een kleinere, overzichtelijker groep
De structuurloosheid wordt bestreden doordat het vooroverleg nu juist bedoeld is om de doelstelling en de indeling van een latere bijeenkomst vast te stellen
Tussentijds overleg
Met name bij onderhandelingen komen teleurstellingen veelvuldig voor. Een van de oorzaken is dat ten minste een onderhandelingspartij de standpunten al tevoren heeft openbaar gemaakt; deze kan dan niet terug zonder gezicht te verliezen. Dat is geen probleem, zolang de standpunten van alle partijen voldoende dicht bij elkaar liggen: dan is immers overeenstemming nodig en hoeft er helemaal niet te worden teruggekrabbeld.
Standpunten kunnen ook ver uiteen liggen. Dat kan zijn oorzaak vinden in uiteenlopende belangen; het kan ook zijn dat van de belangen van een tegenpartij slechts weinig bekend is en daardoor ongewild een uitgangspositie wordt ingenomen die ver afwijkt van wat de andere partij voor ogen heeft. Dit risico doet zich vooral voor als de onderhandelingen of besprekingen slechts sporadisch worden gevoerd.
In dat geval is het nuttig van elkaars standpunt op de hoogte te blijven door middel van tussentijds overleg. Een voorbeeld wordt gevonden in cao-onderhandelingen: beide partijen zouden zich daarvoor hooguit eenmaal per jaar hoeven te ontmoeten. Willen zij de kans verkleinen dat die jaarlijkse bijeenkomsten stranden op gebrek aan wederzijds begrip, dan zijn bijeenkomsten in de tussenliggende tijd een mogelijke oplossing. Dan blijven de partijen op de hoogte van elkaars standpunten, ervaringen en behoeften.
Taalkundig
Het woord overleg is een singulare tantum: het heeft in het Standaardnederlands geen meervoud. Niettemin kan de behoefte gevoeld worden om verschillende gelegenheden van overleg aan te duiden. Dan kan een omschrijving gebruikt worden als overlegrondes of (overleg)bijeenkomsten.
Communicatie
|
Communicatie
| 1 |
communicatie, informatieoverdracht, communicatiemiddel
|
1,519 |
OwnershipInfo
|
1336946
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kockengense%20Molen
|
Kockengense Molen
|
De Kockengense Molen is een wipmolen iets ten zuiden van het dorp Kockengen, in de Nederlandse provincie Utrecht.
De molen is in 1675 gebouwd en heeft tot 1960 de polder Kockengen op windkracht bemalen. Na 1962 is de molen als reservegemaal gaan dienen voor een groter gebied waarbij enkele polders zijn gecombineerd. Sinds 1963 is molen eigendom van de Stichting De Utrechtse Molens. De molen onderging in 1983 een forse restauratie en is in 2005 wederom gerestaureerd. Het wiekenkruis bestaat nog uit zogenaamde Potroeden. Deze hebben een lengte van bijna 24 meter en zijn voorzien van het oudhollands hekwerk met zeilen. De molen slaat het water uit door middel van een scheprad.
Poldermolen
Wipmolen
Molen in Utrecht (provincie)
Rijksmonument in Stichtse Vecht
Maalvaardige molen
|
De molen is in 1675 gebouwd en heeft tot 1960 de polder Kockengen op windkracht bemalen. Na 1962 is de molen als reservegemaal gaan dienen voor een groter gebied waarbij enkele polders zijn gecombineerd. Sinds 1963 is molen eigendom van de Stichting De Utrechtse Molens. De molen onderging in 1983 een forse restauratie en is in 2005 wederom gerestaureerd. Het wiekenkruis bestaat nog uit zogenaamde Potroeden. Deze hebben een lengte van bijna 24 meter en zijn voorzien van het oudhollands hekwerk met zeilen. De molen slaat het water uit door middel van een scheprad.
| 1 |
eigendom, bezit, eigendomsinformatie
|
5,007 |
Specialty
|
556503
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Paleo-oceanografie
|
Paleo-oceanografie
|
Paleo-oceanografie is de studie van de geschiedenis van de oceanen in het geologische verleden met betrekking tot circulatie, chemische samenstelling, biologische samenstelling, geologie en patronen van sedimentatie.
Bron van informatie
De informatie is voor een groot deel afkomstig van biogene diepzeesedimenten, waardoor het vakgebied nauw verbonden is met sedimentologie en paleontologie. Paleo-oceanografisch onderzoek is ook nauw verbonden met paleoklimatologie.
Oceanografie
|
Bron van informatie
De informatie is voor een groot deel afkomstig van biogene diepzeesedimenten, waardoor het vakgebied nauw verbonden is met sedimentologie en paleontologie. Paleo-oceanografisch onderzoek is ook nauw verbonden met paleoklimatologie.
| 1 |
specialisatie, vakgebied, expertise
|
129 |
Courthouse
|
3062896
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Provinciaal%20gerechtshof%20in%20Holland
|
Provinciaal gerechtshof in Holland
|
Het provinciaal gerechtshof in Holland was formeel van 1838 tot 1842 een van de provinciale hoven in Nederland. Feitelijk was het Hof bevoegd in het zuidelijke gedeelte van de provincie Holland, voor het noordelijk gedeelte van de provincie zetelde in Amsterdam de Criminele rechtbank Holland. Nadat in 1840 de provincie Holland ook formeel in twee provincies was verdeeld werd het provinciaal gerechtshof in Holland omgedoopt tot provinciaal gerechtshof in Zuid-Holland.
Holland
geschiedenis van Zuid-Holland
|
Het provinciaal gerechtshof in Holland was formeel van 1838 tot 1842 een van de provinciale hoven in Nederland. Feitelijk was het Hof bevoegd in het zuidelijke gedeelte van de provincie Holland, voor het noordelijk gedeelte van de provincie zetelde in Amsterdam de Criminele rechtbank Holland. Nadat in 1840 de provincie Holland ook formeel in twee provincies was verdeeld werd het provinciaal gerechtshof in Holland omgedoopt tot provinciaal gerechtshof in Zuid-Holland.
| 1 |
rechtbank, gerechtsgebouw, rechtbankgebouw
|
11,793 |
UnitPriceSpecification
|
1918447
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Receptregel
|
Receptregel
|
Receptregel is een ander woord voor een voorschrift op recept. Op één recept kunnen meerdere receptregels staan. Een receptregel omschrijft de hoeveelheid van een bepaald geneesmiddel, voorgeschreven door een arts ten behoeve van een patiënt. De termen verstrekking, voorschrift en aflevering worden vaak door elkaar gebruikt.
Receptregelvergoeding
Voor ieder voorgeschreven geneesmiddel dat op recept wordt afgeleverd ontvangt de apotheek een receptregelvergoeding naast een vergoeding voor de materiaalkosten van het geneesmiddel en minus de door de overheid opgelegde clawback-korting die de apotheek in mindering moet brengen op de prijs. De overheid bepaalt aan welke geneesmiddelen een receptregelvergoeding is gekoppeld en wat de hoogte van de receptregelvergoeding is. Deze receptregelvergoeding wordt ook nogal eens WMG-regel (voorheen WTG-regel) of WMG-tarief genoemd, omdat de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) de prestaties van zorgaanbieders en de tarieven die zij mogen rekenen regelt. Het toezicht op de zorgmarkt en de vaststelling van de hoogte van de tarieven die zorgverleners mogen rekenen gebeurt via de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Praktijkkosten apotheek
In de receptregelvergoeding zijn de praktijkkosten gedeeltelijk opgenomen. De praktijkkosten die meegenomen zijn in de opbouw van de hoogte van de receptregel vergoeding zijn: personeelskosten, huisvestingskosten, computerkosten, auto- en bezorgkosten, algemene kosten, financiële kosten, norminkomen apotheker. De kosten die niet direct herleidbaar zijn uit de financiële administratie zijn hierin niet meegenomen. Door het grotendeels wegvallen van de kortingen en bonussen, die apotheken binnenhaalden via de groothandel, ten gevolge van het preferentiebeleid, is ter compensatie door de NZa de receptregelvergoeding enigszins verhoogd.
Gedifferentieerd tarief
Tot 1 juli 2008 bestond de receptregelvergoeding uit één vast tarief ongeacht het soort aflevering en was deze onderdeel van het totaalbedrag (dus inclusief materiaalkosten): een gelijk tarief voor zowel een relatief eenvoudige vervolguitgifte als een ingewikkelde bijzondere magistrale bereiding. De hoogte van dit tarief werd jaarlijks vastgesteld door de NZa. Vanaf 1 juli 2008 is deze vaste receptregelvergoeding vervangen door een gedifferentieerde prestatiebekostiging. Dit houdt in dat voor een vervolguitgifte, waar relatief weinig werk voor hoeft te worden gedaan door de apotheek, een lager tarief geldt dan voor een arbeidsintensieve bijzondere magistrale bereiding. Deze tariefstructuur gaat ervan uit dat de apotheek altijd één basisprestatie levert, eventueel aangevuld met één of meerdere aanvullende prestaties:
basisprestaties:
weekuitgifte
standaarduitgifte
aanvullende prestaties:
Begeleidingsgesprek Nieuw Geneesmiddel (BNG) (voor de extra werkzaamheden in de medicatiebewaking, dossiervorming en patiëntbegeleding, toegepast indien een geneesmiddel met dezelfde werkzame stof en toedieningsvorm niet eerder aan de patiënt ter hand is gesteld, of (ii) een geneesmiddel met dezelfde werkzame stof en toedieningsvorm 12 maanden of langer geleden voor het laatst aan de patiënt ter hand is gesteld, of (iii) niet objectief vastgesteld kan worden of aan de patiënt het UR-geneesmiddel eerder ter hand is gesteld in de twaalf voorafgaande maanden; voorheen werd hiervoor jarenlang de officiële term Eerste Uitgifte Begeleiding (EUB) gebruikt, welke nog steeds in gebruik is in de meeste apotheken omdat het de inhoud beter dekt en niet alleen op het stukje gesprek focust)
ANZ-tarief (Avond, Nacht (van 18:00 uur 's avonds tot 8:00 uur 's ochtends de volgende dag) of Zondag, incl. nationale feestdagen; voorheen ANW-tarief (Avond, Nacht en Weekend))
bijzondere magistrale bereiding (bijvoorbeeld steriele bereiding, of bereiding met stoffen gevaarlijk voor de bereider bij blootstelling)
reguliere magistrale bereiding
De aanvullende prestaties zijn cumulatief met de basisprestatie, waarbij een aflevering van een magistrale bereiding niet tegelijkertijd bijzonder en regulier kan zijn. Bijvoorbeeld: voor een aflevering van een herhaling van een standaard recept op zondag geldt een tarief van: standaarduitgifte + ANZ-recept. Voor een eerste uitgifte op bijvoorbeeld 2e Pinksterdag geldt een tarief van: standaarduitgifte + eerste uitgifte + ANZ-recept.
De hoogte van de verschillende prestaties wordt sinds 01-01-2012, het begin van de vrije prijzen, elk jaar vastgesteld in de contracten van zorgverzekeraars die ze aangaan met apotheken.
Externe links
Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) website www.nza.nl
Begeleidingsgesprek bij een nieuw medicijn www.apotheek.nl
CVZ Medicijnkosten website www.medicijnkosten.nl
Farmacie
Gezondheidszorg
|
Gedifferentieerd tarief
Tot 1 juli 2008 bestond de receptregelvergoeding uit één vast tarief ongeacht het soort aflevering en was deze onderdeel van het totaalbedrag (dus inclusief materiaalkosten): een gelijk tarief voor zowel een relatief eenvoudige vervolguitgifte als een ingewikkelde bijzondere magistrale bereiding. De hoogte van dit tarief werd jaarlijks vastgesteld door de NZa. Vanaf 1 juli 2008 is deze vaste receptregelvergoeding vervangen door een gedifferentieerde prestatiebekostiging. Dit houdt in dat voor een vervolguitgifte, waar relatief weinig werk voor hoeft te worden gedaan door de apotheek, een lager tarief geldt dan voor een arbeidsintensieve bijzondere magistrale bereiding. Deze tariefstructuur gaat ervan uit dat de apotheek altijd één basisprestatie levert, eventueel aangevuld met één of meerdere aanvullende prestaties:
| 6 |
eenheidsprijs, prijspecificatie, tarief
|
3,172 |
Mountain
|
943438
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Schauinsland
|
Schauinsland
|
De Schauinsland is een 1284 meter hoge berg bij Freiburg im Breisgau, Baden-Württemberg. In de herfst zijn vergezichten mogelijk over de wolken tot in de Vogezen en de Alpen. De top van de berg is te bereiken over een twaalf kilometer lange weg met tal van haarspeldbochten. Op deze weg werden van 1923 tot 1984 door de ADAC de Schauinsland-Rennen georganiseerd. Sinds 2000 wordt deze race om de twee jaar gehouden met oude auto's met het bouwjaar voor 1984, de Schauinsland Klassik.
Er loopt sinds 1930 een kabelbaan van dalstation "Horben" naar de top. De baan is met 3600 meter lengte Duitslands langste kabelbaan. De rit duurt een kwartier.
Op 17 april 1936 wandelde een groep Engelse schoolkinderen op de Schauinsland. Ze kwamen terecht in een plotselinge sneeuwstorm en raakten gedesoriënteerd. Ze splitsten zich op in twee groepen. Een groep bereikte het dal waarna een grote zoekactie naar de anderen werd begonnen, waarvan er vijf het leven lieten. Ter nagedachtenis aan deze kinderen is er een monument geplaatst in 1938.
Externe link
http://www.schauinsland.org
Berg in Baden-Württemberg
|
De Schauinsland is een 1284 meter hoge berg bij Freiburg im Breisgau, Baden-Württemberg. In de herfst zijn vergezichten mogelijk over de wolken tot in de Vogezen en de Alpen. De top van de berg is te bereiken over een twaalf kilometer lange weg met tal van haarspeldbochten. Op deze weg werden van 1923 tot 1984 door de ADAC de Schauinsland-Rennen georganiseerd. Sinds 2000 wordt deze race om de twee jaar gehouden met oude auto's met het bouwjaar voor 1984, de Schauinsland Klassik.
| 3 |
berg, gebergte, landvorm
|
5,498 |
QuantitativeValueDistribution
|
264432
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Leerlingvolgsysteem
|
Leerlingvolgsysteem
|
Middels een leerlingvolgsysteem (LVS) krijgt een leraar, de schoolleiding (en bij uitbreiding de overheid) én ouder(s)/verzorger(s) zicht op de studievoortgang van een leerling maar ook op het niveau van een klas en de school. Bij uitbreiding wordt de term leerlingvolgsysteem ook gebruikt om andere ontwikkelingen dan leerstofvorderingen bij te houden, zoals gedragsproblemen en begeleidingstussenkomsten in verband met spijbelen.
De voorloper van het LVS was de schoolvorderingentoets of -test (SVT) zoals die tot in de jaren 1980 in gebruik was.
Basisonderwijs
Een volledig leerlingvolgsysteem betreft de hele basisschool. In Nederland zijn dat de groepen 1 t/m 8, en in Vlaanderen de kleuterschool en het lager onderwijs.
Bij een leerlingvolgsysteem hoort een set van methodeonafhankelijke, genormeerde toetsen. Deze toetsen (voor groep 1 en 2 / kleuterschool wordt gebruik gemaakt van genormeerde observaties) betreffen vooral (de voorbereiding van) de instrumentele vaardigheden: functieontwikkeling (motoriek, woordenschat, rekentaal en dergelijke), lezen, spellen, begrijpend lezen, hoofdrekenen en rekenen/wiskunde. Aan de hand hiervan kan de leerkracht meten in hoeverre de leerlingen de leerstof van een bepaald leerjaar beheersen, en wie op welke onderdelen eventueel extra oefening of uitleg behoeft.
De individuele resultaten op de LVS-toetsen worden voornamelijk uitgedrukt in percentielen, zone's A t/m E, I t/m V of in 'didactische leeftijdsequivalenten' (DLE), maar ook in vaardigheidsscores en in de positie ten opzichte van de referentieniveaus (Nederland). Aansluitend op de resultaten van het LVS kunnen dan ook analyses en een reeks remediëringsoefeningen, verdiepings- of uitbreidingstaken worden toegepast. Het Boom LVS biedt ook testen om de potentie van de leerling ('wat zit erin'?) vast te stellen, dit om na te gaan of 'eruit komt' wat 'erin zit'.
Een leerlingvolgsysteem wordt voornamelijk gebruikt in het basisonderwijs. Ook bij andere onderwijsvormen volgt men de leerlingen uiteraard. Zo bestaat in het buitengewoon onderwijs een registratie- en volgsysteem voor de basisvaardigheden. Ook het leercontract werkt met dergelijk systeem.
Toetsen
Basisscholen in Nederland zijn sinds de wet- en regelgeving van 2014 (Wet Eindtoetsing PO en Toetsbesluit PO) verplicht tot het hanteren van een leerling- en onderwijsvolgsysteem. Zij mogen daarbij uitsluitend toetsen gebruiken die zijn goedgekeurd door de Expertgroep Toetsen PO (ingesteld door de minister van OCW). De systemen van Cito, Boom, Bureau ICE (IEP) en Diataal (DIA) voldoen aan deze eisen.. Sinds 2019 zijn er ook een drietal toetsen (voor de groepen 6, 7 en 8) van Bureau ICE goedgekeurd. De Dia-LVS toetsen voor de groepen 6, 7 en 8 zijn in 2020 goedgekeurd door de Expertgroep Toetsen PO. De Diatoetsen voor de groepen 3 t/m 5 worden in januari 2022 ter beoordeling aangeboden.
Per 1 augustus 2022 mogen scholen binnen het leerlingvolgsysteem voor kleuters geen gebruik meer maken van schoolse LVS-toetsen. Er blijft ruimte voor het gebruik van observatie-instrumenten. Deze instrumenten moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. De observatie-instrumenten dienen genormeerd te zijn en inhoudelijke, diagnostische informatie op te leveren over de ontwikkeling van een kleuter. Daarnaast dienen zij goedgekeurd te zijn door de Expertgroep PO.
Automatisering
De verwerking van de resultaten, en in stijgende mate ook de toetsen zelf worden steeds meer geautomatiseerd. In Nederland is het systeem van het CITO het meest verspreid. Een tweede is het Boom LVS, dat naast de DLE's ook de overige normschalen (Cito, percentielen, vaardigheidsscores en referentieniveaus) hanteert. De systematiek van de DLE's wordt anderzijds weer door Cito-gebruikers toegepast naast hun systeem.
In Vlaanderen geldt hetzelfde voor het LVS van de (koepel van de) CLB's. Diataal heeft het Dia-LVS uitgebracht met digitale, adaptieve volgtoetsen voor de groepen 3 t/m 8 en doorlopend tot in het voortgezet onderwijs. Inmiddels maken al honderden scholen gebruiken van de Diatoetsen. In Belgie kwam Diabe met een vervlaamsing van de Diatoetsen.
Persoonlijkheidskenmerken
Sterk in opkomst is de ontwikkeling waarbij de school naast het vaardigheidsniveau van de leerling ook de aanleg (en de persoonlijkheidskenmerken) in beeld brengt. In feite wordt hiermee teruggegrepen op de praktijk rond de schoolvorderingentoets (SVT). De bedoeling is na te gaan of eruit komt wat erin zit. Al vroeg in de schoolloopbaan wil men door het testen van de aanleg (met bijvoorbeeld de begintest al in de tweede helft van groep 2) een ontwikkelingsperspectief van de leerling schetsen om te voorkomen dat er onnodig aan de leerling wordt 'gedokterd'. Het nastreven van een onrealistisch niveau is namelijk voor zowel het kind als de ouders erg frustrerend. Anderzijds kan de leerling met veel potentie en een teleurstellend vaardigheidsniveau worden gestimuleerd. Met andere woorden: (in Nederland) een 'vwo-klant' moet ook naar het vwo, maar een leerling met een meer praktische instelling is beter af op bijvoorbeeld het vmbo-basis. Het systeem van Boom speelt hier op in met de drieslag ‘Verwachten’, ‘Volgen’ en ‘Verdiepen’. In tegenstelling tot de vaardigheidstoetsen, die een of twee keer per jaar worden afgenomen, worden de aanlegtoetsen minder vaak (eens in de twee jaar) afgenomen omdat intelligentie een redelijk stabiele factor is. Daar is evenwel discussie over mogelijk. Het op de basisschool meerdere malen afnemen van een leerpotentie-test wordt daarom aanbevolen.
Externe links
Dia-LVS Belgie
Nederlandse Rijksoverheid over LVS
Basisonderwijs
Examen
Psychodiagnostiek
|
De individuele resultaten op de LVS-toetsen worden voornamelijk uitgedrukt in percentielen, zone's A t/m E, I t/m V of in 'didactische leeftijdsequivalenten' (DLE), maar ook in vaardigheidsscores en in de positie ten opzichte van de referentieniveaus (Nederland). Aansluitend op de resultaten van het LVS kunnen dan ook analyses en een reeks remediëringsoefeningen, verdiepings- of uitbreidingstaken worden toegepast. Het Boom LVS biedt ook testen om de potentie van de leerling ('wat zit erin'?) vast te stellen, dit om na te gaan of 'eruit komt' wat 'erin zit'.
| 1 |
statistische verdeling, kwantitatieve waarde, percentielen
|
7,976 |
ScreeningEvent
|
2103129
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bioscopen%20in%20Amsterdam
|
Bioscopen in Amsterdam
|
Huidige bioscopen
Bijna alle bioscopen in Amsterdam, afgezien van de seksbioscopen, vallen in een van de volgende twee categorieën:
vijf Pathé bioscopen:
Pathé Arena aan de Arena Boulevard 600 (Amsterdam Zuidoost), 14 zalen (2000)
Pathé City op het Kleine-Gartmanplantsoen, 7 zalen (1935)
Pathé de Munt in de Vijzelstraat 15, 13 zalen (2000)
Pathé Tuschinski in de Reguliersbreestraat, 6 zalen (1921)
Pathé Amsterdam Noord, Buikslotermeerplein 2003, 12 zalen, 2500 stoelen, overgenomen door Pathé vlak voor de opening in 2019
filmtheaters van het samenwerkingsverband Cineville:
Cinema De Balie, op de Weteringschans, 3 zalen (1982)
Filmhuis Cavia, Van Hallstraat (1982)
Cinecenter, Lijnbaansgracht 236 (1979)
Eye Film Instituut (Filmmuseum), sinds 2012 in een nieuw gebouw in Overhoeks, Amsterdam-Noord, 4 zalen.
Filmhallen, aan de passage in De Hallen, 9 zalen (september 2014)
Het Ketelhuis, Westergasfabriek, 3 zalen (1999)
Kriterion, in de Roetersstraat, 3 zalen (1945)
Cinema Lab111, Arie Biemondstraat 111 (op de plek van Smart), 2 zalen (2014)
De Melkweg Cinema, Lijnbaansgracht 234 (2000)
The Movies, 4 zalen, op de Haarlemmerdijk 161-163, voorheen Hollandia Theater, begonnen als Bioscoop Tavenu (1912)
Filmtheater Rialto, op de Ceintuurbaan (1920)
Studio/K, Timorplein 62 (2008)
Filmtheater De Uitkijk, aan de Prinsengracht, voorheen City Bioscope (1912)
Andere bioscopen:
OT301 (voormalige filmacademie), Overtoom 301
This is Holland, panoramavliegsimulator
Geschiedenis
Voorloper was een geïmproviseerde filmzaal in een leeg winkelpand in de Kalverstraat 220 waar op 12 maart 1896 de eerste filmvertoning in Nederland plaatsvond, waar de films van de Gebroeders Lumière, Méliès en Biograph te zien waren. Carré vertoonde in die tijd na afloop van de reguliere voorstellingen ook wel levende beelden. Daarop volgde met korte films Flora in de Amstelstraat in 1903, de Bijou Biograph in de Damstraat in 1906 en Bioscope-Theatre (Nöggerath) in de Reguliersbreestraat in 1907 (beschouwd als de eerste reguliere bioscoop). Pathé begon in 1907 korte films te vertonen in het Grand Theatre in de Amstelstraat, in de schouwburgzaal van het Paleis voor Volksvlijt en het Rembrandt Theater.
In 1916 waren al 24 bioscopen in Amsterdam met voorstellingen begonnen. In januari 2011 zijn er 17 locaties met ca. 55 zalen waar films worden vertoond.
Cinema Parisien, werd in 1910 geopend op de Nieuwendijk 69 door filmpionier Jean Desmet en was in die straat het eerste cinematheater.
Voormalige bioscopen
The Bijou-Biograph-Theatre, Damstraat 20, ook: Damstraat Bioscoop en New York (1906-1924)
Nöggerath, Reguliersbreestraat 34 (1907-1983), nu onderdeel van Pathé Tuschinski
Café Bioscoop Blaauw, Rembrandtsplein 8 (1909-1915)
Cinema Parisien, Nieuwendijk 69 (1910-1987), gesloopt
Opera Bioscoop, in Bellevuecomplex, Leidsekade 90 (1910-1913)
Apollo Theater, Haarlemmerdijk 82 (1911-1964)
Theater Pathé, Kalverstraat 122 (1911-1925)
Olympia, Dapperstraat 84 (1911-1922)
Union Theater, Heiligeweg 34-36 (1911-1930)
Americain Bioscoop, Daniël Stalpertstraat 67 (1911-1913)
Rembrandt Bioscope, Jodenbreestraat 23 (1911-1927)
Witte Bioscoop, Capitol, later Cineac, Damrak 64 (1911-1983)
Van Lennep Bioscoop, Kinkerstraat 309-311 (1911-1914)
Familie Bioscoop, Nieuwendijk 11 (1911-1916)
Edison, Elandsgracht 92 (1911-1962)
Groot Bioscoop Theater, Nieuwendijk 128-132, daarna Kosmorama, later Luxor Theater en Blue Movie, (1911-1975)
Plaza, Cinema de la Monnaie, werd Cinema de Munt, Kalverstraat 226 (1912-1972)
Juliana, Nieuwendijk 29, werd Thalia (1912-1922)
Bioscoopzaaltje, Goudsbloemstraat 52-54 (1912-1914)
Bioscoopzaaltje, Goudsbloemstraat 86 (1912-1912)
Bioscoopzaaltje, Tuinstraat 144-146 (1912)
Bioscoopzaaltje, St Elisabeth Patronaat, Eerste Marnixplantsoen, jaar onbekend
Edison, Haarlemmerstraat 12A (1912-1913)
Concordia, Victoria Rapenburg 16B (1912-1915)
Odeon, Coehoornstraat 6 (1912-1914)
Prinsen Theater, later Nova Theater, Prinsengracht 245A (1912-1960)
Scala, Rex, later Parisien, Haarlemmerstraat 39 (1912-1989)
Cinema Palace, later Roxy, Kalverstraat 224 (1912-1927)
Beurs Bioscoop, De Vereeniging, Warmoesstraat 139 (1912-1913)
Odeon, Singel 460 (1912-1916)
Cinema Centraal, Nieuwendijk 67 (1912-1987) gesloopt
Haarlemmerpoort, ook Thalia, Haarlemmerplein 33 (1912-1915)
Tip Top Theater, Jodenbreestraat 25-27 (1912-1942)
Tavenu, Haarlemmerdijk 161 (1912-1914)
Plantage, later Hollandia Bioscoop, Nieuwe Herengracht 117 (1912-1960)
Olympia Paleis, Overtoom 135-137 (1913-1914)
Goudsbloem, 2e Goudsbloemdwarsstraat (1913-1914)
Dam Bioscoop, Damstraat 23 (1913-1914)
Ons Genoegen, Wester Bioscoop, De Roode Bioscoop, Haarlemmerplein 7 (1913-1918)
Asta Theater, Rozen Theater en Capitol, op de Rozengracht 117 (1913-1971)
Nassaubioscoop, ook Centrum en Thalia, Lijnbaansgracht 31-32 (1913-1933)
Rubens Bioscoop, Waterlooplein 80-82 (1913-1918)
Oostersche Bioscoop, Weesperstraat 60-62 (1913-1914)
Ceintuur Bioscoop, Ceintuurbaan 280 (1913-1921)
Van Swinden Theater, Eerste Van Swindenstraat 74-76 (1936-1965)
Thalia, Nieuwendijk 29 (1918-1922)
Passage Bioscoop, Nieuwendijk 186 (1919-1959)
R.K. Schoolbioscoop, Willibrordusstraat 19 (1919-1925)
Rembrandt Theater, Rembrandtsplein 19 (1919-1943)
Victoria, Nieuwendijk 192 (1920-1922)
Ceintuur Theater, Ceintuurbaan 282-284 (1921-1976)
Cinema Royal, Nieuwendijk 154 (1922-1976), gesloopt
Keur Bioscoop, Warmoesstraat 139 (1922-1923)
Victoria, Sloterkade 162 (1934-1976), gesloopt
National Bioscoop, Linnaeusstraat 20 (1922-1965)
Corso, was Pathé Theater, Kalverstraat 122 (1925-1979)
Roxy Theater, Kalverstraat 224, (1927-1983), was eerst Cinema Palace
Olympia, Bellamystraat 49 (1928-1965)
Capitol, Damrak 64 (1929 tot 1937), daarna Cineac
Cineac, Damrak 64 (1937-1983)
Astoria Theater, Mosplein 18 (1929-1966)
Ooster Theater, later in 1936 Bio Theater, Middenweg 18-24 (1930-1975)
Huize De Liefde, later Cinema Room, Da Costakade 74 (1932 tot 1974)
Alhambra, Weteringschans 134 (1933 tot 1997), na sloop appartementencomplex
West-End, ook Ambassade, Jan Evertsenstraat 18B (1933-1970)
Odeon Theater, ook Archipel, Zeeburgerstraat 6 (1934-1968)
Cineac, Reguliersbreestraat 31 (1934-1996)
Hallen Theater, Jan van Galenstraat 41 (1936-1974)
Bioscoop Thalia , Cultura, Cinétol, Tolstraat 160 (1942-1979)
Theater Desmet, was Rika Hopper Theater, Plantage Middenlaan 4A (1946-2000)
Zonnehuis, Zonneplein 30, gebouwd in 1932 (1949-1975)
Flora, Amstelstraat 20-28 (1953-1980)
Du Midi, Apollolaan 2 (1954-1982)
Calypso, Marnixstraat 402 (1955-2005), op deze locatie is nu het de La Mar Theater
Leidseplein Theater, Leidseplein 12 (1958-1984), was dependance van De Uitkijk
Cinema West, sinds 1975 Cinema International, August Allebéplein 4 (1961-1999)
Cinerama Bellevue, Marnixstraat 400 (1965-2005)
Rembrandtsplein Theater, Rembrandtsplein 11-15 (1966-1986)
Saskia later Climax Cinema, Rembrandtsplein 19 (1973-1984), pornobioscoop
Arthouse Alfa, Kleine-Gartmanplantsoen 4 (Hirschpassage) (1979-1998)
Holland Experience 3D Movie Theater, Jodenbreestraat 8-14 (1998-2006)
Smart Cinema, Eerste Constantijn Huygensstraat 20 (2001-2003), voorheen Jan Swammerdam Instituut (gesloopt in 2004)
Tropentheater, Linnaeusstraat (3 zalen), jaar onbekend
Smart Inloopbioscoop, Arie Biemondstraat 105-111 (1994-?) (nu Lab111)
Zienema Oktopus, Keizersgracht 138 (1972 -1980)
Amsterdams Filmhuis, Kleine Gartmanplantsoen in de kapel van de voormalige gevangenis 1981
Filmdistributeurs in Amsterdam
Het voormalige Tuschinskiconcern omvatte, behalve het Tuschinski Theater, ook Cinema Royal, Alhambra, Corso Theater, het Roxy Theater en de Passage Bioscoop.
Het katholieke bioscoopconcern van de gebroeders Anton, Ben en Wim van Royen beheerden in Amsterdam zo in de jaren vijftig de theaters Luxor, Plaza, Victoria, West-End, Hallen Theater, Edison, Ceintuur, Apollo, Bio en Capitol. Al eerder had de vader van het drietal in 1911 De Witte Bioscoop aan het Damrak geopend. Iedere week stond een nieuwe film op het programma en om zo voordelig mogelijk te werken werden de films van het ene naar het andere theater getransporteerd. Buiten de grote Amerikaanse filmverhuurders, werden ook rolprenten van de kleinere filmverhuurkantoren afgenomen, hierbij waren Centra Film uit Dordrecht, Lumina Film, Actueel Film, Meteor Film, Express Film en Victoria Film. De filmverhuur kwam op grote schaal op gang. Vanaf dat moment konden vertoners relatief goedkoop nieuwe films of filmprogramma’s huren en werd het financieel rendabel om een bioscoop te exploiteren. Binnen een paar jaar zouden de bioscopen het vertoningscircuit beheersen en werden traditionele vertoners – reisbioscoop- en variété-exploitanten – naar de marges van de filmindustrie verwezen.
De eerste verhuurder in Nederland was waarschijnlijk FAN Film, het bedrijf van Anton Nöggerath sr. en zijn zoon en opvolger Anton Nöggerath jr. Nöggerath sr. was al vertegenwoordiger in Noordwest-Europa voor de Britse firma The Warwick Trading Company en handelde daarnaast in films van Pathé Frères. Zo voorzag hij Alberts Frères in 1906 van nieuwe films nadat de volledige collectie door brand was vernietigd tijdens een reis door België. In 1910 volgde Jean Desmet het voorbeeld van Nöggerath en verruilde zijn reisbioscoop voor een verhuurkantoor. Aanvankelijk handelde Desmet in volledige filmprogramma's die hij tweedehands op Duitse filmbeurzen kocht. Deze verhuurde hij integraal aan vele, pas opgerichte bioscopen. Eind 1911 begon hij met de verhuur van losse films.
De derde belangrijke distributeur uit deze beginjaren was de Kinematograaf Pathé Frères, het Nederlandse filiaal van Pathé Frères.
Gezamenlijk voorzagen deze drie distributeurs de Nederlandse bioscopen van films en waren daarmee medeverantwoordelijk voor de explosieve toename van Nederlandse bioscopen in de periode 1910-1912.
Nieuwe bestemmingen voor oude bioscopen
Een bloemlezing van de nieuwe bestemmingen van de verdwenen bioscopen: Astoria op het Mosplein (Amsterdam-Noord) werd een supermarkt. Het Hallen Theater aan de Jan van Galenstraat werd een vestiging van Kwantum. Er zijn ook voorbeelden van bioscopen die werden omgebouwd tot disco, West-End of Ambassade aan de Jan Evertsenstraat, en Flora in de Amstelstraat. Cinétol in de Tolstraat werd een openbare bibliotheek en Alfa aan het Kleine-Gartmanplantsoen werd een bank. Olympia in de Bellamystraat: in deze bioscoop was al gevestigd de moskee El Tawheed, een Turks Cultureel Centrum en nu is er het Amsterdam Dance Centre. Roxy in de Kalverstraat werd een disco. Passage aan de Nieuwendijk werd gesloopt en op die plaats is nu een schoenenzaak. Cinema Royal, ook aan de Nieuwendijk, veranderde na de sloop in een Marktvleeshal. Op de plaats van het Victoria Theater aan de Sloterkade verrezen na de sloop nieuwbouwwoningen. Ceintuur aan de gelijknamige Ceintuurbaan werd een keukencentrum. Cineac in de Reguliersbreestraat werd een Planet Hollywood restaurant en later een gokhal en Aziatisch Restaurant. Edison aan de Elandsgracht werd een tapijtwinkel (gesloopt in 2014). Het Leidsepleintheater werd eerst disco Bios, en is inmiddels vaste stek van Boom Chicago. Cineac Damrak werd een gokautomatenhal. Bio aan de Middenweg transformeerde in een modezaak, en National aan de Linnaeusstraat een witgoedzaak. Odeon in de Zeeburgerstraat werd Houtsma Keukencentrum. Op de plaats van het Nova Theater aan de Prinsengracht staan na sloop nu nieuwbouwwoningen. Du Midi werd een opslagplaats voor de Apollohal. Het Capitol Theater op de Rozengracht werd de zetel van Art & Pro. Het Van Swinden Theater in de Van Swindenstraat veranderde in een textiel discounter. Nöggerath in de Reguliersbreestraat veranderde op de begane grond in een bloemenhal, genaamd Bloementheater, en is nu onderdeel van het Tuschinski-complex. Rex in de Haarlemmerstraat werd gesloopt. Het Alhambra Theater aan de Weteringschans werd vervangen door een appartementencomplex. De twee theaters op de Nieuwendijk: Centraal en Parisien hebben plaats moeten maken voor een uitbreiding van het Victoria Hotel. De locatie van de Smart Cinema in de Eerste Constantijn Huygensstraat werd gesloopt.
Trivia
De film Die Dreigroschenoper (1931) is in Nederland beroemd geworden door de jaarlijkse vertoningen in het Filmtheater De Uitkijk in Amsterdam. Ook de film De Roverssymphonie werd daar ieder jaar opnieuw uitgebracht.
Succesfilms die voor 1940 in de Amsterdamse bioscopen waren te zien waren vaak geproduceerd door Alex Benno. Hij was ook eigenaar/directeur van het filmverhuurkantoor Actueel Film, waar een aantal van de door hem geproduceerde films werden uitgebracht. In 1934 nam hij het initiatief voor geluidsversies van oude successtukken zoals Op hoop van zegen, Bleeke Bet en De Jantjes; bij deze films was hij regisseur of scenarioschrijver. De film Op Hoop van Zegen en de Duitse succesfilm Die Dreigroschenoper werden tot ongeveer 1960 nog regelmatig verhuurd door Actueel Film. Actueel Film zou na 1952 vooral Oost-Europese films in omloop brengen, waaronder de Russische films Othello (1956) en De eenenveertigste (1956).
Een apart bedrijf was het filmdecoratielier van Jan Luhlf die zijn werkplaats eerst in de Westerstraat 128 had en later opereerde vanaf de Lindengracht 29-39, waar zijn metershoge filmdecors iedere week voor een groot aantal Amsterdamse bioscopen werden geschilderd en met grote vrachtauto's naar de theaters werden getransporteerd om daar aan de gevels te worden opgehangen. Op de Lindengracht organiseerde Jan Luhlf (1911-1988) ooit een straatfeest met draaiorgel ter ere van het 50-jarig bestaan van zijn bioscoopreclameschildersbedrijf. “Ik vind het fijn om een keer wat voor de buurt terug te doen”, zegt hij. “De mensen klagen nooit als wij weer eens op straat een geveldoek van een film aan het maken zijn.” Jan rolde op 12-jarige leeftijd de zaak van zijn vader in. “Vroeger begonnen we op donderdagochtend bij Tuschinski, deden we ’s middags de Roxy en was op vrijdag de Corso aan de beurt.
Op 5 juli 1917 werden tijdens het Aardappeloproer slachtoffers de bioscoop op de Haarlemmerdijk binnen gedragen. De directie liet, om geen paniek bij het publiek te verwekken, de film doordraaien.
Israël Querido schreef in 1924: "Op woensdag- en zaterdagmiddag zitten in de groote volksbuurten in de Jordaan en de Haarlemmerstraat de volksbioscopen vol proletariërskinderen. Komt ge in deze volksbioscoopjes op de vrije schoolmiddagen, dan slaat u een walm tegemoet; een bende gierende, lachende of huilende en krijtende kinderen is daar een ganschen middag voor een dubbeltje of twaalf centen opgeborgen." Een oudere buurtbewoonster vertelt wat zij zich herinnert: "In de bioscoop zaten vrouwen aardappelen te schillen of boontjes af te halen, terwijl de kinderen pinda's zaten te pellen."
Bij filmvoorstellingen voor de jeugd zo in de jaren dertig werden de toegangskaartjes met een afmeting van ca. 5 bij 10 centimeter op een dusdanige wijze gevouwen met een klein gaatje in het midden, dit papiertje werd aan de mond gezet en hard aangeblazen, daarop ontstond een schril geluid dat oorverdovend klonk als enige tientallen kinderen op dat geïmproviseerde fluitje gingen blazen.
In 1971 werd het bioscooptheater Hollandia aan de Haarlemmerdijk verkocht aan Pieter Goedings. Hij wilde de cinema aanvankelijk van naam laten veranderen in “Piccadilly”, maar koos uiteindelijk voor de naam The Movies. Hij veranderde het programma van actiefilms naar kwalitatief betere films. Het fraaie art-deco-interieur bleef echter behouden waardoor het de bijnaam kreeg van “Klein Tuschinski”.
Een favoriete gebeurtenis in de jaren vijftig van de 20e eeuw vond plaats op zondagmiddag: film. Als men bij de Zuiderspeeltuin in de Zeeheldenbuurt aankwam, stond er meestal een hele rij kinderen aan de zijingang op het Barentszplein in Amsterdam te wachten tot het kleine hek openging. Na de entreeprijs betaald te hebben van 20 cent, zocht men snel een plekje in de zaal. Soms waren er zo veel kinderen dat zelfs op het toneel stoelen en banken werden gezet om iedereen een plaatsje te geven. De films waren oude zwart-witfilms, zoals de Dikke en de Dunne, Tarzan, Charlie Chaplin, Rin Tin Tin en vooral cowboyfilms van het idool Roy Rogers, wiens naam als Rooie Rogers werd uitgesproken.
Buurtbioscopen in de Kinkerbuurt: Ouders stuurden hun kinderen op vrije middagen naar een voorstelling voor kinderen. Voor huize De Liefde (1932-1970) op de Da Costakade kregen ze 12½ cent mee en voor de Edison Bioscoop (1912-1962) op de Elandsgracht een dubbeltje. Vroeger was er ook al een Van Lennep bioscoop geweest van 1911 tot 1914 in de Kinkerstraat 309-11, waar nu de Hema gevestigd is. Er werden toen ook al kindermatinees gegeven, voornamelijk van cowboy films, voor een stuiver entree. Ook op de Overtoom 135 was een dergelijke bioscoop die niet lang bestaan heeft. Als de film Texas Rangers met een achtervolging besloot werd de zaal bijkans afgebroken. De grootste traktaties waren wel de hilarische komedies van de Denen Wat en half Wat, Harold Lloyd, of Charlie Chaplin in Modern Times. De Dikke en de Dunne, Stan Laurel en Oliver Hardy, waren in de buurttheaters alleen in korte films te zien. Voor hun speelfilms: Fra Diavolo, Swiss Miss en Een stad op stelten moest men bij de grotere bioscopen in de binnenstad zijn.
Zienma Oktopus was het toon aangevend filmhuis van de jaren 70. Het was gevestigd in Cultureel jongeren centrum Oktopus. Maakte deel uit van het Vrije Circuit, waar filmhuizen en alternatieve vertoners van heel Nederland vertegenwoordigd waren. Veel thema festivals zoals Godard festival, Japanse film, Poolse filmmand, Johan van der Keuken retrospectief,Eisenstein versus Vertov etc, etc.
In 1980 doorgegaan als Amsterdams Filmhuis, in de kapel van de gevangenis aan het Kleine Gartmanplantsoen.In 1982 als stichting Amsterdams Filmhuis doorgegaan in Rialto.
Literatuur
Luijters, Guus: Voormalige Amsterdamse bioscopen. – Amsterdam: De Kans, 1992 (waaronder Du Midi, Flora, Nöggerath, Rembrandtsplein).
Bueren, Richard van: Saturday night at the movies, het grote Amsterdamse bioscopenboek, A-Z. – Oss : Ncad, 1996 (encyclopedie van alle afzonderlijke bioscopen, 2 delen).
Logger, Bob [et al. redactie]: Theaters in Nederland sinds de zeventiende eeuw. – Amsterdam : Theater Instituut Nederland [et al.], 2007 (waaronder Desmet, Nöggerath, Tuschinski).
Leeflang, Thomas: Verstomde films, verdwenen Amsterdamse bioscopen. – Soesterberg: Aspekt, 2008.
|
Geschiedenis
Voorloper was een geïmproviseerde filmzaal in een leeg winkelpand in de Kalverstraat 220 waar op 12 maart 1896 de eerste filmvertoning in Nederland plaatsvond, waar de films van de Gebroeders Lumière, Méliès en Biograph te zien waren. Carré vertoonde in die tijd na afloop van de reguliere voorstellingen ook wel levende beelden. Daarop volgde met korte films Flora in de Amstelstraat in 1903, de Bijou Biograph in de Damstraat in 1906 en Bioscope-Theatre (Nöggerath) in de Reguliersbreestraat in 1907 (beschouwd als de eerste reguliere bioscoop). Pathé begon in 1907 korte films te vertonen in het Grand Theatre in de Amstelstraat, in de schouwburgzaal van het Paleis voor Volksvlijt en het Rembrandt Theater.
| 1 |
filmvertoning, bioscoopvoorstelling, screenings evenement
|
1,232 |
BusStation
|
58935
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Made%20%28Noord-Brabant%29
|
Made (Noord-Brabant)
|
Made (Brabants: de May) is een dorp met circa inwoners in de gemeente Drimmelen in de provincie Noord-Brabant. Tot 1997 vormden Made samen met Drimmelen, Oud-Drimmelen en de buurtschappen Stuivezand en Plukmade de gemeente Made en Drimmelen. Bij de gemeentelijke herindeling in 1997 zijn hier een aantal plaatsen aan toegevoegd. Dit zijn Blauwe Sluis, Lage Zwaluwe, Hooge Zwaluwe, Helkant, Wagenberg en Terheijden. Deze gemeente heette oorspronkelijk Made, maar later is de naam veranderd in Drimmelen, hoewel het gemeentehuis in Made bleef staan.
Toponymie
De naam Made komt van Die Meede, ofwel stadweide (vergelijk het Engelse woord meadow).
Geschiedenis
De Made ontstond als een verzameling boerderijen op de stadsweide (Die Meede) van de stad Geertruidenberg. Made hoorde aldus bij het Baljuwschap Zuid-Holland. In 1346 werd toestemming gegeven om huizen op deze weide te bouwen. In 1514 waren er in Made, samen met Stuivenberg, 105 haardsteden. In 1511 werd door het kapittel van Geertruidenberg toestemming gegeven om een kapel te bouwen. Oorspronkelijk was dit een Mariakapel, maar al spoedig werd ze aan de Heilige Adrianus gewijd. Het was een dochterkerk van de Geertruidskerk te Geertruidenberg. In 1573 werd echter de katholieke godsdienst verboden, zodat de kerk nooit een parochiekerk is geworden. Pas in 1610 kwam er een officiële predikant.
Made werd pas in 1795 losgemaakt van Geertruidenberg, en werd enkele jaren later bij decreet van Napoleon met het iets noordelijker gelegen vissersdorp Drimmelen samengevoegd tot één gemeente: Made en Drimmelen. Inmiddels heeft Made meer inwoners dan Geertruidenberg. Vooral na de Tweede Wereldoorlog breidde Made sterk uit in zuidelijke richting.
In 1997, bij een grootschalige gemeentelijke herindeling, werden de gemeentegrenzen weer gewijzigd. De gemeenten Made en Drimmelen, Terheijden en Hooge en Lage Zwaluwe werden samengevoegd en gingen in eerste instantie verder onder de naam Made. Later werd de naam van de gemeente gewijzigd in Drimmelen. Het gemeentehuis bevindt zich echter nog steeds in Made en dat is tevens de hoofdplaats van de gemeente.
Bezienswaardigheden
Kenmerkend voor Made is het stervormige stratenplan in het centrum. Het middelpunt wordt gevormd door het Molenplein (Gaymansplantsoen), waar ooit een windmolen stond.
De Hervormde kerk aan Patronaatstraat 27 stamt uit 1511.
De Sint-Bernarduskerk aan Kerkstraat 8 is een bakstenen neogotische driebeukige kruiskerk met geveltorentje uit 1870. Architect was J. Verheyen. De naastgelegen pastorie stamt uit dezelfde tijd.
De Kloosterkapel van de Zusters van Liefde aan de Kerkstraat 10 maakte deel uit van een kloostercomplex uit 1901. Het klooster werd gesloopt, maar de kapel werd behouden. Architect was Leonardus Goyaerts. De zusters kwamen in 1853 naar Made, en verzorgden onderwijs voor meisjes, en een kleuterschool. Het klooster was gewijd aan Maria Magdalena.
De voormalige Sint-Blasiuskerk aan Zuideindsestraat 3 is een bakstenen kerk in de stijl van de Amsterdamse School uit 1930. Architect was J. Oomen. In 2007 werd de kerk onttrokken aan de eredienst en er werden appartementen in gebouwd die in 2009 zijn betrokken. Delen van het kerkinterieur zijn nog zichtbaar. De inventaris is over naburige kerken verdeeld.
De bakstenen watertoren uit 1948.
Het voormalig raadhuis aan de Nieuwstraat 2 is een neoclassicistisch gebouw uit 1871. Het heeft een schilddak met dakruiter en werd ontworpen door J. Verheyen.
Enkele 19e-eeuwse woonhuizen, zoals Marktstraat 2-8 en Godfried Schalkenstraat 33. Op Kerkstraat 2 bevindt zich een 19e-eeuws herenhuis met schilddak. Het neoclassicistisch herenhuis aan de Kerkstraat 8a, nu in gebruik als café, stamt uit omstreeks 1840, en heeft mogelijk een oudere kern.
"Windmolen "Hoop Doet Leven" aan Geraniumstraat 7 is een beltmolen gebouwd in 1867, die nog steeds als korenmolen in gebruik is.
Monumenten
Zie ook:
Lijst van rijksmonumenten in Made
Lijst van gemeentelijke monumenten in Made
Natuur en landschap
Het dorp ligt op de grens van de hoger gelegen Brabantse zandgronden en de klei van de grote rivieren, de zogeheten Naad van Brabant. Made wordt omringd door landbouwgebied en in het zuiden afgegrensd door een autoweg, de Maasroute. Aan de overkant daarvan ligt de voormalige Linie van Den Hout die tegenwoordig een natuurgebied is. Ook ten noorden van de autoweg ligt nog een restant dat nu een park is: de Liniehof. In het noorden van Made, grenzend aan het dorp Drimmelen, ligt het bekende Nederlands Nationaal Park de Biesbosch. Het merendeel van dit natuur- en recreatiegebied hoort bij de gemeente Drimmelen. De gemeente Drimmelen mag zich dan ook "voortuin van de Biesbosch" noemen.
Economie
De landbouw is nog steeds een voorname bron van inkomsten voor een deel van de inwoners van Made en (vooral) de uitgestrekte buitengebieden. Behalve traditionele boerenbedrijven zijn er veel moderne glastuinbouwbedrijven te vinden. Deze bedrijven profiteren van de goedkope restwarmte van de nabijgelegen Amercentrale, die een groot deel van Zuid-Nederland van elektriciteit voorziet. Verder kent Made vooral regionaal georiënteerde bedrijvigheid en dienstverlening.
Met enkele restaurants en hotels is Made een geschikte plek voor toeristen: het dorp ligt enkele minuten richting het zuiden in de stad Breda. En is daarnaast enkele minuten verwijderd van de Biesbosch.
Het voorzieningenniveau is relatief hoog.
Winkelen
In de doorgaande hoofdstraat zijn diverse winkels. De weekmarkt is op woensdagen gesitueerd op en rond het Raadhuisplein.
De meeste winkels zijn gevestigd in de Marktstraat, Nieuwstraat en om Den Deel. Onlangs (2020) zijn de winkelstraten geheel gerenoveerd en vernieuwd.
Evenementen
Made heeft een rijke geschiedenis aan evenementen. Gezien de grootte van het dorp, zijn de evenementen in het dorp van hoge kwaliteit en met hoge bezoekersaantallen. Zo vindt elk jaar het Made's Powerweekend plaats. Dit is een groot tractorpullingevenement met circa 18.000 bezoekers. Daarnaast is er de jaarlijkse muziekmarathon De Top 100 Made Live, waarbij regionale coverbands de top 100 live ten gehore brengen. Ook het carnaval wordt uitgebreid gevierd. Zo wordt er al sinds 1964 het jaarlijkse 'Het Kinkelutenbal' georganiseerd door CV de Kinkeluten, waar duizenden mensen uit Made en omgeving op af komen.
In het voorjaar wordt de wielerwedstrijd Profronde van Made verreden.
Media
Omroep Drimmelen (radio- en televisiezender, kabelkrant en internet)
Weekblad 't Carillon
Sport
Op zondag 21 augustus 2022 liep de route van de derde etappe (van Breda naar Breda) van de Ronde van Spanje 2022 door Made.
Er zijn heel wat mogelijkheden om in Made aan sport te doen:
Sportverenigingen
TTV Die Meede (Tafeltennis)
Badmintonclub De Ligne
Madese Hockey Club
Madese Tennisvereniging
Judoclub Made
Madese Boys (Voetbal)
Majaheicha
Jola Olympus (Volleybal)
Handbal Vereniging Made (H.V.M.)
Sportvereniging de Zwaluwen
Scouting Made
Pedaalridders (Wielrennen)
DC Good Lookin' (Darten)
Sportaccommodatie
Zwembad de Randoet
Muziek
Made beschikt ook over een aantal muzikale verenigingen zoals:
Muziekverenigingen
Muziekmakerij de Kneuters
Harmonie en tamboerskorps St. Caecilia
Poporkest Hercules
Slagwerkgroep BAM
Prinselijke Hofkapel De Blaoskaffers (carnaval)
't Mays Kwartierke
Harmonieke
Vals Alarm
T 'Mays Kaboal
CVK Amadeus
De Gangmaokers
Mades Mannenkoor
Amor Musae
Musicalverenigingen
Stichting MMT
Verkeer en vervoer
Made is bereikbaar via de A59, aansluiting 32
Openbaar vervoer
Made wordt bediend door een aantal buslijnen verzorgd door Arriva onder de regionaam Bravo:
lijn 123 Breda - Terheijden - Wagenberg - Made - Geertruidenberg - Raamsdonksveer
lijn 224 Oosterhout - Made - Drimmelen (buurtbus)
lijn 670 Wagenberg - Made - Geertruidenberg - Raamsdonksveer - Andel (schoolbus)
lijn 852 Breda → Terheijden → Wagenberg → Made (nachtbus)
De spoorlijn, langs het noorden van Made, vervoert enkel nog goederen van en naar Oosterhout. Vele jaren geleden liep deze spoorlijn echter als personenvervoer door tot 's-Hertogenbosch.
Geboren
Godfried Schalcken (1643-1706), schilder
Maria Schalcken (1645/1650-voor 1700), schilderes
Nicolaas van der Westen SSCC (1913-1982) bisschop van Pangkal-Pinang (Indonesië)
Cees Joosen (1920-1976), wielrenner deelnemer Ronde van Spanje
Piet de Jongh (1932), wielrenner deelnemer Tour de France
Leo van Dongen (1942-2011), wielrenner deelnemer Tour de France
Martin Lips (1955), ruiter eventing, deelnemer Olympische Spelen
Wim Hofkens (1958), vijfvoudig voetbalinternational
Hans Horrevoets (1974-2006), zakenman en zeezeiler
Tim Lips (1985), ruiter eventing, deelnemer Olympische Spelen
Nathalie den Dekker (1989), model en deelneemster missverkiezingen
Nabijgelegen kernen
Den Hout, Wagenberg, Hooge Zwaluwe, Drimmelen, Geertruidenberg
Externe link
Regionaal Archief Tilburg - beheert de archieven van de voormalige gemeente Made en Drimmelen
Plaats in Noord-Brabant
Drimmelen
Voormalige gemeente in Noord-Brabant
|
Openbaar vervoer
Made wordt bediend door een aantal buslijnen verzorgd door Arriva onder de regionaam Bravo:
lijn 123 Breda - Terheijden - Wagenberg - Made - Geertruidenberg - Raamsdonksveer
lijn 224 Oosterhout - Made - Drimmelen (buurtbus)
lijn 670 Wagenberg - Made - Geertruidenberg - Raamsdonksveer - Andel (schoolbus)
lijn 852 Breda → Terheijden → Wagenberg → Made (nachtbus)
| 1 |
busstation, openbaar vervoer, busknooppunt
|
5,401 |
Mosque
|
5557160
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Moskee%C3%ABn%20in%20Soedanese%20stijl%20in%20Noord-Ivoorkust
|
Moskeeën in Soedanese stijl in Noord-Ivoorkust
|
Met de Moskeeën in Soedanese stijl in Noord-Ivoorkust (Frans: Mosquées de style soudanais du nord ivoirien) wordt een selectie van acht adobe moskeeën aangeduid in Ivoorkust. Deze moskeeën werden in 2021 beschermd als cultureel werelderfgoed.
De moskeeën, gelegen in Tengréla, Kouto, Sorobango, Samatiguila, M'Bengué, Kong en Kaouara, plaatsen in de Noord-Ivoriaanse districten Savanes, Denguélé en Zanzan, worden gekenmerkt door uitstekende wandpijlers, verticale steunberen versierd met aardewerk of struisvogeleieren, en spits toelopende minaretten. Zij vormen een interpretatie van een bouwstijl die vermoedelijk rond de 14e eeuw is ontstaan in de Malinese stad Djenné, die toen deel uitmaakte van het koninkrijk Mali, dat welvarend was door de handel in goud en zout over de Sahara naar Noord-Afrika.
Vooral vanaf de 16e eeuw verspreidde de stijl zich vanuit de woestijngebieden naar het zuiden, naar de Soedanese savanne, waar de gebouwde moskeeën wel lager werden en sterkere steunberen kregen als reactie op het nattere klimaat. De geselecteerde moskeeën zijn de best bewaarde van de twintig dergelijke bouwwerken die in Ivoorkust zijn overgebleven, waar er in het begin van de 20e eeuw nog honderden stonden. De kenmerkende Soedanese stijl van de moskeeën, die kenmerkend is voor het savannegebied van West-Afrika, ontwikkelde zich tussen de 17e en 19e eeuw toen handelaars en geleerden zich vanuit het koninkrijk Mali naar het zuiden verspreidden en de transsaharaanse handelsroutes uitbreidden tot in het bosgebied. Zij vormen zeer belangrijke getuigenissen van de transsaharahandel die de uitbreiding van de islam en de islamitische cultuur vergemakkelijkte en weerspiegelen een fusie van islamitische en lokale architectonische vormen in een zeer kenmerkende stijl die is blijven bestaan in de tijd.
Op 27 juli 2021 tijdens de 44e sessie van de Commissie voor het Werelderfgoed werden de moskeeën als groepsinschrijving onder de naam van "Moskeeën in Soedanese stijl in Noord-Ivoorkust" opgenomen op de UNESCO werelderfgoedlijst.
Werelderfgoed in Ivoorkust
Moskee in Ivoorkust
|
Met de Moskeeën in Soedanese stijl in Noord-Ivoorkust (Frans: Mosquées de style soudanais du nord ivoirien) wordt een selectie van acht adobe moskeeën aangeduid in Ivoorkust. Deze moskeeën werden in 2021 beschermd als cultureel werelderfgoed.
| 3 |
moskee, islamitisch gebedshuis, plaats van aanbidding
|
9,603 |
HairSalon
|
5237216
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Rob%20Peetoom%20%28bedrijf%29
|
Rob Peetoom (bedrijf)
|
Rob Peetoom is een Nederlandse onderneming en familiebedrijf van kappers, visagie- en schoonheidssalons. Het bedrijf heeft dertien salons in Nederland, drie op Bali in Indonesië en een salon in New York. Het hoofdkantoor is gevestigd in de voormalige suikerfabriek, SugarCity te Halfweg.
Geschiedenis
Na eerst een aantal jaren in Haarlem als kapper in loondienst te hebben gewerkt startte Rob Peetoom in 1969 met zijn eigen kapsalon "Robèrt Coiffures" in Santpoort.
In 1980 opende het bedrijf zijn tweede salon in Haarlem. In 1994 opende de derde salon in Heemstede en werd het 25-jarig jubileum gevierd. Tussen 1999 en 2001 volgde de opening van de salons in Alkmaar, Den Bosch en Amsterdam. De salon in Den Bosch werd gerund door visagist, haarstylist en mede-eigenaar Mari van de Ven, maar is inmiddels volledig naar hem overgegaan. In 2004 werd de salon in Hoorn geopend.
In 2005 werd de Rob Peetoom Foundation opgezet en opende een salon in de Bijenkorf in Amsterdam, die per 1 januari 2019 is gesloten. Daarna volgden respectievelijk de opening van de eerste salons in Utrecht, Rotterdam, Eindhoven en Den Haag. In 2009 vierde het bedrijf zijn 40-jarig bestaan, en werd de tweede vestiging in Utrecht geopend.
In 2011 kwam er een vestiging op Bali. In 2018 zette het bedrijf de stap naar de Verenigde Staten met de opening van een salon in New York.
In 2019 nam Rochelle Peetoom tijdens de viering van het 50-jarig jubileum de taken als CEO over van haar vader.
Twee andere kinderen van oprichter Peetoom zijn ook betrokken in het bedrijf. Zij leiden de salons in Amsterdam en in Brooklyn, New York.
Trivia
In het hoofdkantoor, de Rob Peetoom Factory Halfweg, is sinds 2017 de Rob Peetoom Academy gevestigd, dat in 2004 werd opgericht, hier worden de kappers intern opgeleid.
Het bedrijf ontving de Global Salon Business Award.
Externe link
Officiële website
Nederlands bedrijf
|
Geschiedenis
Na eerst een aantal jaren in Haarlem als kapper in loondienst te hebben gewerkt startte Rob Peetoom in 1969 met zijn eigen kapsalon "Robèrt Coiffures" in Santpoort.
| 1 |
kapsalon, haarstudio, haarsalon
|
1,914 |
EmailMessage
|
1374004
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Carbon%20copy
|
Carbon copy
|
Een carbon copy (afgekort: cc of CC), letterlijk carbonkopie, is een kopie van een e-mailbericht. Een variant hierop is de blind carbon copy (bcc of BCC), waarbij de geadresseerden elkaars e-mailadres niet zien. De naam komt van het carbonpapier waarmee bij schrijven, tekenen of typen op een vel papier tegelijk een kopie op een tweede vel papier wordt gemaakt.
Blind carbon copy (bcc)
Het gebruik van blind carbon copy (bcc, een blinde kopie) heeft tot gevolg dat de ontvangers van de gestuurde mail elkaars e-mailadres niet kunnen zien.
Mogelijk voordeel van het gebruik van bcc:
Privacy: de ontvangers weten niet van elkaar wie het mailbericht ontvangt.
Iemand die op 'Allen beantwoorden' klikt, stuurt hetzelfde antwoord ook aan iedereen die in het Aan- of CC-vak staat. Dit is vaak onwenselijk, omdat er een hoop (veelal overbodige) mailtjes rondgestuurd worden.
Het risico op spam wordt aanzienlijk verminderd, want als zich onder de ontvangers iemand met minder goede bedoelingen bevindt, zal die persoon geen misbruik kunnen maken van de vele geldige e-mailadressen die deze anders in handen zou hebben gekregen.
Het risico op verspreiding van bepaalde computervirussen wordt kleiner. De computer van een ontvanger kan besmet zijn met een virus dat de adressen gebruikt om zichzelf voort te planten.
Mogelijk nadeel van het gebruik van bcc:
Sommige mensen vatten bcc op als een heimelijke verzending.
Op kantoor
In een kantooromgeving worden cc'tjes vaak gebruikt om partijen die niet direct iets met de mailconversatie te maken hebben op de hoogte te houden. Bijvoorbeeld twee medewerkers die de baas cc'en over de voortgang van het project.
Een bcc wordt vaak gebruikt als de ontvanger niet mag of hoeft te weten dat het mailtje ook naar de bcc-geadresseerde is toegestuurd. Een advocaat kan bijvoorbeeld namens de cliënt (die een cc krijgt) een e-mail sturen naar de tegenpartij, maar ook een bcc sturen naar de rechtsbijstandverzekering. De tegenpartij heeft er immers niets mee te maken wie de juridische bijstand betaalt. Die wetenschap kan zelfs averechts werken als de tegenpartij een inschatting kan maken van wanneer die financiering stopt.
E-mail
|
Een carbon copy (afgekort: cc of CC), letterlijk carbonkopie, is een kopie van een e-mailbericht. Een variant hierop is de blind carbon copy (bcc of BCC), waarbij de geadresseerden elkaars e-mailadres niet zien. De naam komt van het carbonpapier waarmee bij schrijven, tekenen of typen op een vel papier tegelijk een kopie op een tweede vel papier wordt gemaakt.
| 1 |
e-mailbericht, e-mailcommunicatie, e-mailtekst
|
7,353 |
School
|
4797266
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan%20Maijenstraat
|
Jan Maijenstraat
|
De Jan Maijenstraat is een straat in Amsterdam-West, Jan Maijenbuurt.
De straat is aangelegd in midden jaren twintig van de 20e eeuw. Ze is gesitueerd tussen de Vespuccistraat en Mercatorstraat, andere zijstraten zijn de James Cookstraat en Torresstraat. Ze loopt parallel aan de Jan Evertsenstraat.
De naam, een vernoeming naar zeevaarder Jan Jacobsz. May van Schellinkhout werd in maart 1925 voorgedragen en in april vastgelegd. De straat loopt van west naar oost en is in die richting ook symmetrische aangelegd, een kenmerk van de bouwstijl van de Amsterdamse School, die hier is te vinden. Ze is ongeveer 200 meter lang. De zuidelijke gevelwand wordt voor een groot deel in beslag genomen door het rijksmonument Jan Maijenstraat 11-17, een voormalig schoolgebouw, waarin ooit de Jan Maijenschool (met drie anderen) gevestigd was. Recht daartegenover is de Jeruzalemkerk gesitueerd, ook een rijksmonument. Tussen beide gebouwenblokken is een plein gemaakt, dat informeel bekend staat als het Jan Maijenplein. De huisnummers 2-8 en 3-9 zijn gemeentelijk monument.
Straat in Amsterdam-West
|
De naam, een vernoeming naar zeevaarder Jan Jacobsz. May van Schellinkhout werd in maart 1925 voorgedragen en in april vastgelegd. De straat loopt van west naar oost en is in die richting ook symmetrische aangelegd, een kenmerk van de bouwstijl van de Amsterdamse School, die hier is te vinden. Ze is ongeveer 200 meter lang. De zuidelijke gevelwand wordt voor een groot deel in beslag genomen door het rijksmonument Jan Maijenstraat 11-17, een voormalig schoolgebouw, waarin ooit de Jan Maijenschool (met drie anderen) gevestigd was. Recht daartegenover is de Jeruzalemkerk gesitueerd, ook een rijksmonument. Tussen beide gebouwenblokken is een plein gemaakt, dat informeel bekend staat als het Jan Maijenplein. De huisnummers 2-8 en 3-9 zijn gemeentelijk monument.
| 3 |
school, basisschool, middelbare school
|
74 |
BusStation
|
4592573
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Station%20Northeim%20%28Han%29
|
Station Northeim (Han)
|
Station Northeim (Han) (Bahnhof Northeim (Han)) is een spoorwegstation in de Duitse plaats Northeim, in de deelstaat Nedersaksen. Het hoort bij de Duitse stationscategorie 3 en beschikt over zes perronsporen. Naast drie dagelijkse Intercity-treinparen is het station voornamelijk een regionaal knooppunt.
Geschiedenis
Op 31 juni 1854 werd Northeim met de opening van het trajectdeel van Alfeld naar Göttingen (onderdeel van de Hannöversche Südbahn) op het spoorwegnetwerk aangesloten. Op 1 september 1871 werd de Südharzstrecke tot Herzberg am Harz en daarna verder naar Nordhausen in gebruik genomen. Met de opening van de Sollingbahn naar Ottbergen op 15 januari 1878 werd Northeim een belangrijk spoorwegknooppunt. De spoorlijnen waren van groot belang voor de ontwikkeling van de stad.
Bij zware bombardementen in februari en april 1945 werd het station Northeim met zijn representatieve stationsgebouw, die uit 1885 kwam, volledig vernield. Na de Tweede Wereldoorlog begon de wederopbouw van station Northeim.
Einde jaren 60 ontstond het huidige stationsgebouw en er is sinds 1993 een OV-Servicewinkel (DB Reisezentrum) gevestigd, die het oude loket verving.
In 1988 kreeg Northeim de eerste Interregio-Express-lijn van de Deutsche Bundesbahn (de westelijke voorloper van de Deutsche Bahn) in zijn aanbod, die de D-trein afloste. In december 2002 werd de Interregio-dienst door Intercity-dienst, die elke twee uur rijdt, vervangen.
Dicht bij station Northeim vond er op 15 november 1992 tegen 1:30 uur een ongeval plaats, hierbij waren er 11 doden en 51 gewonden.
In het jaar 2014 werd het station voor €6,4 miljoen gemoderniseerd en toegankelijk gemaakt. De westelijke perrons (spoor 1-3) kregen een hoogte van 76 centimeter, de oostelijke perrons (spoor 11-13) een hoogte van 55 centimeter.
In 2016 werd de stationstunnel naar het westen verlengd.
Indeling
Het station heeft drie eilandperrons, waarvan in het middelste perron het stationsgebouw staat. In dit gebouw bevindt zich een OV-Servicewinkel (DB Reisezentrum) en een kiosk. Aan de voorzijde is er een fietsenstalling en een Kiss & Ride voorziening. De perrons zijn verbonden via een voetgangerstunnel, deze tunnel is vanaf alle perrons met liften te bereiken. De tunnel komt aan de westzijde uit op de straat Sollingtor. Aan de oostzijde van het station bevinden zich een parkeerterrein, een taxistandplaats en het centrale busstation (Zentraler Omnibus-Bahnhof, ZOB) van Northeim.
Verbindingen
Regionaal verkeer
Northeim ligt aan de spoorlijn Hannover - Kassel, die sinds december 2005 elk uur wordt bereden door metronom. Bovendien beginnen hier de spoorlijn Northeim - Nordhausen via Herzberg am Harz en de spoorlijn Ottbergen - Northeim, beide lijnen worden door Regionalbahn-treinen geëxploiteerd.
De volgende treinseries doen het station Northeim (Han) aan:
Langeafstandsverkeer
Vanaf de dienstregeling 2010 (december 2009) werd het aantal Intercity-treinen via Northeim sterk gereduceerd. De meesten Intercity's rijden niet meer via de Hannöversche Südbahn, maar via de hogesnelheidslijn Hannover - Würzburg. Drie Intercity-paren bleven in het Leinedal en rijden, zoals gebruikelijk tot 2009, via Alfeld, Northeim en Kreiensen.
Northeim
Northeim (Han)
|
Indeling
Het station heeft drie eilandperrons, waarvan in het middelste perron het stationsgebouw staat. In dit gebouw bevindt zich een OV-Servicewinkel (DB Reisezentrum) en een kiosk. Aan de voorzijde is er een fietsenstalling en een Kiss & Ride voorziening. De perrons zijn verbonden via een voetgangerstunnel, deze tunnel is vanaf alle perrons met liften te bereiken. De tunnel komt aan de westzijde uit op de straat Sollingtor. Aan de oostzijde van het station bevinden zich een parkeerterrein, een taxistandplaats en het centrale busstation (Zentraler Omnibus-Bahnhof, ZOB) van Northeim.
| 1 |
busstation, openbaar vervoer, halte
|
10,908 |
LiteraryEvent
|
4862002
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Indra%20Hu-Ramdas
|
Indra Hu-Ramdas
|
Indra Hu-Ramdas (voluit: Indradebie Ramdas, gehuwd Hu) (Paramaribo, 24 februari 1973) is een Surinaams kinderboekenschrijfster.
School & werk
Indra Hu-Ramdas volgde van 1989 tot 1991 het Openbaar Atheneum en van 1991 tot 1997 een opleiding tot medisch-diagnostisch laborante aan het Academisch Ziekenhuis Paramaribo. Vanaf 2002 werkt zij als kinder- en jeugdboekenschrijfster. In 2013 richtte zij de Stichting Rupsje Regenboog op, die zich ten doel stelt de productie en het lezen van kinderboeken te bevorderen
In het amateurensemble Amadeus Orkest speelt zij saxofoon.
Literair werk
Indra Hu debuteerde in 2002 met het eerste deel uit de serie De avonturen van Leena en Jopie: Leena en Jopie ontmoeten Sisi, de luie poes. De delen van de serie zijn met grote regelmaat herdrukt. In 2012 verscheen haar eerste jeugdboek: Laat mij niet alleen. In datzelfde jaar werd zij uitgeroepen tot kinderboekenschrijfster van Suriname. Sinds 2005 heeft zij deelgenomen aan alle kinderboekenfestivals in alle districten van Suriname. Verder nam zij deel aan talrijke onderwijsleesprojecten, straattheaterevenementen, voorleesactiviteiten en zij had zitting in een aantal jury's van schrijfwedstrijden. Daarnaast trad zij op op Aruba, in België en Nederland: in oktober 2017 nam zij als genodigde uit Suriname deel aan de Caraïbische Letterendag Junior in Amsterdam, georganiseerd door de Werkgroep Caraïbische Letteren, het grootste festival van Caraïbische kinderboekenschrijvers ooit georganiseerd. In dezelfde maand participeerde zij ook in de Kinderboekenweek in Nederland.
Indra Hu schreef ook een geschiedenis van de Arya Diwaker en een boekje over publiceren in eigen beheer. Een enkele maal droeg zij ook een recensie bij aan De Ware Tijd Literair. Ten tijde van de coronacrisis legde zij zich toe op voorlichtingsmateriaal over Covid-19.
Onderscheidingen
in 2012 werd Indra Hu uitgeroepen tot Kinderboekenschrijfster tijdens het KBF (Kinderboekenfestival) van Suriname
Op 22 november 2018 werd zij gedecoreerd tot Ridder in de Ere-Orde van de Palm door de Staat Suriname.
Boekuitgaven
2002 De avonturen van Leena en Jopie; Leena en Jopie ontmoeten Sisi, de luie poes (Paramaribo, in eigen beheer) (kinderboek)
2005 De avonturen van Leena en Jopie: Leena en Jopie reizen mee naar Nickerie (Paramaribo, in eigen beheer) (kinderboek)
2006 Ik lees, ik lees al (dl 1) (Paramaribo, in eigen beheer)(leesboekje aan de hand van woordpakketten van klas 1 basisschool)
2008 De avonturen van Leena en Jopie: Leena en Jopie redden Sjorie (Paramaribo, in eigen beheer) (kinderboek)
2009 Kakak, de kakkerlak en mevrouw Oma (Paramaribo, in eigen beheer) (kinderboek)
2010 De avonturen van Leena en Jopie: Leena, Jopie en Koni (Paramaribo, in eigen beheer) (kinderboek)
2011 Het levensverhaal van de rijstkorrel (Paramaribo, in eigen beheer) (kinderboek)
2011 Rupsje Regenboog (Paramaribo, in eigen beheer) (leesboek voor kleine kinderen)
2011 Rupsje Regenboog (Paramaribo, in eigen beheer) (kleurboek voor kleine kinderen)
2011 Rupsje Regenboog (Paramaribo, in eigen beheer) (audio-cd)
2012 Laat mij niet alleen (Paramaribo, in eigen beheer) (jeugdboek, informatief verhalend boek over hiv/aids en hoe zich ertegen te beschermen; eenvoudig uitgelegd voor Surinaamse jeugdigen)
2012 Laat mij niet alleen (Paramaribo, in eigen beheer) (dvd, filmdocumentaire) van het gelijknamige boek)
2013 De geschiedenis van de Arya Diwaker-scholen (Paramaribo, Stichting Scholengemeenschap Arya Diwaker) (Onderzoek naar de verschillende scholen opgericht door de Arya Diwaker)
2013 Het ZigZag-boekje (Paramaribo, in eigen beheer) (babyboekje)
2015 Duku, de geheimzinnige munt (Paramaribo, Stichting Projekten) (kinderboek)
2015 Elk pondje door het mondje (Paramaribo, in eigen beheer) (jeugdboek)
2016 Selfpublishing: Van schrijver tot selfpublisher (Paramaribo, in eigen beheer)
2016 Rosalie, oma’s danseresje Rosalie (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog) (jeugdboek) (audio-cd en op noten geschreven het Themalied van Rosalie voor de muzikanten; ook als dvd)
2016 Eltons wonderbaarlijke kerst (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog) (audio-verhaal, MP4-film - animatie)
2018 De twee J’s voor het kinderboekenfestival Aruba (Levendig Uitgeverij NL)
2020 Het hengelavontuur (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog) (kinderboek, 6-8 jr.)
2020: Videoboeken over COVID-19 (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog) (alle leeftijden)
Maatregelen genomen ten aanzien van Coronavirus en COVID-19, voorlichting aan kinderen en jeugdigen (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog)
Voorlichting aan kinderen en jeugdigen over Coronavirus en COVID-19 (samensmelting algemene maatregelen en voorlichting) (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog)
2020 Voorlichting aan kinderen en jeugdigen over Coronavirus en COVID-19 (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog) (Informatieboek, zelf lezen, 7+)
2020 Audiovisueel boek met gebarentaal over Coronavirus en COVID-19
voor slechthorenden en doven (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog)
Audioboek voor de blinden en slechtzienden (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog)
Brailleboeken: Voorlichting aan kinderen en jeugdigen over Coronavirus en COVID-19
2020 Leena en Jopie ontmoeten Sisi, de luie poes (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog)
2020 Mi Sranan (nieuwe verhalen uit Suriname) (Uitgeverij Eenvoudig Communiceren, NL) (jeugd, 11+)
2021 Het Schoolreisje, een omkeervoorleesboek in acht moedertalen van Suriname (samen met Hilli Arduin): in het Aucaans, Chinees, Engels, Surinaams-Javaans, Sarnámi, Sranan en Wayana. (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog) (voorleesboek voor 3-5 jaar, zelf lezen 6+)
2022 Brailleboeken: Het Schoolreisje, Leena en Jopie reizen mee naar Nickerie, Kakak, de kakkerlak en mevrouw Oma, Rupsje Regenboog (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog)
2023 Kamal ke phúl - De Lotusbloem: Sarnámi – Nederlands (Paramaribo, Stichting Rupsje Regenboog) (voorleesboek voor 3-5 jaar, zelf lezen 8+)
Externe link
Bijdragen van en over Indra Hu op Caraïbisch Uitzicht
Surinaams kinderboekenschrijver
Surinaams literatuurcriticus
|
Indra Hu debuteerde in 2002 met het eerste deel uit de serie De avonturen van Leena en Jopie: Leena en Jopie ontmoeten Sisi, de luie poes. De delen van de serie zijn met grote regelmaat herdrukt. In 2012 verscheen haar eerste jeugdboek: Laat mij niet alleen. In datzelfde jaar werd zij uitgeroepen tot kinderboekenschrijfster van Suriname. Sinds 2005 heeft zij deelgenomen aan alle kinderboekenfestivals in alle districten van Suriname. Verder nam zij deel aan talrijke onderwijsleesprojecten, straattheaterevenementen, voorleesactiviteiten en zij had zitting in een aantal jury's van schrijfwedstrijden. Daarnaast trad zij op op Aruba, in België en Nederland: in oktober 2017 nam zij als genodigde uit Suriname deel aan de Caraïbische Letterendag Junior in Amsterdam, georganiseerd door de Werkgroep Caraïbische Letteren, het grootste festival van Caraïbische kinderboekenschrijvers ooit georganiseerd. In dezelfde maand participeerde zij ook in de Kinderboekenweek in Nederland.
| 1 |
literaire gebeurtenis, boekenfestival, schrijversbijeenkomst
|
1,106 |
TipAction
|
779012
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Dienstbode
|
Dienstbode
|
Een dienstbode is iemand die in loondienst huishoudelijk werk verricht. Vroeger ging het meestal om een jonge, ongehuwde vrouw, die ook dienstmeisje genoemd werd.
Benamingen
Een dienstbode kan zowel van het mannelijke als van het vrouwelijke geslacht zijn. De woordenlijst van De Vries en Te Winkel geeft in 1914 nog als geslachtsaanduiding: 'M. en V.'. De inleiding tot die lijst zegt ook dat het "[woord]geslacht afhangt van de kunne van het wezen, dat zij op het oogenblik aanduiden". Taalpuristen gebruiken dienstbode immers als synoniem van butler.
Voor de vrouwelijke personen waren ook andere namen in gebruik. Aan het begin van de twintigste eeuw kon nog van meid of dienstmeid worden gesproken; een bekende dichtregel van J.A. dèr Mouw uit 1919 luidt: ’k ben Brahman. Maar we zitten zonder meid. Deze benaming, die thans verouderd is, was indertijd geenszins negatief van klank.
Nog ouder is dienstmaagd, dat in modern Nederlands een plechtstatige klank heeft gekregen. Het woord dienstmaagd is ook gekend uit het Evangelie van Lucas en het Angelus: Zie de Dienstmaagd des Heren, Mij geschiede naar Uw woord.
In België is de officiële benaming huispersoneel, waarvoor een speciaal statuut bestaat bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Dienstbodes in Nederland
In de eerste helft van de twintigste eeuw was een groot deel van de vrouwelijke beroepsbevolking in Nederland werkzaam als dienstbode (zie grafiek). Men onderscheidde de inwonende dienstbode, die behalve kost en inwoning een klein loon kreeg en het dagmeisje, dat alleen overdag kwam. Voor de arbeidsvoorwaarden van dienstboden bestonden ongeschreven regels, die gedeeltelijk zijn opgetekend door Amy Groskamp-ten Have. Volgens deze regels had de dienstbode bijvoorbeeld recht op fooien van gasten van haar werkgever. Deze fooien waren voor die tijd relatief hoog, bijvoorbeeld een gulden van een gast bij een diner. Door toenemende beroepsmogelijkheden in andere sectoren nam het aanbod van dienstboden gaandeweg af, waardoor tussen 1920 en 1940 veel Duitse dienstmeisjes werden aangenomen en deftige dames spraken over het dienstbodenprobleem. Na 1950 nam door de mechanisatie van het huishouden en de sterk stijgende lonen en belastingen ook de vraag af, waardoor het beroep van dienstbode in Nederland vrijwel is uitgestorven.
Literatuur
Montijn, Ileen (2008). Leven op stand: 1890-1940. 8e [vrijwel ongewijzigde] dr., met een nieuw voorwoord o.d.t. 'Leven op stand, 10 jaar later'. Rap, Amsterdam. 1e dr.: 1998. ISBN 978-90-6005-731-5. Hieruit met name hoofdstuk 8 'Dienst'.
De Keyzer, Diane (2001). "Madame est servie": leven in dienst van adel en burgerij (1900-1995). 17e dr. Van Halewyck, Leuven. ISBN 90-5617-125-9. Over Belgische dienstbodes.
Henkes, Barbara (1997). Heimat in Holland: Duitse dienstmeisjes 1920-1950. In: Migrantenstudies : driemaandelijks tijdschrift voor onderzoek naar etnische minderheden en de Nederlandse samenleving. jrg. 13 (1997) nr. 2, p. 122-124. ISSN 0169-5169.
Poelstra, Jannie (1996). Luiden van een andere beweging: huishoudelijke arbeid in Nederland 1840-1920. Het Spinhuis, Amsterdam. ISBN 90-5589-064-2. Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Over Nederlandse arbeidsovereenkomsten, opzegtermijnen, wetsvoorstellen etc.
Henkes, Barbara, & Hanneke Oosterhof (1985). Kaatje, ben je boven?: leven en werken van Nederlandse dienstbodes 1900-1940. SUN, Nijmegen. Herdr. in 1989. ISBN 978-90-6168-242-4. Over Nederlandse dienstbodes.
Dienstverlenend beroep
Vrouwengeschiedenis
|
In de eerste helft van de twintigste eeuw was een groot deel van de vrouwelijke beroepsbevolking in Nederland werkzaam als dienstbode (zie grafiek). Men onderscheidde de inwonende dienstbode, die behalve kost en inwoning een klein loon kreeg en het dagmeisje, dat alleen overdag kwam. Voor de arbeidsvoorwaarden van dienstboden bestonden ongeschreven regels, die gedeeltelijk zijn opgetekend door Amy Groskamp-ten Have. Volgens deze regels had de dienstbode bijvoorbeeld recht op fooien van gasten van haar werkgever. Deze fooien waren voor die tijd relatief hoog, bijvoorbeeld een gulden van een gast bij een diner. Door toenemende beroepsmogelijkheden in andere sectoren nam het aanbod van dienstboden gaandeweg af, waardoor tussen 1920 en 1940 veel Duitse dienstmeisjes werden aangenomen en deftige dames spraken over het dienstbodenprobleem. Na 1950 nam door de mechanisatie van het huishouden en de sterk stijgende lonen en belastingen ook de vraag af, waardoor het beroep van dienstbode in Nederland vrijwel is uitgestorven.
| 2 |
fooi, dienstverlening, vrijwillige betaling
|
12,334 |
SingleFamilyResidence
|
4589675
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Groenewoud%20%28Spijkenisse%29
|
Groenewoud (Spijkenisse)
|
Groenewoud is een wijk in de Nederlandse plaats Spijkenisse, in de buurt van Rotterdam.
De wijk is gebouwd in 1963 en bestaat vooral uit hoogbouw ten noorden van de Eikenlaan en vooral uit eengezinswoningen ten zuiden van de Eikenlaan.
Voorzieningen
In Groenewoud zijn de volgende voorzieningen voor de wijk en omgeving aanwezig:
de Mgr. Bekkers (basisschool)
de Piramide (basisschool)
de Marimba (basisschool)
Wijkcentrum
Verzorgingstehuis
Maranatha
Winkelcentrum met diverse winkels en restaurants
Skatepark
Openbaar vervoer
In de wijk bevinden zich twee bushaltes (Eikenlaan en De Marckenburgh) van EBS die beiden worden bediend door lijn 87.
Belangrijkste verbindingswegen in Groenewoud
Eikenlaan
Iepenlaan
Beukenlaan
Hazelaarstraat
Lindenstraat
Fotogalerij
Wijk in Spijkenisse
|
De wijk is gebouwd in 1963 en bestaat vooral uit hoogbouw ten noorden van de Eikenlaan en vooral uit eengezinswoningen ten zuiden van de Eikenlaan.
| 1 |
eengezinswoning, vrijstaand huis, familiehuis
|
8,625 |
SoftwareSourceCode
|
5668613
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Zammis%20Clark
|
Zammis Clark
|
Zammis Clark is een Britse hacker en informatiebeveiligingsdeskundige, ook wel bekend onder het pseudoniem Slipstream.
Clark heeft in 2014 toegang tot Noord-Koreaanse systemen gekregen, wat heeft geleid tot het uitlekken van Red Star OS buiten Noord-Korea.
In 2015 had Clark via een SQL-injectie toegang gekregen tot de database van VTech, uit de gegevens bleek dat persoonlijke gegevens van miljoenen kinderen opgeslagen werden wat in strijd was met de Amerikaanse wet COPPA. Ook van Nederlandse kinderen zijn persoonlijke gegevens aangetroffen. Clark is na deze hack gearresteerd, voor het breken van de Britse Computer Misuse Act.
In 2017 had Clark Microsoft gehackt, waarbij hij 43000 bestanden had gesloten, waaronder broncode van Windows besturingssystemen. Hij is hiervoor gearresteerd door EUROPOL.
In 2018 had Clark Nintendo gehackt. De gelekte data werd deel van de 2020-2021 Nintendo gegevenslek, waarbij de code van verschillende spellen openbaar werd gemaakt.
Bronnen en referenties
Computercrimineel
|
In 2017 had Clark Microsoft gehackt, waarbij hij 43000 bestanden had gesloten, waaronder broncode van Windows besturingssystemen. Hij is hiervoor gearresteerd door EUROPOL.
| 1 |
broncode, programmeercode, script
|
6,989 |
ContactPage
|
1553078
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Zikula
|
Zikula
|
Zikula is een open-source-webapplicatie-framework waarmee interactieve websites ontwikkeld kunnen worden. De objectgeoriënteerde code is vrijgegeven onder de softwarelicentie GPL.
Naam
De naam "Zikula" is afgeleid van twee Zoeloe-woorden die "snel" en "simpel" betekenen en werd samen met het logo in 2008 ontwikkeld.
Serveromgeving
Zikula is een platformonafhankelijk framework en draait in principe op iedere omgeving waar PHP (PHP 5.3 of hoger) beschikbaar is. Er kan gebruik worden gemaakt van een bestaande database, aangezien er alleen tabellen worden ingevoegd met een prefix die zelf opgegeven kan worden. De systeemvereisten zijn:
Webserver: Apache 2 (aanbevolen) of Apache 1.3, IIS, Lighttpd en andere, zoals Nginx
Programmeertaal: PHP ≥ 5.3
Database: MySQL, Oracle, Microsoft SQL Server of PostgreSQL
Eigenschappen
Zikula bestaat uit een basissysteem (core) dat onder andere gebruikersbeheer, toegangsrechten, templating (gebaseerd op Smarty), systeeminstellingen, extensiebeheer en meertaligheid afhandelt. Extensies zijn snel te ontwikkelen met behulp van de uitgebreide api. Extensies worden toegevoegd in de vorm van modules, plug-ins en thema's. De core bevat onder andere:
database-abstractie Doctrine
workflow-api
api voor formuliergeneratie en -validatie (wordt onder meer gebruikt om contactpagina's te maken)
rechtensysteem op basis van gebruikersgroepen, met bijbehorende flexibele componenten (gebaseerd op reguliere expressies)
authenticatie-api om inloggen ook mogelijk te maken via onder andere LDAP of OpenID
meertaligheid door middel van gettext
Ontwikkeling
Zikula streeft een actieve ontwikkelingscyclus na met frequente uitgaven. De broncode wordt beschikbaar gesteld op GitHub. Daarnaast worden er in een aparte Git-repository modules bijgehouden die gratis beschikbaar worden gesteld door een actieve gemeenschap van ontwikkelaars. Extensies voegen functionaliteit toe, zoals forums, RSS-feeds, peilingen, afbeeldingsgalerijen, e-commerce-oplossingen, spellen, downloads, inhoudsmodules (voor documenten, nieuws en publicaties), kalenders en blogs.
Gemeenschap
Er bestaan wereldwijd een aantal gemeenschappen (community's). Daar zijn onder andere ondersteuningsfora en documentatiewiki's te vinden.
Externe link
Projectpagina
Opensourcesoftware en vrije software
Software geschreven in PHP
Contentmanagementsysteem
Webapplicatie
|
Eigenschappen
Zikula bestaat uit een basissysteem (core) dat onder andere gebruikersbeheer, toegangsrechten, templating (gebaseerd op Smarty), systeeminstellingen, extensiebeheer en meertaligheid afhandelt. Extensies zijn snel te ontwikkelen met behulp van de uitgebreide api. Extensies worden toegevoegd in de vorm van modules, plug-ins en thema's. De core bevat onder andere:
database-abstractie Doctrine
workflow-api
api voor formuliergeneratie en -validatie (wordt onder meer gebruikt om contactpagina's te maken)
rechtensysteem op basis van gebruikersgroepen, met bijbehorende flexibele componenten (gebaseerd op reguliere expressies)
authenticatie-api om inloggen ook mogelijk te maken via onder andere LDAP of OpenID
meertaligheid door middel van gettext
| 1 |
contactpagina, contactformulier, klantenservicepagina
|
9,553 |
EngineSpecification
|
99839
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Medium%20Mark%20D
|
Medium Mark D
|
De Medium Mark D is een middelzware Britse tank uit de Eerste Wereldoorlog.
Achtergronden
Engeland en Frankrijk zagen in de Eerste Wereldoorlog twee mogelijkheden om de Centralen te verslaan. De eerste was om Duitsland op de knieën te dwingen door een zeeblokkade. De tweede was om direct door een landoffensief de beslissing te forceren. Men besloot beide strategieën tegelijk uit te voeren. De blokkade was effectief maar de werking ervan zeer geleidelijk. In 1916 probeerde men door een enorm artillerieoverwicht en de mobilisering van de nog niet aangesproken Britse reserves aan mankracht het front te breken. Deze poging mislukte, vooral ook doordat de Duitsers de plannen verstoorden door een ontlastend offensief bij Verdun. In de loop van 1917 ontwikkelde de Entente een nieuw plan: om voor 1919 een pantsermacht op te bouwen die zo overweldigend sterk was dat hij het Duitse westfront gewoon kon oprollen. Men hoopte, in de meer optimistische schattingen, dat jaar zo'n dertigduizend tanks te kunnen inzetten.
Terwijl de strategische doelen dus zeer ambitieus waren, kon dat niet gezegd worden van de tactiek. De meeste generaals beschouwden de tank als een, weliswaar onontbeerlijke, ondersteuning van de infanterie. Tanks werden daarbij gezien als speciaal instrument om loopgraafstelsels te doorbreken. Bij het ontwerp van een tank werd alle klemtoon gelegd op het klim- en overschrijdingsvermogen. Snelheid was secundair en de integratie van mobiliteit en vuurkracht was een academisch probleem dat een onverhoopte toekomst maar moest oplossen. Als gevolg daarvan leken tanks nog het meest op een op rupsbanden verplaatsbaar fort. De tank was ontwikkeld als een oplossing voor de loopgravenoorlog, maar was meteen zo met dat fenomeen verbonden dat hij erbuiten geen plaats leek te hebben. Waren de loopgraven eenmaal doorbroken dan kon men ook de tanks achter zich laten en zouden infanterie en cavalerie de boel wel opknappen. Men had daarin zelfs geen keus: de tanks waren voor een bewegingsoorlog volledig ongeschikt door hun geringe snelheid, betrouwbaarheid en actieradius.
Velen aanvaarden dit als een gegeven. De beste tactici echter beseften dat de hoop op een bewegingsoorlog zonder tanks een volstrekte illusie was. Onherroepelijk zouden de fronten na korte tijd weer vastlopen, zodat men zou moeten wachten tot opnieuw een voldoende concentratie aan pantservoertuigen was opgebouwd. Een bijzonder onaangenaam vooruitzicht: het zou zo weleens gruwelijk lang kunnen duren voordat Berlijn bereikt was, vooral omdat de Duitsers zich zouden kunnen verschansen in de Ardennen en de Vogezen, gebieden die voor tankoperaties ongeschikt waren.
In mei 1918 schreef kolonel J.F.C.Fuller, de belangrijkste Britse tacticus, een tegenwoordig klassiek geworden stafnotitie: The Tactics of the Attack as affected by the Speed and Circuit of the Medium D Tank. In dit geschrift, beter bekend onder zijn informele naam Plan 1919, legde Fuller uit hoe een nieuwe tactiek de oplossing zou kunnen zijn voor het bovenstaande probleem. Hij stelde (zich) voor volledig gemotoriseerde en gemechaniseerde legeronderdelen te formeren, die een geslaagde doorbraak door de zware tanks zouden uitbuiten door het uitvoeren van een strategische diepe penetratie. In plaats van de vijand over een breed front langzaam terug te dringen, zou men hem verslaan door met een snelle opmars op een smal front zijn commandostructuur lam te leggen en zijn bevoorradingslijnen af te snijden. Het beste zou zijn de neutraliteit van Zwitserland te schenden of een landing uit te voeren op de Vlaamse kust (dit werd al voorbereid als Operation Hush), maar als dit bezwaarlijk mocht blijken moest een groot deel van het Duitse leger meer direct in de tang worden genomen.
Deze nieuwe tactiek, die later onder de naam van Blitzkrieg de basis zou leggen voor de Duitse successen in het begin van de Tweede Wereldoorlog, was echter afhankelijk van het voorhanden zijn van een geheel nieuw type tank, dat minstens 30 km/u moest kunnen halen. De Medium A Whippet, de Medium Mark B en de Medium Mark C waren wel ontwikkelingen in die richting, maar schoten toch in wezen tekort. Vandaar het voorstel tot de bouw van een adequate tank: de in de titel genoemde Medium D.
Tijdens het Duitse voorjaarsoffensief in maart 1918 was het onvermogen van zelfs de beste Britse zware tank, de Mark V, om zich in een bewegingsoorlog staande te houden op de meest pijnlijke manier duidelijk geworden. Het Plan 1919 werd dan ook welwillend ontvangen. Men wist dat majoor Johnson, hoofd van Central Workshop in Frankrijk, al in 1917 het experiment had uitgevoerd om een Mark IV van vering te voorzien - in tegenstelling tot de Franse en Duitse tanks waren de Britse namelijk volledig ongeveerd. Daarna was hij begonnen ook een Whippet met bladveren, een nieuwe transmissie en een veel sterkere motor uit te rusten en zo had hij dit voertuig een snelheid laten halen van 50 km/u! Philip Johnson leek dus de aangewezen man om de nieuwe tank te ontwikkelen; men bevorderde hem tot luitenant-kolonel en zond hem in augustus naar Engeland om zo snel mogelijk zijn kennis en ervaring om te zetten in een operationele tank. Hoeveel haast men had, blijkt wel uit het feit dat er meteen een voorserie van vier besteld werd bij Fowlers te Leeds, in september gevolgd door een tweede order van zes stuks bij Vickers - de eerste keer dat dit bedrijf, later de belangrijkste Britse tankfabrikant, bij tanks betrokken werd.
Ontwikkelingsfase
Toen Johnson zich bij het onderzoeksteam in Dollis Hill gevoegd had, bleek hem alras dat het nog niet zo eenvoudig zou zijn het getoonde vertrouwen niet teleur te stellen. Hij kon niet simpelweg zijn opgevoerde Whippet in productie gaan nemen, want dat was nog geen volwaardig gevechtsvoertuig, al was het alleen maar doordat de nieuwe motor de gevechtskazemat (die bij de Whippet helemaal achteraan geplaatst was) ieder uitzicht benam. Als eerste oplossing hiervoor besloot hij de constructie eenvoudigweg om te draaien. Het ontwerp kreeg zo van begin af aan een rechte voorkant (zijnde de oude rechte achterkant van de Whippet) en aflopende in plaats van oplopende rupsbanden! De chauffeur werd in zijn oude positie gehandhaafd en bevond zich nu dus aan de achterkant van de gevechtskazemat - zij het natuurlijk met een omgedraaide stoel en besturing. Om een enigszins redelijk uitzicht op de weg te kunnen hebben, werd hij voorzien van een uitkijkcilinder en het dak van de opbouw liet men ook al naar voren aflopen. De Medium D kreeg zo al een heel bizar uiterlijk, maar het zou nog veel vreemder worden.
Johnson stuitte op een nog veel fundamenteler probleem. De Rolls-Royce vliegtuigmotor die hij voor zijn experiment gebruikt had, was weliswaar heel krachtig, maar zoop benzine. En de tank moest niet alleen snel zijn maar ook een groot rijbereik hebben. Voertuigmotoren met het gewenste vermogen waren echter te groot en zouden de tank te zwaar en te langzaam maken. De enige methode om hieraan te ontsnappen lag in het verminderen van de rolweerstand van het loopwerk door een radicaal nieuw ontwerp. Vering was daarvoor een eerste vereiste, maar de conventionele bladveren (van een trein gehaald) hadden het nadeel zelf erg zwaar te zijn. Nu wilde het toeval dat Johnson al jarenlang een fanatiek voorstander was geweest van het gebruiken van spanning door kabels om een constructie de noodzakelijke samenhang te bezorgen. Zou zijn probleem niet door staalkabels opgelost kunnen worden?
Er werd een nieuw loopwerk ontworpen, waarbij de loopwielen vrij naar boven konden bewegen. Daarboven was een tweede rij wielen aangebracht en dááronder zat een staalkabel gespannen, aan beide uiteinden op spanning gebracht door een trekveer. Als de loopwielen naar boven bewogen, drukten ze de kabel in en de uitrekkende trekveren zorgden weer voor tegendruk. Het was een licht en elegant systeem, met echter als nadeel dat de wieluitslag niet al te groot mocht zijn. De vreemd lage voorkant van de rupsband werd daarom maar gehandhaafd. Ook was het erg gevoelig voor scheerkrachten omdat het aangrijpingspunt op de kabel zo smal was; kleine oneffenheden mochten de rupsband niet naar buiten drukken want dat zou óf de loopwielen uit hun houders wringen óf de kabel van zijn geleidewielen rukken. Maar ook hiervoor kon de toepassing van kabels een oplossing bieden.
Snake Track
Om de zijdelingse krachten te verwerken ontwierp Johnson een volledig unieke rupsband: de Snake Track, die zijn naam ontleende aan het feit dat de schakels niet door pinscharnieren met elkaar verbonden waren, maar door centrale balgewrichten. Zo konden ze in twee vlakken vrij bewegen: het ene was de gebruikelijke rotatieas, het andere stond een rolbeweging toe ten opzichte van het dragende element: inderdaad een tweede kabel die rond de loop- en klimwielen ronddraaide. Deze rupsband zag er helemaal bizar uit. Als hij boven op het loopwerk naar achteren terugliep, staken de schakels alle kanten op. Johnson liet nu aan de onderkant de loopwerkelementen tussen de twee kabels klemmen. De loopwielen werden per paar aan een houder verbonden die zelf rond een stalen as kon draaien; iedere houder droeg een derde wiel dat naar boven tegen de veerkabel drukte. Het geheel maakte een tere indruk, maar toen het bij Fowlers ter beproeving bij een Mark V werd aangebracht, bleek het systeem in feite oersterk. De roterende schakels pasten zich aan de ondergrond aan en de Medium D kon moeiteloos 37 km/u halen met een 240 pk motor (overigens nog steeds een vliegtuigmotor, de Armstrong-Siddeley Puma, zodat het gewenste rijbereik van 200 mijl nog altijd niet gehaald werd).
Na de Oorlog
Het houten model kwam klaar in november 1918. Toen was de oorlog al voorbij. Hoewel de meeste tankprojecten toen abrupt beëindigd werden, vond Fuller, die zijn positie versterkt had en een grote invloed op het beleid kon uitoefenen, het verder ontwikkelen van deze tank essentieel voor de opbouw van een waarlijk modern Brits leger. Hij veranderde de eisen die aan het ontwerp werden gesteld. In een parallel met de ontwikkeling die zich tegenwoordig na het einde van de Koude Oorlog voordoet, zag hij de rol van het leger in de eerste plaats als die van een interventiemacht. De tank moest dus ruimer worden voor meer comfort tijdens een langdurige inzet en liefst amfibisch. Op dat moment werd het plan opgegeven om ook een Male - versie te bouwen met een zesponderkanon in de neus: dat zou te veel ruimte in beslag hebben genomen en het ook bijzonder lastig hebben gemaakt de tank waterdicht te maken. Het eerste prototype werd juni 1919 afgeleverd. Johnson verdedigde de afwijkende vorm van het loopwerk door te stellen dat de tank desnoods achterstevoren wat hogere hindernissen kon nemen. Hij beweerde ook dat zijn nieuwe rupsband als voornaamste doel had het nemen van bochten te vergemakkelijken doordat de schakels enigszins in de bocht konden meegeven. De eerste rijtesten verliepen naar tevredenheid, maar amfibisch was het voertuig in het geheel niet.
Medium D*
Als eerste oplossing voor dit probleem, werd eind 1919 bij een van de voorserietanks die men ondertussen bij Vickers aan het bouwen was, de romp verbreed van 2,2 tot 2,56 meter. Dit had niet alleen tot doel het drijfvermogen te laten toenemen - dat was bij het prototype al niet slecht omdat de pantsering met 10 mm niet al te zwaar was - maar vooral om de stabiliteit te verbeteren. Dit type, Medium D* genaamd, voldeed echter nog steeds niet.
Medium D**
Hierom werd in 1920 bij een tweede voorserievoertuig van Vickers de romp geheel gewijzigd door verlenging, verbreding (tot 2,7 meter) en het inbouwen van drijfcompartimenten. Deze tank, de Medium D**, bleek bij een test bij Christchurch uitstekend te kunnen varen en wist zich door het water voort te bewegen door simpelweg zijn rupsbanden te laten draaien, een methode die veel lichte pantservoertuigen nog steeds gebruiken. Het was daarmee de eerste amfibische tank ter wereld.
Medium DM
Al in 1919 had de hoogste legerraad, de Army Council, besloten een som van een miljoen pond uit te trekken voor de aankoop van 75 Medium D's. Latere berekeningen wezen uit dat men hier 45 tanks voor zou kunnen aanschaffen, de bestelling voorzag de installatie van Rolls-Royce Eagle Mark VIII - motoren. Nog later werd het getal op 20 geplaatst. Uiteindelijk werden er drie gebouwd. Hun typeaanduiding was Medium DM, waarbij de "M" staat voor modified daar ze een licht gewijzigde versie waren van de Medium D**: het belangrijkste zichtbare verschil was dat de gevechtskazemat nu ook nog een uitkijkcilinder voor een aparte commandant droeg, zodat de chauffeur nog minder zag. Eerst zou de commandotaak door de chauffeur vervuld moeten worden, maar dat werd verworpen door generaal Elles, sinds 1917 de commandant van het Tankkorps. De Eagle Mark VIII was overigens nog steeds een vliegtuigmotor; precieze gegevens over het rijbereik zijn niet overgeleverd. Een van deze voertuigen schijnt tijdens een vaartest gezonken te zijn.
De eerste twee voertuigen werden op 27 juli 1921 bij het 2e Tankbataljon in dienst genomen. De productie werd toen stopgezet omdat veel mechanische problemen nog steeds niet overwonnen waren. Juli 1922, toen reeds 290.000 pond was uitgegeven, zette de Imperial General Staff het project stil.
Light Infantry Tank
In 1920 was Johnson samen met zijn staf gedemobiliseerd. Het Tank Department werkte echter verder en probeerde nieuwe afzetmarkten te vinden. Eén daarvan was het wapen van de Infanterie dat het hele tankgebeuren hoopte over te nemen. Johnson ontwierp hiervoor een speciale Light Infantry Tank, welke lichte infanterietank eigenlijk niets anders was dan een verkorte Medium D. Het loopwerk was van boven glad getrokken, de rupsbandschakels waren van een nieuw type en het pantser was nu zo dun dat het gewicht van de tank slechts acht ton bedroeg zodat, ondanks een Hall Scott - motor van maar 100 pk, een snelheid van 50 km/u gehaald kon worden. De Infanterie zat niet echt op zo'n voertuig te wachten en het is bij een prototype gebleven. In 1923 werd het Tank Department gesloten en iedere overheidsbetrokkenheid met enig Medium D project op 10 augustus 1924 beëindigd.
Export
Tropical Tanks
Ondertussen had Johnson zijn heil overzee gezocht. Al in december 1919 had hij een reis naar India gemaakt om een van de Mark D prototypes onder tropische omstandigheden te beproeven. Het voertuig werd daarbij aan de buitenkant uitgerust met asbest isolatie tegen de hitte. Daarna ontwierp hij drie verschillende van de Light Infantry Tank afgeleide voertuigen voor gebruik in de koloniën: de zogenaamde Tropical Tanks uit 1921. Het eerste type had een andere en veel hoekiger gevechtskazemat met openklapbare jaloezieën aan de voorkant voor een betere ventilatie. Het tweede type was sterk verkort en droeg aan de achterzijde twee diagonaal geplaatste cilindervormige torens. Eén ervan was een bevoorradingstank. Geen van deze is ooit in gebruik genomen.
Amerika
Vanaf 1920 probeerde Johnson zijn revolutionaire ophanging aan een ruimer publiek te slijten door haar aan te brengen op een aantal vrachtwagenchassis. Zo maakte hij de Light D en de Light D*. Eén daarvan werd ter beproeving naar de VS verscheept en het loopwerk wekte daar zoveel belangstelling dat het Amerikaanse leger het gebruikte voor het M1922 Medium Tank - project. Het prototype hiervan is het enige voertuig uit de reeks genoemde dat nog bestaat; de laatste bewaarde exemplaren werden in 1940 verschroot.
Britse tank in de Eerste Wereldoorlog
|
Johnson stuitte op een nog veel fundamenteler probleem. De Rolls-Royce vliegtuigmotor die hij voor zijn experiment gebruikt had, was weliswaar heel krachtig, maar zoop benzine. En de tank moest niet alleen snel zijn maar ook een groot rijbereik hebben. Voertuigmotoren met het gewenste vermogen waren echter te groot en zouden de tank te zwaar en te langzaam maken. De enige methode om hieraan te ontsnappen lag in het verminderen van de rolweerstand van het loopwerk door een radicaal nieuw ontwerp. Vering was daarvoor een eerste vereiste, maar de conventionele bladveren (van een trein gehaald) hadden het nadeel zelf erg zwaar te zijn. Nu wilde het toeval dat Johnson al jarenlang een fanatiek voorstander was geweest van het gebruiken van spanning door kabels om een constructie de noodzakelijke samenhang te bezorgen. Zou zijn probleem niet door staalkabels opgelost kunnen worden?
| 1 |
motorspecificatie, motorinformatie, voertuigmotor
|
555 |
UserPlusOnes
|
179786
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/The%20Sims
|
The Sims
|
The Sims is een strategisch levenssimulatiespel dat is bedacht door Will Wright, ontwikkeld door Maxis en uitgebracht door Electronic Arts. In dit computerspel kan de speler over het leven van virtuele mensen (Sims) beschikken. De pc-versie van het spel kwam in Europa op 10 februari 2000 uit.
Gameplay
Voor The Sims is gebruikgemaakt van een combinatie van 3D- en 2D-technieken. De Sims zelf zijn opgebouwd uit een 3D-structuur, terwijl het huis en de voorwerpen in 2D worden weergegeven.
In plaats van het bereiken van een doel, wordt de speler aangemoedigd zijn eigen beslissingen te nemen en zich te begeven in de interactieve omgeving. Het enige echte doel in het spel is het op de juiste manier besteden van de tijd van de Sims.
Sims hebben een zogenaamde vrije wil, en hoewel de speler hen iets kan laten doen, kunnen ze besluiten dat ze eerst iets anders willen doen, of zelfs het bevel van de speler volledig negeren. De speler moet beslissen hoeveel tijd van de Sims besteed wordt om aan verschillende vaardigheden te werken, zoals trainen, creativiteit en inzicht. De enige manier om deze vaardigheden te verbeteren, is door deze activiteiten aan de dagelijkse routine van de Sims toe te voegen. Er moet ook opgemerkt worden dat de Sims niet volledig autonoom zijn. Bepaalde beslissingen kunnen ze niet nemen zonder specifieke bevelen van de speler, zoals het betalen van rekeningen.
Daarnaast heeft het spel een zeer geavanceerd architectuursysteem. Het spel was oorspronkelijk zelfs bedoeld om alleen huizen te bouwen, waarna de Sims het moesten beoordelen. Tijdens het maken van het spel werd besloten dat de Sims erbij interessanter was dan alleen de huizen.
De kunstmatige intelligentie van het spel is zeer verfijnd. De Sims reageren uit zichzelf op externe situaties en behoeften, hoewel het toezicht van de speler belangrijk blijft om ze in leven te houden. The Sims kan oneindig lang gespeeld worden, aangezien er geen enkele manier is om het spel te winnen.
Er zijn een aantal grenzen aan The Sims, die De Sims 2, De Sims 3 en De Sims 4 niet hebben. In The Sims kunnen kinderen nooit opgroeien tot volwassenen, hoewel baby’s uiteindelijk wel kinderen worden. Daarnaast wordt een Sim nooit ouder en kent het spel geen verschillende dagen, en dus ook geen weekenden. Sims moeten iedere dag werken en kinderen moeten iedere dag naar school.
Hoewel er geen duidelijk doel in het spel is, kan de speler toch "verliezen" als een Sim bijvoorbeeld sterft. Onder de verschillende doodsoorzaken zijn voedselgebrek, verdrinking, omkomen in een brand en elektrocutie. Daarnaast kunnen kinderen naar een militaire school gestuurd worden, wanneer zij langere tijd een onvoldoende behalen op school. Als ze daar eenmaal heen gestuurd zijn, komen ze niet meer terug.
Behoeften
Ook aan de basisbehoeften moet voldaan worden, zoals persoonlijke hygiëne, eten en slaap. Als de Sims deze behoeften onvoldoende kunnen vullen, zullen ze depressief raken en bevelen van de speler negeren. Bovendien hebben de Sims plezier in hun leven nodig, als dit niet gebeurt zal de plezierbalk leeg raken en zullen ze depressief worden. Ze kunnen ook onaardig zijn tegen andere Sims door ze uit te schelden, te slaan of ze zelfs aan te vallen. In The Sims zijn er acht behoeften, welke door middel van een indicatiebalkje kunnen worden afgelezen. Hoe groener het balkje is, des te gelukkiger is de Sim. Hoe roder het balkje, des te ongelukkiger. Een zeer ongelukkige Sim kan hier zelfs aan dood gaan.
Alle behoeften op een rijtje, de Nederlandse naam met de Engelse term tussen haakjes:
Honger (Hunger)
Als een Sim niet eet, sterft hij/zij van de honger. Door eten te halen uit een koelkast of barbecue, vermindert de kans dat de Sims sterven.
Energie (Energy)
Dit balkje geeft aan hoeveel energie de Sim heeft. Het leveren van inspanning kost energie, en hoeveel dat is, hangt ook van de arbeid af. Om meer energie te krijgen, moet er geslapen worden. Als het balkje helemaal rood is voordat de Sim in bed ligt, valt hij op de grond in slaap, en dat is niet gunstig voor de behoefte Comfort.
Comfort (Comfort)
Net als in het echte leven, hebben de Sims comfort nodig om zich lekker in hun vel te voelen. Laat de Sim op een bank, ligstoel of in bed liggen om het balkje te vullen.
Plezier (Fun)
Als een Sim zichzelf niet vermaakt, zal hij/zij in een negatieve gemoedstoestand raken. Hij/zij kan daardoor gestrest worden. De Sim moet tv-kijken, spelen op de computer of een boek lezen. Sims studeren niet als het balkje rood is.
Hygiëne (Hygiene)
Als een Sim niet veel hygiëne heeft, zullen andere Sims er niet van gediend zijn om met die Sim te knuffelen. De Sim moet douchen, in een (bubbel)bad gaan of zijn/haar handen wassen.
Sociaal (Social)
Hiermee wordt aangeduid hoe sociaal de Sim zich voelt. Dit is een van de moeilijkst te onderhouden balkjes. Als de Sim te weinig sociale contacten heeft, moet deze iemand opbellen om bijvoorbeeld mee te kletsen. De Sim kan ook persoonlijk met een andere Sim praten.
Blaas (Bladder)
Sims moeten regelmatig naar de wc om hun behoefte te doen. Als hij/zij dringend moet gaan plassen maar te laat is, doen ze hun behoefte op de grond. Hierdoor raakt de hygiëne-balk rood.
Omgeving (Room)
Dit geeft aan wat Sims van een kamer vinden. Hoe meer mooie accessoires, hoe voller het balkje. Hoe meer rotzooi, hoe roder het balkje wordt.
Relaties
In het relatiemenu onder het hoofd van een Sim worden met een rood of groen balkje de punten van -100 tot +100 aangegeven. Door te babbelen en plezier te maken krijgt de relatie pluspunten. Bij een hoge score kunnen ze beginnen flirten en kunnen op elkaar verliefd worden. Door ruzie te maken krijgt de relatie minpunten en bij ergere ruzies zelfs dubbele minpunten.
Vaardigheden
In het spel kunnen Sims zes vaardigheden beoefenen. Elke vaardigheid is onderverdeeld in tien niveaus of levels. Hoe beter of hoger de vaardigheid, hoe beter Sims zullen zijn in het uitoefenen van deze vaardigheid. De score van vaardigheden kan verhoogd worden door de Sim bepaalde activiteiten te laten doen.
Kookvaardigheid (koken)
Met behulp van kookboeken kunnen Sims leren koken.
Bij een hoger niveau daalt het aantal branden in de keuken.
Met een betere vaardigheid kunnen Sims gerechten maken die beter de honger stillen.
Technische vaardigheid (technisch)
Door zelf te klussen in huis, besparen Sims geld op de reparatiekosten.
Het laten stijgen van de vaardigheid is mogelijk met doe-het-zelf-boeken.
Charismatische vaardigheden (charisma)
Sims kunnen voor deze vaardigheid voor de spiegel oefenen.
Lichamelijke vaardigheden (lichaam)
Zwemmen en trainen op de trimmachine verbeteren deze vaardigheid.
Analytisch vermogen (inzicht)
Schaken is een goede manier om het level van deze vaardigheid te verhogen.
Creatieve vaardigheden (creatief)
Sims kunnen schilderen en piano spelen om deze vaardigheid te verbeteren.
Werk
Sims kunnen werk zoeken op de computer of in de krant. Er zijn verschillende beroepen: proefpersoon, rekruut in het leger, burgemeester, maffiabaas, bordenwasser, enzovoort. Sims kunnen meer geld verdienen door tijd te steken in hun vaardigheden en het onderhouden van sociale contacten, zodat ze promotie op hun werk krijgen. Voor elk beroep zijn er tien promoties mogelijk.
Systeemeisen
Uitbreidingspakketten
The Sims heeft zeven verschillende uitbreidingspakketten. Voor elk uitbreidingspakket is het basisspel, The Sims, vereist.
The Sims: Het Rijke Leven (uitgebracht op 7 september 2000)
Voegt meer objecten toe, meer gebeurtenissen en de mogelijkheid om meerdere buurten te hebben.
The Sims: Party (uitgebracht op 5 april 2001)
Voegt feestartikelen toe, zoals een verlichte dansvloer.
The Sims: Hot Date (uitgebracht op 22 november 2001)
Geeft Sims de mogelijkheid om romantische uitjes met andere Sims te hebben in een nieuw stadsgebied.
The Sims: Op Vakantie (uitgebracht op 3 april 2002)
De Sims kunnen reizen naar verschillende vakantiebestemmingen, zoals het strand en een camping in het bos.
The Sims: Beestenboel (uitgebracht op 3 oktober 2002)
Geeft Sims de mogelijkheid om een grote verscheidenheid aan huisdieren te adopteren.
The Sims: Superstar (uitgebracht op 22 mei 2003)
Geeft Sims de mogelijkheid naar Studio Stad te gaan om beroemd te worden.
The Sims: Abracadabra (uitgebracht op 30 oktober 2003)
Geeft Sims de mogelijkheid magie te gebruiken en voegt de magische stad Magie-stad toe.
Versies voor spelcomputers
The Sims is voor verschillende spelcomputers uitgebracht. Hoewel het spel en zijn vervolgen redelijk verkocht werden, waren ze lang niet zo succesvol als de pc-versie.
The Sims (uitgebracht in januari 2003)
De eerste consoleversie (en de eerste complete 3D versie) van The Sims op de PlayStation 2. Deze werd later ook uitgebracht voor GameCube en Xbox.
The Sims: Erop Uit! (uitgebracht in december 2003)
De tweede consoleversie van The Sims, dit keer als een role-playing game (RPG). Het kan met twee spelers gespeeld worden (multiplayer) en heeft de mogelijkheid om naar een gemeenschappelijk gebied te gaan.
The Urbz: Sims in the City (uitgebracht in november 2004)
In deze versie is "Sims" veranderd in "Urbz", en de personages en wereld hebben hierin meer stadsuitstraling.
Vervolgen
The Sims Online
In december 2002 bracht Maxis The Sims Online uit, waarbij The Sims dit keer gesitueerd is in een MMOG-omgeving. Hierbij kunnen echte spelers met elkaar communiceren. Dit had niet hetzelfde succes als het originele The Sims-spel.
De Sims 2
Maxis bracht De Sims 2 uit in september 2004. Voor het eerst werd het Engelse "The" vervangen door "De". Het vervolg speelt zich af in een volledige 3D-omgeving, in tegenstelling tot de gecombineerde 2D/3D-omgeving van het originele spel.
De Sims Verhalen
De Sims Verhalen is een productielijn van Electronic Arts die geoptimaliseerd is voor laptops of pc's met slechte tot matige hardware.
MySims
MySims is vooral gebaseerd op het voltooien van opdrachten en missies. Er zijn een aantal vervolgen hierop, die elk een ander thema hebben.
De Sims 3
Op 3 november 2006 had Electronic Arts officieel aangekondigd dat de ontwikkeling van De Sims 3 was gestart. De Sims 3 stond gepland voor 19 februari 2009, maar werd door het bedrijf uitgesteld naar juni 2009.
De Sims Middeleeuwen
De Sims Middeleeuwen speelt af in de middeleeuwen en draait om het voltooien van zogenaamde queesten.
The Sims Social
Op 9 augustus 2011 lanceerde EA Games het spel The Sims Social, dat beschikbaar was op Facebook. Het spel is ondertussen niet meer speelbaar.
The Sims FreePlay
The Sims FreePlay is een gratis versie van De Sims voor iOS en Android. Het is in de App Store van Apple verschenen op 13 december 2011 en op 15 februari 2012 in Google Play.
De Sims 4
Op 6 mei 2013 heeft Electronic Arts officieel aangekondigd dat De Sims 4 in ontwikkeling is. Het spel werd in Nederland en België beschikbaar op 4 september 2014.
Trivia
The Sims was niet altijd de beoogde titel van het spel. Aanvankelijk was het de bedoeling een andere titel te geven, zoals Project X, The Dollhouse Simulator, Home Tactics en Tactical Domestic Simulator.
Het spel is opgenomen in het boek 1001 Video Games You Must Play Before You Die van Tony Mott.
Sims spreken in het spel Simlish, een fictieve taal, en betalen alles met Simdollars. Wanneer de speler meubels of andere voorwerpen voor de Sims koopt, wordt dit ook betaald met Simdollars.
Externe links
Officiële website van De Sims-spellen
Pagina van De Sims-spellen op de officiële website van EA Games (gearchiveerd)
Computerspel uit 2000
GameCube-spel
Mac OS-spel
PlayStation 2-spel
Windows-spel
Xbox-spel
De Sims
Linux-spel
|
Relaties
In het relatiemenu onder het hoofd van een Sim worden met een rood of groen balkje de punten van -100 tot +100 aangegeven. Door te babbelen en plezier te maken krijgt de relatie pluspunten. Bij een hoge score kunnen ze beginnen flirten en kunnen op elkaar verliefd worden. Door ruzie te maken krijgt de relatie minpunten en bij ergere ruzies zelfs dubbele minpunten.
| 1 |
gebruikersinteractie, pluspunten, gebruikersacties
|
1,078 |
SubscribeAction
|
5491805
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Finland%20op%20het%20Eurovisiesongfestival%202021
|
Finland op het Eurovisiesongfestival 2021
|
Finland nam deel aan het Eurovisiesongfestival 2021 in Rotterdam, Nederland. Het was de 54ste deelname van het land aan het Eurovisiesongfestival. Yle was verantwoordelijk voor de Finse bijdrage voor de editie van 2021.
Selectieprocedure
De Finnen kozen hun inzending voor 2021 wederom via een nationale finale. Geïnteresseerden konden zich van 1 tot en met 7 september 2021 inschrijven voor Uuden Musiikin Kilpailu 2021. Op 21 januari 2021 gaf de Finse openbare omroep de lijst met kandidaten vrij. Tussen 14 en 22 januari 2021 werden de nummers vrijgegeven. Uuden Musiikin Kilpailu 2021 vond plaats op 20 februari 2021. Een internationale vakjury stond in voor een kwart van de punten. Het grote publiek bepaalde de overige 75% van de punten. Uiteindelijk ging Blind Channel met de zegepalm aan de haal.
Uuden Musiikin Kilpailu 2021
20 februari 2021
In Rotterdam
Finland trad aan in de tweede halve finale, op donderdag 20 mei 2021. Blind Channel was als veertiende van zeventien acts aan de beurt, net na Victoria uit Bulgarije en gevolgd door Samanta Tīna uit Letland. Finland eindigde uiteindelijk op de vijfde plaats met 234 punten en wist zich zo verzekerd van een plaats in de finale.
In de finale was Blind Channel als zestiende van 26 acts aan de beurt, net na Jendrik Sigwart uit Duitsland en gevolgd door Victoria uit Bulgarije. Finland eindigde uiteindelijk op de zesde plaats, met 301 punten.
Externe link
Officiële website Uuden Musiikin Kilpailu
2021
Land op het Eurovisiesongfestival 2021
|
Selectieprocedure
De Finnen kozen hun inzending voor 2021 wederom via een nationale finale. Geïnteresseerden konden zich van 1 tot en met 7 september 2021 inschrijven voor Uuden Musiikin Kilpailu 2021. Op 21 januari 2021 gaf de Finse openbare omroep de lijst met kandidaten vrij. Tussen 14 en 22 januari 2021 werden de nummers vrijgegeven. Uuden Musiikin Kilpailu 2021 vond plaats op 20 februari 2021. Een internationale vakjury stond in voor een kwart van de punten. Het grote publiek bepaalde de overige 75% van de punten. Uiteindelijk ging Blind Channel met de zegepalm aan de haal.
| 1 |
abonneren, updates ontvangen, inschrijven
|
440 |
RentAction
|
2855209
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Vertrekhal%20Oranjelijn
|
Vertrekhal Oranjelijn
|
Vertrekhal Oranjelijn is de naam van een markant bedrijfsverzamelgebouw aan de Rotterdamse Lekhaven in Nieuw-Mathenesse. Het gebouw (1948) is ontworpen door architect Jo van den Broek en is in 2006 aangewezen tot gemeentelijk monument.
Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw deed het gebouw dienst als poortgebouw van Thomsen's Havenbedrijf en vervulde het een belangrijke rol in de stukgoedoverslag in het Rotterdamse Vierhavensgebied.
Na een periode van leegstand en verval is het gebouw in de periode 2003-2007 gerenoveerd. Sindsdien huisvest het voormalige poortgebouw bedrijven die actief zijn in de food- en de designsector, waaronder Santas Koffie.
Geschiedenis
Het voormalige poortgebouw van Thomsen's Havenbedrijf staat aan de Rotterdamse Lekhaven. Samen met de Keilehaven, IJselhaven en Koushaven wordt deze haven in de periode 1910-1915 aangelegd om de groeiende stukgoedhandel in de Rotterdamse haven te accommoderen.
Direct na de aanleg van de Lekhaven en de Keilehaven vestigt stuwadoor Thomsen’s Havenbedrijf zich op de pier tussen de twee havens. Het bedrijf breidt daar snel uit: nieuwe loodsen worden gebouwd en bestaande loodsen worden overgenomen van de Holland-Amerika Lijn en Cornelis Swarttouw. In de loop van de jaren dertig heeft het stukgoedbedrijf hier de beschikking over één aangesloten terrein met een kadelengte van bijna 900 meter, bebouwd met 6 flinke loodsen en het veembedrijf.
Na het geallieerde bombardement op de Lekhaven in 1943 maakt de directie van Thomsen's Havenbedrijf plannen voor na de oorlog. Het bureau Brinkman & Van den Broek krijgt in 1943 opdracht tot het ontwerp voor een geheel nieuw loodsencomplex met een centrumgebouw aan de Lekhaven.
Het centrumgebouw wordt ontworpen als een poortgebouw waar een spoorlijn doorheen loopt. Op de begane grond zijn werkplaatsen, een fietsenstalling en ruimtes voor de portier, douane en EHBO. Op de verdieping zijn een kantine met keuken en was- en kleedlokalen voor 550 havenarbeiders, kantoorruimtes voor de bedrijfsleiding en een wachtruimte voor passagiers die meevaren op de vrachtschepen.
In 1968 fuseert Thomsen's Havenbedrijf met Müller & Co tot Müller-Thomsen N.V. In de loop van de jaren zeventig zet Müller-Thomsen de activiteiten in de Lekhaven echter stop. Hierna wordt het poortgebouw gebruikt als opslagruimte, onder andere voor archieven. Nadat Müller Thomsen opgaat in Europe Container Terminals (ECT) wordt het gebouw in 1990 verkocht aan de gemeente Rotterdam.
Het gebouw komt leeg te staan en wordt overgelaten aan de grillen van zijn omgeving. Het gebied rond de Lekhaven en Keilehaven raakt berucht door drugshandel en prostitutie.
Het gebouw wordt langzaam leeggeroofd. Hang- en sluitwerk verdwijnt, toiletten en douches worden eruit gesloopt en van de klinkerbestrating op de begane grond rest slechts het zand. De elektra- en waterinstallaties worden vernietigd, de riolering loopt leeg in het gebouw, het staalwerk roest en stalen deuren verdwijnen, de verdiepingvloer begint gaten te vertonen en de tegel- en granitovloeren raken fors beschadigd.
Na een brand in 1996 worden de aangrenzende loodsen gesloopt en komt het gebouw vrij te staan.
Renovatie
In 2003 koopt koffiebrander Rob Kooij het voormalige poortgebouw van de gemeente Rotterdam. Hoewel Kooij het gebouw aantreft als ruïne, is hij meteen verliefd op het gebouw. Hij denkt zo’n vier maanden nodig te hebben voor het schoonmaken en opknappen van het gebouw, maar het kost hem uiteindelijk ruim 5 jaar.
Dit komt deels omdat Kooij door beperkte financiële middelen de renovatie stapsgewijs doet, maar ook door de hoge eisen die de gemeente aanvankelijk stelt voor de bouwvergunning en gebruiksvergunning.
Nadat de renovatie van het gebouw voor een groot deel is afgerond, krijgt het in 2006 de status van gemeentelijk monument.
Heden
Onder de naam Vertrekhal Oranjelijn doet het voormalige poortgebouw van Thomsen's Havenbedrijf nu dienst als bedrijfsverzamelgebouw voor bedrijven in de foodsector (begane grond) en designsector (verdieping). Ook worden verschillende ruimtes in het gebouw verhuurd voor vergaderingen en evenementen.
Externe link
Website Vertrekhal Oranjelijn
Bouwwerk in Rotterdam-West
Delfshaven
|
Heden
Onder de naam Vertrekhal Oranjelijn doet het voormalige poortgebouw van Thomsen's Havenbedrijf nu dienst als bedrijfsverzamelgebouw voor bedrijven in de foodsector (begane grond) en designsector (verdieping). Ook worden verschillende ruimtes in het gebouw verhuurd voor vergaderingen en evenementen.
| 1 |
huuractie, verhuur, huurbetaling
|
8,585 |
Restaurant
|
5506496
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Johnny%20Rockets
|
Johnny Rockets
|
Johnny Rockets is een Amerikaanse keten van fastfoodrestaurants waarvan de eerste in 1986 werd geopend. Deze zijn ingericht volgens een retrothema, namelijk de diners zoals die in de jaren vijftig in gebruik waren.
De keten doet aan franchising. In Europa zijn vestigingen te vinden in Oslo, Madrid, Rome, Warschau en Noord-Nicosia.
Fastfoodketen
Restaurant in de Verenigde Staten
|
Johnny Rockets is een Amerikaanse keten van fastfoodrestaurants waarvan de eerste in 1986 werd geopend. Deze zijn ingericht volgens een retrothema, namelijk de diners zoals die in de jaren vijftig in gebruik waren.
| 1 |
restaurant, eetgelegenheid, horecazaak
|
3,385 |
UnitPriceSpecification
|
5619628
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kepa%20Kaufhaus
|
Kepa Kaufhaus
|
Kepa Kaufhaus GmbH was een Duitse warenhuisketen, opgericht in 1926 als Epa. Het was de goedkope warenhuisformule van Karstadt. Het bedrijf bestaat vandaag de dag als verhuurder van voormalige locaties en is gevestigd in Düsseldorf.
Geschiedenis
De warenhuisketen werd op 17 juli 1927 opgericht door de toenmalige Rudolph Karstadt AG onder de naam Einheitspreis Aktiengesellschaft (EPA). Het concept was geïnspireerd op het Amerikaans model en telde in 1932 52 vestigingen. Kenmerkend voor het bedrijf, dat alleen alledaagse artikelen op voorraad had, waren lage prijzen, die een vast "eenheidsprijssysteem" volgden (0,10; 0,25; 0,50; 0,75 en 1,00 Reichsmark). Verder werd het assortiment exclusief voor Epa geproduceerd en grotendeels door Epa of Karstadt zelf vervaardigd. Dit waren met name worst en vleeswaren, conserven en chocolade, maar ook kleding, gordijnen, matrassen, papier en lederwaren. Het assortiment bestond uit ongeveer 3000 artikelen. Met 5100 medewerkers realiseerde Epa in korte tijd een jaaromzet van 111 miljoen Reichsmark. Bedrijven met een vergelijkbare structuur ontstonden in Duitsland (Ehape in 1926), Nederland (Hema in 1926) en Zwitserland (EPA in 1930).
De financiering van de snelle expansie met kortetermijnleningen werden Epa desastreus. In de wereldwijde economische crisis van de jaren 1930 raakte het moederbedrijf Karstadt in de problemen door het aflossen van de Epa-leningen. De aandelen in Epa, dat nog winst maakten, moesten toen worden afgestaan aan een bankenconsortium. Alle eigen productiefaciliteiten werden verkocht of opgeheven.
Vanaf 1933 ondernamen de nationaalsocialisten propaganda- en boycotacties tegen warenhuisketens omdat ze werden beschouwd als een "Joodse uitvinding", waaronder tegen Epa. Wettelijke voorschriften verboden de bouw, uitbreiding en verplaatsing van eenheidsprijzenwinkels. Na het definitieve verbod op het eenheidsprijssysteem werd de naam in 1937 veranderd in Kepa, wat simpelweg "kein Epa" (geen Epa) betekende. Later werd de afkorting af en toe geïnterpreteerd als "Karstadt-Einkauf-Paradies". In 1943 werd de onderneming omgezet van een AG (naamloze vennootschap) in een GmbH (besloten vennootschap).
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog begon de door oorlogsschade en onteigening in Oost-Duitsland verzwakte warenhuisketen met de wederopbouw. In 1956 had het bedrijf weer 29 vestigingen en werd het beschouwd als de grootste eenheidsprijzenwinkel van Duitsland. In de Kepa-winkels werden, afhankelijk van de grootte van het filiaal, tussen de 6.000 en 13.500 artikelen aangeboden. In 1976 exploiteerde de keten 85 warenhuizen, waarmee een omzet van DM 1,1 miljard werd gerealiseerd. In 1977 werd tot ontbinding besloten, waarna de filialen omgezet werden naar vooral specialistische markten zoals b.v. Karstadt Spiel- + Sporthaus. De laatste vestigingen sloten in 1980.
Duitse winkelketen
Duits warenhuis
|
Geschiedenis
De warenhuisketen werd op 17 juli 1927 opgericht door de toenmalige Rudolph Karstadt AG onder de naam Einheitspreis Aktiengesellschaft (EPA). Het concept was geïnspireerd op het Amerikaans model en telde in 1932 52 vestigingen. Kenmerkend voor het bedrijf, dat alleen alledaagse artikelen op voorraad had, waren lage prijzen, die een vast "eenheidsprijssysteem" volgden (0,10; 0,25; 0,50; 0,75 en 1,00 Reichsmark). Verder werd het assortiment exclusief voor Epa geproduceerd en grotendeels door Epa of Karstadt zelf vervaardigd. Dit waren met name worst en vleeswaren, conserven en chocolade, maar ook kleding, gordijnen, matrassen, papier en lederwaren. Het assortiment bestond uit ongeveer 3000 artikelen. Met 5100 medewerkers realiseerde Epa in korte tijd een jaaromzet van 111 miljoen Reichsmark. Bedrijven met een vergelijkbare structuur ontstonden in Duitsland (Ehape in 1926), Nederland (Hema in 1926) en Zwitserland (EPA in 1930).
| 1 |
eenheidsprijs, prijspecificatie, meeteenheid
|
12,246 |
PoliticalParty
|
1214
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis%20van%20Nederland
|
Geschiedenis van Nederland
|
De geschiedenis van Nederland is het verhaal van het gebied van het huidige Nederland. Vóór de negentiende eeuw bestond er in dit deltagebied geen eenheidsstaat en tot die tijd kenden de gewesten in deze contreien ieder hun eigen bestuur en regeringsvorm. Deze gewesten hebben door de geschiedenis heen dan ook wisselende onderlinge relaties gehad, soms samenwerkend, soms rivaliserend. In die zin is dit artikel een beschrijving van de totstandkoming van het huidige Nederland als staat; de nationale geschiedschrijving.
Deze geschiedenis kent een aantal belangrijke keerpunten waaronder de Opstand, vaak aangeduid als de meer omvattende Tachtigjarige Oorlog, met zijn onder de naam Plakkaat van Verlatinghe bekend staande onafhankelijkheidsverklaring; de opvolgende periode van grote voorspoed in de Gouden Eeuw; de Franse tijd die het einde betekende van de toen al langdurig in verval zijnde Republiek; de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 en de Belgische Revolutie van 1830 resulterende in het Nederland in de min of meer huidige vorm.
Deze geschiedenis is sterk verbonden met het ontstaan van de Nederlandse ondergrond. Het tegenwoordige Nederlandse landschap is grotendeels gevormd in de laatste 150.000 jaar. De laatste duizend jaar is voornamelijk de bewoning van grote invloed geweest op het landschap, met name door de aanleg van polders en dijken. Dit heeft grote invloed gehad op de geschiedenis, onder meer door de collectiviteit die noodzakelijk was bij de bescherming van het in gebruik genomen land tegen het water. Dit heeft voor een bestuur en mentaliteit gezorgd die mede heeft bijgedragen aan het latere succes van de Nederlandse handel, waarbij ook de geografisch gunstige ligging aan zee en waterwegen van groot belang was.
Prehistorie
Het Nederlandse landschap is vooral gevormd gedurende de laatste twee ijstijden uit het Pleistoceen en het Holoceen. De verdrinkingsgeschiedenis tijdens het Holoceen van de Schelde, Rijn, Maas en Eems en omgeving is van groot belang geweest voor de bewoningsgeschiedenis van Nederland. Ruim twee derde van het oppervlak wordt gevormd door Holocene afzettingen.
Inherent aan deze periode is het gebrek aan kennis van wat er zich afspeelde. Waar later persoonlijke verhalen inzicht geven in beweegredenen, kunnen hier alleen culturen onderscheiden worden aan de hand van archeologische overblijfselen zoals artefacten of bodemsporen, voor zover deze al teruggevonden zijn in het bodemarchief. Enerzijds is het aantal doorzochte locaties niet uitputtend, anderzijds zijn sporen verdwenen door natuurlijke oorzaken, maar ook door menselijk ingrijpen of bevinden deze zich in formaties die bedekt worden door recentere afzettingen. Voor deze voor-historische tijd is het beter te spreken van het gebied van het huidige Nederland.
Steentijd
Lang voor er sprake zou zijn van een herkenbare Nederlandse identiteit bestond de bewoning in dit gebied uit passerende jager-verzamelaars. Vondsten uit de vroegste periodes zijn spaarzaam en ontbreken bij een aantal periodes volledig. Niet goed duidelijk is in hoeverre menselijke bewoning het ritme van glacialen-interglacialen en stadialen-interstadialen volgde.
Oude steentijd
De oudste menselijke bewoners in Nederland waren waarschijnlijk neanderthalers die aan het einde van het Midden-Pleistoceen (0,465-0,128 Ma) en het Laat-Pleistoceen (0,128-0,0115 Ma) in Noordwest-Europa verbleven.
De oudst bekende sporen in Nederland dateren uit het Midden-paleolithicum, ca. 250.000 BP, en zijn resten van een kamp in de Belvédère-groeve bij Maastricht en de groeve Kwintelooijen bij Rhenen. Of er oudere artefacten uit het Vroeg-paleolithicum zijn, is omstreden door de moeilijkheden bij de datering. Het is niet precies bekend wanneer de moderne mens naar Europa kwam, maar de aanwezigheid blijkt uit vondsten gedateerd uit de laatste ijstijd.
Tijdens het laatglaciaal (14.650-11.650 BP) zijn er vijf culturen te onderscheiden: Magdalénien, Hamburg, Creswell, Federmesser en Ahrensburg.
Vanaf het begin van het Holoceen (0,0117 Ma-heden) steeg de temperatuur, wat een zeespiegelstijging tot gevolg had en het volstromen van de Noordzee. Dit heeft mogelijk mesolithische jagers naar het vasteland doen trekken, maar continue bewoning kwam waarschijnlijk pas later. Uit deze periode komt de kano van Pesse, voor zover bekend de oudste boot ter wereld. Met het stijgen van de temperatuur trokken de rendieren naar het noorden, gevolgd door de rendierjagers. De achtergebleven groepen pasten zich aan het veranderde klimaat aan. Naast de jacht werd de visserij en het verzamelen van veldvruchten van belang. Doordat zij niet meer meetrokken met de kuddes rendieren werden de nederzettingen permanenter.
Nieuwe steentijd
Tijdens het Vroeg-Neolithicum werd de overgang gemaakt van nomadisch jagen en verzamelen naar sedentaire landbouw en veeteelt, ook wel de neolithische revolutie genoemd. Dit is te zien aan grafvondsten en sporen van boerderijen op het lössplateau in Zuid-Limburg. Deze overgang was relatief laat in wat nog lange tijd niet meer dan een randgebied was en steden zoals die zich in het centrum van de oude wereld voorzichtig begonnen te vormen, waren dan ook nog ver weg.
Men begon planten en dieren te domesticeren, zoals honden, schapen, geiten, runderen en varkens. Nieuwkomers namen onder andere graan, linzen en erwten mee naar de lage landen. Daarnaast begon de mens ook het landschap te veranderen. De landbouw had een ontbossing tot gevolg, maar door de voedseloverschotten ook een toename van de bevolking. Uit deze periode zijn de bandkeramische cultuur (ca. 5500-4400 v.Chr.) en de Rössencultuur (ca. 4500-4000 v.Chr.) in het Zuid-Limburgse lössgebied bekend. Deze culturen konden zich niet uitbreiden naar de rest van de lage landen omdat ze nog geen ploeg kenden om de zware kleigronden mee te bewerken. Wel was het nog niet door boeren gecultiveerde deel van de lage landen nog lange tijd een heel geschikt gebied voor jagers en verzamelaars. Het gebied van de huidige kustprovincies was één grote moerasdelta doorsneden door talloze beken, meertjes en veengebieden. De Zuiderzee bestond nog niet en het was een reusachtig veenmoeras. Hierin wemelde het van de watervogels en vissen die een goede voedselbron voor jagers en verzamelaars vormden.
Rond 4500 v.Chr. verdween, door nog onbekende oorzaak, de landbouwcultuur in het zuiden van het huidige Nederland tijdelijk. Van rond 4300 v.Chr. bestaan alleen nog sporen van jagers/landbouwers, de Swifterbantcultuur (ca. 5300-3400 v.Chr.). Uit de periode daarna, het Midden-Neolithicum, zijn hier sporen gevonden van de Michelsbergcultuur (ca. 4400-3500 v.Chr.), terwijl de Trechterbekercultuur (ca. 4350-2800/2700 v.Chr.) in het noorden de hunebedden achterliet en de Vlaardingencultuur (ca. 3500-2500 v.Chr.) in het westen te vinden was.
In het Laat-Neolithicum zijn de standvoetbekercultuur (ca. 2850-2450 v.Chr.) en daarna de Klokbekercultuur (ca. 2700-2100 v.Chr.) te onderscheiden. Mogelijk heeft deze cultuur het wiel geïntroduceerd, waardoor de handel over land toenam. Voor het eerst vond er ook metaalbewerking plaats, zoals aangetoond door stenen aambeelden en koperen tongdolkjes die op de Veluwe bij Lunteren zijn gevonden, waarmee de overgang naar de bronstijd begon.
Bronstijd
De bronstijd in Nederland begint met de wikkeldraadbekercultuur. Ze bracht vooral welvaart in Drenthe, waar waarschijnlijk een belangrijke handelsroute liep tussen zuidelijk Europa, de Oostzee en Scandinavië.
De Hilversumcultuur (ca. 1800–1200 v.Chr.) stamt uit deze periode waarin de landbouw zich verder ontwikkelde en er onder andere gebruikgemaakt ging worden van mest, stro en wintervoeding voor het vee. Deze cultuur had als kerngebied het huidige Vlaanderen en zuiden van Nederland. De Elpcultuur wordt ten noordoosten daarvan onderscheiden en in het huidige West-Friesland de verwante Hoogkarspelcultuur. Deze culturen hadden veel overeenkomsten en maakten onderdeel uit van verschillende uitwisselingsnetwerken in noordwestelijk Europa.
In de late bronstijd strekte de urnenveldencultuur zich uit over Nederland.
IJzertijd
In de IJzertijd kwam Noord-Nederland door de Germaanse expansie binnen de Noordelijke Pre-Romeinse ijzertijd. Het zuiden was vanaf grofweg 1000 v.Chr. een randgebied van de Keltische invloed die haar oorsprong had in Centraal-Europa. Of er ook Keltische talen gesproken werden is echter niet aangetoond.
De Kelten hadden een klasse van edelen die hun macht deelden met stamhoofd en druïden en heersten over de plaatselijke bevolking. In het zuiden introduceerde de mogelijk Keltische Hallstatt-cultuur (ca. 800-500 v.Chr.) het gebruik van ijzer, om opgevolgd te worden door de La Tène-cultuur (ca. 450 v.Chr. tot de Romeinse periode in de eerste eeuw v.Chr.).
Door de introductie van nieuwe technologieën als metaalbewerking kon voedsel efficiënter vergaard worden, wat een elite vrij maakte die zich bezighield met andere zaken. De belangrijkste specialisatie was die van spirituele leiders die gevaren konden duiden of zelfs zouden kunnen afwenden. Rondom hen ontstonden centra van toenemende welvaart, aanvankelijk om de goden tevreden te stellen. Ter bescherming werden tijdelijk krijgers als leider aangesteld die echter gaandeweg meer macht verkregen. Relatief egalitaire samenlevingen werden op die manier adellijk met een aristocratisch bestuur. Dit gold onder meer voor de Kelten voor wie de Lage Landen een randgebied was en de La Tène-cultuur daarna (ca. 450 v.Chr. tot de Romeinse periode in de eerste eeuw v.Chr.).
Het bezit van vee gold als maatstaf voor rijkdom en aanzien en gaf meer status dan bereikt kon worden met landbouw. De hoogste status hadden de krijgers die over hun chiefdoms heersten. Deze samenlevingsvorm werd waarschijnlijk mogelijk gemaakt door de toegenomen handel. Dit had ook een toename van de ambachten tot gevolg, terwijl harnassen, wapens en gereedschappen verkocht werden in marktplaatsen die uitgroeiden tot versterkte nederzettingen.
Aangetrokken door Keltische welvaart, trokken in de tweede eeuw voor Christus Germanen naar het westen, hierbij geholpen door het gebrek aan samenhang in de Keltische samenleving. Ook de Germanen kenden een maatschappij van edelen, vrijen, half-vrijen (of laten) en slaven. Boven de rivieren verslechterden de woonomstandigheden door toenemende zeespiegelstijging (transgressie), waarop werd overgegaan op onder andere raatakkers en terpen, terwijl in het westen veengronden ontgonnen werden.
Bij dit alles moet worden opgemerkt dat het onderscheid tussen Kelten en Germanen niet goed duidelijk is. De benamingen werden gegeven door de oude Grieken en Romeinen en worden tegenwoordig vooral als taalkundig begrip beschouwd die onafhankelijke volken beschrijven zonder gezamenlijke identiteit (zie verder het artikel over de relatieve verwantschap tussen volken).
Over de godsdiensten die de Kelten en Germanen aanhingen is weinig bekend. De Romeinse beschrijvingen zijn oppervlakkig en gekleurd en het is waarschijnlijk dat de Germaanse mythologie van rond het begin van de westerse jaartelling een behoorlijke verandering had doorgemaakt toen in de dertiende eeuw Snorri Sturluson in de Proza-Edda de Noordse beschreef.
Romeinse tijd
De eerste ooggetuigenverslagen die de Nederlanden beschrijven zijn het gevolg van de komst van de Romeinen. Deze zouden hier uiteindelijk enkele honderden jaren blijven. In de Commentarii rerum in Gallia gestarum beschreef de generaal Julius Caesar zijn gevechten in 57 v.Chr. tegen de Belgae in de zuidelijke Nederlanden. Deze Gallische oorlog (58–52 v.Chr.) markeert daarmee de overgang van de prehistorie naar de protohistorie van het gebied van de huidige Nederlanden. Overleveringen uit deze periode zijn echter nog steeds schaars; vermoedelijk is veel verloren gegaan. Pas vanaf de twaalfde eeuw neemt het aantal bronnen toe.
Caesar noemde enkele 'Belgische' stammen, waaronder de Menapii als bewoners van het kustgebied van het huidige Vlaanderen en Zeeland en het deltagebied van de grote rivieren. Ten oosten van hen woonden de Eburones, door hem gerekend tot de Germani cisrhenani. Hoewel de eersten aanvankelijk een succesvolle guerrillastrijd voerden, moesten zij zich uiteindelijk overgeven. De Eburones werden verslagen en een deel van de stam werd uitgeroeid. Met de oorlog die de Rijn tot de noordgrens van het Romeinse Rijk maakte, kwam een einde aan de eigen ontwikkeling van deze volken. In een periode van relatieve rust vestigden de Batavi zich daarna in onder andere de Betuwe, terwijl de Cananefates naar het huidige Zuid-Holland trokken. Ten noorden daarvan woonden de Frisii. Het gebied van de Eburones werd in het noorden opnieuw bevolkt door de Frisiavones.
Door de burgeroorlog in Rome (49–45 v.Chr.) en nog meer door opstanden en andere moeilijkheden liet een doeltreffende organisatie van het gebied op zich wachten tot Augustus (27 v.Chr.-14 n.Chr.), de eerste keizer. Deze deelde het gebied aan de linkerzijde van de Rijn in bij Gallia Belgica. Tijdens de regering van Augustus was begonnen met de uitbreiding van het wegennet, vooral gericht op de pacificatie van Noord-Gallië en de verovering van Brittannië en Germanië. Generaal Drusus moest voor Augustus het gebied tot aan de Elbe veroveren en wist de Frisii te onderwerpen en met hun hulp de Chauken te verslaan. Na de door hen in 9 n.Chr. verloren Varusslag trokken de Romeinen zich echter terug tot de Rijn. Het gebied daarboven bleef een militaire zone, maar na een belastingmaatregel kwamen de Frisii in 28 n.Chr. in opstand, waarna zij en de Chauken vrijwel onafhankelijk werden van de Romeinen. Daarbij werden zij geholpen door het verschuiven van de Romeinse aandacht naar de verovering van Brittannië in 43. De Rijn werd na 47 de noordgrens of limes van het rijk.
Onder de keizers Tiberius (14–37) en Claudius (41–54) werd het gebied van wingewest omgevormd tot onderdeel van het rijk. Onder Claudius werd romanisering als politiek instrument bevorderd. Romeinsgezinde stammen kregen (schijnbaar) een onafhankelijke status; aan hen werd het statuut van civitas libera of civitas foederata – vrije of verbonden burgers – toegekend. Ook werd een deel van de lokale bevolking ingedeeld bij de hulptroepen. De Romeinse verdraagzaamheid ten opzichte van de lokale godsdiensten droeg bij aan pacificatie van de stammen.
Desondanks kwamen onder leiding van Julius Civilis in het vierkeizerjaar (68–69) de Bataven in opstand toen de Romeinse legioenen aan de Rijn gedeeltelijk waren teruggetrokken om aan de interne opvolgingsstrijd deel te nemen. Enkele andere grensstammen namen eveneens deel aan de opstand, maar vooral in het binnenland werd de voorkeur aan de pax Romana gegeven boven de Germaanse vrijheid. Vespasianus werd de nieuwe keizer, herstelde de orde in Rome en bracht de opstandige gebieden weer in het gareel. Naar de Rijn werden extra legioenen gestuurd en generaal Cerialis wist het gebied weer onder Romeins bestuur te brengen.
Nadat de Bataven weer gepacificeerd waren, was het gedurende twee eeuwen rustig in de Rijnprovincies. Germania Inferior verkreeg in 89 het statuut van volledig onafhankelijke provincie. Tijdens de Flavische dynastie (69–96) werd ook het grensgebied geromaniseerd en door de uitbreiding van het wegennet met heerwegen en de scheepvaart nam de mobiliteit en daarmee de handel toe, geholpen door de toenemende beschikbaarheid van muntgeld. De riviergronden en het Brabantse en Limburgse achterland werd grotendeels opgedeeld in grote landerijen met vaak een imposante villae rusticae als centraal gebouw. De eigenaren waren rijke burgers die veelal hun hoofddomicilie in de nieuwe plaatsen Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen), Colonia Ulpia Traiana (Xanten) of Coriovallum (Heerlen) hadden. De inheemse Germaans/Keltische bevolking romaniseerde geleidelijk aan en bewerkte het land van de villa-eigenaren, beoefende ambachten of diende in het leger. De economie was vooral gericht op de behoeftevervulling van de grote legerplaatsen die langs de nabije rijksgrens lagen. De nieuwe geromaniseerde Romeinse stedelijke nederzettingen – ook civitates genaamd – lagen gewoonlijk dicht bij de oudere voor-Romeinse centra van onder meer de Menapiërs, Nerviërs en Tungri. Soms, meestal in het zuiden, vielen ze samen met oude hoofdplaatsen als Kamerijk, Atrecht en Doornik. Bij gebrek aan een dergelijke oorspronkelijke hoofdplaats stichtten de Romeinen er zelf een. Stond de lokale bevolking zeer wantrouwig tegenover de Romeinse administratie, dan werd soms de civitas buiten het stamgebied geplaatst.
Aan deze periode van economische expansie en sterke bevolkingstoename kwam pas rond 250 een einde. Onder keizer Marcus Aurelius (161–180) werd wel de Germaanse druk op de limes groter en begon ook een periode van interne onrust; een negatieve handelsbalans met het oosten verergerde de crisis. Er kwamen steeds vaker overvallen van plunderende over-Rijnse stammen en ook de met veel geweld gepaard gaande troonswisselingen van de keizers tijdens de crisis van de derde eeuw en het daardoor verdwijnen van het centrale gezag maakte de situatie van de bevolking er niet beter op. Om de grenzen te verdedigen, werd de belastingdruk steeds hoger, zodat de bevolking sterk verarmde.
Er begon een regionalisatie op te treden die de eenheid van het rijk onder druk zette. Zo verenigden een aantal provincies zich tegen de Frankische invallen tot het Gallische Rijk. In het oosten van het huidige Nederland bestonden de Franken waarschijnlijk uit Saliërs en Chamaven. Zij waren goed vertrouwd met de Romeinse legercultuur en werden vermoedelijk met wisselend succes ingezet in de verdediging van de limes. Rond 290 trokken de Salische Franken deze streken binnen en vestigden zich in het Romeinse gebied ten zuiden van de Rijn, in het bijzonder rond de Schelde en later in het huidige Zuid-België en Noord-Frankrijk. De Bataven en de Cananefaten zijn waarschijnlijk opgegaan in de Franken, hoewel ook wel wordt vermoed dat zij met de Romeinen zijn vertrokken. Herhaaldelijke Romeinse pogingen zich van de Franken te ontdoen faalden. In 355 gaf Julianus de Franken het gebied Toxandrië (qua grondgebied vergelijkbaar met het voormalige hertogdom Brabant) als foederati in bezit. In deze periode nam de autochtone bevolking in het grensgebied af, wat waarschijnlijk ten dele werd gecompenseerd doordat Franken zich hier vestigden. Aan het einde van de derde eeuw stabiliseerde de situatie zich; de Salische Franken verdedigden voortaan als bondgenoten de grens.
Ten noorden van de Rijn, buiten het Romeinse Rijk, woonden de Chauken en de Frisii. In tegenstelling tot de Chauken hielden de Frisii zich voornamelijk bezig met de veeteelt. Dit veranderde in de derde en vierde eeuw toen het Friese land regelmatig overstroomd werd. Hierdoor gingen ze zich meer toeleggen op de visserij en de handelsvaart, waardoor ze een zekere rijkdom verwierven. Ook hier had de Romeinse cultuur veel invloed. Dit blijkt uit de vele Romeinse gebruiksvoorwerpen en munten die in grafvelden en terpen zijn gevonden. Dit wijst op een levendige handel tussen de Frisii en het naburige Rijk. Ook is uit schriftelijke historische bronnen bekend dat sommige Frisii, evenals leden van andere stammen die niet rechtstreeks onder Romeins bestuur stonden, dienst namen in het Romeinse leger en daarmee, na hun diensttijd, ook veel Romeinse cultuur en gebruiken naar huis meenamen.
Aangenomen wordt dat er een mengelmoes van heidense geloven bestond voordat het christendom de overheersende godsdienst werd in de Nederlanden. Onder de Romeinen werd het Romeinse pantheon geïntroduceerd en vond ook de eerste kerstening plaats, vooral in de steden. De invloed hiervan was echter beperkt en verdween vrijwel na de Grote Volksverhuizing.
De eerste steden
In de Romeinse tijd werden de eerste steden in het huidige Nederland gesticht: Oppidum Batavorum (stad der Bataven, rond het huidige Valkhof) aan het begin van de jaartelling, later het iets ten westen daarvan gelegen Noviomagus (Nijmegen) in 104. Omstreeks 122 stichtte keizer Hadrianus Forum Hadriani (Voorburg) als stad der Canninefaten. Verder ontstonden er op gunstige plaatsen zoals bij wegkruisingen, doorwaadbare plaatsen bij rivieren en rond herbergen, talrijke gehuchten en dorpjes (vicus) die soms stedelijke omvang aannamen. Coriovallum (Heerlen) en Maastricht waren grotere stedelijke nederzettingen die zich spontaan ontwikkelden aan belangrijke land- en waterwegen. Veel huidige dorpen en steden beneden de grote rivieren hebben dan ook een Romeinse kern. Vooral langs de Maas en in de Betuwe liggen stedelijke nederzettingen en dorpen met Romeinse wortels. De meeste woonplaatsen zijn waarschijnlijk korte tijd verlaten geweest tijdens de chaotische periode van de volksverhuizingen in de periode 300–500. Volgens recent archeologisch onderzoek is Maastricht wel sinds de Romeinse stichting continu bewoond gebleven. Met name de vestiging van een bisschopszetel rondom het graf van Sint-Servaas heeft de bewoningscontinuïteit bevorderd.
Landschapsvorming
De kustlijn zag er toen geheel anders uit dan tegenwoordig. Een relatieve langzame zeespiegelstijging in combinatie met het waarschijnlijk vaker voorkomen van stormen kan een van de oorzaken zijn geweest van de kusterosie die begon tussen de vijfde en de eerste eeuw v.Chr. in het westen van het huidige Nederland. Terwijl in de periode daarvoor de kustlijn zich gesloten had, afgezien van de riviermondingen van de Schelde, de Maas, de Rijn en het Oer-IJ, werden deze mondingen hierna weer steeds wijder. Het hoogveengebied achter de strandwallen raakte door de inbraken van de zee, maar ook door toedoen van de toenmalige bewoners ontwaterd en klonk in. Vooral in Zeeland kwam het veen zo laag te liggen, dat het rond het begin van de jaartelling overspoeld werd door de zee waarmee de veenvorming tot stilstand kwam. Hoewel er tot in de derde eeuw op het veen werd gewoond, kwam de zee aan het einde van deze eeuw diep in Zeeland. In combinatie met selnering, het turfsteken voor de zoutwinning, zorgde dit voor erosie van het veen. Aan het einde van de Late Middeleeuwen was de kustbarrière hier bijna volledig verdwenen.
Ook in het noorden was het veen vrijwel geheel verdwenen. Het Flevomeer ontwikkelde zich na de Romeinse tijd door de afslag van de oevers tot het Almere. De monding van het Oer-IJ was toen al vrijwel geheel gesloten. Waarschijnlijk ontstond in de vroege middeleeuwen via het Vlie een verbinding tussen het Almere en de Waddenzee. In de negende en de tiende eeuw ontstond door afbraak in Friesland de Middelzee om in de twaalfde en dertiende eeuw weer dicht te slibben.
In de Romeinse tijd vonden steeds meer avulsies – stroomgordelverleggingen – plaats. Door verzanding van de monding van het Oer-IJ werd vanaf 47 n.Chr. de Oude Rijn voor enkele eeuwen de noordgrens van het Romeinse Rijk. De Lek, de Waal, de benedenloop van de Hollandse IJssel, en de Gelderse IJssel ontstonden, terwijl de Linge net daarvoor was ontstaan. De Oude Rijn verzandde doordat de Rijn steeds meer via de Maas ging lopen.
De kusterosie zorgde ervoor dat het water kwam tot aan het castellum van Oudenburg, waarschijnlijk Portus Epiatici. Ook Brittenburg, de meest westelijke Romeinse fortificatie aan de Oude Rijn, kwam onder water te staan. De Romeinen konden de strijd tegen het water niet winnen en verlieten het gebied.
Middeleeuwen
Van Oudheid naar Middeleeuwen
De Germaanse druk op de limes nam vanaf de tweede eeuw toe. De Grote Volksverhuizing, die al met al zo'n twee eeuwen duurden, luidden een periode van instabiliteit in. De Romeinen wisten dit lange tijd op te lossen door Germaanse troepen als foederati of verbondenen in te zetten tegen vijandige andere Germanen. Het Romeinse Rijk verzwakte ondertussen ook intern en werd omstreeks 300 verdeeld in een West- en Oost-deel die elk zelf voor de verdediging van hun grondgebied moesten zorgen. Het economisch zwakkere West-Romeinse Rijk had voortaan veel minder middelen om de legioenen op peil te houden en boette hierdoor flink in op zijn defensieve kracht. Bovendien was het politieke systeem steeds instabieler geworden, vooral voor wat de opvolging van de keizer betreft: dit ging eigenlijk altijd met veel geweld gepaard. Dit zorgde nog eens voor extra onrust, wat de desintegratie van het westen bevorderde. De Germaanse stammen maakten dankbaar gebruik van de verzwakte grensverdediging en vielen steeds vaker binnen.
In de vierde eeuw was er al regelmatig sprake van Germaanse invallen. Het einde van de Romeinse heerschappij kwam toen generaal Stilicho in 402 de laatste overgebleven Romeinse troepen terugtrok van de grensgebieden om Italië te verdedigen tegen de Goten. De Ripuarische Franken bleven achter om de grens te bewaken, maar werden in 406 verslagen in de slag bij Mainz door de voor de Hunnen vluchtende Vandalen, Sueven, Alanen, Alemannen en Bourgondiërs. Dezen staken daarna de Rijn over en trokken Gallië binnen. De meningen verschillen over in hoeverre dit gevolgen had voor het deel van het grensgebied van het huidige Nederland en daarmee het belang van het jaartal 406 voor dit gebied. Het Romeinse Rijk herstelde zich echter niet meer en de daaropvolgende versnippering van Europa is tot op heden herkenbaar. De bevolking en de handel namen af; geld raakte in onbruik. Nadat het Romeinse bestuur en de legertroepen verdwenen waren, vormden zich kleine rijkjes naast elkaar. De beschrijvingen van de gebeurtenissen in de vierde en vijfde eeuw zijn geheel afkomstig uit Romeinse bronnen en daarmee gekleurd. De voornamelijk Germaanse bewoners zullen echter waarschijnlijk nog wel enige tijd het idee hebben gehad tot het Romeinse Rijk te behoren.
Vanaf het midden van de vijfde eeuw begon de neergang. Veel steden en oppida werden verlaten. De bevolking nam vrijwel zeker aanzienlijk in aantal af, terwijl er ook sprake was van economische achteruitgang. De Romeinse heerwegen werden verwaarloosd, zodat reizen moeilijker werd en ook gevaarlijker. Door dit alles nam ook de handel af en raakte geld in onbruik. Ruilhandel kreeg de overhand. Geld werd in deze tijd nog wel als middel gebruikt om de waarde van te ruilen goederen in uit te drukken. In West-Europa heeft het (West-)Romeinse Rijk zich nadien niet meer kunnen herstellen; wel hield het economisch en militair veel sterkere Oost-Romeinse Rijk nog eeuwenlang stand.
Een aanzienlijk aantal nederzettingen bleef echter bewoond, waar de achtergebleven Gallo-Romeinen zich schikten onder de heersende Germanen. Uiteindelijk gingen zij in de nieuwkomers op. Met de hergermanisering ontstond een Germaans-Romeins menggebied, waar de talen van de verschillende stammen zich uiteindelijk ontwikkelden tot een Germaanse eentaligheid in het noorden en een Romaanse eentaligheid in het zuiden, met als gevolg dat er vanaf de achtste eeuw een taalgrens viel waar te nemen. Ten noorden van de taalgrens ontstond het Oudnederlands uit het Oudwestnederfrankisch. Deze taalgrens stond echter economische, politieke en culturele verbanden niet in de weg.
In deze periode nam de geletterdheid af en konden alleen de geestelijken nog lezen en schrijven. Zij waren daardoor van groot belang bij het bestuur van het land.
De agrarisch-urbane samenleving van de Romeinen maakte plaats voor een agrarische samenleving waarin vrijwel alles zich op het platteland afspeelde. De grootschalige op de export gerichte Romeinse landbouw met villae verdween volledig om vervangen te worden door kleinere Germaanse hoeves die grotendeels op zelfvoorziening gericht waren. Er is dan ook doorgaans wel sprake van Raumkontinuität, aangezien de agrarische gronden wel opnieuw werden bewerkt, maar meestal niet van Ortskontinuität Enige continuïteit werd wel gerealiseerd doordat de Heerkönige – de Duitse benaming voor de Frankische stamhoofden of legerleiders – probeerden hun bestuur te legitimeren door zich te vestigen in de oude grotere bewoningscentra zoals de Romeinse civitates. Ook sloegen ze naar Romeins voorbeeld munten; dit gebeurde voor het eerst in Soissons aan het einde van de vijfde eeuw. De Gallo-Romeinse en Germaanse adel gingen via huwelijken na verloop van tijd in elkaar op. Slavernij, zoals op de markt van Kamerijk, zou blijven bestaan totdat het christendom algemeen aanvaard was. Hoewel het nieuwe geloof nog niet sterk in de samenleving was doorgedrongen en moest concurreren met andere godsdiensten, bleek de Kerk als organisatie in staat om de overgang te overleven.
Franken, Friezen en Saksen
Aanvankelijk woonden er in Nederland vele verschillende stammen met weinig cohesie. Er voltrok zich echter een proces van etnogenese waarbij in de zesde en vroege zevende eeuw uit de vele stammen zich drie groepen vormden. De Friezen woonden langs de kusten, de Saksen in het oosten en de Franken in het zuiden van Nederland.
In het zuiden wisten de Franken hun macht steeds verder uit te breiden, aanvankelijk onder de Merovingen. Clovis I (481–511) wist daarbij alle Franken onder zich te verenigen en een groot deel van Gallië te veroveren. Zijn bekering tot het katholieke christendom in 497 was politiek gezien een slimme zet, die hem verzekerde van steun van de paus en de Gallo-Romeinse elite. Keizer Karel de Grote (768–814) wist naast de Friezen in het noorden uiteindelijk ook de Saksen in het oosten aan zich te onderwerpen; de tweede kerstening vond plaats. In de volgende eeuwen zou het christelijk geloof zich aanpassen en volledig doordringen in de samenleving. Onder Karel de Grote waren de Lage Landen geen randgebied meer, maar lagen zij nabij het centrum van het Frankische rijk.
De Friezen trokken nu profijt van hun positie; hun woongebieden bleken centraal gelegen tussen de opkomende Germaanse koninkrijken van de Franken, de Angelsaksen in Engeland en de Scandinaviërs. Zij beheersten daardoor de handelsroutes in het noordwesten van Europa. Waar de Franken aanvankelijk zeer weinig belangstelling hadden voor de scheepvaart, waren de Friezen er in hun land van terpen en water op aangewezen. Hoewel langeafstandshandel en een geldeconomie in deze periode op veel plaatsen vrijwel waren verdwenen, gold dit niet voor de Friezen. Dorestad was het economisch hart van een groot netwerk, waarbij overigens niet al te veel voorgesteld moet worden van de handelsvolumes. Veel wijst erop dat de Friese invloed zich in de zesde eeuw een stuk verder naar het zuiden uitstrekte, mogelijk tot het huidige Antwerpen. De positie van de Friezen werd vanaf ongeveer 550 nog versterkt door het verbreken van de handelsroute van noord naar zuid tussen de Oostzee en de Middellandse Zee ten gevolge van migratiebewegingen van Slavische volkeren in Oost-Europa.
Al rond 560 had de Frankische Chlotarius een deel van Friesland onder zijn gezag gebracht. Vanaf de zevende eeuw breidde de Frankische invloedssfeer zich opnieuw in noordelijke richting uit. Friesland werd door de Franken een aantal maal onderworpen, maar de bevolking wist zich ook meerdere malen te bevrijden. Vaak werd gebruikgemaakt van de machtsstrijd die ontstond door het Frankische gebruik van erfdeling van het rijk na het overlijden van een koning. Dit was onder andere het geval bij de dood van Pepijn van Landen in 640 en Pepijn van Herstal in 714. De Friese koning Radboud wist na 714 tijdelijk te profiteren van de Frankische burgeroorlog. Na aanvankelijke tegenslagen wist de Frankische hofmeier Karel Martel zijn machtspositie echter te consolideren en zelfs verder uit te bouwen. In de bekende slag aan de Boorne wist hij de Friese koning Poppo in 734 een beslissende nederlaag toe te brengen.
Karolingen
Karel Martel was de stamvader van de Karolingen die de macht overnamen van de Merovingen. Karel de Grote wist naast de Friezen uiteindelijk ook de Saksen en de Longobarden aan zich te onderwerpen in de Saksenoorlogen (772–804). Hiermee vond de zogenaamde frankisering plaats waar de introductie van het hofstelsel deel van uitmaakte. De tweede kerstening was hier ook onderdeel van. Deels werd dit uitgevoerd door vooral Engelse en Ierse missiebisschoppen zoals Willibrord, Bonifatius en Adelbert van Egmond en door hen bekeerde Friezen. De harde hand van Karel de Grote was voor hen die door de eersten niet overtuigd werden. Door beide veranderde het cultuurlandschap in belangrijke mate, hoewel het hofstelsel boven de rivieren door de aard van het landschap vrijwel niet werd toegepast.
Bisdommen waren deels gebaseerd op de oude civitates. Kloosters en kerken werden gesticht en om het land efficiënter te exploiteren werden nederzettingen verplaatst, anders ingericht en nieuw gesticht. Ook ging Karel weer over op een actieve wetgeving met het uitvaardigen van capitularia die deels het bestaande gewoonterecht vervingen. In de eeuwen daarna zou het christelijke geloof zich aanpassen en volledig doordringen in de samenleving. Onder Karel de Grote waren de Nederlanden geen randgebied meer zoals in de Romeinse en vroege Frankische tijd, maar lagen nabij het centrum van het Frankische rijk. Voor de Friezen betekende de opname in het Frankische rijk een grote stimulans voor de handel. Met de Karolingische renaissance zag deze periode een opleving van cultuur en wetenschap.
Karel de Grote werd in 800 gekroond tot Imperator Romanorum, keizer van de Romeinen. Zijn Frankische rijk zou echter door meerdere oorzaken uiteenvallen. Allereerst was er geen sprake van een abstract staatsbegrip of res publica, ondanks de poging om met de kroning het Frankische gezag te legitimeren als een soort voortzetting van het Romeinse rijk. Het rijk gold, net als onder de Merovingen, als persoonlijk bezit van de heerser zodat het na de dood van Lodewijk de Vrome weer verdeeld werd onder diens erfgenamen. Macht (bannus) bleef vooral afhankelijk van veroveringen, geweld en Geblütsrecht, waarbij deze in stand werd gehouden doordat de heerser van de ene palts naar de andere trok.
Daarnaast was Karel de Grote door de grote omvang van het rijk genoodzaakt om het land te laten besturen door leenmannen die verantwoording schuldig waren aan hem. In de ruileconomie van die tijd konden leenmannen alleen beloond worden door hen gronden (beneficium, vanaf de tiende eeuw feodum), en het vruchtgebruik daarvan te geven. Hieruit ontwikkelde het systeem zich tot het feodalisme. De leenmannen streefden naar erfelijkheid van hun gouw (pagus), wat steeds meer regel werd en in 877 gelegaliseerd door het Capitulare van Quierzy. Hiermee werd het onmogelijk nog een groot rijk te vormen.
IJzeren eeuw
Het leenstelsel – waarbij vazallen bij ontbreken van een geldeconomie beloond werden door hen grond in leen te geven – verzwakte het centraal gezag. Na de dood van Karel de Grote begon een lange periode van neergang, ook wel ijzeren eeuw genoemd. Dit werd onder meer veroorzaakt door invallen van de Vikingen, versterkt door de verdeling van het rijk na de dood van Lodewijk de Vrome en het daarmee gepaard gaande opkomende feodalisme. Bij het Verdrag van Verdun in 843 werd het Frankische rijk verdeeld tussen de drie kleinzonen van Karel de Grote. Het huidige Nederland kwam aan Francia Media. Dit hield niet lang stand en werd met het verdrag van Meerssen in 870 verdeeld tussen Francia Occidentalis, het latere Frankrijk, en Francia Orientalis, het latere Heilige Roomse Rijk, en zou nog lang betwist gebied blijven. De Schelde werd de uiteindelijke grens. Desondanks waren de rivieren niet alleen scheidingslijn, maar ook bindend element, doordat deze transport en communicatie vereenvoudigden. Het gebied groeide hierdoor langzaam naar elkaar toe.
In het noorden was de feitelijke macht in handen van de Vikingen en Friezen. In 826 werd Friesland een Deens rijk onder de Vikingen Harald en Rorik, dat daarna maar in leen werd gegeven door de keizer. In 866 en 882 vonden Vikingaanvallen plaats in de IJsselstreek waarbij handelsplaats en kerkelijk centrum Deventer en de hof en nederzetting van Zutphen werden geplunderd. In 882 bezetten Vikingen zelfs het Valkhof te Nijmegen om daar te overwinteren.
Aken werd door Orléans en daarna Parijs opgevolgd als belangrijkste stad van de Karolingen, waardoor het zwaartepunt van West-Francië naar het zuiden verschoof. Het zwaartepunt van de macht van de Duitse koningen verschoof afhankelijk vanuit welke dynastie ze kwamen. De heersers van West- en Oost-Francië verloren hierdoor grotendeels hun interesse voor het gebied van de Nederlanden, dat weer een randgebied werd. De invallen van de Vikingen werden weerstaan door lokale gouwgraven die daarmee het gezag usurpeerden, uiteindelijk nog slechts in naam afhankelijk van de keizer. Een uitzondering was Friesland, waar het feodalisme nooit echt wortel schoot. In hoeverre dat een gevolg was van de Friese Vrijheid, dat door Karel de Grote middels het Karelsprivilege aan de Friezen verleend zou zijn, is niet bekend.
Landsheerlijkheden en de opkomst van steden
In de tiende eeuw verminderde de plaag uit het noorden, deels doordat de Vikingen die zich vestigden in veroverde gebieden opgingen in de omringende gemeenschappen. Nu de dreiging van buitenaf was weggevallen, richtte de klasse van krijgers zich tegen elkaar en de lokale bevolking. Een aantal feodale heren wist hun gezag uit te breiden ten koste van hun buren. Uit een onoverzichtelijke lappendeken van gebiedjes ontwikkelden zich tussen ongeveer 925 en 1350 wereldlijke en geestelijke landsheerlijkheden.
In deze periode ontstond ook een klasse van ridders, aanvankelijk grotendeels gerekruteerd uit de klasse van ministerialen. Deze klasse met relatief lage sociale status zou zich ontwikkelen tot de ridderstand, die uiteindelijk vergelijkbaar zou zijn met de adel. Hun opkomst droeg bij aan het ontstaan van een hoofse cultuur.
In Lotharingen was de Duitse keizer een stuk machtiger doordat hij met het rijkskerkenstelsel bisschoppen met wereldlijke macht bedeelde. Omdat kerkelijke functies niet erfelijk zijn, kon de keizer daarmee regionale dynastievorming tegengaan. De eerste bisschop van Utrecht was benoemd door een van de vroege Karolingische koningen. Door de eeuwen heen moest het bisdom voortdurend territorium inleveren aan de landsheren van Holland en Gelre. In 1528 ging het landsheerlijk gezag over op de Habsburgse keizer Karel V. Het bisdom Luik was al ontstaan in de vierde eeuw. Dit bisdom daarentegen, wist zich uiteindelijk tot een sterk prinsbisdom te ontwikkelen dat nooit volledig onder wereldlijk gezag van achtereenvolgens de Bourgondiërs, Habsburgers en Oostenrijkers kwam te staan. Pas in 1795 ging het landsheerlijk gezag over naar Frankrijk.
Bij het Concordaat van Worms van 1122 verloor de keizer het beslissingsrecht over de bisschopsbenoemingen. Het centrale keizerlijke gezag werd daarnaast verzwakt door de strijd tussen de Welfen en Hohenstaufen, twee Duitse geslachten die uit waren op de heerschappij in het Duitse rijk. Daardoor konden landsheerlijkheden als het hertogdom Brabant, het hertogdom Gelre en graafschap Zutphen en het graafschap Holland nog meer uitgroeien tot praktisch onafhankelijke vorstendommen.
Aanvankelijk beschouwden de vorsten de gebieden die onder hen vielen slechts als bron van inkomsten en macht. Met het toenemen van hun onafhankelijkheid en de groei van de economie veranderde deze rol. De vorsten begonnen hun gezag te beschouwen als potestas publica, dat door God gegeven was. Daarmee kwam de plicht zich te bekommeren om het welzijn van de onderdanen, het handhaven van recht en vrede (defensio pacis) en de bescherming van de Kerk (defensio ecclesiae). Zij werden volgens Filips van Leiden de hoeders van de belangen van het volk (procurator rei publicae). Deze ontwikkeling was het begin van het ontstaan van de moderne staat.
De op het wegvallen van de Vikingendreiging volgende stabiliteit had vanaf de elfde eeuw ook een bevolkingsexpansiebeweging tot gevolg. Zo werd in het westen tijdens de grote ontginning van de tiende tot de dertiende eeuw de grote venen in Holland en het Utrechtse deel van het Sticht ontgonnen. In Friesland en Groningen werden grote stukken Wad en halve binnenzeeën (het Bildt) bedijkt en ingepolderd door cisterciënzer monniken. Kleine Schelde- en Rijndelta-eilanden in Vlaanderen en Zeeland groeiden door voortdurende aandijkingen aaneen tot grotere eilanden, of groeiden aan het vasteland vast, nu Zeeuws-Vlaanderen.
Ook werd op de armere zandgronden in het oosten en zuiden veel bosgebied omgezet in landbouwgrond. Met name door een zeer belangrijke landbouwkundige innovatie, het drieslagstelsel, brachten juist deze armere gronden veel meer op. In de vruchtbaardere gebieden met hoge opbrengsten konden ook teelten opgezet worden met commerciële marktgewassen, met name vlas, maar ook voor kleurstoffen, het houden van schapen voor wol. De grotere voedselproductie had een sterke bevolkingsgroei tot gevolg en maakte het mogelijk dat meer mensen zich aan het primaire productieproces konden onttrekken. Dit had zijn weerslag op de nijverheid en handel en rond 1050 brak een periode van economische groei aan. De textielnijverheid nam een grote vlucht, spin- en weeftechnieken werden sterk verbeterd. De visserij ontwikkelde zich en ook de conserveringstechnieken daarvoor. De handel in al deze voortgebrachte producten werd steeds internationaler. De toename van nijverheid en handel deed steden (communitas) groeien, die door hun muren een machtsfactor van betekenis werden. Uiteindelijk leidde dit vooral in Vlaanderen tot het ontstaan van machtige steden, die een instrument werden voor de landsheer om de macht van adel en geestelijkheid in te perken. Dit was het begin van de afbraak van het feodale stelsel.
In de Nederlanden ging het ontstaan van de steden niet gelijk op per gewest.
Stedenvorming begon in de elfde en twaalfde eeuw in het graafschap Vlaanderen, tot eind vijftiende eeuw tijd het belangrijkste gewest. Hoewel dit formeel onder de aanvankelijk zwakke koning van Frankrijk viel, verkreeg het een grote mate van onafhankelijkheid. Het economische zwaartepunt lag duidelijk in Brugge en Gent die door de toenemende handel zeer welvarend werden. Belangrijk was de handel tussen het Rijnland (glas, aardewerk, metalen) en Engeland (wol) die hier samenkwam. Brabant volgde in de veertiende eeuw met vooral Antwerpen dat tot eind zestiende eeuw de belangrijkste stad was.
In de noordelijke Nederlanden waren een aantal Romeinse steden (civitas) blijven bestaan: Nijmegen, Maastricht, en verder ook Utrecht. Door de vestiging van een bisdom in Utrecht zou deze stad hier uitgroeien tot de grootste en belangrijkste middeleeuwse plaats tot de opkomst van Holland in de tweede helft van de zestiende eeuw. In de twaalfde en dertiende eeuw volgden het Oversticht en Gelre, waar de IJsselsteden net als de Vlaamse en Brabantse steden grote welvaart bereikten door de handel binnen het Hanzeverbond. Utrecht was in de noordelijke Nederlanden rond 1500 dus de grootste stad met op de tweede plaats de Brabantse stad Den Bosch.
De eerste plaats die in 1213 in Holland stadsrecht verkreeg was Geertruidenberg. Stadsvorming in Holland kwam pas echt goed op gang in de tweede helft van de dertiende eeuw. Haarlem, Leiden en Dordrecht waren aanvankelijk binnen Holland de grootste steden. Pas vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw, zeker na de val van Antwerpen in 1586, overvleugelde Holland de andere gewesten en nam Amsterdam de economische koppositie binnen de Nederlanden over met een explosieve groei tot gevolg.
Binnen de steden ontstond een nieuwe sociale structuur van gilden, die geen feodale banden hadden. De steden waren aanvankelijk vooral een inkomstenbron voor de landsheer, maar ze werden ook een concurrerende machtsfactor. In de steden ontstonden rijke handelselites die een bestuurlijke positie opeisten naast de adel en de clerus. Dit uitte zich dikwijls in opstanden en in Vlaanderen leidde dit tot ook bloedige veldslagen. Langzamerhand verkregen de steden een een steeds autonomere positie. Dit begon met enkele losse juridische privileges die uiteindelijk uitgroeiend tot soms compleet gecodificeerde stadsrechten. De economische macht van de steden werd nog versterkt doordat ze begonnen samen te werken binnen internationale stedenverbonden, de hanzes, aanvankelijk vaak buiten het gezag van de landsheren om.
Daarnaast vergrootten veel steden ook hun macht door zeggenschap over het platteland te verkrijgen door het kunnen benoemen van belangrijke ambten als het schoutambt. Daardoor werd de macht van de adel in stedelijker gebieden als Vlaanderen, het Oversticht, Holland en Zeeland steeds meer terug gedrongen. In landelijker gebieden zoals Gelre, Drenthe, het Oversticht buiten de IJsselsteden om, delen van Brabant en nu Limburg, bleef de adel nog vaak tot de tijd van de Bataafse Republiek in 1795 een overheersende rol spelen.
Op het platteland leidde de bevolkingsgroei tot de cultivering van woeste gronden. Het gewone plattelandsvolk was vooral afhankelijk van de lokale heer. Tijdens de grote ontginning in Zeeland en Holland ontstond daarnaast ook een klasse van vrije boeren uit kolonisten die eerder horigen waren geweest, vaak waren zij door hun nieuwe landsheer hiertoe uitgenodigd. De ontginning van een veengebied vraagt om een goed gecoördineerde waterbeheersing. Naar Vlaams voorbeeld ontstond vanaf de twaalfde eeuw een bestuurlijke structuur om het werk aan de dijken, waterlopen en sluizen te bevorderen en te beheersen, waartoe waterschappen en heemraadschappen werden opgericht. Door dit alles veranderde de sociale en economische structuur en kon er meer aandacht komen voor visserij, lakennijverheid en overzeese handel. Dit versterkte de macht van de burgerij, de poorters, nog meer tot zelfs het culturele monopolie van de Kerk doorbroken kon worden.
Naast de handel en nijverheid leefde ook de cultuur op. Deze periode, waarin ook de eerste scholen en universiteiten werden gesticht, wordt wel de renaissance van de twaalfde eeuw genoemd. Aan de universiteiten werden de zeven vrije kunsten onderwezen. De eerste universiteit in de Nederlanden werd pas in 1425 in de Brabantse stad Leuven gevestigd. Daarvoor moesten jongemannen die na de Latijnse school door wilden leren naar Parijs of Keulen voor een academische studie. Aan de grote bestuurlijke hoven zoals dat van de Bourgondische stadhouder in Brussel was ook een steeds grotere behoefte aan gestudeerde juristen. Deze legisten verkleinden de bestuurlijke rol van de adel en vergrootten die van de burgerij. Het op het oude Romeinse recht gebaseerde civiel recht werd geleidelijk aan belangrijker dan het canoniek recht.
Onder leiding van de Broeders des Gemenen Levens, volgelingen van de Moderne Devotie, werden vanaf begin vijftiende eeuw veel kleine kapittelscholen in met name de IJsselsteden uitgebouwd tot volwaardige Latijnse scholen. Dit onderwijs was vooral bedoeld voor de verheffing van de burgerlijk stand. De Latijnse school in Deventer was eind vijftiende eeuw na Leuven het toonaangevende intellectuele centrum in de Nederlanden. De Hollandse stad Leiden kreeg in 1575 van Willem van Oranje-Nassau de eerste universiteit in de noordelijke Nederlanden.
Consolidatie
De veertiende eeuw was voor Europa een periode van crisis in velerlei opzicht, met onder andere de Grote hongersnood van 1315–1317, de Zwarte Dood (1347–1351) en de Honderdjarige Oorlog (1337–1453). In economisch opzicht was er zelfs sprake van een algemene malaise die tot ca. 1475 duurde. Voor de Nederlanden was er echter eerder sprake van economische expansie, hoewel ook hier de nodige problemen waren. Waar de positie van de Franse koning in de voorgaande eeuwen versterkt was en Frankrijk een eigen identiteit ontwikkelde, ontwikkelde een sterke Duitse identiteit zich pas láng nadat dit in de Lage Landen was opgetreden. Deze ontwikkeling was een van de factoren die maakte dat de Nederlanden uiteindelijk geen deel meer zouden uitmaken van het Heilige Roomse Rijk.
De uit de vele kleine gebieden gegroeide gewesten ondergingen een interne consolidatie van onder andere de rechtspraak, terwijl een proto-nationaal bewustzijn vooral werd gestimuleerd door aanvallen van buitenaf. De expansiedrang van de landsheren uitte zich in verscheidene onderlinge oorlogen, maar vooral de huwelijkspolitiek zorgde ervoor – vaak door toevalligheden – dat grote delen van de Nederlanden onder buitenlandse vorstenhuizen vielen. Gezien de voortdurende Honderdjarige Oorlog probeerden zowel de Engelsen als de Fransen dit proces zo veel mogelijk te sturen in dit economisch belangrijke gebied. Holland kwam onder de invloedssfeer van de graven van Henegouwen, en beiden samen onder invloed van het geslacht Wittelsbach uit Beieren. Het succes van de huwelijkspolitiek bleek echter vooral bij de hertogen van Bourgondië, dat een grote rol speelde in de Honderdjarige Oorlog tussen de Engelse en Franse koningen. In 1384 verwierf hertog Filips de Stoute door zijn huwelijk met Margaretha van Male het beheer over de graafschappen Vlaanderen en Artesië. Zijn kleinzoon Filips de Goede wist hier nog een aantal gewesten aan toe te voegen. Na een stevige, na 1417 zo'n tien jaar durende, vooral in Holland en Zeeland gevoerde burgeroorlog (de tweede fase van de Hoekse en Kabeljauwse twisten) werd Jacoba van Beieren in 1428 met de Zoen van Delft gedwongen haar gewesten af te dragen aan Filips. Hij verwierf Namen, Brabant, Limburg, Holland, Zeeland, Henegouwen en Luxemburg. Hiermee waren een aantal noordelijke en vrijwel alle zuidelijke gebieden voor het eerst sinds de Karolingische tijd verenigd in een personele unie. De poging tot gebiedsuitbreiding naar Utrecht, het Oversticht en Friesland was in feite een voortzetting van de Hollandse politiek. Voorlopig bleef de expansie naar het noorden echter zonder blijvend resultaat. Holland was het enige gewest ten noorden van de rivieren dat voor de zestiende eeuw permanent deel uitmaakte van het Bourgondische, later Habsburgse landencomplex.
Bourgondiërs
Onder de Bourgondiërs werd vooral door hertog Filips de Goede (1419–1467) getracht meer greep te krijgen op de particularistische gewesten, die elk hun eigen staten hadden. Dit gebeurde door in de gewesten stadhouders aan te stellen, maar ook door een politiek van centralisatie. De vierlander werd als eenheidsmunt ingevoerd en er werd gestreefd naar uniformiteit van de centrale instellingen in alle gewesten. De gezamenlijke staten werden bijeengeroepen in de Staten-Generaal en uit de hertogelijke hofraad ontwikkelde zich de Grote Raad van Mechelen. Hieruit ontstond een ambtenarenapparaat met aan het hoofd de kanselier. Van deze ambtenaren werd verwacht dat ze het staatsbelang boven dat van de afzonderlijke gewesten zouden stellen. Niet alle pogingen tot centralisatie slaagden echter. Zo ondervond de indirecte belasting op het gebruik van zout veel weerstand, omdat dit zou betekenen dat de gewesten hun onderhandelingspositie en daarmee mogelijk hun privileges verloren. Deze vond dan ook geen doorgang.
Ondanks de interne zwakheden en lokaal opspelende onrust profiteerden de gewesten van het wegvallen van de onderlinge rivaliteit van de voorgaande eeuwen en begon er een periode van welvaart. Het gebrek aan een koningstitel compenseerden de hertogen met een overdadige hofcultuur, wat er onder andere voor zorgde dat de Lage Landen een belangrijk aandeel hadden in het Europese artistieke leven met onder meer de schilders van de Vlaamse Primitieven en de Vlaamse wandtapijten.
Brugge was in de periode 1380–1480 de belangrijkste handelsmetropool in het meest verstedelijkte gebied in Noordwest-Europa van die tijd waar de handelaren uit Noord- en Zuid-Europa elkaar ontmoetten. Waar in omringende landen de landbouw niet meer dan zo'n 10% stedelingen kon ondersteunen, maakte efficiënte landbouw en ook de handel het mogelijk dat dit percentage in 1470 in Vlaanderen op 36% lag en in Brabant op 31%, terwijl in Holland in 1514 in de weliswaar relatief kleine steden zelfs 45% van de bevolking woonde. Met het groeien van de steden groeide ook de kwetsbaarheid voor bedreigingen als ziektes en vuur. Zo zijn steden lange tijd zwarte gaten met een sterfteoverschot geweest, waarbij in-migratie vanaf het omringende platteland voor compensatie moest zorgen. Het probleem van ziektes werd pas opgelost met de sanitaire revolutie van de negentiende eeuw, maar brandpreventie werd onder meer verbeterd door het proces van verstening dat vanaf de dertiende eeuw inzette waardoor het aantal stadsbranden langzaam afnam. Ook de Hollandse zeevaart kende in deze tijd een opvallend sterke groei. Vooral de handel op de Oostzee ging ten koste van de Hanze.
Karel de Stoute wist Gelre te veroveren, maar zijn expansiedrang had uiteindelijk zijn dood tot gevolg. In 1477 sneuvelde hij bij Nancy. Gelre wist na een aantal jaren weer onder het Bourgondische bestuur vandaan te komen. Het zou uiteindelijk tot 1543 duren, voordat Gelre na een periode van lange strijd in de Gelderse Oorlogen definitief onder Habsburgs bestuur kwam.
Waar aanvankelijk nog de huwelijkspolitiek de Nederlanden in Franse handen had kunnen brengen, dreef Lodewijk XI de erfgename Maria van Bourgondië in de armen van Maximiliaan van Habsburg, waarna na haar vroege dood de Nederlanden aan hun zoon Filips de Schone toevielen.
De lange zestiende eeuw
Habsburgers
Gedurende de wat de lange zestiende eeuw (1450–1650) noemde, herstelde de bevolking van Europa zich van de Zwarte Dood en de grote hongersnoden en werd de basis gelegd van de latere Europese werelddominantie. Hoewel het grootste deel van de Nederlanden formeel deel uitmaakte van het Duitse Rijk, kwamen deze gewesten pas onder de Habsburgers onder een landsheer die ook koning van Duitsland was. Opmerkelijk was dat dit juist zou leiden tot een grotere onafhankelijkheid en dat van de gewesten die formeel onder de Franse koning vielen, de meeste er na de dood van Karel de Stoute voor kozen deel uit te blijven maken van de personele unie. Wel maakten de gewesten gebruik van de situatie door te proberen middels het Groot Privilege de centralisatie althans ten dele terug te draaien. Dit zou nog lang daarna aangehaald worden om de rechten van de onderdanen ten opzichte van de heer te benadrukken. Maximiliaan van Oostenrijk wist deze druk te weerstaan, evenals een grootschalige opstand tegen hem. Vanwege wederom genealogische toevalligheden erfde keizer Karel V, de kleinzoon van Maximiliaan, het Spaanse wereldrijk.
De Bourgondiërs hadden uiteindelijk de strijd om de macht in Frankrijk opgegeven en zich mede door hun gebiedsuitbreiding naar het noorden op de Nederlanden gericht. Onder Karel V en vooral onder zijn zoon Filips II verschoof het zwaartepunt echter naar de overige gebieden, vooral Spanje. Het bestuur werd daarbij overgelaten aan een landvoogd. Ook voor de Habsburgers waren de economische sterke Nederlanden echter van groot belang. Dat de Nederlanden deel uitmaakten van het Habsburgse rijk betekende ook dat deze gewesten betrokken raakten in de Frans-Habsburgse oorlogen (1521–1559). Frankrijk zag zich plotseling omsingeld door het huis Habsburg. Deze strijd beheerste de Europese politiek gedurende een groot deel van de zestiende eeuw; pas in 1559 kwam hier met de vrede van Cateau-Cambrésis een einde aan, al duurde de Frans-Habsburgse rivaliteit nog twee eeuwen langer. In die strijd wist Karel ook de gewesten in het noorden van de Nederlanden te veroveren, waarna deze zogenoemde XVII Provinciën middels de Transactie van Augsburg en de Pragmatieke Sanctie uiteindelijk tot een vergaand onafhankelijke eenheid werden gemaakt.
Alsof dit niet voldoende was, kreeg de protestantse reformatie vanaf de jaren 1520 voet aan de grond in dit gebied dat al lang een kritische houding aannam ten opzichte van de wereldlijke uitspattingen van de geestelijkheid en de structuur van de Rooms-Katholieke Kerk. Uit de mystiek had zich de Moderne Devotie ontwikkeld. De initiator hiervan, Geert Grote (1340–1384) legde sterk de nadruk op persoonlijke toewijding en verantwoording, waarbij de bemiddeling van de kerk niet noodzakelijk was. Hij legde ook nadruk op vorming en scholing van het gewone volk. In dit klimaat kon het Bijbels humanisme zich ontwikkelen met de schrijver Erasmus als voorvechter van de tolerantie. Hoewel Erasmus allerlei kerkelijke misstanden hekelde, kon hij de breuk die ontstond ten gevolge van het optreden van Luther in 1517 niet accepteren. Luther verwierf al met al betrekkelijk weinig aanhang in de Nederlanden. Zowel Erasmus als Luther hadden hun eerste onderwijs genoten op latijnse scholen die geleid werden door Broeders des Gemenen Levens.
De enige kerkhervormer uit de Nederlanden was Menno Simons. In de jaren 1520 en de eerste helft 1530 van de zestiende eeuw kwam de volkse en radicale dopersbeweging stormachtig op. Na het debacle van de doperscommune van Jan van Leiden in Münster in 1536 vormden de dopers het gros van de slachtoffers van de verscherpte kettervervolging. Menno Simons wist de beweging na 1540 ondanks een sterke neergang en vervolging in een rustiger vaarwater te brengen en weer enige richting en wereldlijke acceptatie te geven. De mennonieten, menisten of dopersen, of doopsgezinden zoals zij nu heten, werden later in de Republiek net als de Joden en de katholieken door de overwegend gereformeerde bestuurders gedoogd. Het aanzienlijk rechtlijniger calvinisme kreeg vanaf 1550 een veel grotere aanhang, in vrijwel alle lagen van de samenleving, afgezien van de hoge adel. Zij werd vanwege haar gezagsgetrouwheid ook veel meer dan de doperse beweging aanvaard bij de stedelijke elites.
De centralisatie werd voortgezet met de instelling van de Collaterale Raden. Het hoogtepunt van deze politiek was de pauselijke bul Super universas, waarmee de Nederlanden niet meer slechts een onderdeel waren van de aartsbisdommen Keulen en Reims, maar voortaan één kerkprovincie vormden. De bul was bijzonder impopulair, vooral door het gerucht dat de hier bestaande inquisitie vervangen zou worden door de gevreesde Spaanse. En dat terwijl in de omringende landen sprake was van enige tolerantie. Het Duitse rijk kende sinds 1555 de Godsdienstvrede van Augsburg. Deze ging uit van het principe cuius regio, eius religio (van wie het land is, is ook de godsdienst). Dit hield in dat iedere rijksvorst besliste welke godsdienst in zijn gebied werd opgelegd. Frankrijk ging verder met het revolutionaire tolerantie-edict van Saint-Germain in 1562. Dit werd echter gevolgd door een reeks van godsdienstoorlogen (1562–1598) die zowel de katholieken als de protestanten in de Nederlanden leek te overtuigen van de kwade bedoelingen van de ander.
De centralisatiepolitiek leidde ook bij de stadhouders en de hoge adel tot grote ontevredenheid, aangezien zij veel van hun macht hadden moeten inleveren ten bate van ambtelijke juristen. Dit verklaart wellicht waarom de hoge adel zich tijdens het bewind van Filips II deels bij de opstandelingen aansloot; dit in tegenstelling tot eerdere onrustige perioden.
In economisch en demografisch opzicht was er vanaf het einde van de vijftiende eeuw een sterke groei. De kerngewesten hiervan waren Brabant, Holland en in minder mate Zeeland, maar vooral Vlaanderen en de stad Antwerpen, die in 1563 meer dan 100.000 inwoners telde. De oorlogen met Frankrijk, met hoge belastingen en handelsblokkades als gevolg, drukten echter zwaar op de bevolking. In 1565 bevond de economie zich in een zorgwekkende toestand.
Onrust door economische problemen en particularistische tendensen was er eerder geweest en de vorsten hadden deze uiteindelijk altijd kunnen onderdrukken. Een probleem werd nu dat de landsheer zich sinds Karel V nog maar zelden liet zien, wat een afnemende loyaliteit bewerkstelligde in de Nederlanden, waar gesuggereerd werd dat het als wingewest gebruikt werd. In werkelijkheid lag de belastingdruk in Spanje hoger, met onder meer de alcabala, een omzetbelasting die al geruime tijd bestond voordat de Tiende Penning in de Nederlanden werd ingevoerd. Onder Filips II werd de Spaanse belastingdruk tussen 1556 en 1577 zelfs verdrievoudigd, waarvan een aanzienlijk deel van richting de Nederlanden werd gestuurd. De suggestie van uitbuiting werd deze keer echter gecombineerd met de reformatie en vooral de harde vervolging daarvan was een nieuwe factor. Dit explosieve mengsel zou leiden tot de Opstand.
Opstand
Vanuit Spanje regeerde Filips II op een autoritaire wijze. Hij beschouwde zichzelf als de leider van de contrareformatie, wat slecht viel in de tolerante Nederlanden. De Raad van State onder leiding van Willem van Oranje als stadhouder van de Spaanse koning voor Holland, Zeeland en Utrecht vroeg om verzachting van de plakkaten. Voor Filips II was dit onmogelijk; in zijn optiek mocht hij zijn onderdanen het ware geloof niet onthouden en hadden de hoge adel en stadsbesturen het tot een gezagscrisis laten komen. Andersom hadden de edelen het idee het land te hebben gered van een burgeroorlog. De weigering van het verzoek tot verzachting vervreemdde de gematigde oppositie van Filips. In het Wonderjaar 1566 vond de Beeldenstorm plaats, waarop Filips reageerde met het sturen van de hertog van Alva. De grote afstand tussen Spanje en de Nederlanden bleek een probleem: toen Alva arriveerde, was de rust alweer maanden teruggekeerd. De harde lijn van Alva en zijn Raad van Beroerten wakkerde de onrust vooral aan. Velen ontvluchtten de Nederlanden en zwierven rond als geuzen, het Spaanse gezag ondermijnend door zeeroverij en guerrilla.
De eerste opstand in 1567–1568 kon Alva nog de kop indrukken. In de jaren daarna probeerde Alva met harde hand de tiende penning in te voeren, wat opnieuw veel weerstand opriep. In 1568 en 1571 waren in Wesel en Emden, in het buitenland dus, de oprichtingsvergaderingen van de Nederduits Gereformeerde Kerk. Oranje probeerde in de strijd tegen Europa's sterkste monarchie steun te verkrijgen in Duitsland, Engeland en vooral bij de Franse hugenoten. Nog voordat dit succes had, werden de watergeuzen gedwongen te vertrekken uit Engeland. Op 1 april 1572 slaagden zij erin Den Briel in te nemen. Uiteindelijk sloten zesentwintig stadsbesturen zich bij de volksopstand aan en begon een tweede opstand. Belangrijke steden in het opstandige gebied als Amsterdam, Middelburg en Goes bleven echter loyaal aan de koning.
Hoewel alleen de koning of de stadhouder een statenvergadering mochten uitroepen, nam Dordrecht dat jaar het revolutionaire initiatief tot de eerste vrije vergadering van de Staten van Holland. Hierbij werd Oranje bevestigd als stadhouder, waarbij gedaan werd alsof dit geen strijd was tegen de koning, maar tegen de slechte, door deze gestuurde vertegenwoordigers. Hier werd ook besloten alle commissiebrieven in te trekken, om zich zo te ontdoen van de ongedisciplineerde elementen die de opstand schade berokkenden. Op grote schaal werden namelijk katholieke burgers en geestelijken vermoord en kloosters geplunderd. Oranje ontsloeg Lumey vanwege de moord op de martelaren van Gorcum.
Alva begon in 1572 een tegenoffensief, dat enig succes had. Een jaar later werd hij opgevolgd door Requesens. Drie jaar na het Leids Ontzet van 1574 slaagden de koningsgezinden er echter nooit meer in Holland binnen te vallen. De koning ging bovendien bankroet aan de hoge kosten van de huurlingen. De muiterijen van de onbetaalde koninklijke troepen had in 1576 de Spaanse Furie tot gevolg. Na deze zoveelste plundering werden op initiatief van de Staten van Brabant de Staten-Generaal bijeengeroepen. Deze gaven de voorkeur aan een middenweg waarbij ze wel trouw bleven aan de koning, maar verlost zou worden van de nieuwe landvoogd Don Juan.
Al bij het beleg van Leiden was er gebleken dat er onenigheid was over het doel van de opstand. Predikant Adriaen Taling maakte in 1574 bezwaar tegen de spreuk op de noodmunt: haec libertatis ergo (dit is om de vrijheid). Hij vroeg zich af waarom daar geen haec religionis ergo (dit is om de religie) op stond. De middenpartij wilde echter de onderdrukking van de calvinisten door de katholieken niet vervangen door de onderdrukking van de katholieken door de calvinisten. Met de opstandige gewesten Holland en Zeeland werd de Pacificatie van Gent afgesloten die stelde dat alle Spaanse troepen het land moesten verlaten. Hierna zag het er even naar uit dat de Nederlanden één lijn zouden trekken. Er was eerder sprake van een scheiding tussen west en oost – aangezien in de oostelijke provincies minder protestanten leefden en er dus minder sprake was van onderdrukking, waardoor zij positiever tegenover de koning stonden – dan het uiteindelijke uiteengaan van noord en zuid zou doen vermoeden.
De positie van de middenpartij bleek echter niet houdbaar. Een religievrede was voor de koning net zo ondenkbaar, als het opgeven van het geloof dat was voor de calvinisten. De eerste breuk kwam in 1579 met de Unie van Atrecht, gesloten door de zich weer naar de koning schikkende Waalse gewesten na de belofte dat de privileges hersteld zouden worden en de vreemde troepen zich terug zouden trekken. Deze overwegend katholieke gewesten zagen niets in de calvinistische radicalisering en konden zich daarnaast door hun ligging vrijwel zeker niet verdedigen tegen de hertog van Parma. Als reactie hierop beloofden Gelre en Zutphen, Holland, Zeeland, Utrecht en de Groningse Ommelanden elkaar steun in de Unie van Utrecht, waar zich later andere gewesten en steden bij aansloten.
De definitieve scheiding kwam twee jaar later. In een poging om Franse steun te verkrijgen, hadden de Staten-Generaal de soevereiniteit aangeboden aan de hertog van Anjou, de broer van de Franse koning. Om dit mogelijk te maken, verlieten de opstandige gewesten in 1581 de Spaanse koning met het Plakkaat van Verlatinghe. Anjou bleef ondergeschikt aan Oranje en besloot daarom in 1583 om Antwerpen in te nemen. Tijdens deze Franse Furie werd het Franse leger door de bevolking van Antwerpen afgeslacht, wat het einde betekende van de Franse steun. De hertog van Parma wist de zuidelijke Nederlanden te heroveren voor de Spaanse kroon. Na de moord op Oranje in 1584 zochten de Staten-Generaal steun bij Elizabeth I van Engeland. De Engelse steun kwam echter te laat om de val van Antwerpen in 1585 te voorkomen. Hoewel de opstand in het zuiden was begonnen, kwam daarmee een einde aan de opstand aldaar. De val van Antwerpen bezegelde daarmee in militaire zin de scheiding van de noordelijke en zuidelijke Nederlanden.
Hoewel Elizabeth weigerde om de soevereiniteit over de opstandige gewesten te aanvaarden, zegde zij wel steun toe en stuurde de graaf van Leicester met troepen. Zijn beleid bleek geen succes en ook hij werd gedwongen het land te verlaten. Daarop werd de zoektocht naar een geschikte landsheer gestaakt en zo bleken de opstandige gewesten na 1588 een republiek. De macht in de Verenigde Provinciën lag daarna de facto bij de Staten-Generaal. Hoewel Italië al de nodige stadsrepublieken kende, was deze staatsvorm voor een gebied van deze omvang een novum. Zelfs nog na de Franse revolutie werden landen over het algemeen beschouwd als eigendom van de vorst en konden als zodanig vererfd, samengevoegd en verdeeld worden.
Republiek
Geholpen door de imperial overstretch die Spanje ondervond, kon de Republiek voorkomen heroverd te worden. Sterker nog, het wist maximaal te profiteren van het verschuiven van het economisch middelpunt van de Middellandse Zee naar West-Europa. Waar de noordelijke Nederlanden eerder in de schaduw stonden van de zuidelijke gewesten, nam Amsterdam na de val en blokkade van Antwerpen de plaats over als handelscentrum van Europa, terwijl Holland de scheepvaart in Europa beheerste.
Hoewel de Unie van Utrecht slechts een militair bondgenootschap was tussen verschillende steden en gewesten om de religieuze tolerantie te verdedigen en de Spaanse dreiging te weerstaan, bleek het uiteindelijk de basis te zijn voor de Republiek. Deze was ondertussen door Parma behoorlijk in het nauw gebracht. Filips II maakte echter met de tocht van de Armada Invencible in 1588 niet alleen Engeland tot vijand, maar in 1589 ook de protestantse Hendrik IV van Frankrijk door de radicaal-katholieken die hem bestreden te steunen. Zelfs voor de machtigste monarch in Europa bleek dit imperial overstretch te zijn. Tijdens wat wel de Tien Jaren (1588–1598) is gaan heten, waren er met stadhouder Maurits en zijn Friese neef Willem Lodewijk aanvoerders die veldslagen konden winnen en met succes steden belegeren. Waar de Opstand in 1588 vrijwel verloren leek te zijn, kwam de Republiek van 1598 tot 1672 nooit meer echt in levensgevaar.
Economisch ging het voor de wind dankzij de handel en scheepvaart, maar ook de visserij, nijverheid en land- en akkerbouw. De vluchtelingen na de val van Antwerpen – meer dan de helft van de honderdduizend inwoners verliet de stad, de meeste naar de noordelijke provincies – brachten een uitgebreid netwerk mee dat de handel bevorderde. De Zuid-Nederlandse vluchtelingen zouden een zeer belangrijke rol spelen in de toenemende welvaart en het religieuze leven van de Republiek. Amsterdam nam na de val en blokkade van Antwerpen de plaats over als handelscentrum van Europa, terwijl Holland de scheepvaart in Europa beheerste.
Hoewel de overheid protestants was en het calvinisme de staatsgodsdienst werd, bestond er vrijheid van geweten. Hoewel verschillende andere godsdiensten werden gedoogd, was er echter geen vrijheid van eredienst. Hoewel dit over het algemeen niet strikt werd nageleefd, bevonden de katholieken en andere geloven zich in een moeilijke positie die gepaard ging met omkoping en over het algemeen een tweederangs maatschappelijke positie. De tolerantie was heel wat groter dan elders in Europa, maar het was een opportunistische, die een exodus voorkwam zoals het dogmatische Spanje had meegemaakt. Het werd vooral bepaald doordat de meerderheid van de Republiek nog lange tijd katholiek was. Het naast elkaar bestaan van bevolkingsgroepen van verschillende gezindte, waarvan de belangrijkste in omvang niet veel voor elkaar onderdeden, zou in later eeuwen gaandeweg leiden tot de zogeheten verzuiling.
De burgerij werd de dominerende stand, terwijl de invloed van de adel en al eerder van de geestelijkheid verminderde. Regenten – het stedelijk patriciaat dat bestond uit de belangrijkste en kapitaalkrachtigste handelsfamilies – begonnen het politieke klimaat te beheersen. In vergelijking met de omringende landen was de heersende elite echter opvallend bescheiden.
De politieke macht was in de Republiek overgegaan van de Raad van State naar de Staten-Generaal die onder de soevereine provinciale staten vielen. In theorie waren alle gewesten gelijk en hadden ze alle een stem in de Staten-Generaal. Door het economische overwicht kon Holland deze echter domineren en kon de landsadvocaat van Holland Oldenbarnevelt bij gebrek aan politieke ambities van Maurits optreden als regeringsleider. Daarnaast benoemden de staten een stadhouder, in de praktijk altijd een Oranje. Naast militaire macht had deze door secrete besognes en patronage ook informele politieke invloed. Zolang de belangen van Holland en Oranje overeenkwamen, bleek deze gekunstelde situatie wonderwel te werken, maar daarbuiten kon dit het bestuur volledig verlammen, zoals tijdens het Twaalfjarig Bestand voor het eerst zou blijken. Een bestuurlijke hervorming bleef echter steken bij de vraag of de uiteindelijke macht bij Oranje dan wel bij Holland lag. Slechts Spinoza behandelde de fundamentele vraag over waar de soevereiniteit lag op universele wijze. Hij zag democratie als de best mogelijke staatsvorm.
Twaalfjarig Bestand
Toen het Twaalfjarig Bestand in 1609 werd gesloten, was er al een bepaalde mate van verbondenheid tussen de gewesten die niet heroverd waren door Spanje. Het bestand bracht echter ook de tegenstellingen aan het licht die tot het einde van de Republiek zouden spelen. Holland werd door de andere gewesten gezien als te machtig en arrogant, hoewel zij dit gewest wel nodig hadden voor de verdediging. Ook was er een verschil tussen de belangen van de kustprovincies, die meer hechtten aan een sterke zeemacht, en de landgewesten, die de nadruk legden op het leger. Daarnaast stonden de handelsbelangen van de regenten soms tegenover die van de strijd tegen Spanje. Dit resulteerde in een groepering die aansluiting zocht bij Frankrijk, hoewel dat katholiek was, en een groep die toenadering zocht tot de protestantse zeemacht Engeland.
Naast al deze tegengestelde belangen was er ook nog een godsdienstige tegenstelling die politiek gebruikt zou worden en waarbij stellingen werden ingenomen die niet noodzakelijk overeenkwamen met de religieuze overtuigingen. Slechts de publieke kerk was toegestaan en deze werd financieel gesteund door de overheid. De staat had evenwel niets te zeggen over de inhoud van de leer. Toen de contraremonstranten of preciezen de remonstranten of rekkelijken uit de kerk probeerden te zetten, dreigde de prille Republiek in tweeën te splitsen. De remonstrantse minderheid zocht met succes steun bij de door Oldenbarnevelt geleide Staten van Holland, die liever een brede volkskerk zagen dan een kleine calvinistische kerk en net als de remonstranten meer invloed van de overheid op de kerk wilden. Maurits, die tegen een vrede was die zijn invloed zou doen verminderen, sloot zich aan bij de contraremonstranten. Vanwege de handelsbelangen van Holland voerde Oldenbarnevelt een Fransgezinde politiek, zelfs nadat in 1615 een dubbelhuwelijk de band tussen Frankrijk en Spanje bezegelde. Dit maakte hem al verdacht, maar de scherpe resolutie was voor Maurits de reden om de wet te verzetten. Met deze staatsgreep wist hij zijn aanhangers aan de macht te brengen. Op de Synode van Dordrecht – waar ook besloten werd tot de Statenvertaling te komen die een sterk consoliderende invloed had op het Nederlands – werd de contraremonstrantse opvatting de officiële leer in de Gereformeerde Kerk. Oldenbarnevelt werd uiteindelijk in 1619 onthoofd op beschuldiging van landverraad. Het bestand liep daarna in 1621 af en werd niet verlengd. Daar Maurits slechts geïnteresseerd was in militaire macht, trok hij geen politieke macht naar zich toe en bleven de Zeven Provinciën republikeins. De tegenstellingen tussen de staatsen en de orangisten zouden daarna nog regelmatig opspelen.
Gouden Eeuw
Hoewel de metafoor wellicht het te simplistische beeld oproept van een periode waarin de Zeven Provinciën een vredig land van melk en honing vormden, was de Gouden Eeuw wel een periode met een grotere politieke, culturele en economische betekenis dan ooit daarvoor of daarna in de Nederlanden. In een periode waarin Engeland en in mindere mate Frankrijk werden geplaagd door interne problemen, wist de Republiek het al bestaande overwicht in vooral de scheepvaart verder uit te bouwen. De graanhandel op de Oostzee werd wel de moedernegotie genoemd, waarnaast de handel op Frankrijk en het Iberisch schiereiland en de grote visserij erg belangrijk waren. Daarnaast vond rond Spitsbergen de walvisvaart plaats, vanwege het kleinere economische belang kleine visserij genoemd.
Na 1585 groeide het economische belang van de Republiek en dan vooral Holland. Amsterdam kon de positie van Antwerpen overnemen als stapelplaats van goederen vanuit de gehele wereld. In 1609 werd de Amsterdamsche Wisselbank opgericht, en in 1611 de Amsterdamse Wisselbeurs, naar het voorbeeld van de Antwerpse beurs. Dit droeg ertoe bij, dat Amsterdam tot het financiële centrum van de wereld uitgroeide, een positie die Londen en Hamburg pas in het midden van de achttiende eeuw overnamen.
Een belangrijke bijdrage werd ook geleverd door turf. Hout, houtskool, waterkracht en windenergie waren niet altijd en overal beschikbaar en zolang er slechts een beperkte hoeveelheid energie beschikbaar was, woonde de overgrote meerderheid van de bevolking in armoede. Doordat de Zeven Provinciën over turf konden beschikken, kon deze zich hieraan ontworstelen.
Van groot belang was ook de nijverheid. De paltrok houtzaagmolen stelde de Zaanstreek zelfs in staat uit te groeien tot het grootste scheepsbouwcentrum ter wereld. Poldermolens werden ook steeds belangrijker doordat natuurlijke afwatering van polders steeds problematischer werd door het inklinking van ontgonnen veen. Door vervening met behulp van de baggerbeugel ten behoeve van de turfwinning waren daarnaast ook veenplassen ontstaan. Deze konden door wind en golfslag sterk groeien, wat bekendstond als de Waterwolf. Dit bedreigde op den duur onder meer Haarlem, Leiden en zelfs Amsterdam, waarna de meeste plassen verplicht ingepolderd en drooggelegd werden, wat leidde tot de nog steeds typerende veenpolders.
Het embargo van Filips II op de handel van de Republiek met de Spaanse landen belemmerde de handel met Lissabon, dat de stapelplaats was van producten uit Noord- en Zuid-Amerika en Azië. In combinatie met het onvermogen van de Portugezen hun schepen veilig naar Europa te laten terugkeren, waardoor het aanbod afnam bij een almaar stijgende vraag, en een verhoogde kennis van de Aziatische vaarroutes en havens in de Lage Landen, zorgde dit ervoor dat de winstgevende specerijenhandel dan maar direct bedreven werd via de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), waardoor er uiteindelijk ook ver buiten Europa werd gehandeld. Er werden specerijen uit India en de Indonesische archipel gehaald en koloniën gesticht in Brazilië, Nieuw-Nederland en de Kaapkolonie. In de Indonesische archipel werden handelsnederzettingen gevestigd in wat later de kolonie Nederlands-Indië zou worden. Hoewel de VOC grote winsten wist te bereiken voor de aandeelhouders, droeg de handel op Indië slechts in beperkte mate bij tot de winsten, die vooral in de Europese handel werden bereikt.
Kunst en wetenschap bloeiden in het spoor van de economische voorspoed. De groeiende stand van welvarende burgers maakte dat een grote markt ontstond voor de kunsten, wat vooral tot uiting in de schilderkunst van de Hollandse meesters, zoals Rembrandt, Vermeer, Frans Hals en vele anderen. In de literatuur traden onder anderen P.C. Hooft en Vondel op de voorgrond, terwijl onder meer Huygens en Leeuwenhoek belangrijke wetenschappers waren.
Frederik Hendrik volgde Maurits op. Zijn militaire reputatie als stedendwinger evenaarde die van zijn halfbroer en hij wist de generaliteitslanden te veroveren. Politiek was hij echter verreweg de meerdere van Maurits. Hij wist de onderdrukking van de remonstranten te beëindigen zonder de contraremonstranten van zich te vervreemden. Holland kon hij in toom houden met behulp van de meerderheid van de overige gewesten in de Staten-Generaal, wat een verwijdering tot gevolg had tussen de Hollandse regenten en de prinsen van Oranje die zich steeds meer als monarchen begonnen te gedragen. In 1648 werd de oorlog met Spanje beëindigd, tegen de zin van stadhouder Willem II. Zijn pogingen de macht naar zich toe te trekken resulteerden na zijn onverwachte dood in 1650 tot het eerste stadhouderloze tijdperk (1650–1672).
Slavenhandel
In de strijd tegen de Spanjaarden en de Portugezen werd de kaapvaart legitiem verklaard. Dit was na de oprichting in 1621 de voornaamste doelstelling en inkomstenbron van de West-Indische Compagnie (WIC). Tussen 1623 en 1636 werden 547 Spaanse en Portugese schepen gekaapt. Daarna werd het Groot Desseyn ontwikkeld, het grote plan. De Portugese rietsuikerhandel vanuit Brazilië moest ondermijnd worden door de trans-Atlantische slavenhandel over te nemen. Met de verovering van de Zilvervloot in 1628 was daar voldoende geld voor beschikbaar. In 1637 werd fort Sint George te Elmina aan de Afrikaanse Goudkust veroverd, het grote Portugese slavenhandelbolwerk. De eeuwen erna zou dit fort een van de centra van de slavenhandel van de WIC vormen. Aan de overzijde werd tussen 1630 en 1634 Recife met een groot deel van de Braziliaanse kust veroverd, dit werd Nederlands-Brazilië. Nadat dit in 1654 voor de Republiek verloren ging, werd Curaçao het Nederlandse verzamelpunt voor slaven. Hierna begon de Nederlandse slavenhandel grote vormen aan te nemen.
In de achttiende eeuw groeide de slavenhandel enorm met jaren dat er meer dan honderdduizend slaven werden vervoerd. Frankrijk en Engeland namen de positie over van Nederland, zoals dat ook ging met de overige handel. De slavenhandel bleek ook niet erg winstgevend voor de Nederlanders, in tegenstelling tot de Engelsen. Dit kwam mede door de hoge sterfte onder de slaven op de overtocht. Het kwam voor dat 30% van de slaven stierf aan boord van de schepen. De ellendige omstandigheden die al uit dit cijfer spreken, werden verwoord in een citaat van arts Alexander Falconbridge die meevoer tijdens enkele reizen en abolitionist werd. Zijn An Account of the Slave Trade on the Coast of Africa uit 1788 zou een belangrijke invloed krijgen in het abolitionisme:
Tijdens de reizen die ik maakte was ik vaak getuige van de fatale gevolgen van [de] uitsluiting van frisse lucht. Ik zal een voorbeeld geven, omdat het een beeld overbrengt, hoewel zeer zwak, van het lijden van die ongelukkige wezens die we moedwillig uit hun geboorteland slepen, en veroordelen tot eeuwigdurende arbeid en gevangenschap. Als nat en winderig weer het noodzaakten de patrijspoorten te sluiten en de roosters af te dekken, volgden dysenterie en koorts onder de negers. Terwijl ze in deze situatie waren, bracht mijn beroep mij regelmatig beneden onder hen, tot hun vertrekken zo extreem heet werden, dat het alleen een zeer korte tijd uit te houden was. Maar de extreme hitte was niet het enige dat hun situatie onhoudbaar maakte. Het dek, de vloer van de vertrekken, was dusdanig bedekt met bloed en slijm van de dysenterie, dat het een slachthuis leek. De menselijke verbeelding is niet in staat om een vreselijkere of walgelijkere toestand te bedenken. Vele slaven vielen flauw en werden aan dek gebracht, waar verscheidene stierven en de rest met veel moeite werd hersteld.
Dat de slavenhandel ondanks de lage winstmarges werd voortgezet, kwam onder andere doordat veel handelaren ook belangen hadden in plantages in Suriname. Hiervoor hadden zij de slaven nodig. Het was dus voldoende als er winst werd behaald met de plantage.
In tegenstelling tot de mediterrane landen was slavernij in de Late Middeleeuwen en de Vroegmoderne Tijd vrijwel afwezig in de Republiek, Engeland en Frankrijk. Het was in deze periode ondenkbaar dat grote groepen slaven verkocht zouden worden in Amsterdam, Londen of Nantes, zoals wel gebeurde in Lissabon en Cadiz. Maar hoewel vrijheid een belangrijk begrip was in de Republiek en het misbruik van de indianen door de Spanjaarden als propaganda werd gebruikt, zagen de Nederlanders, maar ook de Engelsen en Fransen, er geen probleem in om buiten Europa in slaven te handelen en deze in te zetten op plantages.
Het uiteindelijk aandeel van de Republiek in de Atlantische slavenhandel bedroeg ruim 550.000 mensen.
Eerste stadhouderloze tijdperk
Nu de oorlog voorbij was, kon de vraag gesteld worden of het bondgenootschap in stand moest blijven, wat in de Grote Vergadering van 1651 werd bevestigd. Dit tijdperk werd binnenlands gekenmerkt door de ware vrijheid – de heerschappij van de regenten die geen vrijheid in de moderne zin van het woord was, maar het bezit van bepaalde privileges en rechten. Johan de Witt zou als raadpensionaris van Holland de belangrijkste staatsman zijn van de Zeven Provinciën, maar altijd ondergeschikt aan de Staten. Over het algemeen bekommerden de regenten zich weinig om het politieke draagvlak. De Oranjes konden daardoor na beide stadhouderloze tijdperken steeds terugkeren, hoewel dit afgezien van de toevoeging van een stadhouder aan de bestuursvorm niets veranderde. In deze voor Europese begrippen tolerante periode trok onder anderen Descartes eerder al naar de Nederlanden, maar het werk van Spinoza ging zijn tijdgenoten te ver en werd verboden.
Buitenlands was dit de tijd van de handelsoorlogen. Frankrijk en Engeland waren bevrijd van hun interne problemen en eisten hun deel van de welvaart. Na een lange tijd van Habsburgse dominantie, was Frankrijk nu de belangrijkste macht in Europa. Cromwell stelde een unie tussen het Engelse Gemenebest en de Zeven Provinciën voor. Dit werd afgeslagen, waarna de Akte van Navigatie uit 1651 restricties oplegde aan de vaart op Engeland. De daaropvolgende Eerste Engelse Oorlog (1652–1654) werd verloren door de Republiek. Bij de eerste vrede van Westminster werd dan ook bepaald dat de restricties in stand bleven. Bovendien werd Willem III in een geheime clausule, de Akte van Seclusie, uitgesloten van het stadhouderschap. In zijn Deductie verdedigde De Witt deze uitsluiting en de ware vrijheid. Onder de Franse koning Lodewijk XIV legde ook de grondlegger van het mercantilisme, Colbert restricties op aan de handel op Frankrijk.
De Republiek en Engeland kwamen opnieuw in conflict en in 1665 verklaarde Engeland de Republiek de oorlog. Nadat admiraal Michiel de Ruyter de Theems opvoer en een deel van de Engelse vloot vernietigde in de tocht naar Chatham, werd de vrede van Breda gesloten in 1667. De Engelsen kregen de Nederlandse bezittingen in Noord-Amerika, waaronder Nieuw-Amsterdam, maar Suriname werd Nederlands en de Akte van Navigatie werd versoepeld. Hoewel deze Tweede Engelse Oorlog overtuigend werd gewonnen en de Staatse vloot oppermachtig maakte, werd het steeds duidelijker dat de Republiek in de problemen zou komen zodra de grootmachten niet tegen elkaar uitgespeeld konden worden. In 1668 werden Engeland en de Republiek nog wel beide lid van de Triple Alliantie die Spanje te hulp moest komen. Lodewijk XIV had namelijk de Devolutieoorlog (1667–1668) ontketend om de Spaanse Nederlanden te veroveren. Het vormen van deze alliantie was voorlopig voldoende om deze Franse opmars te stuiten.
In 1672 bleek hoe het fout kon gaan. In dit Rampjaar hadden Karel II en Lodewijk XIV elkaar gevonden in het verdrag van Dover. Engeland verklaarde de Republiek – volgens Marvell this undigested vomit of the sea – de oorlog, en zowel Frankrijk als de bisdommen Münster en Keulen deden hetzelfde. Frankrijk, Keulen en Münster vielen de Republiek binnen; een Engelse landingspoging werd na de slag bij Solebay ternauwernood verijdeld. Terwijl de buitenlandse troepen met een verbijsterende snelheid optrokken tot aan de waterlinie en Utrecht in juni 1672 viel, werden de gebroeders De Witt gelyncht in Den Haag, waarna Willem III, die in het complot tegen de De Witts een nooit helemaal opgehelderde rol zou hebben gespeeld, tot stadhouder werd benoemd.
Willem III
De crisis gaf de orangisten de overhand. Onder Willem III wist Nederland uit de benauwde situatie te komen, waarbij admiraal Michiel de Ruyter de gezamenlijke zeemacht van Frankrijk en Engeland wist te verslaan. Met keizer Leopold I, Spanje en de verdreven hertog van Lotharingen werd een alliantie gesloten waardoor de aanvallers terug konden worden gedreven. Engeland (tweede vrede van Westminster), Keulen en Münster sloten daarop in 1674 vrede. In 1678 werd uiteindelijk ook met Frankrijk een ongunstige vrede gesloten. Hierna zou Willem III zich blijven richten op het vormen van een Europese coalitie tegen het expansionisme van Lodewijk XIV. Hoewel hij hierbij successen boekte, begon de teruggang van de macht van de Republiek zich af te tekenen.
Nadat koning Jacobus II van Engeland in 1688 onverwachts een mannelijke katholieke erfgenaam kreeg, werd diens schoonzoon, stadhouder Willem III, door bepaalde Engelse facties uitgenodigd om koning van Engeland te worden. Onder zware druk van het Franse expansionisme speelde Willem III een alles of niets politiek, die wonderwel goed afliep. Hij rustte in de zomer van 1688 een voor die tijd enorme invasiemacht uit, die in het najaar van 1688 vanuit Hellevoetssluis vertrok en in Zuidwest-Engeland aan land ging. Na enige schermutselingen wist het leger van Willem III de relatief beperkte en niet erg effectieve legermacht van zijn schoonvader te verdrijven, waarna het leger van Willem III Londen bezette. Op deze gedurfde wijze kwam de Glorious Revolution tot stand en werd de groeiende Franse invloed op de Engelse troon tenietgedaan. De al sinds Willem II bestaande verbinding tussen Oranje en de Stuarts werd bevestigd. Nu Willem III ook in Engeland aan de macht was, slaagde hij er in met succes weerstand te bieden aan de Franse agressiepolitiek van Lodewijk XIV. Vanaf dat moment liep de Republiek in politiek opzicht gedurende vijfendertig jaar aan de hand van Engeland. Met Willem III ook in Engeland aan de macht, kon hij zich nog sterker richten op het bestrijden van de Franse hegemonie. Hij speelde een belangrijke rol in anti-Franse coalities tijdens de Negenjarige Oorlog (1688–1697) en tot aan zijn dood in 1702 in de Spaanse Successieoorlog (1701–1713).
Willem III bracht tevens zijn bankiers en raadgevers naar Londen en voerde economische verbeteringen door. Sindsdien begon Engeland steeds meer de Republiek te overvleugelen, vooral in de koloniale handel. Voor een deel kwam dat omdat Engeland nu een goed functionerend centraal gezag had. Maar de grootste reden was de sterk toegenomen bevolking van Engeland, die in het algemeen goed was opgeleid en daarmee dus bovendien de productie per persoon kon vergroten. Bovendien steunde het vernieuwde Engelse bestuur handel, economie en technische vernieuwingen; zo werd de vloot sindsdien voortdurend gemoderniseerd en uitgebreid. Door deze vernieuwingen slaagde Engeland er na 1688 in om de Republiek, die onder een steeds toenemende belastingdruk gebukt ging, in economisch en technologisch opzicht te overvleugelen.
Tweede stadhouderloze tijdperk
Door het hardvochtige bestuur van Willem III werd buiten Friesland en Groningen na zijn kinderloos overlijden geen nieuwe stadhouder gekozen. De handel en scheepvaart kenden niet meer de groei van de vorige eeuw, maar bleef substantieel. De handel van Frankrijk en vooral Engeland groeide echter wel sterk, zodat het aandeel van de Zeven Provinciën relatief kromp. De Republiek had nog wel een belangrijke financiële sector, waarbij buitenlandse regeringen grote leningen aangingen bij Amsterdamse bankiers.
Politiek en militair zat de Republiek in het tweede stadhouderloze tijdperk (1702–1747) op de tweede rang. Economisch speelde na veertig jaar oorlog met Frankrijk de enorme staatsschuld een grote rol, waarbij vooral na de Spaanse Successieoorlog bleek dat de Republiek boven haar macht werkte. Engeland en de Republiek streden in deze oorlog samen met een aantal bondgenoten om vereniging van de Spaanse en de Franse monarchie te voorkomen. Dit werd een bijzonder lange en uitputtende oorlog voor alle partijen, waarin de Republiek voor het laatst een eigen rol speelde in de Europese machtsverhoudingen. Bij de vrede van Utrecht in 1713 bereikte de anti-Franse coalitie haar doel, maar de onderhandelingen gingen over de hoofden van de Nederlandse gedelegeerden heen. In de woorden van de Franse onderhandelaar Melchior de Polignac; Nous traiterons sur vous, chez vous, sans vous, We onderhandelen over u, bij u, zonder u.
Zeventig procent van het inkomen van Holland ging op aan rente, wat enige offensieve ambitie onmogelijk maakte. Dat er een periode van meer dan dertig jaar vrede volgde, werd dan ook niet afgedwongen door de kracht van de Republiek, maar doordat Engeland en Frankrijk in deze periode afzagen van een agressieve politiek.
Het gevolg was een afhankelijkheid van Engeland, de nieuwe maritieme macht waaronder de Staatse vloot zou vallen. De Oostenrijkse Nederlanden werden met het Barrièretraktaat een bufferstaat waar Staatse garnizoenen gelegerd lagen. De Zeven Provinciën werden een nachtwakersstaat waarin afgezien van de hervormingsgezinde Slingelandt geen grote namen naar voren kwamen. Hoewel de orangistische tendens veel minder sterk was dan in het eerste stadhouderloze tijdperk, veroorzaakte de inval van Franse troepen in het zuiden van de Republiek in 1747 een paniek die een herhaling leek van het rampjaar. Dit bracht Willem IV de functie van stadhouder, voor het eerst in alle gewesten. Internationaal kon de politiek lange tijd gebaseerd worden op het uitspelen van de Frans-Engelse tegenstellingen, maar na de Zevenjarige Oorlog (1756–1763) had zich in Europa een nieuw machtsevenwicht gevormd, waardoor dit niet meer werkte en de Republiek steeds meer werd overgeleverd aan de welwillendheid van de grootmachten.
Waar in 1719 nog werd gezegd dans ce pays tout est nouveau (in dit land is alles nieuw), schreef in 1764: you meet with multitudes of poor creatures who are starving in idleness (je komt menigtes van mensen tegen die verhongeren in ledigheid). Na 1688 was de handel op Spanje en Azië gaan stagneren om na 1720 in te storten. Dit gold ook voor de visserij. Door de lage prijzen en de relatief hoge lonen was dit niet direct merkbaar, maar na 1770 was er op grote schaal armoede. Het idee van een neergang werd extra kracht bijgezet door plagen als de paalworm die de dijken en schepen aantastte en de runderpest, Gods slaande hand over Nederland.
Patriottentijd
De tweede helft van de achttiende eeuw was een roerige periode met wat de Atlantische revoluties noemde. Waar het eerder slechts ging om adellijke privileges, begon nu ook de volkssoevereiniteit van een rol te spelen.
In de Republiek groeide de onvrede over de regentenklasse die zich steeds meer afsloot van het volk. Het bestuur van het land was eerder weliswaar geen democratie geweest, maar het volk had nog wel invloed uit kunnen oefenen. De onvrede kwam het eerst tot uiting in het Pachtersoproer in 1748. De doelisten zagen Willem IV als degene die het bestuur kon hervormen, maar toen hij aan de macht kwam, bleek hij niet van plan de bestaande structuur te veranderen.
De vroege dood van Willem IV in 1751 liet het stadhouderschap toekomen aan de driejarige Willem V die in 1766 meerderjarig werd. Ook hij wist daarna niet de politieke vernieuwing te brengen waarop gehoopt werd. Aan het eind van de achttiende eeuw groeide dan ook de interne verdeeldheid in Nederland. De verlichting begon ook invloed te krijgen in de Republiek, waar een goed onderwijs bestond en daarmee een relatief grote groep geletterden. Dit leidde tot de wil naar een meer democratisch regeringssysteem. Aan de andere kant waren er de orangisten, die stadhouder Willem V nog meer macht wilden geven in navolging van de Franse koningen.
Dat Nederland werd beïnvloed door de gebeurtenissen in Frankrijk wordt tegengesproken door . Hij betoogt daarentegen dat de wisselwerking begon in de Nederlanden, waar de radicale verlichting ontstond uit het radicale cartesianisme. De Patriottenbeweging was volgens hem de enige grote Europese democratische massabeweging voor de in 1789 begonnen Franse Revolutie.
Internationaal waren de verhoudingen gewijzigd en was er na eeuwen niet langer een Frans-Habsburgse tegenstelling, waardoor in 1782 de barrièresteden ontruimd moesten worden. Bij de Staten van Holland en de Staten-Generaal ontstond onvrede over het stadhouderlijk stelsel die gedeeld werd met de regenten die in de pro-Engelse koers van de stadhouder een bedreiging voor de handel zagen. De Amerikaanse revolutie (1775–1783) werd toegejuicht door de democraten, maar ook door de regenten die daarin een vermindering van de Engelse macht zagen.
De bestaande onvrede werd versterkt door het rampzalige verloop van de Vierde Engelse Oorlog (1780–1784) die volgde op de erkenning van de Verenigde Staten tijdens de Amerikaanse revolutie (1775–1783). De Republiek was in 1782 na Frankrijk het tweede land dat de Verenigde Staten erkende en de Britten verklaarden haar de oorlog om te voorkomen dat Nederland eerst met andere neutrale landen een alliantie zou aangaan en dan alsnog in de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog betrokken zou raken. Met de oorlog kwam een einde aan een eeuw van bondgenootschap. De Engelsen maakten daarbij handig gebruik van uiterst trage besluitvorming in de Republiek. De oorlog betekende een ramp voor Nederland, vooral economisch. De vloot waarmee de Republiek tegen de Engelsen ten strijde trok, was even groot als die waarmee Michiel de Ruyter de Engelsen had verslagen. Terwijl echter de investeringen in de vloot in de Republiek stabiel waren, waren ze in Engeland explosief gestegen.
In 1786 en 1787 escaleerden de binnenlandse problemen. De onvrede van de regenten richtte zich op het patronagestelsel van Willem V, dat hun invloed had doen afnemen. De democratische beweging had daarentegen juist bezwaar tegen het oligarchische karakter van het bestuur. Hoewel de motieven dus van verschillende aard waren, noemden de anti-orangisten zich allen patriotten, al steunden niet alle anti-orangistische regenten de toenemende politieke participatie van de burgers. Zij vreesden de mogelijke democratische beweging waardoor zij mogelijk meer zouden verliezen dan winnen en werden aristocraten genoemd.
De patriotten grepen onder het mom van grondwettige herstelling terug op de Opstand en de Gouden Eeuw en wilden de oude rechten en privileges terug. Door samenwerkende regenten en burgers werden Willem V zijn bijzondere benoemingsrechten ontnomen. Op lokaal niveau begon zich een revolutie af te tekenen, waarbij vrijkorpsen een belangrijke rol speelden. Willem V voelde zich niet meer veilig en vertrok naar Nijmegen. Hij kon zich niet vinden in het plan van de orangisten om hem te herstellen en weigerde mee te werken. Zijn kordater vrouw, prinses Wilhelmina, bood aan zijn plaats in te nemen, waarna haar aanhouding bij Goejanverwellesluis leidde tot de Pruisische inval die de Oranjerestauratie af zou dwingen. Veel patriotten vluchtten naar Frankrijk waar zij een niet onbelangrijke rol hadden in de Franse Revolutie die hen terug zou brengen naar de Republiek tijdens de Bataafse Revolutie.
Bataafse tijd
Na de Franse Revolutie hadden de Fransen in 1794 de Zuidelijke Nederlanden bij de Franse republiek gevoegd. In 1795 vielen de Franse troepen ook Nederland binnen. Zij bezorgden daarbij de patriotten, die samen met de Franse legers weer terugkeerden, alsnog de macht. In naam maakte het geen onderdeel uit van de Franse republiek, maar werd de Bataafse Republiek gevestigd. Stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland waar hij met de Verklaring van Kew de Nederlandse koloniën onder Brits beheer bracht.
In de voorgaande eeuwen was in de Republiek een notie van de moderne staat bereikt. De Staten hadden een soevereiniteit die bij andere Europese landen door middel van een revolutie bereikt moest worden. Dat gold ook voor de politieke en religieuze tolerantie, de gelijkheid van alle burgers en de verdeling van de welvaart over de bevolking. Dat betekende niet dat er geen sociale ongelijkheid was en met de neergang van de Republiek kwam het institutioneel onvermogen aan het licht. Door de bestaande situatie was deze periode veel minder gewelddadig dan in Frankrijk en kon vooral aandacht besteed worden aan de vorming van een land waarin het provinciale overwicht van Holland vervangen werd door een centraal geleid bestuur. Het betekende wel dat Nederland een vazalstaat van de nieuwe Franse republiek werd en volgens het Verdrag van Den Haag een schadeloosstelling van honderd miljoen gulden moest betalen voor wat als bevrijding werd voorgesteld.
Binnenlands was er aanvankelijk enige onafhankelijkheid en werden de Rechten van de Mens en Burger ingevoerd, waarmee onder andere alle religies gelijk werden gesteld. De Nationale Vergadering was de eerste democratische volksvertegenwoordiging in Nederland, maar bleek niet in staat het staatsbestel te hervormen door de tegenstellingen tussen de unitarissen, voorstanders van de eenheidsstaat, en de federalisten die provinciale soevereiniteit voorstonden. Na drie jaar leidde de frustratie tot twee staatsgrepen met Franse steun waarna met de Staatsregeling van 1798 de eerste Nederlandse grondwet werd ingevoerd. Dit was een radicale breuk met het provincialisme en was op staatkundig gebied de belangrijkste verandering sinds de Opstand.
Als bondgenoot van Frankrijk nam de Bataafse Republiek deel aan de Tweede Coalitieoorlog. Op 27 augustus 1799 landde een Brits-Russische troepenmacht van 32.000 man in Den Helder. Op 3 oktober werd Alkmaar bezet. In de slag bij Castricum wist het Bataafs-Franse leger onder de generaals Herman Willem Daendels en Guillaume Brune op 6 oktober echter een beslissende overwinning te behalen tegen de gecombineerde Brits-Russisch strijdmacht. Als gevolg van de blokkade door de Britse marine werd met name de economie van de kustprovincies zwaar getroffen. De handel overzee lag zo goed als stil. Een groot deel van de kolonies ging definitief verloren aan de Britten. In de grote steden in het westen, zoals Amsterdam en Leiden zat een groot deel van de bevolking in de bedeling. Noodgedwongen veranderde Nederland in deze periode steeds meer in een agrarische samenleving waarbij zelfs Amsterdam een groot deel van zijn bevolking verloor.
Het volk verloor zijn enthousiasme voor de politiek. Rond 1800 wist het evenwel tot nationale verzoening te komen, waarbij de Fransen steeds meer als bezetters in plaats van bevrijders werden gezien. In 1801 was er wederom een staatsgreep. Het Bataafs Gemenebest werd ingesteld dat weer een federaler karakter kreeg. Ook dit bewind voldeed niet aan de verwachtingen, waarna Napoleon in 1805 Schimmelpenninck aanstelde als raadpensionaris. Hoewel deze een jaar later al aan de kant werd geschoven, wist Schimmelpenninck belangrijke hervormingen door te voeren. Na de omvorming van het Bataafs Gemenebest tot het Koninkrijk Holland in 1806 stelde Napoleon zijn broer Lodewijk Bonaparte aan als koning. Lodewijk Bonaparte zette de lijn van Schimmelpenninck door, maar identificeerde zich volgens zijn broer te veel met zijn onderdanen, onder andere door een gebrekkige naleving van het continentaal stelsel. In 1810 werd het land daarna in etappes ingelijfd door het Franse Keizerrijk. De staatsschuld was in achttiende eeuw en Bataafse tijd zodanig uit de hand gelopen dat Napoleon in 1810 zelf de tiërcering van de staatsschuld oplegde.
Na de desastreus verlopen veldtocht naar Rusland en volkerenslag verlieten de Franse troepen in 1813 het land. Vooral door Hogendorp lag het initiatief voor een nieuwe staat niet bij de geallieerden. Hoewel de rol van Oranje in de jaren daarvoor voorbij leek te zijn, werd de zoon van de overleden Willem V gevraagd soeverein te worden. De invoering van de Franse wetgeving zou echter van blijvende betekenis blijken.
Verenigd Koninkrijk
Na het vertrek van de Fransen werd in het noorden al snel begonnen met de vorming van een nieuwe staat. In 1813 werd Willem I soeverein vorst, terwijl in 1814 de nieuwe grondwet werd aangenomen. Willem kon hierbij rekenen op steun van de Britten, die een sterke bufferstaat wilden tegen de Franse expansiedrift. In het zuiden ontbrak een dergelijke beweging. Waar het noorden drie jaar deel uit had gemaakt van het Franse rijk, was dit voor het zuiden bijna twintig jaar het geval geweest. De grote mogendheden zagen het zuiden als een te zwakke zelfstandige bufferstaat, waarvoor ook het binnenlands initiatief ontbrak. Oostenrijk wilde echter zijn oude erflanden niet terug. In 1815 besloten de mogendheden tijdens het Congres van Wenen tot de vereniging van noord en zuid. In het zuiden was er aanvankelijk sprake van aarzeling, maar de honderd dagen van Napoleon trok de Belgen over de streep om zich aan te sluiten bij het Verenigd Koninkrijk, daarbij geholpen door Hollandse rekenkunde, Arithmétique hollandaise.
Hoewel Willem I wel wordt vergeleken met de verlichte despoten, had hij wel degelijk te maken met de grondwet en de Eerste en Tweede Kamer. Dit weerhield hem er niet van om buiten de kamers om te regeren en zo het land te herstellen van de verwoestende Franse overheersing. Willem I pakte de wederopbouw krachtig aan. De in het zuiden in de Franse tijd florerende industrie werd gestimuleerd, terwijl in het noorden de nadruk lag op het herstel van de handel en scheepvaart. In het gehele land werd de infrastructuur aangepakt en werden talrijke kanalen gegraven en wegen verbeterd. Een reeks nieuwe instellingen waaronder de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) moest de welvaart verbeteren om Nederland zo uiteindelijk weer een grote mogendheid te maken. De grotendeelse teruggave van de koloniën door de Britten hielp hierbij, hoewel het tot de invoering van het cultuurstelsel in Nederlands-Indië in 1830 zou duren voor er sprake was van een batig slot.
Zo voortvarend als Willem I de economie stimuleerde, zo conservatief was zijn politiek. In bestuur en hoge legerposten waren de Belgen zwaar ondervertegenwoordigd, hoewel ze een groter deel van de bevolking en het leger uitmaakten. De taaldwang zorgde voor de nodige weerstand in het zuiden, waar niet alleen Wallonië Franssprekend was, maar ook de hogere bourgeoisie in Vlaanderen. De katholieken, die de meerderheid van de bevolking uitmaakten, eisten vrijheid van onderwijs en godsdienst en de liberalen hadden bezwaren tegen de autoritaire regeerstijl van Willem I. Dit leidde tot het Monsterverbond en uiteindelijk de Belgische afscheiding in 1830.
Koninkrijk der Nederlanden
De kostbare volhardingspolitiek van Willem I resulteerde in hoge financiële lasten. Daarnaast werkte het systeem niet meer waarbij de in het zuiden gefabriceerde producten door noordelijke schepen vervoerd werden. Het was nu duidelijk dat Nederland tot de kleine mogendheden behoorde en noodgedwongen een neutraliteitspolitiek begon te volgen. Politiek gezien bevond het land zich ook midden in de periode van "een land dat in de jaren 1780 in een crisis belandde en tot 1848 toe een lange reeks van valse starts en mislukkingen meemaakte".
Parlementaire democratie
Na de Franse revolutie en het verslaan van Napoleon had het reactionisme de overhand gekregen. In het revolutiejaar 1848 had dit weer een sterke tegenbeweging zette zich hier weer tot gevolg met onlusten in heel Europa. Het startpunt was weer Frankrijk waar de reactionaire koning werd afgezet en een burgerregering aan de macht kwam. Snel daarna kwamen ook volksopstanden voor in onder andere Duitsland en Oostenrijk. In Nederland verliep dit jaar relatief rustig doordat Willem II naar eigen zeggen in één nacht van conservatief tot liberaal was geworden. Hij liet een nieuwe grondwet ontwerpen door de liberaal Thorbecke. Nederland werd een constitutionele monarchie, terwijl de ministers voortaan verantwoordelijk waren voor het beleid in plaats van de koning. Thorbecke kon dit daarna aanvullen met de nodige hervormingen, maar kwam in 1853 ten val na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie en de daaropvolgende Aprilbeweging.
De schoolstrijd zou daarna een belangrijk onderdeel van de politiek vormen, waarin zich confessionele partijen begonnen te vormen in oppositie tegen het jarenlange overwicht van de liberalen, met de protestantse Anti-Revolutionaire Partij als eerste landelijke politieke partij. Waar de parlementsleden zich eerder verenigden in informele allianties en kiesverenigingen, ontstonden aan het einde van de negentiende eeuw meerdere politieke partijen.
In Nederlands-Indië volgde Nederland een zogenaamde onthoudingspolitiek. Dit hield in dat in de buitengewesten geen bestuur gevestigd werd, maar dit beperkte tot relaties met de inheemse vorsten. Een andere politiek zou financieel en militair te veel inspanningen vergen. Onder andere onder druk van het modern imperialisme van andere landen aan het einde van de negentiende eeuw, kwam het desondanks tot een koloniale expansie, de koloniale paradox. Deze expansie kon met zwaar geweld gepaard gaan.
Modernisering
De invoer van goedkoop graan en andere landbouwproducten uit de VS en Canada veroorzaakte tussen 1878 en 1895 een landbouwcrisis waardoor de werkgelegenheid op het platteland sterk terugliep. In de veenkoloniën van Groningen en Drenthe waar al grote sociale verschillen bestonden, had dit in 1888 in Appelscha de eerste grootschalige staking in Nederland tot gevolg waar loonsverhoging en afschaffing van de gedwongen winkelnering werd geëist.
Een groot deel van de bevolking trok dan ook weg van het platteland. Deels was dit migratie richting de steden, maar een substantieel deel emigreerde ook richting het buitenland. Door de verstedelijking die hier het gevolg van was, zette de industrialisatie vooral in het oosten en het zuiden sterk door. Daartoe droeg de trein bij waarvan het eerste exemplaar in 1839 ging rijden tussen Amsterdam en Haarlem. Ook breidde de dienstensector zich uit. Dit alles droeg belangrijk bij aan de economische groei, maar de verstedelijking maakte ook de onderste sociale lagen van de samenleving zichtbaar als arbeidersklasse. Hieruit ontstond een arbeidersbeweging die zich organiseerde in politieke partijen en vakbewegingen. Naast de schoolstrijd werden uitbreiding van het kiesrecht en verbetering van de sociale omstandigheden van de arbeiders belangrijke politieke thema's. Er begon zich een verzuiling af te tekenen die met het burgerlijk karakter de Nederlandse samenleving zou kenmerken tot in de jaren 1960. De gestegen welvaart ging gepaard met een grote opbloei van kunsten en wetenschappen. Geleidelijk verdween de echte armoede, terwijl arbeidsvoorwaarden een wettelijke basis kregen. De positie van kinderen verbeterde langzaam met de invoering van het Kinderwetje van Van Houten in 1874 en de instelling van de leerplicht in 1901.
Hoewel de neutraliteit voortkwam uit onvermogen, begon Nederland zich te profileren als gidsland. Dit stond in tegenspraak met het beleid in de koloniën, waardoor een ethische politiek ontstond. Onder andere door de economische belangen kwam dit niet verder dan het financieren van volksonderwijs en een beperkte mate van politieke participatie van de koloniale bevolking.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914–1918) wist Nederland neutraal te blijven, maar het was wel het einde van de sterke economische groei. Het leger werd wel gemobiliseerd toen in augustus 1914 de oorlog uitbrak, terwijl de Duitse invasie in België tot ca. 1 miljoen vluchtelingen uit dat land leidde. Omdat de omliggende landen in oorlog waren en de Noordzee niet veilig meer was voor de scheepvaart, werd voedsel schaars en dreigde er zelfs hongersnood. Er werd een bonnensysteem voor de voedseldistributie ingesteld. Een fout in de distributie leidde in 1917 tot het Aardappeloproer in Amsterdam.
Onder druk van de oorlogsomstandigheden kwam de politiek tot de pacificatie van 1917 waarmee niet alleen de angel grotendeels uit de conflicten werd gehaald, maar ook de verzuiling officieel bevestigd werd. Er kwam een einde aan de schoolstrijd en voor mannen werd het algemeen kiesrecht ingevoerd, twee jaar later gevolgd door het vrouwenkiesrecht. De sociale kwestie werd echter niet opgelost en na de vergissing van Troelstra was de positie van de socialisten ernstig verzwakt. Deze vergissing bestond er uit dat Troelstra, de leider van de SDAP, na de revoluties in Duitsland en Rusland, in november 1918 eveneens tot een revolutie opriep onder de arbeiders, waar echter geen gehoor aan werd gegeven.
De relatie met België dat zwaar had geleden onder de oorlog was gespannen. De Belgen vonden dat Nederland niet neutraal was geweest, omdat het Duitse troepen door Limburg had laten terugtrekken. Ze eisten Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg op. Dit werd niet gehonoreerd, maar tot de Tweede Wereldoorlog zou de verhouding met België problematisch blijven. Nederland onthield zich van steun aan de Vlaamse Beweging ondanks de toespelingen op de onderlinge band vanuit het Grootneerlandisme.
Burgerlijk-verzuilde samenleving
De ontwikkelingen hadden er ondertussen toe geleid dat Nederland duidelijk te herkennen was als natiestaat. In de periode na de Eerste Wereldoorlog werd de bestaande ontwikkeling versneld. De infrastructuur werd uitgebreid, onder meer met de Afsluitdijk en eerder al het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg. Op grote schaal vond ook een elektrificatie plaats, wat grote veranderingen tot gevolg had voor transport, massaproductie, huishoudens en communicatie. Niet alleen de bestaande, maar ook nieuwe infrastructuur ontstond met de komst van de luchtvaart. Van de in 1919 opgerichte KLM landde de eerste vlucht in 1920 op Schiphol. In de industriële sector groeiden enkele zeer grote bedrijven als Philips, Shell en Unilever. In de wetenschap en kunsten kwamen grote namen naar voren, in de wetenschap zelfs dusdanig dat dit wel de tweede Gouden Eeuw van de Nederlandse natuurwetenschap is genoemd.
Ook begon er langzaam een sociaal stelsel te ontstaan. Internationaal werd neutraliteit nog steeds nagestreefd, ondanks de toetreding tot de Volkenbond en de vestiging van het Permanent Hof van Internationale Justitie in Den Haag.
Hoewel er met de NSB en de CPN wel antiparlementaire bewegingen waren, was de parlementaire democratie tot de Tweede Wereldoorlog nooit in gevaar. Na de gespannen verhoudingen met het koningshuis in de negentiende eeuw, groeide de populariteit van de koninginnen, waarbij meetelde dat zij geen directe politieke invloed meer nastreefden.
Vooral politiek, vakbeweging, scholen, omroep, pers en jeugdbeweging waren sterk verzuild. Getracht werd ideologische tegenstellingen op te lossen met een pacificatiepolitiek, wat vooral bij levensbeschouwelijke kwesties niet altijd lukte. Aangezien de confessionelen van 1918 tot 1994 altijd deel uitmaakten van de regering, had dit de nodige invloed.
De crisis van de jaren 1930 bracht na een periode van voorspoed grote werkloosheid. Het op dat moment regerende kabinet-Ruijs de Beerenbrouck III voerde een groot aantal bezuinigingsmaatregelingen en wetten door, waaronder de Tarwewet, om de crisis te doorstaan. Vrijwel alle landen rondom Nederland devalueerden hun munt, waardoor de handelspositie steeds slechter werd. Pas in 1936 werd door Colijn III alsnog besloten de gulden te devalueren. Economisch oriënteerde Nederland zich in deze tijd zeer eenzijdig op Duitsland. De invoering van het Sonderkonto bleek een strop voor Nederland. De crisis duurde in Nederland bijzonder lang, om te worden gevolgd door de Tweede Wereldoorlog. Dit zou uiteindelijk een toenemende invloed van de staat op de samenleving tot gevolg hebben.
In deze periode ontwikkelde de nationale beweging in Nederlands-Indië zich. Leiders als Soekarno en Hatta eisten bestuur of zelfs onafhankelijkheid en werden opgepakt en naar Nieuw-Guinea verbannen.
Langzaamaan kwam rond die tijd de toestroom van uit Duitsland gevluchte Joden op gang, maar om de relatie met Duitsland niet te verstoren werd er een zeer streng toelatingsbeleid gehanteerd en werden veel Joden weer teruggestuurd. Door de wereldwijd toenemende onrust werd besloten de defensie-uitgaven te verhogen en de dienstplicht te verlengen. Nederland kon echter de meeste wapens niet zelf fabriceren en moest dus kopen. Met de oorlogsdreiging waren de meeste landen echter steeds minder scheutig om internationale wapenleveranties of doorvoer te tolereren. Nederland kon zich hierdoor niet afdoende bewapenen en bleef aansturen op volledige neutraliteit tijdens de naderende oorlog.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940–1945) gebruikte het nationaalsocialistische bestuur Nederland onder meer als wingewest om de oorlog te ondersteunen. De bezetters probeerden daarnaast de bevolking te nazificeren, terwijl ruim honderdduizend Joden – 75% van de Joodse bevolking in Nederland – werd omgebracht in vernietigingskampen. Slechts een klein deel van hen kon overleven door onder te duiken. Na een aanvankelijke gematigde benadering, verhardde de bezetting al snel, vooral na de in bezet Europa unieke Februaristaking in 1941. Zo richtten de Duitsers concentratiekampen in en startte steeds hardere repressie en terreur. Hoewel er zowel verzetsbewegingen als collaborateurs waren, was de algemene houding er een van inschikken door vergaande aanpassing, ook wel accommodatie genoemd. Toen op 5 mei 1945 heel Nederland was bevrijd, waren niet alleen zo'n 200.000 Nederlandse burgers en militairen omgekomen, maar was veel weggeroofd of vernield.
Door de bezetter werden veel instellingen uit de verzuiling vervangen door algemene. Maar hoewel de verschillende zuilen in het verzet samenwerkten en na de bevrijding de doorbraakgedachte heerste, was er al snel een terugkeer naar de verzuiling van voor de oorlog. Daarmee was de oorlog minder een breuk dan verwacht zou kunnen worden. In 1948, in het vijftigste jaar van haar regeerperiode, trad koningin Wilhelmina af ten gunste van haar dochter Juliana. Zij was vooral teleurgesteld omdat in het naoorlogse Nederland de vooroorlogse verzuilde samenleving, met bijbehorende partijpolitieke cultuur, weer terugkwam en haar macht niet de gewenste groei had kunnen doormaken. Er werd afstand gedaan van de falende neutraliteitspolitiek door lid te worden van de VN, de EG en vooral de NAVO tijdens de Koude Oorlog. Willem Drees regeerde tijdens deze periode waarin de verzorgingsstaat werd uitgebreid. Economische motieven, maar ook de spanning van de Koude Oorlog hadden een grote emigratie tot gevolg die door de overheid werd gestimuleerd. Tussen 1947 en 1963 vertrokken 409.000 mensen naar onder meer Canada, Australië, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland.
De van 1942 tot 1945 door Japan bezette zeer rijke en winstgevende kolonie Nederlands-Indië ging na een onafhankelijkheidsstrijd (1945–1949) definitief verloren voor Nederland. Met een koloniale oorlog die in Nederland eufemistisch bekendstond als de politionele acties werd enige jaren lang geprobeerd het gezag te herstellen, waarbij de Nederlanders soms meedogenloos optraden. Zowel door de internationale druk van de Verenigde Naties en de Verenigde Staten, in het bijzonder het dreigement de Marshallhulp stop te zetten, als door de vasthoudendheid van de Indonesiërs, werd Nederland gedwongen de nieuwe situatie te aanvaarden. In 1949 erkende Nederland de Indonesische onafhankelijkheid. Een immigratiestroom van in totaal ca. 300.000 personen uit Indonesië kwam op gang, bestaande uit Molukse ex-KNIL-militairen met hun gezinnen, Nederlandse repatrianten en Indo's. Hoewel oorspronkelijk gevreesd werd dat het verlies van de rijke kolonie tot economische malaise zou leiden (Indië verloren, rampspoed geboren), bleek het tegendeel het geval. Tot zwarte Sinterklaas in 1957 was de economische band met Indonesië samen met het Marshallplan nog wel van groot belang voor de wederopbouw.
Ontzuiling
In de jaren 1950 nam de welvaart in Nederland snel toe. Dit was vooral te danken aan de zich eindelijk doorzettende industrialisatie en aan het feit dat in West-Europa lering was getrokken uit de fouten van het interbellum, onder meer met het inzicht dat hoge tolmuren fnuikend waren voor de handelseconomie. Nederland, België en Luxemburg gingen daarom vanaf 1958 economisch nauwer samenwerken in de Benelux. Nederland was dat jaar ook een van de zes landen die de Europese Economische Gemeenschap oprichtten, waaruit in de jaren daarop de Europese Unie ontstond.
Na de watersnood van 1953 waarbij vele doden vielen, werd het Deltaplan opgesteld, dat vele dijkverhogingen en afsluitingen van zeearmen inhield en waar bijna 50 jaar aan werd gebouwd. Hierdoor werd een grote expertise op dit gebied ontwikkeld. De haven van Rotterdam groeide uit tot de grootste van Europa, tussen 1962 en 2004 zelfs de grootste ter wereld.
In de jaren 1950 was de concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland ook verbeterd door de geleide loonpolitiek. Het decennium daarop zag de ontdekking van de aardgasbel en grote loonsverhogingen die een luxe mogelijk maakten die daarvoor niet gekend was, het begin van de consumptiemaatschappij. Met de televisie werd de auto daarvan het symbool. De individuele ontplooiing werd geleidelijk belangrijker dan het voldoen aan de verwachtingen van de zuil. Met deze ontzuiling ontstond een jeugdcultuur die zich juist afzette tegen de oudere generatie.
Hoewel er na de oorlog in de kunst wel bewegingen waren als de Vijftigers en Cobra, ontstond er pas in de jaren 1960 een beweging van verandering die maatschappijbreed was. Bestaande structuren en normen en waarden verdwenen niet direct, maar werden vanaf toen wel ter discussie gesteld. Gezag was niet langer vanzelfsprekend, maar afhankelijker van vaardigheid. In de jaren 1960 waaiden flowerpower, de hippie-leefstijl en vrij druggebruik over uit Californië, terwijl de seksuele moraal vrijer werd. De subsidiewetgeving werd verruimd waarmee kunstenaars meer ruimte kregen om te experimenteren. Ook de vrouwenbeweging liet sterk van zich horen, al loopt de emancipatie tot op heden achter ten opzichte van omringende landen. Bij dit alles paste ook een democratisering van het onderwijs die er kwam met de Mammoetwet van 1968.
Parallel aan de ontzuiling speelde zich vanaf deze periode de ontkerkelijking af. Met de secularisering groeide het deel van de bevolking dat zich niet rekende tot een van de zuilen. De confessionele partijen zagen hun aanhang kelderen. De vorming van het CDA uit de drie grootste confessionele partijen kon hun aanwezigheid in het machtscentrum nog rekken, maar in het algemeen verloren zij aanhang aan liberale partijen als D66 en VVD, of aan de sociaaldemocratische PvdA. Tegenover de ontkerkelijking begon een toename van een ongebonden spirituele groep die zingeving zocht in bewegingen als new age.
Eind jaren 1950 ontstond ook een vrees voor het communisme. De sociaaldemocraten waren weliswaar minder radicaal, maar de communistische sterk pro-sovjet CPN behaalde in 1946 10 van de 100 Kamerzetels (was 3 in 1939), plus veel gemeenteraadszetels en de absolute meerderheid in een aantal Groningse gemeentes. De omwenteling in Tsjecho-Slowakije in 1948 deed bewondering omslaan in vrees. Tot een heksenjacht kwam het niet, maar een aantal wetswijzigingen in onder andere de gemeentewet verzekerde de mogelijkheid om eventueel communistische politici te wippen, mochten ze te sterk worden. De aanhang van de CPN nam overigens in latere jaren drastisch af.
De westelijke helft van Nieuw-Guinea werd na veel bemoeienissen van Indonesië en Amerikaanse aanmaningen en Russische dreigementen in oktober 1962 overgedragen aan de Verenigde Naties. In 1969 werd Nieuw-Guinea middels een volksstemming officieel bij Indonesië gevoegd. Op 25 november 1975 werd ook Suriname onafhankelijk.
In de jaren 1970 moest dan ook de politiek volgen met een vernieuwing. Dat het kabinet-Den Uyl hierin grotendeels faalde, was onder andere te wijten aan de economische neergang na de oliecrisis van 1973. Vooral de arbeidsintensieve industrie bleek hierna weg te trekken naar lagelonenlanden. De daaropvolgende grote werkloosheid sloeg vooral toe onder laagopgeleiden, waaronder veel gastarbeiders die tijdens de periode van economische voorspoed waren binnengehaald. Uiteindelijk bleek de verzorgingsstaat hierdoor niet in volle omvang houdbaar te zijn. Het idee van de maakbare samenleving zorgde ook voor toenemend overheidsingrijpen met een toename van de bureaucratie die de overheid niet slagvaardiger maakte.
Schokkende affaires waren de treinkapingen door Molukkers bij Wijster in 1975 en De Punt in 1977. Ook speelde in deze periode de Lockheed-affaire.
Het begin van de jaren 1980 werd gekenmerkt door de oliecrisis van 1979, een economische terugval met hoge werkloosheid, een enorm begrotingstekort, oplopende rente en een instortende woningmarkt. De kabinetten van CDA'er Ruud Lubbers regeerden van 1982 tot 1994 onder het motto werk, werk, werk. Deze drie kabinetten werden gekenmerkt door grote bezuinigingen op ambtenarensalarissen en uitkeringen en de afbouw van de verzorgingsstaat. Het begrotingstekort werd zo teruggedrongen. Uitkeringen werden minder aantrekkelijk gemaakt om meer mensen aan het werk te krijgen en de werkloosheid, ruim 11% in 1983, tegen te gaan. Ook werd het poldermodel van consensus tussen overheid, vakbonden en werkgevers verlaten. Nederland leed onder stagflatie, wat een economisch probleem veroorzaakte waar maar moeilijk uit te komen was. Eind jaren 1980 ging wereldwijd de conjunctuur weer omhoog en verdween het pessimisme. De Nederlandse economie herstelde, de werkloosheid liep terug en het begrotingstekort was weer onder controle.
In de jaren 1990 trok de Nederlandse economie verder aan. Tijdens de paarse jaren steeg de welvaart, waarbij Nederland profiteerde van de wereldwijde economische groei. In deze periode groeide ook de milieubeweging. In 1972 had het rapport De grenzen aan de groei van de Club van Rome vooral in Nederland grote indruk gemaakt. De overheid reageerde hier weliswaar snel op, maar het bleek een moeilijk internationaal probleem, waarop niet direct greep te krijgen was. In de jaren 1980-90 deed Nederland als lid van de NAVO actief mee aan verschillende militaire vredesoperaties onder de vlag van de Verenigde Naties. Dat leidde in 1995 tot betrokkenheid bij de val van Srebrenica, die de gemoederen nog jaren bleef bezighouden.
Een ander moeilijk probleem, de bezorgdheid over de groeiende groep van etnische minderheden, werd aanvankelijk vooral genegeerd. Eind jaren 1960 en vooral in de jaren 1970 kwam een grote toestroom van gastarbeiders eerst uit vooral Italië en Spanje op gang, later veelal uit Marokko en Turkije. Waar de Spanjaarden en Italianen in de jaren 1980-90 grotendeels terugkeerden naar hun vaderland, was dat met de Marokkanen en Turken niet het geval. De reden was vooral economisch. Spanje en Italië werden evenals Nederland welvarender, zodat de emigranten weer graag teruggingen. Marokko en Turkije bleven onderontwikkelde gebieden, zodat er geen prikkel was voor de inmiddels aan de welvaart gewende gastarbeiders om terug te keren. Bovendien hadden velen ondertussen hun gezin over laten komen. Er kwam ook een grote toestroom van importbruiden op gang. Hierdoor groeide de allochtone islamitische bevolkingsgroep zeer sterk. Toen Pim Fortuyn toetrad tot de politiek werd het integratiebeleid uiteindelijk een verplicht onderdeel van de politiek. Frustratie over het vermeende falende overheidsbeleid bleek in 2002 nadat negen dagen na de moord op Fortuyn diens partij, de Lijst Pim Fortuyn, een ongekende verschuiving teweegbracht in de Tweede Kamerverkiezingen. Ook het CDA wist een reuzenzege te halen en kwam na 8 jaar terug in het machtscentrum. Hoewel het kabinet met de LPF niet lang stand hield, is de onvrede over de traditioneel regerende partijen sindsdien gebleven en gaan er sinds 2006 opnieuw steeds meer stemmen naar alternatieve partijen, zoals de SP enerzijds en de PVV anderzijds.
Waar in de jaren 1960 universele waarden voorrang moesten krijgen, werd vanaf nu weer aandacht gevraagd voor de nationale cultuur die gevaar zou lopen door enerzijds de Europese eenwording en anderzijds de grote groepen etnische minderheden. Het Grondwettelijk verdrag voor Europa werd dan ook afgewezen. En na 11 september 2001 verminderde de tolerantie ten opzichte van de islamitische minderheden, die zich op hun beurt in het gedrang voelden komen. De moord op Theo van Gogh leek de bevestiging van het multiculturele drama van een etnische onderklasse die niet integreert en op den duur radicaliseert. Terwijl op dit vlak de traditionele tolerantie verminderde, zorgde het toestaan van het homohuwelijk en onder voorwaarden abortus, euthanasie, prostitutie en softdrugs ervoor dat die indruk in het buitenland wel bleef bestaan.
Nationaal is er na de ontzuiling voor vele mensen geen ideologische stroming meer waar zij zich naar kunnen richten, terwijl het einde van de Koude Oorlog de internationale verhoudingen niet duidelijker heeft gemaakt. Daarnaast zijn er de kernproblemen die Fortuyn door de benoeming ervan zijn grote aanhang gaf en die nog steeds actueel zijn. Desondanks is Nederland ondanks de kredietcrisis en de daaropvolgende staatsschuldencrisis een zeer welvarend land met een goede sociale zorg en een stabiele samenleving, dat ondanks de genoemde politieke moorden een relatief geweldsarme ontwikkeling heeft meegemaakt.
Literatuur
(2004): De vorming van het land, Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Koninklijke Van Gorcum
(red) et al (1977-1983): Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Fibula-Van Dishoeck
; (red) (2006): Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers
(2005): De last van veel geluk, de geschiedenis van Nederland 1555-1702, Bert Bakker
; ; ; ; (2008): Verleden van Nederland, Atlas
Noten
Externe links
De canon van Nederland
Verre verwanten: 20 eeuwen Nederlandse geschiedenis
Het geheugen van Nederland
Bronnen van Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis
Geschiedenis in het Rijksmuseum
RijksCanon van het Rijksmuseum
Nationaal Historisch Museum
Geschiedenis van het Nederlandsche volk - P.J. Blok
Geboorte van Nederland
|
De schoolstrijd zou daarna een belangrijk onderdeel van de politiek vormen, waarin zich confessionele partijen begonnen te vormen in oppositie tegen het jarenlange overwicht van de liberalen, met de protestantse Anti-Revolutionaire Partij als eerste landelijke politieke partij. Waar de parlementsleden zich eerder verenigden in informele allianties en kiesverenigingen, ontstonden aan het einde van de negentiende eeuw meerdere politieke partijen.
| 2 |
politieke partij, politieke beweging, partijorganisatie
|
7,725 |
GeoCircle
|
5463813
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ni%C5%A1-operatie
|
Niš-operatie
|
De Niš-operatie (Bulgaars: Нишка операция) werd uitgevoerd door de troepen van het Bulgaarse leger en het Narodnooslobodilačka vojska Jugoslavije (Volksbevrijdingsleger van Joegoslavië, NOVJ), met medewerking van de Sovjetluchtmacht tegen de Duitse strijdkrachten in het gebied van Niš – Leskovac – Vlasotince. De operatie begon op 8 oktober 1944 en duurde zeven dagen. De aanvallers bereikten een aanzienlijke numerieke superioriteit en namen gunstige posities in voor het begin van de operatie, en tijdens het offensief dwongen ze de Duitse eenheden zich terug te trekken, omsingelden ze, versloegen ze en brachten hen een zware nederlaag toe. De vallei van de Zuidelijke Morava en alle plaatsen ten oosten daarvan werden bevrijd.
Deze operatie was onderdeel van het strategische Belgrado-offensief.
Inleiding
Na de nederlaag in het Iași-Chișinău-offensief in de tweede helft van augustus 1944 en de overgang van Roemenië en Bulgarije naar de kant van de geallieerden, beval het Duitse commando zijn troepen in de Balkan, het 2e Pantserleger en Heeresgruppe E om een front op de linie te vestigen: Timok-samenvloeiing – Skopje - samenvloeiing van de Drin (de zogenaamde "Blaue Linie" ofwel "blauwe lijn"). Dit betekende de terugtrekking van Heeresgruppe E uit Griekenland en de snelle concentratie van sterke troepen aan de Roemeens-Bulgaarse grens met Servië. Door intensieve NOVJ- operaties in samenwerking met de geallieerde luchtmacht (Operatie Ratweek) in september werd deze verschuiving en concentratie van krachten niet met succes uitgevoerd. Dit creëerde gunstige operationele kansen voor de opmars van het Rode Leger en de NOVJ door Servië.
Slagorde
Geallieerde eenheden
Bulgaarse leger
2e Leger (generaal-majoor Kiril Stanchev) (op 1 oktober - 79.079 man)
4e Infanteriedivisie
6e Infanteriedivisie
9e Infanteriedivisie
12e Infanteriedivisie
2e Cavaleriedivisie
1e Garde Infanterie Divisie
Pantserbrigade (beschikte over Duits materieel: 78 Maybach T-IV (= PzKw IV), 35 Skoda tanks (= PzKw 35(t)), 10 Praag tanks (= PzKw 38(t)), 23 Maybach T-III (= StuG III)
4e Grenswacht brigade
NOVJ:
13e Servische Korps (Ljubo Vuckovic) (schatting o.b.v. gemiddeld aantal man per divisie, 35.000 – 45.000 man)
22e Servische Divisie
24e Servische Divisie
46e Servische Divisie
47e Servische Divisie
2e Proletarische Divisie
45e Servische Divisie
Tien lokale partizanen-detachementen
Rode Leger:
57ste leger (alleen delen)
1e Garde Vestings Regio (in divisiesterkte)
17e Luchtleger (alleen delen)
9e Gemengde Luchtkorps
Duitse eenheden
Begin oktober: 21.500 man
7. SS-Freiwilligen-Gebirgs-Division Prinz Eugen (alleen SS Freiwilligen-Gebirgs-Regiment 13 "Arthur Phelps" en twee Abteilungen van het SS-Freiwilligen-Gebirgs-Artillerie-Regiment 7) (SS-Oberführer Otto Kumm)
2./Pz.Abteilung z.b.V. 12 (10 PzKpfw M 15/42 738(i)
21e Luftwaffen-Jäger-Regiment (11e Luftwaffen-Felddivisie)
47e Grenadier Regiment (22e Infanteriedivisie)
Geallieerde bevelsstructuren
De Sovjet-Unie verklaarde op 5 september 1944 de oorlog aan Bulgarije en creëerde zo een wettelijke basis voor de bezetting van Bulgaars grondgebied en het gebruik ervan voor het transport van eenheden. In Bulgarije was er een regeringswisseling en kwam het Vaderlands Front, een brede antifascistische coalitie, aan de macht. Op 5 september 1944 verklaarde de nieuwe Bulgaarse regering Duitsland de oorlog. Het nieuwe Bulgaarse leger ontstond door kleine veranderingen in het commandopersoneel in het oude leger en door opname van de opstandelingen-eenheden. Volgens de voorwaarden van de wapenstilstand die door de USSR aan Bulgarije werd opgelegd, werd het Bulgaarse leger onder het operationele bevel van het 3e Oekraïense Front van het Rode Leger geplaatst.
Onder auspiciën van de USSR sloot maarschalk Tito op 5 oktober 1944 een overeenkomst met vertegenwoordigers van de nieuwe Bulgaarse autoriteiten in Craiova, Roemenië. De overeenkomst was een delicate politieke kwestie, waarbij goedkeuring verleend voor Bulgaarse militaire inzet op Joegoslavisch grondgebied onder strikte voorwaarden.
Eenheden van het Bulgaarse leger stonden onder het operationele bevel van het 3e Oekraïense Front van het Rode Leger, terwijl de eenheden van de NOVJ die deelnamen aan de operatie onder het operationele bevel stonden van het Opperste Hoofdkwartier van de NOVJ. De coördinatie van acties en bevelen werd uitgevoerd via het hoofdkwartier van het 3e Oekraïense Front.
Details van het operatieplan werden op 7 oktober in Pirot uitgewerkt door het hoofdkwartier van het 13e Servische Korps, de chef-staf van het 3e Oekraïense front, de militaire commandant van Bulgarije en het hoofdkwartier van het Bulgaarse 2e leger.
Plan van operatie
De geallieerde troepen bereikten een numerieke en technische superioriteit in krachten t.o.v. de Duitse troepen. Daarnaast werden voor aanvang van de operatie NOVJ-eenheden ingezet op gunstige posities voor de aanval. Daarom werd een operatieplan aangenomen dat voorzag in:
Afsnijden van de Duitse Niš-groep vanuit het noorden, westen en zuiden en eromheen
Concentrisch samendrukken van de Duitse verdedigers in de richting van Niš
Hun vernietiging in het gebied van Niš
De afsnijding vanuit het noorden zou worden uitgevoerd door de 2e Proletarische Divisie met een aanval vanuit de richting van Mali Jastrebac naar de verkeersverbindingen ten zuiden van Stalać. De belegering vanuit het westen door de verbinding tussen Niš en Prokuplje af te snijden was de taak van de 24e Servische Divisie.
De aanval vanuit het zuiden zou worden uitgevoerd door de 4e en 12e Bulgaarse Infanteriedivisies, de 2e Bulgaarse Cavaleriedivisie en de Bulgaarse Pantserbrigade, gesteund door de 22e en 47e Servische Divisies. Deze strijdkrachten zouden de Duitse garnizoenen van Vlasotince en Leskovac met de omliggende vestingwerken uit schakelen. Daarna zouden de 12e Bulgaarse Infanteriedivisie en de Bulgaarse Pantserbrigade met de 47e Servische Divisie oprukken in de richting van de weg Niš-Prokuplje en contact opnemen met de 24e Divisie, terwijl de andere eenheden verder zouden oprukken in de richting van Niš.
De hoofdmacht van het Bulgaarse 2e Leger zou vanuit het oosten concentrisch oprukken naar Niš: de 9e Infanteriedivisie in de richting van Temska - Kalna - Svrljig - Niš, de 6e Infanteriedivisie in de richting van Pirot - Bela Palanka - Niška Banja - Niš, en de 4e Infanteriedivisie in de richting van Babusnica - Ravna Dubrava - Gajin Han - Niš.
Ten noorden van het operatiegebied vond de aanval van het 64e Fuselierskorps van het Rode Leger en de 45e Servische Divisie plaats via Knjaževac in de richting van de vallei van de Westelijke Morava. Het was de bedoeling, dat na de verovering van Knjaževac, de 45e Divisie samen met de 1e Garde Vestings Regio vanuit het noorden zouden oprukken naar Niška Banja en Niš.
Verder had de 46e Servische Divisie de taak in de omgeving van Vranje was om de operatie vanuit het zuiden te beveiligen en de opmars van eenheden van Heeresgruppe E uit de richting van Kumanovo te voorkomen.
Verloop van de operatie
Aanvangsfase
De operatie begon op 8 oktober 1944 om 07.30 uur met artillerie-voorbereidingen, gevolgd door de opmars van eenheden van het Bulgaarse 2e Leger om 08.00 uur. Op dezelfde dag begonnen de NOVJ-eenheden met de opmars op hun toegewezen routes.
Ondanks het feit dat de Bulgaarse eenheden een verhouding van 10:1 hadden in mankracht en wapens op hun aanvalsassen, slaagden de goed gepositioneerde Duitse troepen erin hun aanval te stoppen en lam te leggen. De eerste twee dagen werd dan ook geen noemenswaardige vooruitgang in welke richting dan ook geboekt. Het belangrijkste succes in deze dagen werd behaald door de 2e Proletarische Divisie, die de weg en het spoor Niš - Stalav bij Junis en Žitkovac doorsneed.
Duitse terugtrekking
Het Duitse commando was zich ervan bewust dat, gezien de sterke superioriteit van de tegenstanders, de posities in het Niš-gebied alleen konden worden gehandhaafd als er een sterke verbinding tot stand kwam met de Armee-Abteilung Serbien in het noorden en westen, en met Heeresgruppe E in het zuiden. Het offensief van superieure krachten van het Rode Leger en de NOVJ ontwikkelde zich goed ten noorden van het Niš-gebied, waardoor de verbinding met het noorden een illusie werd. Het 64e Fuseliers Korps rukte op naar de monding van Westelijke Morava en op 10 oktober bevrijdde de 24e Servische Brigade van de 45e Divisie, met medewerking van het Rode Leger, Knjaževac en bedreigde Niš vanuit het noorden.
Legergroep E trok door Macedonië met de 11e Luftwaffen-Felddivisie en de 22e Infanteriedivisie voorop. Deze twee divisies zouden vanuit de richting van Kumanovo door de vallei van de Zuidelijke Morava breken en een verbinding tot stand brengen met de Niš-groep. Hun aanval werd echter gehinderd door de opmars van Bulgaarse troepen en de NOVJ door de Kriva Reka-vallei. Het 21e Luftwaffen-Jäger-Regiment slaagde er op 10 oktober in om delen van de 46e Servische Divisie terug te dringen en Vranje te veroveren, maar deelde het commando mee dat het niet verder kon oprukken. De volgende dag, in de tegenaanval, dwong de 46e Divisie dit regiment zich terug te trekken en bevrijdde Vranje. De Duitsers hervatten de aanval en wierpen het 47e Grenadier Regiment van de 22e Infanteriedivisie in deze richting in de strijd, maar dat lukte niet.
Bovendien begon de grote superioriteit van de Bulgaarse en Joegoslavische strijdkrachten in het Niš-gebied resultaten op te leveren. De Bulgaarse pantserbrigade werd ingezet samen met de 12e Infanteriedivisie en deze brak het Duitse verzet en bevrijdde Vlasotince in de middag van 10 oktober.
Vanwege de ongunstige ontwikkeling en vanwege de acties van de 2e en 24e Divisies van het NOVJ ten westen van Niš, gaf de commandant van de Armee-Abteilung Serbien, generaal Felber, opdracht om de Niš-groep terug te trekken naar de Zuidelijke Morava-linie vanaf de monding van de Toplica naar het noorden. Deze lijn zou echter ook onhoudbaar blijken.
De commandant van de Duitse troepen in Niš, de commandant van de 7e SS-Bergdivisie, SS Oberführer Otto Kumm, vormde een aanvalsgroep om door de Zuidelijke Morava te breken in de richting van Prokuplje, terwijl achterhoede-eenheden op de verdedigingsposities werden achtergelaten om de opmars van de vijand te vertragen.
In de ochtend van 11 oktober verliet de meerderheid van de Duitse troepen Leskovac en brak door in de richting van Doljevac, waarop de Bulgaarse pantserbrigade samen met de 47e Servische Divisie Leskovac kon bevrijden en daarna de achtervolging van de vijand naar het noorden voortzette.
De aanval van de Četnik-strijdkrachten, versterkt door Duitse eenheden, van Kruševac richting Blace, bracht enige verlichting in de positie van de Duitse groep, doordat deze delen van de 2e Proletarische Divisie bond.
Op de ochtend van 12 oktober begon de Duitse hoofdmacht met een doorbraak vanuit Niš in de richting van Prokuplje, waardoor alleen de achterhoede overbleef in een groot halfcirkelvormig gebied van Niš naar het oosten. Zo werd de focus van de operatie verlegd naar de wegen van Niš naar Prokuplje.
Omsingeling en het breken van de Duitse groep
De Duitse opmars naar Prokuplje op 12 oktober werd aan de Zuidelijke Morava gestopt door extreem hardnekkig verzet van de 11e Servische Brigade van de 24e Divisie. Ondanks de duidelijke superioriteit in de aanvalsrichting, slaagden de Duitsers er pas in de middag in om de brug bij het dorp Mramor en de omliggende heuvels in handen te nemen. Ze slaagden er echter niet in de controle over de weg over te nemen. De Duitsers zetten alles in het werk en zetten hun opmars naar Prokuplje op 13 oktober voort. De 11e en 13e Brigades hinderden de Duitse opmars met succes d.m.v. een elastische verdediging en flankaanvallen. De Duitse penetratie bereikte het dorp Jug Bogdanovac, waar het uiteindelijk werd gestopt. Op 13 oktober rukte de 47e Divisie vanuit het zuiden op naar de weg Niš - Prokuplje en viel de oprukkende Duitse formatie vanaf de flank aan. De eenheden van de 47e Divisie maakten contact met de 24e Divisie bij Jug Bogdanovac, en zo was de Duitse groep volledig omsingeld.
Op dezelfde dag bereikte de Bulgaarse Pantserbrigade de omgeving van Doljevac. Andere Bulgaarse en Joegoslavische troepen versloegen de Duitse verdedigers en rukten op naar Niš. Op 14 oktober drongen eenheden van de 1e Garde Vestings Regio en 45e Servische Divisie de stad binnen vanuit het noorden, de 22e Servische Divisie vanuit het zuiden en de 6e Bulgaarse Infanteriedivisie vanuit het oosten. Op 14 oktober rond 16.00 uur werd Niš bevrijd.
Op de weg naar Prokuplje sloegen de eenheden van de 47e en 24e Divisies, die een front in de vorm van een hoefijzer vormden, constant de tegenaanvallen van de Duitsers af, waardoor deze gedwongen werden alle beschikbare troepen in te schakelen. Op 14 oktober vormden de Duitsers een kleine aanvalsgroep van tanks en gepantserde voertuigen. Aangezien de 47e Divisie niet over antitankwapens beschikte, slaagde deze groep erin om de posities van de 47e Divisie te doorbreken en rond 11 uur verder te rijden richting Prokuplje. Direct na de extractie werd de ring weer gesloten en werd de uitbraak van andere eenheden voorkomen.
Op het meest kritieke moment voor de Duitsers, in de vroege namiddag van 14 oktober, begon de luchtmacht van het Rode Leger een massale actie tegen de omsingelde Duitse groep. Omdat de Duitsers in het open veld waren omsingeld, had de luchtvaartaanval een verwoestend effect en veroorzaakte ze wanorde in hun gelederen. Vervolgens viel de Bulgaarse pantserbrigade aan met ondersteuning van de 47e en 24e Divisies aan. De Duitse troepen liet nu hun zware uitrusting achter en vluchten in kleine groepen richting de hellingen van de Jastrebac. Een massa oorlogsuitrusting en wapens bleef achter op de weg. Volgens het rapport van het hoofdkwartier van het 13e Servische Korps hadden de Duitsers op 14 oktober bij de gevechten op de linkeroever van Zuid-Morava als verliezen 2.036 doden, 1.238 gewonden en ongeveer 700 gevangen genomen. De Duitse divisiecommandant, Kumm, schreef dat deze dag ongeveer 1.000 doden had gekost.
Nasleep
In de daaropvolgende dagen trokken de Duitsers verder terug naar het noordoosten. De Bulgaarse troepen rukten verder op. De 4e en 6e Infanteriedivisies plus de pantserbrigade veroverden Prokuplje en vervolgens Blace (16 oktober), Kuršumlija (17 oktober) en Rača/Mala Kosanica (18 november). De 9e Infanteriedivisie kon vervolgens ten zuiden van Mala Kosanica contact opnemen met de 12e Infanteriedivisie die vanuit Leskovac naar het westen was getrokken. Daarmee stonden de Bulgaren in dit gebied vlak voor Podujevë op de weg naar Pristina.
Otto Kumm arriveerde uiteindelijk op 20 oktober in Raška, na zijn tocht door de bergen, met ongeveer 4.000 man. Na verzorgd te zijn, ging deze groep twee dagen later weer op mars, naar Kraljevo.
Resultaten van de operatie
Tijdens de zevendaagse operatie rond Niš hadden de gecombineerde geallieerde eenheden aanzienlijke verliezen toegebracht aan de Duitse eenheden, een groot gebied in het zuiden en zuidoosten van Servië bevrijd en de geplande verbinding van Heeresgruppe E met Armee-Abteilung Serbien voorkomen. Zo werd Heeresgruppe E gedwongen door de Sandžak uit te breken.
De Duitse verliezen tijdens de hele operatie zouden volgens Bulgaarse gegevens 5.200 doden en gewonden en 3.850 gevangenen hebben bedragen.
Bulgaarse verliezen waren 1.545 doden en gewonden. De Sovjet- en NOVJ verliezen zijn onbekend.
Operatie tijdens de Tweede Wereldoorlog
Tweede Wereldoorlog in Joegoslavië
Geschiedenis van Servië
1944
|
Op de ochtend van 12 oktober begon de Duitse hoofdmacht met een doorbraak vanuit Niš in de richting van Prokuplje, waardoor alleen de achterhoede overbleef in een groot halfcirkelvormig gebied van Niš naar het oosten. Zo werd de focus van de operatie verlegd naar de wegen van Niš naar Prokuplje.
| 1 |
cirkelvormig gebied, geografische zone, radiusgebied
|
10,624 |
Aquarium
|
283873
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Cairns
|
Cairns
|
Cairns is een Australische stad gelegen in het noordoosten van Queensland; de stad had in 2006 een bevolking van 128.284.
Cairns ligt op ongeveer 1720 km van Brisbane en 2500 km van Sydney, gezien over de weg.
Geschiedenis
Cairns is gesticht in 1876, om mijnwerkers onderdak te bieden die goud zochten in het Hodgkinson River goudveld en genoemd naar William Wellington Cairns (de toenmalige gouverneur van Queensland). De nederzetting raakte in verval toen een eenvoudigere route werd ontdekt vanaf Port Douglas. De toekomst van Cairns was echter veilig gesteld toen het een spoorverbinding door het Kuranda regenwoud kreeg en het een belangrijk punt werd in de export van suikerriet, goud, kostbare metalen en landbouwproducten van de omliggende kust- en binnenlandse gebieden.
Geografie
Cairns is een populaire reisbestemming vanwege het tropische klimaat en de nabijheid van vele attracties. Het Groot Barrièrerif ligt op slechts anderhalf uur reizen per boot. Het Nationaal park Daintree en Kaap Tribulation, op ongeveer 130 km ten noorden van de stad, zijn populaire gebieden om het tropische regenwoud te ervaren. Het is ook een startpunt voor mensen die Cooktown, Kaap York-schiereiland en het Atherton Tableland willen verkennen.
De stad heeft zijn natuurlijke omgeving in het voordeel gebruikt door een aantal kleine themaparken voor toeristen te bouwen. Het Tjapukai Aboriginal Cultural Park en de Kuranda Skyrail kabelbaan, die 7,5 kilometer over het regenwoud heen gaat, zijn enkele voorbeelden. Verder werd in 2017 Cairns Aquarium geopend.
Klimaat
De maximumtemperatuur schommelt tussen de 25 en 31 °C, de minimumtemperatuur tussen de 17 en 23 °C. Het aantal maandelijkse zonuren varieert tussen de 210 en 310.
Verkeer en vervoer
Luchthaven
Cairns International Airport wordt geëxploiteerd door Cairns Airport Pty Ltd. (vroeger door de Cairns Port Authority) en ligt 7 kilometer ten noorden van de stad, tussen het centrum en de noordelijke stranden. Wat betreft het aantal nationale en internationale passagiersaantallen is het de zesde luchthaven van Australië. In het seizoen 2003-2004 werden drie miljoen passagiers vervoerd. De luchthaven heeft een aparte hal voor binnenlandse en buitenlandse vluchten. De luchthaven is een belangrijke basis voor vluchten op Kaap York-schiereiland en de Golf van Carpentaria gemeenschappen. Cairns Airport is ook een basis voor de Royal Flying Doctors Service.
Sport
Cairns was in 1996 gastheer van de wereldkampioenschappen mountainbike.
Stedenbanden
Hiwasa-Minami (Japan), sinds 1969
Lae (Papoea-Nieuw-Guinea, Morobe provincie), sinds 1984
Sidney (Canada, Brits-Columbia), sinds 1984
Scottsdale (Verenigde Staten, Arizona), sinds 1987
Riga (Letland), sinds 1990
Zhanjiang (Volksrepubliek China), sinds 2004
Oyama (Japan), sinds 15 juni 2006
Geboren
Patrick Johnson (26 september 1972), atleet
Adam Hansen (11 mei 1981), wielrenner
Zenon Caravella (17 maart 1983), voetballer
Michael Thwaite (2 mei 1983), voetballer
Rhys Wakefield (20 november 1988), acteur
Kotuku Ngawati (16 juni 1994), zwemster
Jakara Anthony (8 juli 1998), freestyleskiester
Plaats in Queensland
Stad in Australië
|
De stad heeft zijn natuurlijke omgeving in het voordeel gebruikt door een aantal kleine themaparken voor toeristen te bouwen. Het Tjapukai Aboriginal Cultural Park en de Kuranda Skyrail kabelbaan, die 7,5 kilometer over het regenwoud heen gaat, zijn enkele voorbeelden. Verder werd in 2017 Cairns Aquarium geopend.
| 1 |
aquarium, zeeaquarium, openbaar aquarium
|
9,561 |
ExerciseAction
|
5733849
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Van%20der%20Knaaphal
|
Van der Knaaphal
|
Het Van der Knaaphal is een overdekte sportaccommodatie in Ede.
Het sportcentrum werd in 2018 geopend en heeft de beschikking over een indoorhal met een toeschouwerscapaciteit van 1100. Daarnaast beschikt het over een fitnessruimte, multifunctionele sportruimtes/dojo en verschillende onderwijsruimten. In de hal worden nationale en internationale sportwedstrijden en -evenementen gehouden.
Onder meer de sportverenigingen ZVV Ede en TweeVV zijn vaste gebruikers van het centrum. Ook maken verschillende scholen gebruik van de faciliteiten.
Zie ook
Lijst van topsporthallen in Nederland
Externe link
Website van het sportcentrum
Sportaccommodatie in Ede
Bouwwerk in Ede
|
Het sportcentrum werd in 2018 geopend en heeft de beschikking over een indoorhal met een toeschouwerscapaciteit van 1100. Daarnaast beschikt het over een fitnessruimte, multifunctionele sportruimtes/dojo en verschillende onderwijsruimten. In de hal worden nationale en internationale sportwedstrijden en -evenementen gehouden.
| 1 |
oefening, fitness, lichaamsbeweging
|
7,180 |
LoseAction
|
5757169
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlandse%20kampioenschappen%20schaatsen%20afstanden%202023%20-%2010.000%20meter%20mannen
|
Nederlandse kampioenschappen schaatsen afstanden 2023 - 10.000 meter mannen
|
De 10.000 meter mannen op de Nederlandse kampioenschappen schaatsen afstanden 2023 werd gehouden op zondag 5 februari 2023 in Thialf in Heerenveen. Er reden 10 deelnemers mee.
Titelhouder was Jorrit Bergsma die de titel pakte tijdens de Nederlandse kampioenschappen schaatsen afstanden 2022. Bergsma werd verslagen door Patrick Roest, die na de 5000 en de 1500 zijn derde titel van het toernooi pakte. Roest en Bergsma plaatsten zich ook voor het WK.
Uitslag
Man 10000
Nederlands kampioenschap schaatsen - 10.000 meter mannen
|
Titelhouder was Jorrit Bergsma die de titel pakte tijdens de Nederlandse kampioenschappen schaatsen afstanden 2022. Bergsma werd verslagen door Patrick Roest, die na de 5000 en de 1500 zijn derde titel van het toernooi pakte. Roest en Bergsma plaatsten zich ook voor het WK.
| 1 |
verlies, nederlaag, verslagen
|
8,157 |
BarOrPub
|
1242877
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Roetersstraat
|
Roetersstraat
|
De Roetersstraat is een Amsterdamse straat, die de Sarphatistraat verbindt met de Plantage Kerklaan, in de Plantagebuurt in het oostelijk deel van de grachtengordel. De Roetersstraat kruist de Valckenierstraat, de Nieuwe Achtergracht en de Nieuwe Prinsengracht en grenst aan de Nieuwe Kerkstraat en de Nieuwe Keizersgracht. De Roetersstraat is genoemd naar Hendrik Roeters (1617-1699), in 1673 schout van de stad Amsterdam en eigenaar van het Roeterseiland.
Ouderen
Het woord Roetersstraat is in het Amsterdamse spraakgebruik vanouds verbonden met ouderenzorg.
In het voormalige spinhuis: het Nieuwe Werkhuis uit 1782 aan de Roetersstraat 2, is het naar Samuel Sarphati vernoemde verpleeghuis het Dr. Sarphatihuis gevestigd.
Aan de Roetersstraat op de hoek van de Nieuwe Kerkstraat 159 en de Nieuwe Keizersgracht, is in het voormalige huis voor oude mannen en vrouwen van de Evangelisch-Luthers Diaconie uit 1772, het verpleeghuis Wittenberg.
Studenten
Op het Roeterseiland aan de Roetersstraat staan gebouwen van de Universiteit van Amsterdam, met daarin ook mensa Agora.
Het door werkstudenten gerunde café / Filmtheater Kriterion, staat aan de Roetersstraat 170. Het is voor een groot deel gevestigd in het voormalige verenigingsgebouw van de Handwerkers Vriendenkring.
Verzet
De drie bruggen in de Roetersstraat zijn vernoemd naar mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog door hun verzet levens redden.
De Ben Polakbrug (brug 258) over de Nieuwe Prinsengracht draagt de naam van wethouder, huisarts en verzetsstrijder Ben Polak (1913-1993).
De Lau Mazirelbrug (brug 259) over de Plantage Muidergracht naar de Plantage Kerklaan is vernoemd naar de juriste en verzetsstrijdster Lau Mazirel (1907–1974).
De Halverstadbrug (brug 260) over de Nieuwe Achtergracht is vernoemd naar de econoom en verzetsstrijder Felix Halverstad.
Tram
Tussen 1904 en 2006 hebben (o.a.) de tramlijnen 6, 7, 10 en 20 door de Roetersstraat gereden. De tramsporen zijn hier nu nog alleen in gebruik voor omleidingen. Bijzonder is dat de sporen over de drie bruggen in de straat zowel horizontaal als verticaal kleine boogstralen hebben.
Straat in Amsterdam-Centrum
|
Studenten
Op het Roeterseiland aan de Roetersstraat staan gebouwen van de Universiteit van Amsterdam, met daarin ook mensa Agora.
Het door werkstudenten gerunde café / Filmtheater Kriterion, staat aan de Roetersstraat 170. Het is voor een groot deel gevestigd in het voormalige verenigingsgebouw van de Handwerkers Vriendenkring.
| 1 |
bar, kroeg, café
|
5,065 |
UserComments
|
5791208
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Parasociale%20relatie
|
Parasociale relatie
|
Een parasociale relatie (parasociaal: bestaand naast het sociale) is een eenzijdige relatie tussen een persoon en een publiek figuur of fictief personage. Terwijl de persoon tijd en energie besteedt aan de relatie en het gevoel heeft de ander te kennen, weet de ander niet van diens bestaan af.
Achtergrond
De term parasociale relatie werd voor het eerst gebruikt in 1956 in het artikel Mass Communication and Para-Social Interaction: Observations on Intimacy at a Distance dat ging over de band die kijkers voelden met nieuwslezers en acteurs in films en televisieprogramma's. Op het moment dat kijkers rechtstreeks werden aangesproken, zogenoemde parasociale interactie, voelden zij zich sterker betrokken bij de interactie op televisie. Als de talkshowhost sprak zoals deze zou doen in een persoonlijk gesprek was de kans op het ontstaan van een parasociale relatie het grootst.
Mensen kunnen parasociale relaties ontwikkelen met publieke figuren waaronder acteurs, zangers, televisiepresentatoren, sporters, influencers, bloggers, gamers en fictieve personages. Onderzoekers stellen dat parasociale relaties al duizenden jaren bestaan, zo hadden mensen parasociale relaties met onder meer farao's en goden. Een parasociale relatie lijkt meestal op een vriendschappelijke relatie, maar kan ook lijken op een liefdesrelatie. Daarnaast is het ook mogelijk een negatieve parasociale relatie te ontwikkelen. Geschat wordt dat ongeveer 51% van de Amerikanen een parasociale relatie heeft gehad.
Door middel van sociale media en reality-tv krijgen buitenstaanders een persoonlijker beeld van publieke figuren. Daarnaast zorgt het internet er ook voor dat parasociale relaties kunnen toenemen. Doordat het door sociale media gemakkelijker is om in contact te komen met publieke figuren, worden parasociale relaties intiemer. Tijdens de coronapandemie steeg het gebruik van technologie voor communicatie, waardoor de grenzen tussen sociale en parasociale relaties vervaagden en de waarde van parasociale relaties toenam.
Effect
Positieve gevolgen
Een parasociale relatie is een uitbreiding van een bestaand sociaal netwerk. Psychologisch gezien wordt een parasociale relatie op dezelfde manier ervaren als een reguliere relatie en kan leiden tot een gevoel van verbinding. In tegenstelling tot in een wederkerige relatie ervaart men in een parasociale relatie geen gevoel van afwijzing. Daarnaast heeft een parasociale relatie geen verplichtingen of verantwoordelijkheden en is deze gemakkelijk te onderhouden. Een parasociale relatie kan als gevolg hebben dat een persoon zich aangemoedigd en ondersteund voelt en positieve veranderingen bewerkstelligt in diens leven.
Volgens psycholoog en wetenschapper Monique Timmers zijn extraverte en sociale mensen eerder geneigd parasociale relaties te ontwikkelen. Personen met een vermijdende hechtingsstijl ontwikkelen vaker parasociale relaties met fictieve televisiepersonages die positieve karaktereigenschappen hebben. Deze personages kunnen dienen als rolmodellen wat een effectieve copingstrategie kan zijn.
Een studie uit 2017 wees uit dat parasociale relaties adolescenten kan helpen bij de ontwikkeling van hun persoonlijkheid en autonomie. Daarnaast kan het een positief effect opleveren op het gebied van gemoed, zelfvertrouwen en zelfbeeld.
Negatieve gevolgen
Als de persoon zich realiseert dat de relatie eenzijdig is kan dit een gevoel van teleurstelling opleveren. Ook kunnen parasociale relaties een vervanging worden voor relaties in het dagelijks leven. Binnen parasociale relaties is er geen sprake van sociale controle, waardoor ongewoon of ongewenst gedrag niet wordt gecorrigeerd. Daarnaast kunnen personen emotioneel afhankelijk worden van de persoon met wie zij een parasociale relatie hebben, wat kan leiden tot mentale problemen.
Effect op publieke figuren
Parasociale relaties worden door veel publieke figuren gestimuleerd, omdat dit kan leiden tot een succesvollere carrière. Ook ervaren zij veel emotionele steun van hun fans. Parasociale relaties kunnen ingezet worden voor marketing of het creëren van bewustzijn, omdat personen het gevoel hebben dat zij advies krijgen van een vriend of vriendin.
Tegelijkertijd kunnen publieke figuren druk ervaren doordat fans door hun parasociale relatie het gevoel krijgen recht te hebben op persoonlijke informatie. Als zij de gewenste informatie niet verkrijgen, kan dit leiden tot heftige reacties.
Stans
Een parasociale relatie met een beroemdheid kan leiden tot een sterk gevoel van betrokkenheid, net als in een reguliere vriendschap of relatie. Hierdoor kan het voorkomen dat personen zich inlaten in het privéleven en de persoonlijke keuzes van de beroemdheid.
De Amerikaanse zangeres Selena Gomez en het Amerikaanse model Hailey Bieber hebben fans gevraagd zich niet te bemoeien met hun relatie. Zij ontvingen beiden doodsbedreigingen en nare opmerkingen van fans die als doel hadden de ene persoon tegen de ander te verdedigen. Zangeres Taylor Swift vroeg haar fans om haar ex-vriend John Mayer niet lastig te vallen. Volgens klinisch psycholoog Lynn Zubernis zijn dit voorbeelden van personen die geen reguliere parasociale relatie hebben, maar mentale problemen hebben, te jong zijn om te beseffen wat zij doen, of behoren bij een groep obsessieve fans die bekend staan als stans ("stalker-fans").
Psychologie
Relatievorm
|
De Amerikaanse zangeres Selena Gomez en het Amerikaanse model Hailey Bieber hebben fans gevraagd zich niet te bemoeien met hun relatie. Zij ontvingen beiden doodsbedreigingen en nare opmerkingen van fans die als doel hadden de ene persoon tegen de ander te verdedigen. Zangeres Taylor Swift vroeg haar fans om haar ex-vriend John Mayer niet lastig te vallen. Volgens klinisch psycholoog Lynn Zubernis zijn dit voorbeelden van personen die geen reguliere parasociale relatie hebben, maar mentale problemen hebben, te jong zijn om te beseffen wat zij doen, of behoren bij een groep obsessieve fans die bekend staan als stans ("stalker-fans").
| 1 |
gebruikersreacties, gebruikersinteractie, opmerkingen
|
1,539 |
Person
|
51023
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Marianne%20Weber%20%28zangeres%29
|
Marianne Weber (zangeres)
|
Marianne Weber (Utrecht, 5 december 1955) is een Nederlands zangeres van het levenslied. Ze is bekend in Nederland en Vlaanderen.
Biografie
Als kind was ze een groot fan van de Zangeres zonder Naam. Weber vormde aan het begin van de jaren negentig met Jan Verhoeven het Holland Duo. Ze brachten drie albums uit, waarvan de derde bekroond werd met een gouden plaat. Ze ging solo verder en in 1992 scoorde ze haar eerste hit met Ik weet dat er een ander is. Een andere hit uit die beginperiode was Schrijf me nooit geen mooie brieven meer.
Na enkele relatief goed verkopende albums nam Weber in 1997 een cd op met Frans Bauer. Het werd haar grootste succes tot dan toe; van de cd werden 300.000 exemplaren verkocht. De uitgebrachte single De regenboog werd voor beiden de eerste nummer 1-hit in de Nederlandse Top 40. In 2000 namen Weber en Bauer nogmaals een duettenalbum op (Wat ik zou willen), en in 2001 volgde een kerstalbum.
Sindsdien scoorde Weber nog regelmatig hits, met liedjes als De Italiaan, 'n Meisje huilt en Sneeuwwitte vredesduif, dat werd geproduceerd door Emile Hartkamp. In de zomer van 2007 stond haar album Tranen van geluk op de eerste plaats in de albumcharts.
Op 5 september 2008 was bij de TROS de eerste aflevering te zien van de reallifesoap Frans & Marianne. Hierin was de hernieuwde samenwerking tussen Bauer en Weber te zien. In december 2008 gaf het duo een eenmalige reeks concerten in Ahoy.
In juli 2021 hintte ze naar een afscheid als zangeres. Anderhalf jaar later, in november 2022, kondigde ze haar afscheid als zangeres aan.
Privé
Weber was 13 jaar getrouwd en heeft een zoon. In 1998 maakte Weber bekend dat zij biseksueel is. Ze had van eind jaren 1990 tot 2012 een relatie met Rita van 't Hof. Aan de Amadoresbaai op Gran Canaria heeft Weber een eet- en loungetent. In Shownieuws vertelde Marianne over haar intrek bij zanger en oud-zaalvoetballer John de Bever.
Discografie
Albums
|-
| style="text-align: left;" | Marianne Weber
| 1992
| Dino Music
| —
| —
| 18
| 38
| Studioalbum / Goud in Nederland
|-
| style="text-align: left;" | Diep in mijn hart
| 1993
| Dino Music
| —
| —
| 9
| 28
| Studioalbum
|-
| style="text-align: left;" | Alles in het leven
| 1994
| Dino Music
| —
| —
| 11
| 35
| Studioalbum / Goud in Nederland
|-
| style="text-align: left;" | Rozen op satijn
| december 1995
| Dino Music
| —
| —
| 38
| 13
| Studioalbum
|-
| style="text-align: left;" | Haar grootste successen
| 1997
| Dino Music
| —
| —
| 36
| 9
| Verzamelalbum
|-
| style="text-align: left;" | Frans Bauer & Marianne Weber (met Frans Bauer)
| 1997
| Tiptop Records
| 27
| 10
| 1 (3 wkn)
| 56
| Studioalbum
|-
| style="text-align: left;" | Morgen wordt 't anders
| 1997
| Tiptop Records
| —
| —
| 8
| 28
| Studioalbum
|-
| style="text-align: left;" | Jou vergeet ik niet
| 1998
| Tiptop Records
| —
| —
| 18
| 13
| Studioalbum
|-
| style="text-align: left;" | Alleen voor jou
| 1999
| Tiptop Records
| —
| —
| 50
| 7
| Studioalbum
|-
| style="text-align: left;" | Wat ik zou willen (met Frans Bauer)
| 17 juli 2000
| Sony Music
| 11
| 11
| 2
| 33
| Studioalbum / Platina in Nederland
|-
| style="text-align: left;" | Country & Weber
| 10 september 2001
| Sony Music
| —
| —
| 14
| 17
| Studioalbum / Goud in Nederland
|-
| style="text-align: left;" | Kerstfeest met Frans Bauer & Marianne Weber (met Frans Bauer)
| 1 november 2001
| Sony Music
| —
| —
| 6
| 8
| Studioalbum / Goud in Nederland
|-
| style="text-align: left;" | 10 jaar Marianne Weber
| 17 september 2002
| Sony Music
| —
| —
| 23
| 9
| Verzamelalbum
|-
| style="text-align: left;" | Hartje van goud
| 3 mei 2004
| Sony Music
| —
| —
| 5
| 17
| Studioalbum / Goud in Nederland
|-
| style="text-align: left;" | Mijn grootste hits
| 2005
| Sony Music
| —
| —
| 43
| 7
| Verzamelalbum
|-
| style="text-align: left;" | Lichtjes in jouw ogen
| 2006
| Sony Music
| 95
| 3
| 4
| 24
| Studioalbum / Goud in Nederland
|-
| style="text-align: left;" | Tranen van geluk
| 2007
| Berk Music
| —
| —
| 1 (1 wk)
| 23
| Studioalbum
|-
| style="text-align: left;" | Frans & Marianne (met Frans Bauer)
| 17 oktober 2008
| Rocket Productions
| 8
| 6
| 1 (1 wk)
| 19
| Studioalbum / Platina in Nederland
|-
| style="text-align: left;" | Jouw lach
| 15 april 2011
| Berk Music
| —
| —
| 3
| 34
| Studioalbum
|-
| style="text-align: left;" | Ode aan jou (met Willem Barth)
| 3 mei 2013
| Berk Music
| —
| —
| 9
| 28
| Studioalbum
|-
| style="text-align: left;" | Dat is de liefde (met John de Bever)
| 26 april 2016
| Berk Music
| 104
| 9
| 4
| 12
| Studioalbum
|-
|}
Nummers met notering(en) in een hitlijst
|-
| style="text-align: left;" | Ik weet dat er een ander is
| 1992
| Marianne Weber
| —
| —
| 9
| 8
| 9
| 13
|
|-
| style="text-align: left;" | Huil maar niet om mij
| 1992
| Marianne Weber
| —
| —
| 32
| 3
| 32
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | Maar toen kwam uitgerekend jij
| 1993
| Marianne Weber
| —
| —
| tip2
| —
| 40
| 3
|
|-
| style="text-align: left;" | Schrijf me nooit geen mooie brieven meer
| 1993
| Diep in mijn hart
| —
| —
| 17
| 8
| 19
| 6
|
|-
| style="text-align: left;" | Ik tel de dagen
| 1993
| Diep in mijn hart
| —
| —
| tip5
| —
| 49
| 2
|
|-
| style="text-align: left;" | Alles in het leven
| 1994
| Alles in het leven
| —
| —
| 21
| 5
| 24
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | Je hoeft je ogen niet te sluiten
| 1995
| Alles in het leven
| —
| —
| tip8
| —
| —
| —
|
|-
| style="text-align: left;" | Kind van mij
| 1995
| Rozen op satijn
| —
| —
| tip2
| —
| 37
| 4
|
|-
| style="text-align: left;" | Ik wil vannacht
| 1996
| Rozen op satijn
| —
| —
| tip15
| —
| —
| —
|
|-
| style="text-align: left;" | De regenboog
| 24 februari 1997
| Frans Bauer & Marianne Weber
| tip16
| —
| 1 (3 wkn)
| 12
| 1 (4 wkn)
| 15
|
|-
| style="text-align: left;" | Eens schijnt weer de zon
| 1997
| Frans Bauer & Marianne Weber
| —
| —
| 4
| 4
| 18
| 9
|
|-
| style="text-align: left;" | Als sterren stralen
| 1997
| Morgen wordt 't anders
| —
| —
| 27
| 3
| 57
| 8
|
|-
| style="text-align: left;" | De kleine deur
| 1997
| Morgen wordt 't anders
| —
| —
| tip11
| —
| —
| —
|
|-
| style="text-align: left;" | Morgen wordt 't anders
| 1998
| Morgen wordt 't anders
| —
| —
| tip16
| —
| 85
| 6
|
|-
| style="text-align: left;" | Jou vergeet ik niet
| 1998
| Jou vergeet ik niet
| —
| —
| 35
| 3
| 44
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | Als je gaat
| 1999
| Alleen voor jou
| —
| —
| —
| —
| 95
| 1
|
|-
| style="text-align: left;" | Wat ik zou willen (met Frans Bauer)
| 2000
| Wat ik zou willen
| —
| —
| 33
| 4
| 15
| 9
|
|-
| style="text-align: left;" | Kijk in m'n ogen (met Frans Bauer)
| 2000
| Wat ik zou willen
| —
| —
| —
| —
| 46
| 6
|
|-
| style="text-align: left;" | Al deze rozen mag je houden
| 2001
| Country & Weber
| —
| —
| —
| —
| 41
| 4
|
|-
| style="text-align: left;" | Moeders laatste briefje
| 2004
| Hartje van goud
| —
| —
| —
| —
| 35
| 4
|
|-
| style="text-align: left;" | Als dit geen liefde is
| 2004
| Hartje van goud
| —
| —
| —
| —
| 48
| 3
|
|-
| style="text-align: left;" | De Italiaan
| 2006
| Lichtjes in jouw ogen
| —
| —
| —
| —
| 11
| 11
|
|-
| style="text-align: left;" | Ik zie lichtjes in jouw ogen
| 2006
| Lichtjes in jouw ogen
| —
| —
| —
| —
| 40
| 5
|
|-
| style="text-align: left;" | 'n Meisje huilt
| 2007
| Tranen van geluk
| —
| —
| 26
| 2
| 14
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | In de hemel
| 2007
| Tranen van geluk
| —
| —
| —
| —
| 44
| 5
|
|-
| style="text-align: left;" | Als ik met jou op wolken zweef (met Frans Bauer)
| 12 september 2008
| Frans & Marianne
| 36
| 2
| 5
| 6
| 1 (1 wk)
| 10
|
|-
| style="text-align: left;" | Amore lacht (met Frans Bauer)
| 21 november 2008
| Frans & Marianne
| —
| —
| —
| —
| 88
| 4
|
|-
| style="text-align: left;" | Als de rozen weer in bloei staan
| 2011
| Jouw lach
| —
| —
| —
| —
| 21
| 6
|
|-
| style="text-align: left;" | Amore
| 2011
| Jouw lach
| —
| —
| —
| —
| 26
| 6
|
|-
| style="text-align: left;" | Vraag me niet waarom
| 2011
| Jouw lach
| —
| —
| —
| —
| 31
| 8
|
|-
| style="text-align: left;" | Wat heeft een mens nog meer te wensen (met Willem Barth)
| 8 maart 2013
| Ode aan jou
| —
| —
| tip19
| —
| 15
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | Reuzenrad
| 12 september 2014
| Dat is de liefde
| —
| —
| —
| —
| 56
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | Denk nog een keer aan mij (met John de Bever)
| 23 januari 2015
| Dat is de liefde
| —
| —
| —
| —
| 51
| 6
|
|-
|}
Radio 2 Top 2000
Dvd's
Externe link
Officiële website
Nederlands volkszanger
|
|-
| style="text-align: left;" | Ik weet dat er een ander is
| 1992
| Marianne Weber
| —
| —
| 9
| 8
| 9
| 13
|
|-
| style="text-align: left;" | Huil maar niet om mij
| 1992
| Marianne Weber
| —
| —
| 32
| 3
| 32
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | Maar toen kwam uitgerekend jij
| 1993
| Marianne Weber
| —
| —
| tip2
| —
| 40
| 3
|
|-
| style="text-align: left;" | Schrijf me nooit geen mooie brieven meer
| 1993
| Diep in mijn hart
| —
| —
| 17
| 8
| 19
| 6
|
|-
| style="text-align: left;" | Ik tel de dagen
| 1993
| Diep in mijn hart
| —
| —
| tip5
| —
| 49
| 2
|
|-
| style="text-align: left;" | Alles in het leven
| 1994
| Alles in het leven
| —
| —
| 21
| 5
| 24
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | Je hoeft je ogen niet te sluiten
| 1995
| Alles in het leven
| —
| —
| tip8
| —
| —
| —
|
|-
| style="text-align: left;" | Kind van mij
| 1995
| Rozen op satijn
| —
| —
| tip2
| —
| 37
| 4
|
|-
| style="text-align: left;" | Ik wil vannacht
| 1996
| Rozen op satijn
| —
| —
| tip15
| —
| —
| —
|
|-
| style="text-align: left;" | De regenboog
| 24 februari 1997
| Frans Bauer & Marianne Weber
| tip16
| —
| 1 (3 wkn)
| 12
| 1 (4 wkn)
| 15
|
|-
| style="text-align: left;" | Eens schijnt weer de zon
| 1997
| Frans Bauer & Marianne Weber
| —
| —
| 4
| 4
| 18
| 9
|
|-
| style="text-align: left;" | Als sterren stralen
| 1997
| Morgen wordt 't anders
| —
| —
| 27
| 3
| 57
| 8
|
|-
| style="text-align: left;" | De kleine deur
| 1997
| Morgen wordt 't anders
| —
| —
| tip11
| —
| —
| —
|
|-
| style="text-align: left;" | Morgen wordt 't anders
| 1998
| Morgen wordt 't anders
| —
| —
| tip16
| —
| 85
| 6
|
|-
| style="text-align: left;" | Jou vergeet ik niet
| 1998
| Jou vergeet ik niet
| —
| —
| 35
| 3
| 44
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | Als je gaat
| 1999
| Alleen voor jou
| —
| —
| —
| —
| 95
| 1
|
|-
| style="text-align: left;" | Wat ik zou willen (met Frans Bauer)
| 2000
| Wat ik zou willen
| —
| —
| 33
| 4
| 15
| 9
|
|-
| style="text-align: left;" | Kijk in m'n ogen (met Frans Bauer)
| 2000
| Wat ik zou willen
| —
| —
| —
| —
| 46
| 6
|
|-
| style="text-align: left;" | Al deze rozen mag je houden
| 2001
| Country & Weber
| —
| —
| —
| —
| 41
| 4
|
|-
| style="text-align: left;" | Moeders laatste briefje
| 2004
| Hartje van goud
| —
| —
| —
| —
| 35
| 4
|
|-
| style="text-align: left;" | Als dit geen liefde is
| 2004
| Hartje van goud
| —
| —
| —
| —
| 48
| 3
|
|-
| style="text-align: left;" | De Italiaan
| 2006
| Lichtjes in jouw ogen
| —
| —
| —
| —
| 11
| 11
|
|-
| style="text-align: left;" | Ik zie lichtjes in jouw ogen
| 2006
| Lichtjes in jouw ogen
| —
| —
| —
| —
| 40
| 5
|
|-
| style="text-align: left;" | 'n Meisje huilt
| 2007
| Tranen van geluk
| —
| —
| 26
| 2
| 14
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | In de hemel
| 2007
| Tranen van geluk
| —
| —
| —
| —
| 44
| 5
|
|-
| style="text-align: left;" | Als ik met jou op wolken zweef (met Frans Bauer)
| 12 september 2008
| Frans & Marianne
| 36
| 2
| 5
| 6
| 1 (1 wk)
| 10
|
|-
| style="text-align: left;" | Amore lacht (met Frans Bauer)
| 21 november 2008
| Frans & Marianne
| —
| —
| —
| —
| 88
| 4
|
|-
| style="text-align: left;" | Als de rozen weer in bloei staan
| 2011
| Jouw lach
| —
| —
| —
| —
| 21
| 6
|
|-
| style="text-align: left;" | Amore
| 2011
| Jouw lach
| —
| —
| —
| —
| 26
| 6
|
|-
| style="text-align: left;" | Vraag me niet waarom
| 2011
| Jouw lach
| —
| —
| —
| —
| 31
| 8
|
|-
| style="text-align: left;" | Wat heeft een mens nog meer te wensen (met Willem Barth)
| 8 maart 2013
| Ode aan jou
| —
| —
| tip19
| —
| 15
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | Reuzenrad
| 12 september 2014
| Dat is de liefde
| —
| —
| —
| —
| 56
| 7
|
|-
| style="text-align: left;" | Denk nog een keer aan mij (met John de Bever)
| 23 januari 2015
| Dat is de liefde
| —
| —
| —
| —
| 51
| 6
|
|-
|}
| 1 |
persoon, individu, mens
|
11,102 |
ShoppingCenter
|
806123
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Westwijk%20%28Amstelveen%29
|
Westwijk (Amstelveen)
|
(Ik woon in de Westwijk, om daar mee te beginnen.)
Westwijk is de meest recente uitbreidingswijk van Amstelveen en ligt in het zuidwesten van de gemeente. De wijk ligt ten noorden van de J.C.van Hattumweg, ten westen van de Bovenkerkerweg, ten zuiden van de Beneluxbaan en ten oosten van de N231 (de Legmeerdijk).
Geschiedenis
In de Middeleeuwen was het gebied waar Westwijk nu ligt een veenmoeras rond het Legmeer. Het gebied was nat en nauwelijks begaanbaar. Na de Middeleeuwen werden veel van dit soort gebieden uitgeveend voor de turfwinning. De zo ontstane Legmeerplassen werden tussen 1877 en 1882 op particulier initiatief drooggelegd, hier kwamen de Noorder en Zuider Legmeerpolder. De nieuwe grond bleek uitermate geschikt voor teelt van gewassen, bomen en planten en een groot deel van de oorspronkelijke beroepsbevolking stapte over van de visserij naar het telen van gewassen.
Westwijk ligt geheel in de Noorder Legmeerpolder. De eerste steen voor de wijk werd begin jaren '90 gelegd. Westwijk-Zuid werd later in fases aangelegd als Westwijk II (Westwijk Zuidoost) en Westwijk Zuidwest. De zogenoemd 'laatste uitbreidingswijk van Amstelveen'. De Scheg wordt in de toekomst als onderdeel van Westwijk ten zuiden van de J.C. van Hattumweg en huidige bebouwing gebouwd.
De wijk had in 2019 circa 15.380 inwoners (16,8% van Amstelveen).
Opbouw van de wijk
Het centrum van de wijk is het Westwijkplein met een winkelcentrum, een bibliotheek en een wijkcentrum. Om dat centrale deel van de wijk ligt een vierkantige ringweg genaamd Asserring, vanwaar verschillende radiale wegen alle delen van de wijk verbinden. In noord-zuidelijke richting ligt kaarsrecht door de wijk de Noorddammerweg, die het historische dorp (en naastgelegen wijk) Bovenkerk en gemeente Uithoorn met elkaar verbinden. Al sinds het begin van de ontwikkeling van Westwijk grenst het aan bedrijventerrein Legmeer. Aan de Westzijde aan de Legmeerdijk ligt het kleinschalige Bedrijventerrein Westwijk aan de Schweitzerlaan. Aan de westzijde van Westwijk Zuidwest, aan de andere kant van de Legmeerdijk in Oosteinde, bouwde Aalsmeer de wijken Oranjewijk en Nieuw Oosteinde op aanzienlijke afstand van de eigen dorpskern, in de invloedssfeer van Westwijk. Westwijk bestaat voornamelijk uit lage suburbane bebouwing met enkele hogere bebouwing rondom het centrale winkelcentrum en langs de oost-westelijke as Rosa Spierlaan-Eyckenstein in Westwijk-Noord.
Openbaar vervoer
De busbaan met bushalte aan het Westwijkplein verbindt verschillende regionale buslijnen aan elkaar. Buslijn 357/358 geeft een verbinding met Aalsmeer, het stadshart, station Zuid en het centrum van Amsterdam. Buslijn 199 verbindt de wijk met Schiphol-Noord en met Middenhoven en Groenelaan.
In 2004 werd de toenmalige sneltramlijn 51 vanaf Poortwachter in Amstelveen Middenhoven met drie haltes verlengd tot een nieuwe eindhalte aan de Hammarskjöldsingel nabij de J.C. van Hattumweg, genaamd Westwijk. Per 3 maart 2019 verdween sneltramlijn 51 en werd, na de verbouwing van de lijn tot Amsteltram, per 13 december 2020 vervangen door de nieuwe tramlijn 25. Zuidelijk van Westwijk is in 2020 voorbij de J.C. van Hattumweg een opstelterrein aangelegd voor het trammaterieel van de Amsteltram.
Deze lijn, die deels over een het voormalige Haarlemmermeerspoorlijnen-tracé loopt, wordt in 2024 vanaf Westwijk verlengd naar Uithoorn. Deze Uithoornlijn gaat dan de verbinding vormen tussen Uithoorn-Centrum en Amsterdam-Zuid.
Wijk in Amstelveen
|
Opbouw van de wijk
Het centrum van de wijk is het Westwijkplein met een winkelcentrum, een bibliotheek en een wijkcentrum. Om dat centrale deel van de wijk ligt een vierkantige ringweg genaamd Asserring, vanwaar verschillende radiale wegen alle delen van de wijk verbinden. In noord-zuidelijke richting ligt kaarsrecht door de wijk de Noorddammerweg, die het historische dorp (en naastgelegen wijk) Bovenkerk en gemeente Uithoorn met elkaar verbinden. Al sinds het begin van de ontwikkeling van Westwijk grenst het aan bedrijventerrein Legmeer. Aan de Westzijde aan de Legmeerdijk ligt het kleinschalige Bedrijventerrein Westwijk aan de Schweitzerlaan. Aan de westzijde van Westwijk Zuidwest, aan de andere kant van de Legmeerdijk in Oosteinde, bouwde Aalsmeer de wijken Oranjewijk en Nieuw Oosteinde op aanzienlijke afstand van de eigen dorpskern, in de invloedssfeer van Westwijk. Westwijk bestaat voornamelijk uit lage suburbane bebouwing met enkele hogere bebouwing rondom het centrale winkelcentrum en langs de oost-westelijke as Rosa Spierlaan-Eyckenstein in Westwijk-Noord.
| 2 |
winkelcentrum, shoppingmall, winkelcomplex
|
11,035 |
QAPage
|
4457623
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Stichting%20RIONED
|
Stichting RIONED
|
Stichting RIONED is de Nederlandse brancheorganisatie voor alle partijen die professioneel betrokken zijn bij de openbare riolering en het stedelijk waterbeheer. De stichting is opgericht op 17 juni 1986.
Organisatie
In de stichting participeren overheden (gemeenten, waterschappen, rijk en provincies), bedrijven (leveranciers, adviesbureaus, inspectiebedrijven en aannemers) en onderwijsinstellingen. In het bestuur zijn de gemeenten, de waterschappen, de bouw- en productiebedrijven, de dienstverlenende bedrijven en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vertegenwoordigd. De huidige voorzitter is Joost van Oostrum, de burgemeester van Berkelland. De stichting telt ongeveer tien medewerkers.
Activiteiten
Stichting RIONED is de koepelorganisatie voor stedelijk waterbeheer en riolering in Nederland. Taken zijn het beschikbaar stellen van kennis aan de vakwereld door onderzoek, het bundelen van bestaande kennis en het informeren en het bij elkaar brengen van professionals. De stichting signaleert problemen in de dagelijkse praktijk van de rioleringsbeheerder en kaart deze aan bij bestuurders en beleidsmakers. Ook informeert zij het brede publiek. Daarvoor werkt zij samen met organisaties als Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Unie van Waterschappen, Stichting Toegepast Onderzoek Waterschappen (STOWA), NLingenieurs, NEN, Vereniging Afvalbedrijven, NSTT, UNETO-VNI en CROW en zusterorganisaties uit buurlanden: Vlario en de Vlaamse Milieumaatschappij in Vlaanderen en DWA in Duitsland.
Kennisbank Stedelijk Waterbeheer
De Kennisbank Stedelijk Waterbeheer is de digitale opvolger van de Leidraad riolering, het standaardwerk dat door de stichting wordt uitgegeven waarin de algemeen geaccepteerde technieken, methoden en beleid staan op het gebied van de drie gemeentelijke zorgplichten voor hemelwater, overtollig grondwater en huishoudelijk afvalwater (conform de Waterwet).
Gegevenswoordenboek Stedelijk Water
Stichting RIONED is de ontwikkelaar en beheerder van de open standaard Gegevenswoordenboek Stedelijk Water (GWSW), de ontologie en digitale standaardtaal voor riolering en stedelijk waterbeheer.
Externe links
Algemene website
Publiekswebsite
Nederlandse brancheorganisatie
Nederlandse stichting
Civiele techniek
|
Kennisbank Stedelijk Waterbeheer
De Kennisbank Stedelijk Waterbeheer is de digitale opvolger van de Leidraad riolering, het standaardwerk dat door de stichting wordt uitgegeven waarin de algemeen geaccepteerde technieken, methoden en beleid staan op het gebied van de drie gemeentelijke zorgplichten voor hemelwater, overtollig grondwater en huishoudelijk afvalwater (conform de Waterwet).
| 2 |
FAQ-pagina, vraag-en-antwoordpagina, kennisbank
|
11,199 |
WPSideBar
|
2758632
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/OS%20X%2010.8
|
OS X 10.8
|
OS X 10.8 (codenaam: Mountain Lion) is de negende versie van OS X, Apples client en server besturingssysteem voor Macintosh computers.
Mountain Lion is de opvolger van OS X 10.7 (Lion) en werd op 25 juli 2012 uitgebracht.
Het besturingssysteem kon vanaf die datum worden gekocht en gedownload in de Mac App Store als onderdeel van een omschakeling naar jaarlijkse OS updates. Mountain Lion is vernoemd als verfijning van de voorgaande OS X versie Lion. Enkele doelstellingen waren om gebruikers eenvoudig content tussen Apple apparaten te laten beheren en synchroniseren, en meer bekend te raken met het besturingssysteem.
Mountain Lion bevat een aantal functies die hun oorsprong rechtstreeks uit het mobiele besturingssysteem iOS vinden, zoals het programma Notities en Herinneringen, die nu als losse applicaties worden aangeboden. Mountain Lion vervangt iChat door Berichten, met ondersteuning voor iMessage. iMessage is een dienst waarmee gratis berichten via wifi kunnen worden uitgewisseld met andere Mac-, iPhone-, iPad- en iPod touch-gebruikers. Daarnaast bevat Mountain Lion Safari 6, een nieuwe versie van Apples webbrowser. Een andere functie rechtstreeks van iOS is het Berichtencentrum, een zijbalk die opgeroepen kan worden en alle recente notificaties van ondersteunde programma's weergeeft.
Mountain Lion ontving vele positieve reacties. Critici prezen Berichtencentrum, Berichten, en snelheidsverbeteringen ten opzichte van Lion. Slechte punten waren de onstabiele werking van iCloud en het gebrek aan spellen voor Game Center. Mountain Lion verkocht 3 miljoen exemplaren in de eerste 4 dagen. Op 10 juni 2013 waren er 28 miljoen kopieën wereldwijd verkocht, wat Mountain Lion tot de succesvolste Mac OS release maakte.
OS X Mountain Lion werd op 22 oktober 2013 opgevolgd door OS X Mavericks.
Verschijningsdatum
OS X Mountain Lion werd op 16 februari 2012 geïntroduceerd op de officiële website van Apple, als opvolger van OS X Lion. Tijdens het WWDC 2012 introduceerde Apple een nieuwe bèta-versie van Mountain Lion, beschouwd als "bijna definitief" voor ontwikkelaars. De publieke versie zou verschijnen in juli 2012. Op 9 juli 2012 bereikte Mountain Lion de "Golden Master (GM)"-status, waarmee het besturingssysteem klaar was voor publieke release.
De officiële datum werd op 24 juli 2012 bekendgemaakt door Tim Cook tijdens de bekendmaking van Apples financiële resultaten voor het derde kwartaal. Mountain Lion kwam publiekelijk beschikbaar op 25 juli 2012 als download in de Mac App Store. In tegenstelling tot voorloper OS X Lion, is er geen installatie USB-stick meer verkrijgbaar.
Systeemeisen
De basissysteemeisen voor Mountain Lion zijn:
Ten minste 2 GB intern geheugen
8 GB vrije schijfruimte
Mac OS X 10.6.8 of nieuwer dient geïnstalleerd te zijn.
Daarnaast worden onderstaande Macs ondersteund:
MacBook Air, eind 2008 of nieuwer.
MacBook Pro, midden 2007 of nieuwer; MacBook Pro met retina-scherm.
MacBook Aluminium, eind 2008 en MacBook polycarbonaat, begin 2009 en nieuwer.
iMac, midden 2007 of nieuwer.
Mac mini, begin 2009 of nieuwer.
Mac Pro, begin 2008 of nieuwer.
Xserve, begin 2009.
Airplay-mirroring wordt door de volgende Macs ondersteund:
MacBook Air, midden 2011 of nieuwer.
MacBook Pro, begin 2011 of nieuwer; MacBook Pro met retina-scherm.
iMac, midden 2011 of nieuwer
Mac mini, midden 2011 of nieuwer.
Nieuwe functies
Berichtencentrum
Een van de belangrijkste nieuwe functies in Mountain Lion is het Berichtencentrum. Berichtencentrum is een functie die oorspronkelijk in iOS 5 is geïntroduceerd en nu zijn weg naar OS X heeft gevonden. Berichtencentrum geeft een overzicht weer van recente ongelezen notificaties van alle ondersteunde programma's. Gebruikers kunnen kiezen wat voor notificaties weergegeven worden in het Berichtencentrum en in welke volgorde door deze naar boven of beneden te slepen.
Er zijn drie typen notificaties: stroken, meldingen, en badges. Stroken worden voor een korte tijd weergegeven op het scherm, waarna ze, tenzij er actie wordt ondernomen, na een paar seconden met een animatie weer verdwijnen. Indien de gebruiker op de notificatie klikt, zal het betreffende programma onmiddellijk openen. In de notificatie wordt het icoon van het programma rechts weergegeven, terwijl het bericht aan de linkerkant wordt weergegeven. Meldingen zijn vrijwel hetzelfde als stroken, het verschil is enkel dat ze niet na een paar seconden verdwijnen, maar blijven staan totdat de gebruiker actie onderneemt. Daarbij zijn er twee keuzemogelijkheden, sluiten of openen. Badges zijn rode notificatie-iconen die op een programmasymbool verschijnen en het aantal ongelezen notificaties kan weergegeven.
Het Berichtencentrum kan worden bereikt door op de knop rechtsboven in de menubalk te klikken of met een bepaalde veegbeweging op het trackpad. Wanneer Berichtencentrum geopend is kunnen gebruikers direct tweeten, berichten plaatsen op de tijdlijn van Facebook en alle ongelezen notificaties per programma bekijken. Wanneer er naar boven wordt geveegd, is er een optie beschikbaar om notificaties tijdelijk aan en uit te zetten. Veel instellingen kunnen worden veranderd in Systeemvoorkeuren.
iCloud
iCloud is nu nog dieper geïntegreerd in Mountain Lion. Zo kunnen programma's als Notities, Herinneringen, Pages (tekstverwerker), Keynote en Numbers (software) nu synchroniseren met een andere Mac of iOS-apparaten geconfigureerd met hetzelfde iCloud-account.
Notities
Een ander nieuw programma in Mountain Lion is Notities. Anders dan in OS X Lion het geval was, waar Notities nog deel uitmaakte van Mail, is het nu een apart programma. Veel design-elementen zijn afgeleid van de iPad-versie van Notities. Nieuw is de ondersteuning voor bureaublad-notities, die ook aanwezig blijven wanneer Notities wordt afgesloten.
Nieuwe notities kunnen worden aangemaakt in drie verschillende lettertypes: Noteworthy, Marker Felt en Helvetica. Functionaliteit die niet aanwezig is in de iOS-versie van Notities zijn o.a. de mogelijkheid tot tekst vet, cursief of onderstreept te maken, tekst bijvoorbeeld te centreren, het invoegen van afbeeldingen, verschillende tekstgroottes kiezen en hyperlinks invoegen.
Berichten
In Mountain Lion is iChat vervangen door Berichten, met een totaal nieuwe interface. Alle functionaliteit die iChat bood is nog gewoon aanwezig in Berichten. Nieuw is echter de ondersteuning voor iMessage, Apples online chatdienst tussen iOS apparaten (met iOS 5 of later) en Macs (met OS X Mountain Lion of later). Toen Mountain Lion op 16 februari 2012 werd geïntroduceerd, werd er tegelijkertijd een publieke bèta-versie van Berichten voor OS X Lion uitgebracht. De definitieve versie werkt echter enkel op Mountain Lion.
Safari 6
Nieuw in Mountain Lion is Safari 6 (ook beschikbaar als update voor OS X Lion, echter niet alle nieuwe functionaliteit wordt ondersteund). De belangrijkste vernieuwingen zijn iCloud-tabbladen, één balk voor webadressen en zoeken, offline leeslijst en verbeterde snelheid.
Overige nieuwe functies
Twitterintegratie.
Facebookintegratie.
Herinneringen: Nieuw programma waarmee herinneringen kunnen worden genoteerd en notificaties kunnen worden ingesteld. Grotendeels gelijk aan de iOS-versie
Ondersteuning voor Airplay-Mirroring. Het beeldscherm kan nu draadloos worden gestreamd naar een Apple TV. Hardwarematige ondersteuning op apparaten vanaf midden 2011, MacBook Pro vanaf begin 2011.
Gamecenter: Biedt gebruikers de mogelijkheid om samen met vrienden en onbekenden ondersteunde multiplayerspellen te spelen.
Gatekeeper: Anti-malware tool om de veiligheid van het systeem te waarborgen en alleen software uit betrouwbare bronnen te kunnen installeren.
Schaken: Ondersteuning voor Game Center en full-screen.
Dashboard: widgets kunnen nu worden gerangschikt in een Launchpad-achtige interface.
Voorvertoning: Verbeterde interface.
Mail: Nieuwe functie genaamd VIP.
Er kan nu rechtstreeks vanuit Launchpad worden gezocht naar programma's.
Verwijderde functies
MobileMe is vervangen door diens opvolger, iCloud, dat nu nog dieper is geïntegreerd in Mac OS X.
Ondersteuning voor RSS is verwijderd uit Mail en Safari.
Software-update is verwerkt tot één geheel in de Mac App Store.
De optie om batterijduur in de menubalk te tonen als Tijd is niet langer beschikbaar, alleen Percentage is nog aanwezig.
Versiegeschiedenis
Zie ook
OS X
Externe link
Officiële website
1008
|
Mountain Lion bevat een aantal functies die hun oorsprong rechtstreeks uit het mobiele besturingssysteem iOS vinden, zoals het programma Notities en Herinneringen, die nu als losse applicaties worden aangeboden. Mountain Lion vervangt iChat door Berichten, met ondersteuning voor iMessage. iMessage is een dienst waarmee gratis berichten via wifi kunnen worden uitgewisseld met andere Mac-, iPhone-, iPad- en iPod touch-gebruikers. Daarnaast bevat Mountain Lion Safari 6, een nieuwe versie van Apples webbrowser. Een andere functie rechtstreeks van iOS is het Berichtencentrum, een zijbalk die opgeroepen kan worden en alle recente notificaties van ondersteunde programma's weergeeft.
| 1 |
zijbalk, pagina-element, webzijbalk
|
8,510 |
PaymentStatusType
|
2715754
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/OV-chipkaartsysteem
|
OV-chipkaartsysteem
|
Het OV-chipkaartsysteem omvat de complete technologie die zorgt voor het functioneren van het landelijke vervoerbewijs in Nederland, de OV-chipkaart.
Chronologie
Hieronder een korte tijdlijn van belangrijke mijlpalen in de geschiedenis van de invoering van het OV-chipkaartsysteem in Nederland.
2001: Oprichting Trans Link Systems door 5 openbaarvervoerbedrijven
begin 2002-juli 2003: Tenderproces resulterend in een overeenkomst tussen TLS en East-West E-ticketing B.V.
april 2005-2011: Uitrol bij vervoerders in Nederland, beginnend in Rotterdam, met eind 2005 de eerste interoperabele reis (met overstap tussen vervoerders) tussen RET en Connexxion en medio 2006 invoering bij NS op de Hoekse Lijn.
mei 2009: Aanpassing van de Europese regelgeving zodat TLS geen bankvergunning nodig had.
november 2011-juli 2014: Afschaffing van oude vervoersbewijzen: eerst de Nationale Strippenkaart, in januari 2014 het VBN-sterabonnement en ten slotte het papieren treinkaartje.
november 2015-2022: Proeven met betalen met een bankpas, smartphone of wearable, vanaf 2019 onder de naam OVpay.
2022-juni 2023: Geleidelijke uitrol OVpay voor reizen zonder abonnement met in januari 2023 introductie in de treinen van NS, Arriva en Qbuzz, voor tweede klasse reizen en in maart 2023 beschikbaarheid bij alle aanbieders met uitzondering van de RET. Invoering bij de RET volgde in april in metro's en in juni in de bussen en trams.
18 september 2023: GVB Flex als eerste kortingsproduct via OVpay te gebruiken. Reizen met leeftijdskorting via OVpay is nog niet mogelijk.
Systeem
Reden invoering OV-chipkaartsysteem
In 1980 werden de nationale vervoerbewijzen ingevoerd. Voorheen hanteerde elk vervoerbedrijf zijn eigen tarieven en kaartjes. Deze kaartintegratie was echter nadelig voor de bedrijfsvoering van de stads- en streekvervoerbedrijven, omdat hierdoor belangrijke gegevens over gerealiseerde reizigerskilometers per vervoerbedrijf niet langer konden worden geproduceerd. Voor de Nationale Strippenkaart en het sterabonnement werd namelijk een landelijk tarief gehanteerd. Er waren alleen gegevens over kaartverkoop, maar niet over het gebruik van de kaarten. Hierdoor was het moeilijk, zo niet onmogelijk, om prestaties van vervoerbedrijven nauwkeurig te beoordelen. Daarom wilden de vervoerbedrijven weer van de strippenkaart af. Om toch enigszins inzicht te krijgen in het reisgedrag werd de Werkgroep Reizigers Omvang en Omvang Verkopen opgericht. Deze organisatie deed via bijvoorbeeld enquêtes of metingen onderzoek. Deze onderzoeken waren vrij kostbaar.
De realisatie van een elektronische betaalsysteem zou voor de vervoerbedrijven verschillende voordelen met zich meebrengen, waaronder de mogelijkheid tot tariefdifferentiatie op basis van bijvoorbeeld afstand, tijdstip, leeftijd, dag van de week, vervoerwijze en vervoerkwaliteit (bijvoorbeeld hoogwaardig openbaar vervoer). Ook konden vervoerbedrijven en verantwoordelijke overheden op deze manier weer nauwkeuriger informatie krijgen over het gebruik van het openbaar vervoer, waardoor 'probleemverbindingen' sneller aandacht krijgen. Waar vervoersgroei is kunnen lijnen versterkt of aangepast worden, zodat voertuigen efficiënter zouden kunnen worden ingezet. Het nadeel is dat slechtlopende openbaarvervoergebieden minder opbrengsten gaan krijgen, waardoor er (nog) meer bezuinigd moet worden of dat het kilometertarief verhoogd moet worden, met als gevolg dat de kwaliteit en kwantiteit van het openbaar vervoer kan teruglopen.
Een ander voordeel is dat een reiziger met één centraal systeem in principe nog maar één kaart nodig heeft om te kunnen reizen met het openbaar vervoer in Nederland.
Tussen 1984 en 1989 werd daarom gewerkt aan een elektronisch betaalsysteem onder de naam De MagneetKaart. Dit project mislukte echter.
Opkomst chipkaart
Toen het magneetkaart-project eind jaren tachtig definitief van de baan was, waren zowel de overheid als de vervoerbedrijven het er over eens dat vervanging van de huidige strippenkaart wenselijk blijft. Een alternatief op de magneetkaart zou de chipkaart kunnen zijn, die destijds nog in ontwikkeling was. Een chipkaart ziet er qua formaat en materiaal hetzelfde uit als een magneetkaart; een kunststof kaartje op creditcardformaat. In plaats van een zwarte magneetband zit er nu een chip op de kaart. Chipkaarten hebben een groter geheugen en een langere levensduur dan magneetkaarten, waardoor meer opslag van gegevens over de gebruiker mogelijk is. Bovendien kunnen op de chip diverse programma's met verschillende functies gezet worden, die door de interne structuur van elkaar gescheiden kunnen worden. Dit maakt het mogelijk om een chipkaart voor meer dan het openbaar vervoer in te zetten, bijvoorbeeld als betaalpas voor een parkeergarage of als bankpas. Bij het gebruik van chipkaarten is een hogere transactiesnelheid (dat wil zeggen tijd, nodig voor controle, ontwaarding en registratie) mogelijk dan bij magneetkaarten. Ook zijn chipkaarten eenvoudiger te beveiligen tegen namaak en diefstal. Het zou echter nog 10 tot 15 jaar duren voordat de chipkaart geschikt zou zijn als vervoerbewijs.
Van de chipkaart zijn de afgelopen jaren in principe twee vormen ontwikkeld. De eerste vorm is een "elektronische portemonnee" met een zichtbare chip zoals bijvoorbeeld de chipknip. Hierbij dient de chipkaart alleen als vervanger van contant geld en op de kaart worden dan meestal geen gegevens over de reis geregistreerd. De reiziger krijgt in dat geval nog steeds een (papieren) kaartje en gebruikt de chipkaart op dezelfde manier als een magneetkaart. De tweede vorm is een contactloze variant met een onzichtbare RFID-chip. Bij een contactloze chipkaart kunnen gegevens op een afstand van circa 70 centimeter gelezen worden en op een afstand van minder dan 10 centimeter kunnen op elektronische wijze gegevens op de kaart geschreven worden. Het recht om te reizen wordt op de chip geregistreerd, waardoor de reiziger geen papieren kaartje meer nodig heeft. Met behulp van contactloze chipkaarten is de hoogste transactiesnelheid te bereiken doordat de kaart niet in een apparaat gestopt hoeft te worden en soms zelfs niet eens tevoorschijn gehaald hoeft te worden. Hierdoor kunnen transactiekosten verlaagd worden. De investeringskosten van contactloze chipkaarten zijn wel hoger dan die van gewone chipkaarten. De tweede vorm wordt gebruikt voor de OV-chipkaart.
De overheid koos ervoor, mede vanwege het mislukken van de Magneetkaart, om de volgende poging aan de vervoerbedrijven over te laten. Een voorwaarde was dat een systeem zou komen dat in het buitenland al bestond.
Proeven met chipkaarten in het stads- en streekvervoer
januari 1992: De RET in Rotterdam deed een test met een creditcard die was voorzien van een chip.
juni 1994: Primeur Card in Asten. Met de kaart kon in de lokale winkels betaald worden en tussen oktober 1995 en januari 1997 werd deze kaart ook getest in de lokale bussen van vervoerder Hermes.
april 1995: Vervoer Op Maat chipkaart voor het Rotterdamse collectieve openbaar vervoer. De proef eindigde in 1999.
1995-1998: Zeelandkaart: een multifunctionele telefoonkaart met chip van PTT Telecom waarmee ook in winkels, openbaar vervoer en parkeermeters kon worden betaald.
mei 1995-december 1996: Zwolle Card. Een pilot met een chipkaart in Zwolle waarmee betaald kan worden op de stadsbus van Midnet en in een parkeergarage (Diezerpoort).
september 1995-november 1996: Studenten aan de Universiteit Twente, de Rijksuniversiteit Groningen en de Hogeschool van Groningen als proef een multifunctionele chipkaart. Deze kaart is uitgebracht door een consortium bestaande uit de Informatie Beheer Groep (IBG), PTT Telecom en IBM. Aan de proef doen 20.000 studenten mee. De kaart kan worden gebruikt als college-, bibliotheek en OV-jaarkaart. Daarnaast kan de kaart als betaalmiddel worden gebruikt in telefooncellen en de universiteits-restaurants. Bovendien is het mogelijk om via speciale zuilen die geplaatst zijn op de universiteits-terreinen te communiceren met de IB-groep. Doordat de OV-jaarkaart ook een onderdeel is van deze chipkaart, zou deze chipkaart elk jaar vervangen moeten worden. De onderwijswereld verzet zich tegen de hoge kosten die dit met zich mee brengt. Vanwege deze kosten is vanaf november 1996 de ov-kaart dan ook van de chipkaart verwijderd. Elke onderwijsinstelling kan verder zelf bepalen welke functionaliteiten de chipkaart voor die instelling krijgt.
1997: De welbekende chipknip op de bankpas werd geïntroduceerd. Met de chipknip kon de eerste jaren ook op een aantal buslijnen worden betaald.
2001/2002: Tripperpas in Groningen. Opstapje naar de huidige OV-chipkaart.
Ontwikkeling
In 1992 kreeg de NS subsidie van het toenmalige ministerie van Economische Zaken om elektronische kaartjes en poortjes te testen in Maarssen, Tiel en Utrecht. Deze chipkaart werd getest door NS-medewerkers en was bedoeld als vervanging van de papieren treinkaartjes. Deze proef werd een succes en in 1993 maakte de NS bekend dat de chipkaart in 1998 ingevoerd zou moeten worden.
De NS deed in 1999 een werkbezoek aan Hongkong om ervaring op te doen met het contactloze chipkaartsysteem Octopus card, dat in 1997 in het Hongkongse openbaar vervoer was ingevoerd. Het OV-chipkaartsysteem werd grotendeels op het Octopus-systeem gebaseerd. Het systeem wordt tegenwoordig ook gebruikt voor de Britse Oyster card.
Met de inwerkingtreding van de Wet personenvervoer 2000 en het onderliggende Besluit personenvervoer 2000 op 1 januari 2001, kwamen de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het regionale openbaar vervoer in handen van OV-autoriteiten (provincies + stadsregio's) in plaats van de Rijksoverheid. Deze regionale overheden kregen nu ook een positie in de ontwikkeling van de OV-chipkaart. Hierdoor is het lastig om sterk projectmanagement te realiseren.
NS richtte in oktober 2001 samen met streekvervoerder Connexxion en stadsvervoerders uit Rotterdam (RET), Amsterdam (GVB) en Den Haag (HTM) het samenwerkingsverband Trans Link Systems op, een bedrijf dat de OV-chipkaart nu echt moest gaan invoeren. TLS werkt ook samen met de overige openbaarvervoerbedrijven, die zijn verenigd onder de naam Mobis.
Het OV-chipkaartsysteem in Nederland werd gerealiseerd door het bedrijf East-West, dat in 2003 de aanbesteding had gewonnen.
Dit consortium bestond toen uit de bedrijven: Accenture, Thales Groep en Vialis, met als belangrijkste onderaannemers MTR Corporation en Octopus cards Limited (beide uit Hongkong). De oplossing van de backoffice die East-West voor Nederland heeft ontworpen, is gebaseerd op het Octopus systeem voor het openbaar vervoer in Hong Kong. Accenture stapte later uit het project en op 1 oktober 2010 nam Thales ook de aandelen van Vialis over, waarmee Thales Transportation Systems in Houten tot stand kwam. Deze vestiging heeft nu alle onderhoudsactiviteiten van het OV-chipkaartsysteem in haar beheer.
Dat bedrijf is inmiddels opgeheven en alle aandelen zijn in het bezit van Thales. Het OV-chipkaartsysteem is het eerste en enige nationale chipkaartproject op reisgebied ter wereld. Thales is leverancier van bijvoorbeeld beveiligde toegangspoorten voor metro- en sommige treinstations, automatisch ticketmachines, ophaalautomaten en geldigheidscontroleapparatuur.
NS heeft het project gefinancierd met steun van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en alle betrokkenen hebben zich schriftelijk gecommitteerd om het systeem te gebruiken. NS ontving eind 2000 al 1,3 miljard euro van het ministerie. 500 miljoen euro was bedoeld om toegangspoortjes op stations te kunnen plaatsen en nog eens 226 miljoen euro voor de invoering van de OV-chipkaart. De rest van het geld was bedoeld voor projecten die los staan van de OV-chipkaart. NS kon in 2010 niet aan de Tweede Kamer uitleggen waar het geld dat het bedrijf had ontvangen van de overheid voor de invoering van de OV-chipkaart precies aan is besteed, de NS kan slechts 279 miljoen verantwoorden. Voor de invoering heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat bovendien van 2003 tot april 2008 nog eens 130 miljoen euro uitgetrokken. De totale kosten van de overheid aan de OV-chipkaart worden geraamd op ruim 1 miljard euro. De kosten van voor het jaar 2000 zijn hierin niet meegenomen.
Bij de invoering van de OV-chipkaart heeft de NS ervoor gekozen om het datacenter voor eigen gebruik te klonen. Deze operatie heeft miljoenen euro's gekost en was voor de invoering van de OV-chipkaart niet noodzakelijk. De organisatie wilde echter de door de organisatie opgehaalde gegevens in eigen beheer houden.
Van april 2005 t/m 15 augustus 2008 testte NS de OV-chipkaart op de spoorlijn Rotterdam-Hoek van Holland. Het systeem werkte omslachtig en was daardoor impopulair bij reizigers. Reizigers zonder OV-chipkaart konden toegangspoortjes openen door een kaartje op creditcardformaat in een gleuf te steken. Een aangekondigd experiment op de Schiphollijn en de Flevolijn ging niet door. De NS zette door en hield in de zomer van 2007 een grote promotiecampagne voor de OV-chipkaart. Pas op respectievelijk 1 oktober 2009 (anonieme OV-chipkaart) en 1 december 2009 (persoonlijke OV-chipkaart) kon men daadwerkelijk bij de NS met de OV-chipkaart reizen. Het aantal geactiveerde OV-chipkaarten bij de NS steeg tussen 30 november en 3 december 2009 van 6.500 naar 20.000. NS paste geleidelijk de prijs van de duurdere enkele reis van het papieren kaartje aan, zodat deze gelijk werd aan de helft van de prijs van een retourtje. Hierdoor werd de prijs van het papieren kaartje gelijkgesteld aan het OV-chipkaarttarief.
Afschaffing oude vervoerbewijzen
Er zijn landen die de bestaande tariefstructuur ongemoeid laten na de invoering van elektronische vervoerbewijspassen, zoals de vergelijkbare Londense Oyster card. In Nederland zijn er nog maar weinig tot geen alternatieven om te betalen in het openbaar vervoer. Daarnaast heeft het afschaffen van het zonetarief voor flinke prijsstijgingen gezorgd, vooral op lijnen die via een omweg naar de eindbestemming rijden. Vaak zijn dit wel ontsluitende lijnen en is er een sneldienst als alternatief. Om dit objectief vast te stellen zijn allerlei onderzoeken opgestart. Oorzaak is vooral dat de ritprijs met de OV-chipkaart aan de hand van een exacte kilometers wordt berekend in plaats van aan een hemelsbrede zone zoals bij de strippenkaart. Bij de stadsbussen in Leiden en Nijmegen werden prijsstijgingen van ongeveer 10% gemeten en in Amersfoort zelfs gemiddeld 30%. De stadsdienst Lelystad heeft de stijging van de prijzen binnen de perken weten te houden door een prijs per rit in te voeren.
In veel regio's zijn naast de OV-chipkaart echter nog andere kaartsystemen in stand gebleven of zelfs opnieuw ingevoerd, vervoersautoriteiten en -maatschappijen in Nederland mogen namelijk naast de OV-chipkaart andere vervoerbewijzen aanbieden. Meestal gaat dit om (duurdere) enkele ritkaarten voor personen die geen chipkaart met voldoende saldo bezitten, of goedkope dagkaarten in bijvoorbeeld toeristengebieden. Bij de RET en het GVB Amsterdam zijn geen papieren kaartjes meer te koop, er zijn wel kartonnen wegwerp-OV-chipkaarten te koop.
Open architectuur
Het OV-chipkaartsysteem heeft een open architectuur. Dit houdt in dat vervoerbedrijven vrij zijn om systemen en onderdelen te kiezen die het beste bij hen passen. Het gaat dan bijvoorbeeld om poortjes, OV-chipkaarten en verkoopapparatuur. Ze zijn hierdoor niet gebonden aan de eerdergenoemde leverancier Thales. Trans Link Systems heeft een zogenaamde kwalificatie- en certificatietraject ingericht voor leveranciers. Fabrikanten van apparatuur kunnen hierdoor de apparatuur zodanig aanpassen dat het goed samenwerkt met het systeem.
Op die manier kan de reiziger drempelloos tussen vervoerbedrijven reizen. Voor dit geheel is er een centraal verwerkingssysteem dat in staat is om miljarden transacties op een correcte en betrouwbare manier te verwerken.
Niveaus
Zichtbaar voor reizigers en achter de schermen bestaat het nationale betaalsysteem in Nederland uit de volgende niveaus:
Niveau 0: De OV-chipkaarten
Niveau 1: Apparatuur op reizigersniveau (zie kopje beneden)
Niveau 2: Plaatselijke systemen in stations, garages en remises die de informatie van niveau 1 uitlezen en doorsturen naar niveau 3.
Niveau 3: Centraal systeem van een vervoerbedrijf. Alle registratie- en transactiedata worden doorgegeven aan het centrale verwerkingssysteem (niveau 4). Dit gaat bij stationaire kaartlezers de hele dag door en gebeurt bij kaartlezers in voertuigen één of meer keren per dag. Vervolgens krijgt dit systeem de bewerkte data van het centrale verwerkingssysteem terug. Het centrale systeem van een vervoerbedrijf kan ook in verbinding staan met andere systemen binnen het bedrijf, zoals financiën, planning van materieel en het beheer van klantrelaties.
Niveau 4: Centraal systeem van Trans Link Systems (TLS) die alle data van niveau 3 ontvangt. Lijsten van te blokkeren kaarten worden van TLS naar kaartlezers gestuurd, zodat bij in- of uitchecken de kaart geweigerd kan worden en bovendien de blokkering op de kaart zelf kan worden geregistreerd.
De informatie van in- en uitchecken wordt opgeslagen in bussen en trams. Bij metro en treinen is er sprake van één systeem van level 1, 2 en 3 waardoor de informatie via level 2 op level 3 terechtkomt. Zodra de bus of tram in de stalling of remise komt, leest level 2 de informatie met een hoge frequentie uit en verstuurt die naar level 3. Afhankelijk van de afspraken wordt de informatie van level 3 dagelijks of meerdere keren per dag geleverd aan level 4. Deze informatie bevat: locatiecode van de incheckhalte of –station, uitcheckhalte of station, het tijdstip van in- en uitchecken, de betaalde prijs of het betreffende vervoerrecht en het gecodeerde kaartnummer. Een gekocht reisrecht of bedrag dat via een ophaalautomaat bij een plaatselijke voorziening van een vervoerder is geladen, gaat net als andere transactie via level 2 en 3 naar level 4, TLS. De reiziger ziet bij het in- en uitchecken op de kaartlezer het bedrag dat wordt afgeschreven en het saldo dat er over is.
Op basis van deze gegevens verzorgt het centrale verwerkingssysteem bijvoorbeeld betalingen tussen verschillende OV-bedrijven. Daarnaast beheert het systeem het automatisch opladen van OV-chipkaarten en verzorgt het de registratie van en communicatie over ongeldige kaarten. Om dit laatste te kunnen doen worden alle OV-chipkaarten die in het elektronische systeem worden gebruikt, voorzien van een unieke code.
Rol van vervoerbedrijven
Het vervoerbedrijf is de hoofdrolspeler in het OV-chipkaartsysteem. Het is verantwoordelijk voor:
De implementatie en installatie van het OV-chipkaartsysteem op zijn lijnen, met de bijhorende informatievoorziening naar de reizigers.
De goede werking van de eigen OV-chipkaartapparatuur en het behandelen van de reizigersklachten
De OV-chipkaarttransactiegegevens verwerken en doorsluizen naar TLS. De financiële afwerking, de boekhouding en rapportage aan de vervoersautoriteit. Een grondige analyse van de reisgegevens en statistieken zullen later uitgevoerd worden om de bedrijfsvoering bij te sturen. De eerste prioriteit is nu om het systeem goed werkend te krijgen. Er vindt geen koppeling plaats met de persoonsgegevens. Benadering voor informatie en marketingacties door het bedrijf gebeurt alleen als de reiziger daar bij de aanvraag van de OV-chipkaart toestemming voor heeft gegeven.
De verkoop en promotie van de eigen reisproducten. Voor het opladen van het saldo treden zij alleen als tussenpersoon op. Het geld gaat naar de centrale kas van TLS. Bij het op saldo reizen op hun lijnen wordt geld gedeclareerd bij de TLS.
Bij abonnementen op de OV-chipkaart, met het nultarief (vrij reizen) die geldig zijn voor meerdere vervoersbedrijven, wordt het gebruik geregistreerd, via het verplicht in- en uitchecken. Hiermee kan het vervoersbedrijf geld claimen. Abonnementhouders zijn dus verplicht in te checken, maar mogen indien zij dit zijn vergeten geen boete krijgen als het abonnement de hele betreffende dag vrij reizen biedt. In plaats daarvan zal worden gewezen op het feit dat men zich dient in te checken.
Statistiek
Alle cijfers in miljoenen. Omzet in euro.
Betaalmethoden (op saldo en op rekening)
Het OV-chipkaartsysteem in Nederland is in de kern een centraal kassasysteem voor het gehele openbaar vervoer.
Een kassasysteem ondersteunt meestal drie soorten betaalmethoden:
Vooraf betalen - Prepaid
Achteraf betalen - Postpaid
Combinatie van Pre- en Postpaid
In het begin was het OV-chipkaartsysteem alleen uitgerust met de prepaid betaalmethode, het zogenaamde reizen op saldo, met een decentrale tariefberekening bij de kaartlezers (eventueel aangevuld met een reisproduct). Deze postpaid betaalmethodiek is begin 2011 onder de noemer Reizen op Rekening door de Nederlandse Spoorwegen geïntroduceerd voor zakelijke reizigers met een NS-Business Card. In eerste instantie was de NS Business Card alleen geldig in NS treinen en bij de RET (bus, tram en metro) maar steeds meer vervoerders in Nederland hebben hun deel van het OV-Chipkaart systeem geschikt gemaakt voor Reizen op Rekening. Sinds 1 mei 2013 bestaat er dan ook landelijke dekking voor de NS-Business Card in elke (regionale) trein, bus, tram en metro bij alle vervoerders in Nederland. Ook TLS heeft aangekondigd het Reizen op Rekening te gaan ondersteunen. De combinatie tussen prepaid en postpaid (de 3e combinatiemethode) is een stap die in de toekomst ontwikkeld kan worden.
In het OV-chipkaartsysteem heeft postpaid een aantal voordelen. Bij prepaid dient de berekening van de ritprijs binnen 200 milliseconden te gebeuren om grote reizigersstromen snel weg te werken. Met de postpaid-methode is saldo laden niet meer nodig en rekent men dus niet direct af. De nota voor alle gemaakte reizen met trein, tram, bus en metro en deur-tot-deurdiensten (bijvoorbeeld taxi, OV-fiets, stalling en parkeren) wordt namelijk achteraf berekend in een centrale backoffice bij de vervoerder die de kaart verstrekt en stuurt deze maandelijks naar de naar de klant toe. Deze methodiek maakt het ook mogelijk dat meerdere vervoerders abonnementen aanbieden met onbeperkt reizen in het openbaar vervoer, alleen de trein of op een traject, waarbij elke vervoerder virtueel zijn deel van de reiskosten declareert aan de hand van de OV-chiptransacties. De opbrengsten van de abonnementen kunnen dan naar rato van gebruik verdeeld worden. Privé geld voorschieten, saldo laden, bonnetjes verzamelen en declareren achteraf is niet meer nodig. Een ander voordeel van de postpaid-methode is dat deze niet gebonden is aan de beperkte opslag op de OV-chipkaart. Een vergeten check-uit kan bijvoorbeeld achteraf automatisch nog worden verwerkt in de prijscalculatie (bij Transport for London heet deze laatste functie ‘Autofill’).
Betalen van andere diensten en/of aankopen
In Amersfoort liep tussen januari 2011 en 1 april 2011 een proef waarbij een geselecteerde groep mensen deze pas konden gebruiken om te betalen. Om dit op bredere schaal in te voeren, zal wel eerst apart toestemming moeten worden verkregen van De Nederlandsche Bank, de toezichthouder op het Nederlandse betaal- en bankwezen, omdat het hier dan om een betaalmiddel gaat. In het najaar van 2013 zijn alle kaartlezers weggehaald.
Contactloze technologie ook bij bankpassen
ABN-AMRO, Rabobank, SNS Bank en ING geven sinds juli 2013 bankpassen uit waarmee kleine bedragen kunnen worden afgerekend door de pas langs een geschikt afleesapparaat te bewegen (contactloos betalen). Dit is dezelfde technologie als die de OV-chipkaart gebruikt. Beide systemen corresponderen niet met elkaar, waardoor het bij de invoering niet mogelijk was dat er onbedoelde afschrijvingen plaatsvonden wanneer een bankpas tegen een OV-chipkaartlezer werd gehouden. Met de invoering van OVpay is betalen met een bankpas (eventueel op een smartphone of wearable) alsnog mogelijk gemaakt.
Apparatuur op reizigersniveau
Bij de apparatuur op reizigersniveau kan de reiziger zijn kaart presenteren op een plaats die vaak gemarkeerd wordt door een pictogram van een hand die een roze kaart vasthoudt, met aan de bovenkant een witte strook met links het roze OV-chipkaartlogo; in andere gevallen wordt deze plaats gemarkeerd door alleen dit logo. Er zijn ook automaten waar de kaart in een gleuf wordt gestopt; soms ligt de kaart daar dan losjes in, terwijl in andere gevallen de gleuf nauwsluitender is.
De apparatuur wordt gemaakt door verschillende fabrikanten. Hieronder een uiteenzetting.
Ophaal-/oplaadautomaat
Vroeger waren er ook ophaalpunten in veel Connexxion bussen te vinden. Wegens de vele storingen besloot dit bedrijf om ze weer te verwijderen.
Met ophalen van een bestelling wordt in dit verband bedoeld het op de kaart zetten van een vooraf via internet besteld en betaald reisproduct of saldo. Dit is een eenvoudiger handeling dan een aanschaf bij een automaat, of het opladen van nog niet besteld saldo, want men hoeft geen product of bedrag meer te selecteren en niet meer te betalen. De reiziger plaatst de OV-chipkaart bij het roze OV-chipkaartlogo of bij sommige kaartlezers in de gleuf. Via het menu kan voor "product ophalen" worden gekozen en het product of saldo wordt via een beveiligde GPRS-verbinding of soms via de ADSL/glasvezellijn opgehaald van de centrale computer, de zogenaamde National Action List (NAL), en op de chip geladen. Als men meerdere producten heeft besteld kan men niet specificeren welke men wil ophalen, het is alles of niets. Dit is van belang bij dagkaarten, want die gaan in bij het eerstvolgende inchecken bij de betreffende vervoerder.
Kaartlezers
Om de OV-chipkaart als geldig vervoerbewijs te gebruiken dient elke reis elektronisch geregistreerd te worden. Om dit mogelijk te maken zijn er speciale kaartlezers aanwezig.
Andere benamingen voor de kaartlezers:
In- en uitcheckautomaat
CICO (ook geschreven als CiCo of cico, van check-in/check-out)
TLS spreekt in zijn Algemene Voorwaarden OV-chipkaart over transactieapparatuur (naast oplaadapparatuur).
De site www.ov-chipkaart.nl en de meeste vervoerders spreken over kaartlezer, soms met de vervoerder als voorvoegsel, zoals in NS-kaartlezer. Oplaad- en ophaalautomaten worden geen kaartlezer genoemd, zodat er geen verwarring mogelijk is; bovendien wordt hun kaartlees-/schrijfgedeelte meestal niet apart benoemd. De term saldolezer wordt gebruikt voor een apparaat dat alleen kan lezen, en dan het saldo weergeeft, en vaak ook de op de kaart opgeslagen transacties. Ondanks de algemene gebruikte term kaartlezer leest het apparaat niet alleen, het schrijft ook: het verandert gegevens op de kaart.
OV-chipkaartlezers zijn aanwezig in tram en bus, incl. RandstadRail lijnen 3 en 4, nabij de instap- en uitstapdeuren van het voertuig. Alle kaartlezers zijn geschikt voor in- en uitchecken. In bussen zijn voorin meestal één en soms twee kaartlezers te vinden en achterin vrijwel altijd twee stuks. In gelede bussen zitten meer kaartlezers. Inchecken ("aanmelden") mag doorgaans alleen bij de kaartlezer bij de instapdeur, dit is afhankelijk van het instapregime. In het voertuig is er een centrale processor die de in-/uitcheckapparatuur beheert. De apparatuur is aangesloten op het complete systeem in de bus (o.a. reizigersinformatie/halteafroep). Bij het begin van de rit worden lijnnummer en route ingesteld. Met deze instelling zijn de haltes en de tussenliggende afstanden voor de route bekend. Bij het eindpunt wordt nadat de laatste reiziger is uitgestapt, de rit afgesloten en wordt een nieuwe rit begonnen met een nieuw ritnummer. De kaartlezer bepaalt de locatie van de halte door middel van een GPS systeem. Het voertuig heeft geen permanente dataverbinding met het vervoerbedrijf. Pas in de level 2 worden de transacties doorgestuurd naar de bedrijfscentrale.
Op de ongeveer 260 kleinere treinstations en sommige metrostations staan er palen met geïntegreerde kaartlezers op de perrons (incl. randstadrail lijn E en de Utrechtse sneltram). Ook deze lezers zijn geschikt voor zowel in- als uitchecken. De palen staan wel rechtstreeks verbonden met het datacenter zodat gegevens continu worden doorgestuurd. Sommige stations worden/zijn afgesloten met poortjes.
Om gebruik te kunnen maken van het betreffende vervoer dient men de OV-chipkaart met daarop voldoende saldo en/of een geschikt reisproduct voor de kaartlezer te houden bij het begin van de reis (het inchecken, "aanmelden") en het eind (het uitchecken, "afmelden"). Dit doet men door de kaart bij het logo te houden; de kaart moet in een vlak evenwijdig aan dit vlakje op het apparaat worden gehouden (op zijn kop, op zijn kant of achterstevoren maakt niet uit). De kaart kan meestal gewoon in de portemonnee blijven zitten (behalve als er meerdere OV-chipkaarten in zitten of te veel pasjes). Verdere communicatie van de gebruiker naar de kaartlezer is niet mogelijk: er zijn geen knoppen, toetsen, of aanraakscherm. Als de kaart er te kort of te ver vanaf wordt gehouden, er te veel pasjes in de portemonnee zitten, of een ongeldige kaart heeft (te laag saldo e.d.) kan de kaartlezer wel reageren met een weigering.
Een groene lamp aan de bovenzijde van het apparaat geeft aan dat de lezer in werking is, een rode dat deze buiten werking is. Bij succesvol in- en uitchecken knippert de groene lamp even en is één luide piep bij inchecken en twee luide piepen bij het uitchecken te horen. Bij weigering knippert de rode lamp en zijn drie harde piepen (hoog - laag - hoog) te horen.
De kaartlezer kan verschillende teksten weergeven. In ruststand meestal een tekst in de trant van: "In- en uitchecken" of "Houd uw kaart voor de lezer". Sommige vervoerders hebben dezelfde kaartlezers in het voertuig als de NS op de palen op de station gebruikt (zie kopje palen). Bij sommige vervoerders gaat even een groene lamp branden bij in- en uitchecken en een kort zacht piepje. Bij weigering gaat dan even een rood lampje branden en is een dubbele pieptoon te horen van een andere toonhoogte dan bij een geslaagde in- en uitcheck.
De kaartlezer bevestigt niet altijd expliciet dat het om inchecken ("aanmelden") gaat, of uitchecken ("afmelden"), hoewel het belangrijk is voor de reiziger dat hier geen misverstand over bestaat, met het oog op een eventuele mogelijkheid een fout te herstellen en/of vervolgfouten te vermijden. Soms wordt bij inchecken "goede reis" en bij uitchecken "tot ziens" getoond. Als dit niet wordt getoond dan is het meest kenmerkende verschil tussen het scherm bij in- en uitchecken bij veel vervoerders de vermelding van de ritprijs en het eindsaldo bij uitchecken. Bij de Arriva-trein worden echter ook bij inchecken twee bedragen getoond: het instaptarief en het tijdelijke nieuwe saldo.
De Commissie Meijdam stelt voor bij treinvervoer kaartlezers in te voeren die niet vervoerder-gebonden zijn. Voor het treinvervoer hebben Arriva en Breng al gemeenschappelijke kaartlezers.
Productie
Het bedrijf dat als eerste de software in de kaartlezer verzorgde was Vialis. Later werd het betreffende bedrijfsonderdeel verkocht aan de Thales. Tegenwoordig zijn er ook andere bedrijven die software voor kaartlezers aanleveren, zoals Kapsch (vroeger Prodata).
Functioneren
De kaartlezer heeft een scherm met in rusttoestand een tekst, en bij in- en uitchecken specifiekere teksten. Naast deze teksten staat er in rusttoestand soms een signaallamp aan en zijn er bij (poging tot) in- en uitchecken geluids- en lichtsignalen. Deze laatste zijn zowel voor de reiziger als voor controlerend en assisterend personeel in de buurt.
In rusttoestand geeft een groene lamp aan dat de kaartlezer in werking is, een rode dat hij buiten werking is. Bij succesvol in- en uitchecken knippert de groene lamp even. Bij weigering knippert de rode lamp.
Bij bussen, trams en paaltjes bij stations en perrons geeft de kaartlezer één piep bij inchecken en twee bij uitchecken. Als er wel NFC-communicatie plaatsvindt, maar er geen transactie wordt geregistreerd (dus noch een check-in, noch een check-uit) klinken er drie luide tonen in twee toonhoogtes. Dit gebeurt als de kaartlezer de OV-chipkaart niet kan lezen door twee of meer OV-chipkaarten tegelijk aan te bieden, als het saldo bij in- of uitchecken te laag is, als de anti-passback-tijd nog niet verstreken is, of als de NFC-communicatie niet voltooid kon worden.
Bij kort na de voorganger in- of uitchecken kan het onduidelijk zijn of het gelukt is. Het poortje is bijvoorbeeld nog open van de vorige reiziger, een piepje kan ook van een naastliggende kaartlezer komen en het scherm kan er na succes hetzelfde uitzien als het was. Verder is het zo dat als men op het scherm let, men niet goed ook op de groene lamp kan letten. Meer duidelijkheid ontstaat als men met in- of uitchecken wacht tot de rusttoestand is bereikt, maar bij drukte kan dit ergernis geven bij ongeduldige reizigers die zo langer op hun beurt moeten wachten.
Problemen
Bij bussen, trams en paaltjes bij stations en perrons hebben de kaartlezers van het type Thales problemen als 0,05 seconde na presenteren van een kaart een tweede wordt gepresenteerd: de gegevens van de eerste kaart worden dan niet op de kaart bijgeschreven en deze is dan dus niet ingecheckt of uitgecheckt.
Poortjes
Alle metrostations en 82 van de 410 treinstations zijn of worden afgesloten met poortjes. Een poortje heeft dubbele glazen klapdeuren, die bij in- of uitchecken automatisch openklappen en na een paar seconden weer dichtklappen. Een kaartlezer aan de buitenzijde van een poortje (de zijde buiten het OV-chipkaartgebied) is voor inchecken, en een kaartlezer aan de binnenzijde (de zijde binnen het OV-chipkaartgebied) voor uitchecken.
De poortjes op metrostations zijn al in gebruik en bij de NS worden ze geleidelijk aan gesloten. Vaak omvat het OV-chipkaartgebied niet het gehele station, maar bijvoorbeeld alleen de perrons en een gedeelte van de stationshal of traverse. Voor zover de poortjes niet de hele breedte van de doorgang beslaan zijn er aanvullend glazen afscheidingen. Afhankelijk van de indeling van het station staan er soms aparte poortjes per perron. Als reizigers bij het overstappen naar een ander perron moeten kan dit onvoordelig zijn. Ook een gebied begrensd door kaartlezers op palen kan een OV-chipkaartgebied genoemd worden, maar de begrenzing is dan niet altijd zo concreet; er kan er bijvoorbeeld één staan bij de ingang van een perron en een andere een eindje verderop.
De poortjes gaan zwartrijden tegen; dit kan de veiligheid en het comfort voor de betalende reizigers verhogen. Daarnaast geeft dit deels meer inkomsten doordat zwartrijders gaan betalen en deels meer ruimte doordat zwartrijders wegblijven.
Als men altijd bij het passeren van een poortje de kaart voor de kaartlezer houdt (zelfs als men van plan is alleen door het station te lopen of even later weer terug te gaan), en alleen doorloopt als de in-/uitcheckhandeling gelukt is (kortom: handelt alsof de poortjes al gesloten zijn), en nooit de in-/uitcheckhandeling bij een poortje verricht zonder erdoorheen te lopen, dan kunnen bovengenoemde problemen zich niet voordoen, behalve in enkele bijzondere gevallen:
Bij poortjes op stations met verschillende spoorvervoerders en de metro heeft elke vervoerder zijn eigen poortjes. In zo'n geval hebben ze geen poortjes met een dubbelfunctie. Naast de poortjes op het station zijn er op het perron paaltjes om over te stappen van spoorvervoerder naar andere spoorvervoerder of metro vervoerder.
De internationale reizigers bij Thalys in Rotterdam of voor internationale reizigers bij de Beneluxtrein in Roosendaal die geen gebruik maken van OV-chipkaart maar van gedrukte kaartjes. Alleen voor een aanvullende NS-reis met OV-chipkaart kunnen reizigers op het perron in Rotterdam en Roosendaal in-/uitgechecken.
Bij poortjes op stations zijn aan beide kanten van de poortjes praatpalen geplaatst.
Bij poortjes op stations zijn aan het OV-chipkaartgebied kaartautomaten geplaatst waar onder meer geld op de kaart kan worden geladen. Een product kan hier niet worden opgeladen.
Naast poortjes met normale breedte zijn er een kleiner aantal brede modellen voor bijvoorbeeld brede personen, rolstoelen, kinderwagens, volwassenen met lopende of gedragen kinderen onder de 4 jaar, fietsen of bagage.
Indien men een invalide in een rolstoel begeleidt die niet in staat is zelf in of uit te checken, dient de begeleider eerst voor de invalide in of uit te checken, deze dan snel door het poortje te duwen, en dan weer snel achter het poortje te lopen om voor zich zelf te kunnen in- of uitchecken.
In gesloten toestand zit er een opening tussen de deurtjes, zodat men bijvoorbeeld niet zijn vingers kan knellen. Ook zijn er sensoren aangebracht. Bij poortjes die door het in- en uitchecken geopend worden hoeft de reiziger niet te wachten met in- of uitchecken tot het poortje dicht is. Bij een stroom reizigers die vlot in- of uitchecken en doorlopen gaat het poortje tussentijds niet steeds dicht en weer open. Indien wordt uitgecheckt maar niet door het poortje loopt kan het station niet op de normale manier verlaten. In dit geval kan via de praatpaal gevraagd worden om op afstand een poortje te openen.
Anderzijds, als er na in- of uitchecken slechts een algemene tekst zoals "tot ziens" op het scherm verschijnt en men niet wacht tot die tekst voor de vorige reiziger verdwenen is dan geeft het scherm geen visuele bevestiging dat het in- of uitchecken gelukt. (Er is dan nog wel een groen lampje en een geluidssignaal.)
Er zijn ook stations waarbij NS meerdere gescheiden OV-chipkaartgebieden heeft of krijgt met poortjes. Dat kan beperkingen en/of hogere kosten met zich mee brengen voor een reiziger die na aankomst in het ene deel overstapt op een trein die van het andere deel vertrekt.
Bij gesloten poortjes is er overigens altijd toezicht en in noodgevallen kunnen alle poorten geopend worden voor een evacuatie.
De licht- en geluidssignalen en schermteksten zijn bij de NS-poortjes identiek aan die bij de NS-palen (zie boven), behalve dat in de rusttoestand bij de poortjes al naargelang wat van toepassing is "Inchecken" of "Uitchecken" staat, en bij de palen "In-/uitchecken".
Op station Blaak zijn er geen poortjes tussen het NS-gebied en het noordelijke RET-gebied.
Er zijn twee poortvrije winkelpassages en aan de westzijde een gecombineerde tunnel met fietspad / voetpad buiten de hal van station Amsterdam Centraal.
Er is een poortvrije passage aan de noordzijde buiten de hal van Utrecht Centraal en aan de zuidzijde komt een poortvrije brug.
Er is een poortvrije passage, gecombineerde tunnel met fietspad / voetpad buiten de hal van station Rotterdam Centraal.
Mobiele controleapparaten
Onderweg of op het station kan een controleur de kaart controleren met een mobiele lezer. Bij het controleren van de kaartjes kan de conducteur niet zien waar de reiziger naartoe gaat. De conducteur kan hierdoor geen advies meer geven waar men moet overstappen of dat men in de verkeerde trein zit, tenzij de reiziger dit specifiek vraagt.
Volgens de voorwaarden kan NS niet alleen voor en na, maar ook tijdens de reis reisgegevens vastleggen om het rechtmatige gebruik van producten te controleren. Dit kan bij controle in het voertuig door een conducteur enz. Na dit "aanmaken van een transactie bij controle aan boord" kan achteraf bijvoorbeeld gesignaleerd worden dat een reiziger het inchecken vooraf met eigen apparatuur en software gesimuleerd heeft ("thuis inchecken", zie ook onder). De kaart wordt dan geregistreerd als geblokkeerd. Ook als deze blokkaderegistratie nog niet op de kaart zelf staat kan deze bij een volgende controle geconstateerd worden nadat de blokkaderegistratie gedistribueerd is naar de controleapparatuur.
Leesbaarheid schermen
Soms staat een kaartlezer of automaat buiten. Er kan zonlicht op het scherm vallen, wat het soms moeilijk leesbaar maakt. Dit geldt niet voor de AHM omdat het scherm transflectief is.
Productfamilies
Binnen de OV-chipkaart zijn een aantal productfamilies.
Easy Trip - Het kilometersysteem van basistarief (in Nederland € 0,87) + kilometertarief waarbij het basistarief bij overstappen met inchecken binnen een bepaalde tijd (in Nederland 35 minuten) na uitchecken maar één keer verschuldigd is. Bij de trein zijn er meer algemene systemen van langeafstandkorting.
Multi-Ride - Rittenkaart.
Single Journey - Enkele reis of retour.
Period Pass - Dagkaart of product voor een korte periode.
Period Right-To-Travel - Reisrecht (bijvoorbeeld abonnement)
Supplement - Sterabonnement (stads-/streeksupplement) en Intercity direct toeslag.
Chip in de OV-chipkaart
In de OV-chipkaart zit een nfc-chip (Infineon SLE-66) waarop elektronisch allerlei informatie kan worden opgeslagen en een antenne die de opgeslagen gegevens gaat uitzenden als hij door zogeheten ‘uitleesapparatuur’ wordt geactiveerd. De reiziger houdt de kaart binnen 10 cm van het uitleesapparaat. Dit kan meestal met portemonnee en al, mits er geen andere OV-chipkaart in zit. Dit moet bij het instappen of betreden van het perron of tram/bus (inchecken) en nogmaals bij het uitstappen of verlaten van het perron of tram/bus (uitchecken).
Oudere OV-chipkaarten gebruikten de RFID MIFARE ultralight (voor de wegwerpchipkaart) en MIFARE classic (voor de anonieme en persoonsgebonden kaart). De MIFARE classic bleek fraudegevoelig en werd daarom vervangen door de Infineon SLE-66. In februari 2012 werd bekend dat de OV-chipkaart met de nieuwe chip sneller kapotgaat. Van 1 oktober 2011 tot en met februari 2012 zijn ongeveer 405.000 persoonlijke OV-chipkaarten geproduceerd, waarbij het probleem zich potentieel kan voordoen.
De kaart is een geheugenkaart waarin de gegevens voor de werking van het OV-chipkaartsysteem opgeslagen worden. Het enige actieve onderdeel is de beveiligingsmodule. Deze controleert door een uitwisseling van codes en gegevens of de leesapparatuur wel gecertificeerd is. De kaart geeft daarna een signaal af waaruit blijkt dat het een geldige OV-chipkaart is. Dit wordt in een fractie van een seconde uitgevoerd en de nodige elektrische stroom wordt door inductie geleverd.
Het geheugengebied is opgesplitst in delen:
Identificatiegegevens van de kaart: 14-cijferig kaartnummer, geldigheidsperiode en uitgevend bedrijf. Blokkering J/N. Bij persoonlijke kaarten komt nog de geboortedatum erbij. Er zijn geen andere persoonsgegevens opgeslagen.
Het saldo.
De laatste tien reistransacties (op een wegwerp-OV-chipkaart: twee). Een reistransactie kan zijn een check-in of check-uit, maar in de Arriva-trein wordt ook een controle als transactie op de kaart geregistreerd (deze registratie is bij Mijn transactieoverzicht op www.ov-chipkaart.nl niet te zien), en ook de betaling bij een toeslagzuil van de toeslag voor de Intercity direct. Normaal gesproken bevat de kaart dus de check-in en check-uit van vijf ritten, of de oudste check-uit, van vier ritten de check-in en -uit, en de nieuwste check-in, maar bij een geregistreerde controle of gebruik van de toeslagzuil minder. Per reistransactie zijn opgeslagen het tijdstip van de transactie, het soort transactie, het bedrag van de transactie, de code van de apparatuur die de transactie heeft uitgevoerd (bij een voertuig het voertuignummer), de halte- of stationcode, het lijnnummer en ritnummer bij het voertuig, en het vervoersbedrijf. De oudste transactie wordt steeds overschreven door de nieuwste. Het soort en het bedrag, de datum, de tijd en het eventuele voertuignummer zijn bij automaten van alle bedrijven te lezen, maar het vervoerbedrijf en bijvoorbeeld de halte- of stationscode niet (laat staan de halte- of stationsnaam). Soms lopen de klokken van de kaartlezers van verschillende vervoerders niet gelijk waardoor het voor kan komen dat een transactie geregistreerd wordt met een eerdere tijd dan de vorige. Op sommige transactieoverzichten staan de transacties in de werkelijke volgorde, op andere in volgorde van de geregistreerde tijd.
De laatste twee oplaadtransacties (saldo of product laden, automatisch opladen).
Reisproducten: hiervoor is een aantal geheugengebieden beschikbaar. De inrichting van de gegevens verschilt per product.
Het gegeven "automatisch opladen", en het bedrag dat bij een laag saldo wordt opgeladen.
Het aantal tariefeenheden gereisd met de trein tot aan de laatste check-uit, voor zover potentieel relevant (geweest) voor de langeafstandskorting.
Zie ook inzage van de gegevens op de OV-chipkaart.
De gegevens op de kaart zijn voor wat betreft transacties die met de kaart zijn uitgevoerd volledig up-to-date, terwijl die in de centrale database vertraagd worden bijgewerkt (dit duurt vaak één tot anderhalve dag, zie ook onder).
Als men bijvoorbeeld twijfelt of men wel heeft uitgecheckt kan men dat soms alsnog doen; bij NS kan dit binnen 6 uur na inchecken, mits op dezelfde dag (waarbij een dag 28 uur is, van 0 tot 4 uur). Als echter op het transactieoverzicht op internet het uitchecken niet vermeld staat betekent dit door de genoemde vertraging niet dat men het inderdaad niet gedaan heeft. Men zal dan naar een automaat moeten om hierachter te komen (dit hoeft geen NS-automaat te zijn), en als blijkt dat men inderdaad niet heeft uitgecheckt naar een station toe moeten om dat alsnog te doen.
Ook bij controle en bij uitchecken wordt voornamelijk gebruikgemaakt van de gegevens op de kaart zelf. Voor wat betreft het raadplegen van eerdere transactiegegevens bij een automaat geldt wel, zoals gezegd, de beperking dat de oudste gegevens steeds van de kaart worden gewist, en dat per transactie de volledige informatie alleen te raadplegen is bij een automaat van de betrokken vervoerder.
Er zijn ook transacties waarbij de gegevens eerst alleen in de database staan en pas later op de kaart komen, zoals het bij het bestellen van een product via internet, het opladen van het saldo via internet, en het blokkeren van de kaart wegens fraude. Bij een kaartlezer kan het blokkadegegeven op de kaart worden aangebracht; bij een automaat kan men op basis van gegevens uit de database (door de automaat live geraadpleegd of periodiek gedownload naar de automaat) de bestelde producten en het klaarstaande oplaadsaldo ophalen, d.w.z. de kaart op deze punten bijwerken. Het systeem van bestellen op internet en vervolgens ophalen bij een automaat heet NAL (National Action List).
Bij sommige reisproducten worden niet alle gegevens op de kaart opgeslagen. Zo bevindt de uiterste geldigheidsdatum van een voordeelurenabonnement zich in een centrale database. Het is daardoor mogelijk de geldigheid met een jaar te verlengen zonder dat de reiziger de kaart hoeft af te staan. De treinconducteur heeft verbinding met de database of gedownloade data uit de database om de geldigheid te kunnen controleren.
Privacy en veiligheid
Bij alle typen OV-chipkaart worden de transactiegegevens door TLS vastgelegd en bij de persoonlijke kaarten ook persoonsgegevens, wat onder meer nodig is voor verrekening tussen de ov-bedrijven (behalve bij wegwerpkaarten), om kaartsaldo's niet alleen op de kaarten maar ook centraal bij te houden, en om de reiziger transactieoverzichten te kunnen bieden. De reistransacties worden gescheiden verwerkt van de persoonsgegevens van de reiziger, zodat niet direct inzichtelijk wordt waar iemand gereisd heeft. Ook kunnen alleen geautoriseerde medewerkers onder strikte voorwaarden bij de gegevens. Politie en justitie maken met regelmaat gebruik van de reisgegevens.
In de praktijk is dit voor de meeste mensen geen nieuw probleem. Veel mensen hebben een mobiele telefoon bij zich, waardoor hun (reis)bewegingen ook zonder het gebruik van de OV-chipkaart systematisch worden geregistreerd. De mobiele telefoon zoekt onderweg steeds naar een nieuwe zendmast en legt zodoende het reispatroon van de gebruiker vast. Het gaat hier weliswaar om andere bedrijven en de mobiele telefoon is uit te zetten, maar het geeft aan dat de gemiddelde burger hier niet bijzonder wakker van ligt.
Anonimiteit
Leeftijdskorting (voor 4 t/m 11 jaar en 65-plussers) is, in tegenstelling tot de roze strippenkaart, anoniem niet meer mogelijk. Dit is nadelig voor incidentele reizigers (bijvoorbeeld toeristen) die in aanmerking komen voor leeftijdskorting, maar geen persoonlijke chipkaart hebben. Een persoonlijke OV-chipkaart kan zelfs niet aangeschaft worden door toeristen (behalve als de toerist woonachtig is in België, Duitsland of Luxemburg). De partijen GroenLinks en de VVD bespraken dit probleem op 16 maart 2011. Ze wilden dat er een "roze" anonieme chipkaart moet komen voor ouderen. Rover voegde eraan toe dat de roze kaart dan ook voor kinderen geldig zou moeten zijn. Daarbij moet nog worden opgemerkt dat er bij de trein verschil is tussen kinderen die alleen reizen en kinderen die in gezelschap reizen (Railrunner). Er zijn echter geen plannen om een anonieme kortingschipkaart in te voeren.
Gegevens op de OV-chipkaart
Door opslag van transacties op de chip heeft de reiziger de mogelijkheid om bij balie, automaat of conducteur na te gaan wat de laatste transacties zijn geweest, vergelijkbaar met vastgelegde transacties op de chipknip van bankkaarten. Een conducteur zou bij de controle ook reistransacties van eerdere reizen en oplaadtransacties kunnen inzien zonder dat de reiziger het merkt, maar voorschrift is dat medewerkers van ov-bedrijven dit alleen doen op verzoek van de reiziger.
De OV-sector en privacy
Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) heeft met de OV-bedrijven een Gedragscode verwerking persoonsgegevens OV-chipkaart door OV-bedrijven.
In de Gedragscode wordt beschreven op welke wijze de OV-bedrijven omgaan met persoonsgegevens in hun verschillende bedrijfsprocessen. Na onderhandelingen met het College Bescherming Persoonsgegevens is tussen de OV-sector en CBP overeengekomen dat een beperkt aantal afgeleide reisgegevens door de OV-bedrijven gebruikt kan worden voor marketing ten behoeve van reizigersgroei en reizigersspreiding.
Door middel van deze afgeleide reisgegevens, namelijk reisfrequentie, tijdsduur die is verstreken na de laatste reis, binnen/buiten spits reizen, voorkeurstrajecten en voorkeursstations, krijgen bedrijven voldoende gegevens in handen die gebruikt kunnen worden voor service- en dienstverlening aan de klant, bijvoorbeeld over wijzigingen op stations en trajecten. Reizigers hebben te allen tijde het recht aan te geven hier geen prijs op te stellen (opt-out). Het CBP concludeerde dat het bedrijfseconomische belang en de Wet bescherming persoonsgegevens op harmonieuze wijze hier met elkaar in evenwicht zijn (bron: brief van CBP aan Staatssecretaris Huizinga-Heringa, 6 november 2008). Voor gebruik van gedetailleerde reisgegevens is vooraf toestemming van de klant nodig (opt-in).
Fraudebestendigheid
Studenten van de Universiteit van Amsterdam waren erin geslaagd wegwerpkaartjes te hacken, zo kwam begin juli 2007 in het nieuws. Door een fout in de software van de kaartlezers kon er met gemanipuleerde wegwerpkaartjes worden gereisd. Zij vonden een methode om de wegwerpkaartjes te resetten, waardoor deze onbeperkt hergebruikt kunnen worden. Ze wonnen hiermee Joop Bautz Information Security Award 2007. De softwarefout die de hack mogelijk maakte werd op 26 juli 2007 door Trans Link Systems hersteld.
Op 28 december 2007 claimen de Duitse hackers Karsten Nohl en Henryk Plötz, op de Chaos Communication Congress, dat ze de werking van MIFARE Classic kaarten, waaronder de abonnementsversie van de OV-chipkaart, deels hebben blootgelegd. Door de chip in laagjes op te delen, deze te fotograferen en extreem uit te vergroten, probeerde ze de logica van het encryptie algoritme achterhalen en reconstrueren. Ze geven aan de sleutels van de kaart nog niet te hebben gevonden. Zij toonden diverse zwaktes aan in het encryptiealgoritme van de kaart. Met ca. 100 euro aan apparatuur zou de datacommunicatie van een kaart binnen een week gekraakt kunnen worden. Op 8 januari 2008 eist reizigersvereniging ROVER dat het gebruik van de kaart wordt uitgesteld totdat duidelijkheid is verkregen omtrent de veiligheid. Dit naar aanleiding van berichten dat de kaart eenvoudig gehackt kan worden (zie ook vorige nieuwsitem). In EénVandaag bagatelliseert een woordvoerder van Interpay de problemen, maar ook wordt gemeld dat TNO een onderzoek gaat uitvoeren.
Op 14 januari 2008 wordt gemeld dat Roel Verdult, student aan de Radboud Universiteit Nijmegen, de wegwerpversie van de OV-chipkaart (deze wegwerp-versie bevat de ultralightchip), die geen encryptie bevat, kan nabootsen met een simpel apparaatje genaamd ghost. De Ghost is een soort spion in de vorm van een platte kaart die de communicatie tussen het wegwerpkaartje en de lezer kan opvangen, kopiëren en nabootsen. De Ghost kan ook de informatie veranderen waardoor er onbeperkt gereisd kan worden. Trans Link Systems geeft aan altijd de mogelijkheid van deze fraude te hebben onderkend, maar het als een aanvaardbaar risico te beschouwen.
Op 17 januari 2008 houdt de Tweede Kamer een spoeddebat naar aanleiding van de gebleken kopieerbaarheid van de wegwerpkaart. Staatssecretaris Huizinga wijst erop dat de Kamer zelf enkele jaren geleden uitbesteding aan private organisaties wenste en zegde toe (alleen) een regierol op zich te nemen - bestaande uit het monitoren, analyseren en het laten oplossen van risico’s. Hiermee voorkomt ze dat er een motie van wantrouwen tegen haar wordt ingediend.
Op 26 februari 2008 presenteert TNO de resultaten van het onderzoek waarin de veiligheid van de ov-chipkaart tegen het licht wordt gehouden. Naar aanleiding van de bevindingen op het chaos communication congress, worden de kwetsbaarheden onderzocht en wordt beken wat de impact is.
Op 10 maart 2008 weerspreekt de Duitse hacker Karsten Nohl de conclusie van een TNO-rapport dat een snelle hack van de OV-chipkaart dure apparatuur zou vergen. Hij heeft een document gepubliceerd waarin hij een aanval beschrijft die de geheime sleutels van de Mifare Classic 4k-chip binnen minuten ontfutselt en die met een gewone desktop-pc uit te voeren is.
Op 14 april 2008 presenteert staatssecretaris Huizinga de contra-expertise van de Royal Holloway University of London (RHUL). De RHUL concludeert onder meer dat "TNO te veel is uitgegaan van de huidige stand van de techniek om toekomstige aanvallen goed in te schatten" (een conclusie die TNO zelf ook al trok in een in maart gepubliceerd onderzoek). Daarnaast zou TNO zijn "uitgegaan van de huidige omvang van het systeem (pilots Rotterdam/Amsterdam/NS), en heeft daarmee geen rekening gehouden met de toekomstige financiële waarde in het systeem bij nationale uitrol." In reactie hierop zegt Huizinga te twijfelen aan invoering op 1 januari 2009.
Op 6 mei 2008 werd duidelijk dat een Kamermeerderheid wil doorgaan met de OV-chipkaart, dit mede nadat een Kamerdelegatie Londen heeft bezocht, waar een kaart met dezelfde chip, de Oyster Card, al jaren wordt gebruikt. Begin juni 2008 blijkt het RHUL-onderzoek aangepast te zijn voordat het bij de Kamer terechtkwam. De RHUL-onderzoekers concludeerden in eerste instantie namelijk dat de OV-chipkaart direct moest worden vervangen. Die conclusie werd na overleg met ambtenaren echter vervangen door het advies om de oplossingen van TNO "zo snel mogelijk op hun bruikbaarheid te onderzoeken". Op 18 juni 2008 vertelt Radboud Universiteit-onderzoeker Wouter Teepe aan de Tweede Kamer dat zijn team erin geslaagd is gratis te reizen in Londen met de Oyster Card. Tevens melden de Nijmeegse onderzoekers bezig te zijn aan een open ontwerp voor een veiligere OV-chipkaart. Er zou overigens inmiddels een 'waslijst' aan onderzoekers bezig zijn de zwakheden in de kaart te onderzoeken.
Op 25 juni 2008 reageert staatssecretaris Huizinga in antwoord op Kamervragen dat ze de onderzoekers wil wijzen op hun 'maatschappelijke verantwoordelijkheid' voordat deze hun resultaten publiceren op de ESORICS08-conferentie.
Op 7 juli 2008 spant NXP een kort geding tegen de Radboud Universiteit aan, om te voorkomen dat deze bepaalde informatie over de tekortkomingen in de kaart publiceert. Het gaat om de publicatie Dismantling Mifare Classic, dat de onderzoekers willen publiceren op de ESORICS08-conferentie. In maart publiceerden enkelen van hen al de publicatie A Practical Attack On The Mifare Classic.
Op 18 Juli 2008 volgt de uitspraak waarin de vorderingen van NXP worden afgewezen. Er kan zonder nadere bewijslevering niet van worden uitgegaan dat het algoritme van de chip een auteursrechtelijk beschermd werk is. Evenmin komt het algoritme van de chip in aanmerking voor geschriftenbescherming, omdat vaststaat dat het algoritme niet door NXP op enigerlei wijze ter beschikking van het publiek is gesteld. De publicatie valt ook onder de vrijheid van meningsuiting. NXP kon niet aantonen dat er een dringende maatschappelijke noodzaak was om de publicatie te verbieden.
In januari 2011 is programmatuur verschenen waardoor het manipuleren van de gegevens op de kaart ook zonder technische kennis mogelijk is. Dit betekent dat de MIFARE-kaart gekopieerd en/of gemanipuleerd kan worden. Hierdoor is het onder andere mogelijkheid dat kwaadwillenden de chipkaart van een reiziger ongemerkt kopiëren en vervolgens reizen op de gekopieerde kaart. Daarnaast kan bijvoorbeeld het saldo op de kaart worden verhoogd zonder daar aan de bevoegde instanties voor te betalen, zodat kwaadwillenden vrij kunnen reizen of de kaart kunnen verkopen aan een helende of naïeve reiziger. Volgens Trans Link Systems is dit echter niet mogelijk zonder dat dit opvalt in het computersysteem. De kaartgegevens moeten immers corresponderen met de dubbele boekhouding van de kaarten bij Trans Link Systems. In diverse televisieprogramma's werd hieraan aandacht besteed. Minister Schultz van Haegen gaf in de Tweede Kamer aan dat de productie van een beter beveiligde chipkaart aan het eind van 2011 zou kunnen beginnen. Voor verwante producten, zoals toegangspassen voor kantoren die met de MIFARE-chip zijn gemaakt, vormt de hack ook een probleem omdat het mogelijk is met een gekopieerde kaart in een beveiligde omgeving te komen.
Onderzoeksjournalist Brenno de Winter van PC-Active slaagde er in januari 2011 in, diverse ritten te maken op gemanipuleerde kaarten, zonder dat dit gedetecteerd werd, noch door controleurs ter plaatse, noch door de backoffice van Trans Link Systems. De Winter onderzoekt de chipkaart sinds 2007 en heeft zich enkele malen kritisch uitgelaten over de privacygevoeligheid ervan en de vertraging en kostenoverschrijding bij de invoering. In de zomer van 2011 startte het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek naar de door De Winter gepleegde fraude. De journalist beroept zich op het maatschappelijk belang, dat gediend is met het aantonen van lekken in de beveiliging van de OV-chipkaart. Of het tot een rechtszaak zal komen, is nog niet bekend. Wegens het principiële karakter trok deze zaak zelfs internationaal de aandacht.
Op 25 februari 2011 schreef minister Schultz aan de Tweede Kamer dat zij in de fraude met de OV-chipkaart geen aanleiding ziet, afschaffing van de strippenkaart nog verder uit te stellen. De geschatte jaarlijkse strop door zwartrijden met de chipkaart, 9 miljoen euro, zinkt in het niet bij de kosten van het in de lucht houden van twee kaartsystemen.
In juli 2011 kwam een grootschalige fraude aan het licht met gemanipuleerde OV-chipkaarten die werden aangeboden via internet. Op deze anonieme kaarten was via manipulatie 150 euro saldo geplaatst. De kaarten werden aangeboden als dagkaart voor het Nederlandse spoorwegnet.
Sinds augustus 2011 zit er in nieuwe anonieme chipkaarten een nieuwe chip, de Infineon SLE-66 (het heeft voor een dader weinig zin om met zijn persoonlijke kaart te frauderen, omdat de fraude achteraf ontdekt wordt, daarom worden de oude chips nog wel daarin gebruikt). Deze moet het kraken en zwartrijden moeilijker maken. Deze chip is echter ook al gekraakt in 2010, dit zou echter een stuk lastiger zijn dan het kraken van de oude chip.
Sinds eind 2012 is er overgegaan op de Infineon SLE-77
Diefstal
Diefstal van lege OV-chipkaarten uit automaten of winkeltjes is nauwelijks interessant. Saldo wordt pas bij uitgifte op de kaart gezet. De nummers van kaarten zijn bekend en kunnen automatisch geblokkeerd worden. Hierdoor kunnen OV-chipkaarten vanaf plekken worden verkocht waar het te riskant is om strippenkaarten te verkopen, zoals openbare kaartautomaten. Vanwege herhaaldelijke inbraak is de NS bijvoorbeeld al in 2001 gestopt met het verkopen van strippenkaarten vanuit zijn automaten. De OV-chipkaart kan nu echter weer gewoon bij de NS automaten gekocht worden.
Externe links
OV-chipkaart - NS
Beschrijvingen van Nederlandse stations - bedoeld voor blinden en slechtzienden (met verwijzingen naar geleidelijnen)
OV-chipkaart
|
Het geheugengebied is opgesplitst in delen:
Identificatiegegevens van de kaart: 14-cijferig kaartnummer, geldigheidsperiode en uitgevend bedrijf. Blokkering J/N. Bij persoonlijke kaarten komt nog de geboortedatum erbij. Er zijn geen andere persoonsgegevens opgeslagen.
Het saldo.
De laatste tien reistransacties (op een wegwerp-OV-chipkaart: twee). Een reistransactie kan zijn een check-in of check-uit, maar in de Arriva-trein wordt ook een controle als transactie op de kaart geregistreerd (deze registratie is bij Mijn transactieoverzicht op www.ov-chipkaart.nl niet te zien), en ook de betaling bij een toeslagzuil van de toeslag voor de Intercity direct. Normaal gesproken bevat de kaart dus de check-in en check-uit van vijf ritten, of de oudste check-uit, van vier ritten de check-in en -uit, en de nieuwste check-in, maar bij een geregistreerde controle of gebruik van de toeslagzuil minder. Per reistransactie zijn opgeslagen het tijdstip van de transactie, het soort transactie, het bedrag van de transactie, de code van de apparatuur die de transactie heeft uitgevoerd (bij een voertuig het voertuignummer), de halte- of stationcode, het lijnnummer en ritnummer bij het voertuig, en het vervoersbedrijf. De oudste transactie wordt steeds overschreven door de nieuwste. Het soort en het bedrag, de datum, de tijd en het eventuele voertuignummer zijn bij automaten van alle bedrijven te lezen, maar het vervoerbedrijf en bijvoorbeeld de halte- of stationscode niet (laat staan de halte- of stationsnaam). Soms lopen de klokken van de kaartlezers van verschillende vervoerders niet gelijk waardoor het voor kan komen dat een transactie geregistreerd wordt met een eerdere tijd dan de vorige. Op sommige transactieoverzichten staan de transacties in de werkelijke volgorde, op andere in volgorde van de geregistreerde tijd.
De laatste twee oplaadtransacties (saldo of product laden, automatisch opladen).
Reisproducten: hiervoor is een aantal geheugengebieden beschikbaar. De inrichting van de gegevens verschilt per product.
Het gegeven "automatisch opladen", en het bedrag dat bij een laag saldo wordt opgeladen.
Het aantal tariefeenheden gereisd met de trein tot aan de laatste check-uit, voor zover potentieel relevant (geweest) voor de langeafstandskorting.
| 2 |
betalingsindicatie, financiële status, transactieoverzicht
|
11,008 |
PlaceOfWorship
|
234464
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Mozes%20en%20A%C3%A4ronkerk
|
Mozes en Aäronkerk
|
De Mozes en Aäronkerk, officieel gewijd aan de heilige Antonius van Padua, is een rooms-katholieke kerk aan het Waterlooplein te Amsterdam, in de Nederlandse provincie Noord-Holland.
Bouw
De kerk is ontstaan uit een schuilkerk. Deze werd bediend door paters franciscanen en was vanaf 1641 gevestigd aan de achterkant van de huidige kerk in het huis "Moyses" aan de Jodenbreestraat, waar een beeld van Mozes aan de gevel hing. In 1682 werd ook het aangrenzende huis "Aäron" (Aäron) aangekocht door dr. Johannes de Vroom, een medicus uit Breda, evenals het achterliggende huis aan de Houtgracht, Ook in 1682 kocht een tussenpersoon (Annetje Hendrix, weduwe van Gerrit Gijsbertsz Kalkhoven) nog een belendend pand in eigendom van David Torres. Johannes de Vroom kocht ook die twee panden in 1690. Intussen was men al begonnen met de uitbreiding van de kerk, nog voordat de koop rond was en er toestemming was verkregen van het stadsbestuur. De kerk werd in 1759 verfraaid, zowel van binnen als van buiten. Het imposante beeld van Melchizedek, halverwege de blinde muur aan de achterzijde van de kerk, is van de hand van de Belgische kunstenaar Jan Baptist de Cuyper ( 1807 - 1852 ).
Het huidige gebouw verrees als Waterstaatskerk tussen 1837 en 1841 onder leiding van Johannes van Straaten naar ontwerp van Tieleman Franciscus Suys (1783-1861) in de stijl van het neoclassicisme, geïnspireerd op een niet uitgevoerd ontwerp van de inmiddels overleden stadsarchitect Jan de Greef voor een kathedraal op de Nieuwmarkt in Amsterdam. Dat verklaart waarom de Mozes en Aäron als enige neoclassicistische kerk in Nederland een façade met twee torens bezit. Op zijn beurt stond deze voorgevel weer model voor de eveneens door Suys ontworpen St.Jozef in Brussel (1842-1849).
Het rechthoekige kerkgebouw is een driebeukige hallenkerk met Korinthische zuilen. De voorgevel is van Bentheimer zandsteen en heeft vier Ionische zuilen in een hoog tempelportiek. Het beeld daarboven stelt de zegenende Christus voor. Twee flankerende beelden, links en rechts, zijn er niet meer. Aan de voorzijde staan twee opengewerkte getrapte torens van hout. Op elk van beide stond een beeld dat inmiddels ook verdwenen is. (Zie hieronder de ansichtkaart uit 1902.) Alle beelden waren vervaardigd door de Antwerpse beeldhouwer Jan Baptist de Cuyper (1807-1852). Ook de achtergevel is van zandsteen; deze is afgewerkt met een fronton. In de bakstenen zijgevels bevinden zich grote rondboogvensters.
Aan het gebouw zijn twee plaquettes bevestigd; het Reliëf Franz Liszt herinnert aan een concertbezoek van Franz Liszt (gevel Waterlooplein); het 8 Decembermonument (gevel Mr. Visserplein) herinnert aan de decembermoorden van 1982 in Suriname.
Interieur
Het barokke hoofdaltaar uit circa 1700 is afkomstig uit de oude schuilkerk en bevat een schilderstuk van Jacob de Wit. Suys ontwierp in dezelfde trant de zijaltaren. Deze werden voorzien van twee 18e-eeuwse beelden en vier nieuwe, vervaardigd door De Cuyper. De kruiswegstaties zijn vervaardigd door het atelier van de beeldhouwers Van den Bossche en Crevels in harde Franse Kalksteen omlijst door marmer. Het duurde 20 jaar voordat alle staties gereed waren. Ze werden in 1921 ingewijd.
Het kerkorgel, een Frans-romantisch ontwerp van Charles Marie Philbert uit 1869/71, is gebouwd door P.J. Adema en uitgebreid in 1887. Het heeft een zevendelige orgelkas, drie manualen, 41 registers en een vrij pedaal. Vooraanstaande Franse organisten als Charles-Marie Widor en Camille Saint-Saëns kwamen het bespelen. In 1994 kwam een volledige restauratie gereed door de orgelbouwers Flentrop.
Omgeving
Het schilderij van Lamers (zie onderaan links) toont de situatie in 1880. De gracht vooraan is de Leprozengracht en de gracht die vanaf links voorlangs de kerk loopt is de Houtgracht. Deze beide grachten werden in 1882 gedempt, waardoor het Waterlooplein ontstond.
Functie
In 1978 werd de kerk evenals de kerk De Duif aan de Prinsengracht een toevluchtsoord voor de zogeheten 182 actievoerende "kerk-Marokkanen" en sympathisanten die er in hongerstaking gingen uit protest tegen een dreigende uitzetting uit Nederland nadat hun asielaanvragen door de toenmalige staatssecretaris van Justitie Bert Haars waren afgewezen. Een van de actievoerders die zich beijverden voor deze groep was het latere GroenLinks-Tweede Kamer-lid Mohammed Rabbae.
Sinds 1980 was de kerk niet meer als godshuis in gebruik. In het gebouw werden culturele bijeenkomsten gehouden. In juli 2014 kondigde bisschop Jos Punt van het bisdom Haarlem-Amsterdam aan dat de kerk zou worden hersteld als katholieke kerk. Sinds 28 september van dat jaar worden er weer kerkdiensten gehouden door de Gemeenschap Sant'Egidio.
Afbeeldingen
Literatuur
J.F.L.de Balbian Verster, 'De Mozes- en Aäronkerk of Kerk van St.Antonius van Padua"', Maandblad Amstelodamum, 21 (1943), p.57-62.
D.van Heel O.F.M. en B.Knipping O.F.M., Van Schuilkerk tot Zuilkerk (Amsterdam 1947).
C.Lange O.F.M., 'Van Schuilkerk tot Zuilkerk', Maandblad Amstelodamum, 68 (1971), p.124-129.
T.H.von der Dunk, Een kathedraal voor Amsterdam. De voorgeschiedenis van de Mozes en Aäronkerk aan het Waterlooplein (Zutphen 2003).
Zie ook
Lijst van kerken in Amsterdam
Lijst van Waterstaatskerken
Externe link
Gemeenschap van Sant'Egidio
Kerkgebouw in Amsterdam
Kerkgebouw in het bisdom Haarlem-Amsterdam
Neoclassicistisch kerkgebouw
Waterstaatskerk
Franciscanenkerk
Bouwwerk in Amsterdam-Centrum
|
Functie
In 1978 werd de kerk evenals de kerk De Duif aan de Prinsengracht een toevluchtsoord voor de zogeheten 182 actievoerende "kerk-Marokkanen" en sympathisanten die er in hongerstaking gingen uit protest tegen een dreigende uitzetting uit Nederland nadat hun asielaanvragen door de toenmalige staatssecretaris van Justitie Bert Haars waren afgewezen. Een van de actievoerders die zich beijverden voor deze groep was het latere GroenLinks-Tweede Kamer-lid Mohammed Rabbae.
Sinds 1980 was de kerk niet meer als godshuis in gebruik. In het gebouw werden culturele bijeenkomsten gehouden. In juli 2014 kondigde bisschop Jos Punt van het bisdom Haarlem-Amsterdam aan dat de kerk zou worden hersteld als katholieke kerk. Sinds 28 september van dat jaar worden er weer kerkdiensten gehouden door de Gemeenschap Sant'Egidio.
| 7 |
kerk, synagoge, moskee
|
2,384 |
CampingPitch
|
4835562
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Flevo-Natuur
|
Flevo-Natuur
|
Flevo-Natuur is een commercieel naturistenpark in de gemeente Zeewolde in Zuidelijk Flevoland, ten noordwesten van de Nijkerkersluis. Het is opengesteld voor iedereen die ongekleed wil recreëren. Voor dagrecreanten is lidmaatschap van de NFN vereist. Het park is het gehele jaar geopend.
Op het park – dat een dorps karakter heeft – staan bungalows, chalets, er kan gekampeerd worden. Verder is er een supermarkt, café, restaurant, bibliotheek, sportzaal, kinderspeelruimte, zwembaden en sauna’s.
Hoewel naturisme in beginsel ook staat voor principes als vegetarisme, natuurgeneeswijzen, onthouding van alcohol en niet roken, wordt dit op het park als zodanig niet nagestreefd.
Jaarlijks worden er op Flevo-Natuur activiteiten georganiseerd zoals een muziekfestival, zwemvierdaagse, healing weekend, jaarlijkse nieuwjaarsduik en zo meer.
Driemaal per jaar – in het voorjaar en de zomer – zijn er open dagen. De open dag op de tweede zondag in juni valt op Wereldnaturistendag en wordt samen met andere activiteiten van NFN-Nederland georganiseerd.
In 1980 is er het 17e Wereldcongres van de Internationale Naturistenfederatie gehouden.
Flevo-Natuur is het enige naturistenpark in Nederland. Tot 2018 was er ook naturistenpark Natukreek in Zwartewaal, Zuid-Holland. De twee werkten samen, met name op het gebied van public relations, zoals het uitgeven van het gezamenlijke magazine “Puur”. Natukreek is per augustus 2018 verkocht en niet meer naturistisch.
Geschiedenis
Na een eerder aangenomen voorstel bij het NFN in 1973 – voor het creëren van een nationaal naturistenterrein – is door deze vereniging en de toenmalige "Stichting tot Financiering van Naturistenterreinen" kapitaal bijeengebracht voor de oprichting van “Het Nederlands Nationaal Naturistenterrein (N.N.T.) B.V.” in 1974.
Een vijftal initiatiefnemers hebben hiervoor in een commissie het voortouw genomen.
De locatie waar het terrein moest komen lag in de nog te ontginnen Zuidelijke Flevopolder, en wel in het toen nog eveneens aan te leggen 110 ha grote Hulkesteinse Bos. Het betreffende terrein zou dan “Flevo-Natuur” gaan heten.
In oktober 1977 is gestart met de aanleg van het park. Van begin af aan is er in de centumgebouwen met mindervaliden rekening gehouden en zijn een aantal bungalows aangepast.
Het terrein van 30 ha dat destijds voor 15 miljoen gulden is aangeworven, werd ingericht voor 70 (later uitgebreid tot 170) bungalows, 265 vaste staplaatsen voor caravans en 145 plaatsen voor dagrecreanten. Anno 2017 wordt er nog steeds uitgebreid en geïnvesteerd en zijn er 250 kampeerplaatsen. Vakantiewoningen en -chalets worden te huur of te koop aangeboden.
Bij de opening van Flevo-Natuur in Zuidelijk Flevoland op 1 juli 1978 door prof. van Duin van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders zei deze:
"Er is heel wat voorstellingsvermogen nodig om zich een beeld te vormen van de toekomst als Flevo-Natuur hier ligt als de "Hof van Eden". Maar met de ontwikkeling van andere terreinen voor ogen durf ik te zeggen, dat hier over 5 à 10 jaar een uitgestrekt bos ligt met een rijk geschakeerd planten- en dierenleven, waarmee de mens moet trachten in harmonie te leven".
Professionalisering
Hoewel Flevo-Natuur ontstaan is vanuit idealisme, is de bedoeling altijd geweest het terrein voor een ieder open te stellen. Enkele jaren na de opening bleek de bedrijfsvoering niet professioneel genoeg om het draaiende te houden. Het restaurant en de sauna werden al verpacht, maar in 1985 werd ook het beheer van het terrein uit handen gegeven. Deze werd toen overgenomen door Ostara, een dochteronderneming van Ahold. De vereniging is daarbij toegezegd dat het park naturistisch zal blijven. In het stadium van dat moment is er door het Friesch-Groningsche Hypotheekbank (FGH) geïnvesteerd in het onderhoud van de wegen en gebouwen.
Anno 2017 wordt het beheer uitgevoerd door Samoza Recreatieparken BV.
Op het park werken naast het vaste personeel een vijftigtal vrijwilligers mee.
Zeewolde
Vakantiepark
Naturisme
|
Het terrein van 30 ha dat destijds voor 15 miljoen gulden is aangeworven, werd ingericht voor 70 (later uitgebreid tot 170) bungalows, 265 vaste staplaatsen voor caravans en 145 plaatsen voor dagrecreanten. Anno 2017 wordt er nog steeds uitgebreid en geïnvesteerd en zijn er 250 kampeerplaatsen. Vakantiewoningen en -chalets worden te huur of te koop aangeboden.
| 1 |
kampeerplaats, kampeerplek, campingplaats
|
1,838 |
ClothingStore
|
5520640
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Gerzon%20%28Rotterdam%29
|
Gerzon (Rotterdam)
|
Het voormalige gebouw van modehuis Gerzon was een kledingwinkel van het Joods-Nederlandse Modemagazijnen Gebroeders Gerzon in Rotterdam. De eerste twee achtereenvolgende vestigingen waren gelegen aan de Noordblaak, de derde in een huizenblok iets verderop, haaks op de richting van de Noordblaak, tussen Schiedamsedijk, Soetensteeg, Witte Leeuwensteeg en Leuvehaven. Als laatste was het modehuis nog een korte tijd gevestigd aan de Lijnbaan, totdat uiteindelijk in 1973 het faillissement volgde. Het eerste gebouw opende zijn deuren in 1896 en het laatste gebouw werd in 1992 afgebroken.
Geschiedenis
Voorgeschiedenis
Gerzon werd opgericht door de broers Ephraim Juda Gerzon en Levi Lazarus Gerzon. Hun handel begon ooit in Groningen en Oost-Friesland, maar kwam pas echt op gang toen het duo in 1889 naar Amsterdam verhuisde. Hier openden Eduard en Lion Gerzon op 4 september een manufacturenwinkel met de naam Gebroeders Gerzon aan de Nieuwendijk 163. Omdat de zaak goed liep, konden ze in 1890 meerdere andere zaken openen aan de Damstraat 11 en 9, en aan de Kalverstraat 72-74 in 1895. In 1928 werden de winkels aan de Damstraat en Nieuwendijk echter weer afgestoten, omdat de broers zich volledig wilden richten op de winkel aan de Kalverstraat - een winkel die het bedrijf een chic karakter gaf. Ondertussen kwamen er ook winkels in meerdere andere steden, waaronder de Vismarkt in Groningen en de Noordblaak in Rotterdam in 1896, Haarlem in 1898, Utrecht in 1903, Den Haag in 1904, Arnhem in 1908, Leiden in 1909 en een tweede Amsterdamse winkel aan de Kalverstraat in 1911. Zelfs in Nederlands-Indië werden meerdere winkels van Gerzon geopend.
Het eerste gebouw
Het eerste modehuis werd in 1896 om 14:00 uur geopend aan de Noordblaak 71 door burgemeester Alfred Rudolph Zimmerman. De winkel was vóór de intrede van Gerzon een herenhuis, dat verbouwd was zodat het modehuis hier zijn zaak kon opzetten.
In 1900 verhuisde Gerzon van nummer 71 naar de nummers 43-45.<ref>[https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?query=gerzon+blaak&coll=ddd&page=1&facets%5Bperiode%5D%5B%5D=1%7C20e_eeuw%7C1900-1909%7C&identifier=KBDDD02:000200602:mpeg21:a0062&resultsidentifier=KBDDD02:000200602:mpeg21:a0062&rowid=1 Delpher, Rotterdamsch nieuwsblad, Advertentie", pagina 8] Geraadpleegd op 28 april 2021. Gearchiveerd op 15 juli 2023.</ref>
In 1912 betrok Gerzon een nieuw pand aan de Leuvehaven, in het huizenblok tussen de Witte Leeuwensteeg en de Soetensteeg, tegenover de Zeevischmarkt. Echter, in datzelfde jaar verschenen ook de eerste plannen om de weg tussen de Noordblaak en het Van Hogendorpsplein te verbreden. Om dit te bewerkstelligen moesten 35 individuele woningen worden onteigend en gesloopt, inclusief het zojuist gereedgekomen gebouw van Gerzon.Delpher, Algemeen Handelsblad, Stadsverruiming in Rotterdam, pagina 13 Geraadpleegd op 28 april 2021 De directeuren die in 1940 nog het bedrijf leidden, Arthur Marx, Jules Eduard Gerzon en George Hecht, werden na de Duitse inval door de bezetters aan de kant gezet, de zaak werd overgenomen en gedurende de bezetting werd er zelfs van het bedrijf gestolen. Het Nederlandse personeel trachtte het bedrijf zoveel mogelijk tegen deze plunderingen te beschermen en de directeuren die na de oorlog aan zouden treden, namelijk B. J. van Herweden en J. P. A. Schutte, slaagden er zelfs in om clandestien een miljoen gulden veilig te stellen. Hoewel het modehuis zelf flink verlies leed, wist het de oorlog toch heelhuids door te komen.
Na de Tweede Wereldoorlog
De kaalslag na het bombardement had ook tot gevolg dat veel straatnamen verdwenen of wijzigden: zo kwam de westgevel van het Gerzonpand aan de Korte Hoogstraat te liggen (voorheen Schiedamschedijk), de zuidgevel aan de Blaak (voorheen Witte Leeuwensteeg) en de oostgevel aan de Leuvekolk (voorheen Leuvehaven/Zeevischmarkt).
In 1947 werd bij wederopbouwwerkzaamheden ontdekt dat de houten funderingspalen onder het Gerzongebouw droog waren komen te staan vanwege het nieuwe waterpeil dat was ingevoerd. Hierdoor bestond een kans op verrotting van de palen in de toekomst. Bij de bouw van de Leuvekolk, die toen juist in volle gang was, werd dit probleem verholpen door een pompinstallatie dag en nacht water vanonder de overkluizing naar de fundering van Gerzon te laten pompen. Dit creëerde een gebied dat onder water kwam te liggen en zo houtrot voorkwam.
Tijdens een opening van het nieuwe gebouw van de Centrale Hervormde Jeugdraad aan de Sint Laurensplaats in 1959 werd Prinses Beatrix voor het Gerzonpand verwelkomd door burgemeester Gerard van Walsum.
Het laatste gebouw
Na de oorlog had het bedrijf te kampen met krimp; de hoogtijdagen waren voorbij, en in 1963 kwam er een nieuwe directie. Het roer moest om - de zaak moest moderner worden en zich niet meer richten op de 'gegoede middengroepen', die sinds de jaren vijftig steeds kleiner waren geworden. Ook was het gebouw in het naoorlogse Rotterdam in een dode hoek komen te liggen, omdat het zwaartepunt van winkels in de binnenstad naar de Coolsingel en Lijnbaan was verschoven.Delpher, Het Vrije Volk: Democratisch-socialistisch Dagblad, Gerzon straks naar nieuwe Lijnbaan?, pagina 3 Geraadpleegd op 28 april 2021 Desondanks vierde Gerzon in 1964 zijn 75e verjaardag; Er werkten op dat moment 200 mensen in het gebouw, en er waren zelfs plannen om het gebouw uit te breiden met een vijfde verdieping.
In 1970 werd het gebouw aan de Korte Hoogstraat verkocht aan de Nederlandse Credietbank, om het modehuis te kunnen verhuizen naar zijn nieuwe en tevens laatste locatie - de Lijnbaan op nummer 101.Delpher, Algemeen Dagblad, Mees en Hope tijdelijk in gebouw Bank voor Handel en Scheepvaart, pagina 23 Geraadpleegd op 28 april 2021 De gemeente had ook belangstelling voor het pand aan de Korte Hoogstraat getoond: men wilde er onder andere de diensten Gemeentewerken en Stadsontwikkeling huisvesten. Dit ging echter niet door, omdat de gemeente inmiddels besloten had om het Timmerhuis aan de Meent uit te breiden. In hetzelfde jaar werden alle zaken van Gerzon buiten de Randstad verkocht en een aanzienlijk deel van het personeel ontslagen; er werd uitverkoop gehouden in het gebouw aan de Korte Hoogstraat, om voor de verhuizing nog zoveel mogelijk spullen te verkopen.Delpher, De Tijd: Dagblad voor Nederland, Gerzon op halve kracht verder, pagina 11 Geraadpleegd op 28 april 2021 Op dinsdag 1 september werd het nieuwe pand omstreeks 09:00 uur geopend door wethouder Minus Polak.
Het Gerzongebouw aan de Lijnbaan was gebouwd in brutalistische stijl en beschikte over een kelder, begane grond met twee etalages en twee verdiepingen. Gerzon wilde tijdens de bouw nog een verdieping bijbouwen, maar dit mocht niet van de gemeente en dus werd er besloten om de verkoopruimte uit te breiden met een vijftal winkels: één op de hoek van de Van Oldenbarneveltstraat en vier in het negen etages hoge pand dat de westelijke wand vormde van het Lijnbaanplein om de hoge plataan. Hiervan werd een winkel ingericht tot Gerzon-lunchroom met terras.
Hoewel het in Rotterdam zelf goed ging met Gerzon (vooral de Top Shop'' werd veel bezocht), bleven de zaken in de andere overgebleven vestigingen slecht gaan. Uiteindelijk waren de schulden zo hoog opgelopen dat Gerzon in 1973 failliet werd verklaard. In september van dat jaar werd de opheffingsuitverkoop gehouden, die resulteerde in chaotische toestanden: honderden klanten gingen met elkaar op de vuist, omdat ze weigerden in rijen te wachten. De Rotterdamse politie moest de massa kalmeren met behulp van luidsprekerwagens. De menigte groeide gedurende de dag uit tot duizenden, waardoor het verkeer in het centrum volledig werd ontwricht en de politie zich uiteindelijk genoodzaakt zag om de Westblaak en Karel Doormanstraat tijdelijk af te zetten. De winkel bleef tot zaterdag 22 september open, waarna het definitief afgelopen was met het 84 jaar oude bedrijf. Het gebouw aan de Lijnbaan werd overgenomen door Ter Meulen en Coster. Gerzon was het laatste bedrijf dat na de oorlog nog volledig in handen was van een Joodse eigenaar.
In 1988 werd besloten om een nieuwe kantoortoren van 90 meter hoog te bouwen aan de Leuvekolk voor de bank Credit Lyonnais. Hiervoor moest het voormalige pand van Gerzon worden afgebroken. De bouw van de wolkenkrabber, samen met de sloop van het Gerzongebouw, uitgraven van een nieuwe parkeergarage en de aanpassing van het gebied voor een plein, zouden in totaal tachtig tot negentig miljoen gulden gaan kosten. Het pand aan de Korte Hoogstraat werd uiteindelijk in 1992 afgebroken.
Voormalig bouwwerk in Rotterdam
Bouwwerk in Rotterdam Centrum
Verdwenen bouwwerk
|
Het voormalige gebouw van modehuis Gerzon was een kledingwinkel van het Joods-Nederlandse Modemagazijnen Gebroeders Gerzon in Rotterdam. De eerste twee achtereenvolgende vestigingen waren gelegen aan de Noordblaak, de derde in een huizenblok iets verderop, haaks op de richting van de Noordblaak, tussen Schiedamsedijk, Soetensteeg, Witte Leeuwensteeg en Leuvehaven. Als laatste was het modehuis nog een korte tijd gevestigd aan de Lijnbaan, totdat uiteindelijk in 1973 het faillissement volgde. Het eerste gebouw opende zijn deuren in 1896 en het laatste gebouw werd in 1992 afgebroken.
| 1 |
kledingwinkel, modezaak, kledingzaak
|
10,720 |
ContactPage
|
5712569
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pascale%20Ehrenfreund
|
Pascale Ehrenfreund
|
Pascale Ehrenfreund (Wenen, 31 maart 1960) is een Oostenrijkse astrobiologe. Zij is onderzoekshoogleraar ruimtevaartbeleid en internationale zaken aan de George Washington-universiteit. Eerder was zij hoogleraar aan de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam. De planetoïde 9826 Ehrenfreund is naar haar vernoemd.
Opleiding en carrière
Pascale Ehrenfreund verkreeg in 1988 een mastersgraad in de moleculaire biologie aan de Universiteit van Wenen. In 1990 behaalde zij haar doctorsgraad in de astrofysica aan de Université Paris-Diderot en de Universiteit van Wenen op het proefschrift Visible and Infrared Spectroscopic Studies of Polycyclic Aromatic Hydrocarbons and other Carbon Clusters. Na haar promotie deed ze een postdoc aan de Sterrewacht Leiden (als fellow van het Europese Ruimteagendschap ESA). Daarna volgde een postdoc aan de Service d'Aéronomie in Frankrijk (als fellow van het Franse ruimtevaartagentschap CNES). Van 1994 tot 1996 was ze wederom postdoc aan de Universiteit Leiden. Tussen 1996 en 1999 deed ze onderzoek met subsidie van de Oostenrijkse Academie van Wetenschappen. In 1999 behaalde zij haar habilitatie met onderzoek naar kosmisch stof. Sinds 1999 is Ehrenfreud verbonden aan de de Universiteit Leiden (vanaf 2004 als hoogleraar en vanaf 2008 als bezoekend hoogleraar). Van 2003 tot 2004 was ze hoogleraar astrobiologie aan de Universiteit van Amsterdam. Van 2002 tot 2008 was ze ook verbonden aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. In 2008 werd ze onderzoekshoogleraar ruimtevaartbeleid en internationale zaken aan de George Washington-universiteit in Washington, D.C en senior scientist aan het Astrobiology Institute van NASA.
Onderzoek
Ehrenfreund bestudeert organische moleculen bij interstellair stof, sterren, kometen, meteorieten en planeten. In 1994 ontdekte ze samen met Bernard Foing dat een van de 400 diffuse interstellaire banden in de Melkweg veroorzaakt wordt door C60+, een groot organisch molecuul. Ehrenfreund heeft meer dan 200 wetenschappelijke artikelen geschreven en publiceerde 12 boeken over astrobiologie.
Lidmaatschappen en wetenschappelijke besturen (selectie)
2022- President Committee on Space Research (COSPAR)
2021- President International Space University
2020- Member World Economic Forum
2019- President, International Astronautical Federation
2015-2020 Directeur van het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt (eerste vrouw)
2013-2015 Voorzitter Oostenrijks Fonds zur Förderung der wissenschaftlichen Forschung (eerste vrouw)
Prijzen en onderscheidingen (selectie)
2022 Polarstern Preis, Österreichisches Weltraum Forum
2020 Jean Dominique Cassini Medal, European Geosciences Union
2020 Women in Aerospace Europe, Outstanding Achievement Award
2019 Ridder in het Legioen van Eer, Frankrijk
2018 Honorary Fellow of the Royal Astronomical Society, Verenigd Koninkrijk
2001 Pastoor Schmeitsprijs
1999 Planetoïde 9826 Ehrenfreund
Externe links
Media gerelateerd aan Pascale Ehrenfreund op Wikimedia Commons: https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Pascale_Ehrenfreund
Contactpagina bij de Universiteit Leiden: https://www.universiteitleiden.nl/medewerkers/pascale-ehrenfreund
Overzichtspagina in NARCIS: https://www.narcis.nl/person/RecordID/PRS1289156
Publicaties via WordCat: https://www.worldcat.org/nl/search?q=Pascale+Ehrenfreund
Referenties
Oostenrijks astronoom
Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam
Hoogleraar aan de Universiteit Leiden
|
Externe links
Media gerelateerd aan Pascale Ehrenfreund op Wikimedia Commons: https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Pascale_Ehrenfreund
Contactpagina bij de Universiteit Leiden: https://www.universiteitleiden.nl/medewerkers/pascale-ehrenfreund
Overzichtspagina in NARCIS: https://www.narcis.nl/person/RecordID/PRS1289156
Publicaties via WordCat: https://www.worldcat.org/nl/search?q=Pascale+Ehrenfreund
| 1 |
contactpagina, contactformulier, klantenservicepagina
|
8,149 |
AutoRental
|
5401081
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Camptoo
|
Camptoo
|
Camptoo was een Nederlandse internetonderneming die zich toelegde op het delen van campers en caravans. Camptoo was een platform voor particuliere autoverhuur en daarmee dus onderdeel van de deeleconomie, waarbij eigenaren geld kunnen verdienen door hun caravan te verhuren aan andere liefhebbers. Camptoo was gevestigd in Den Haag en actief in 15 landen. Het bedrijf is op 26 oktober 2022 failliet verklaard.
Geschiedenis
Het bedrijf werd in 2014 opgericht door Martijn Peeters, Joep Roebroek en Roel Sadza nadat er al eerder ervaring was opgedaan met P2P-websites zoals studieboekendelen.nl en deelit. In het begin werd er via crowdfunding gepoogd startkapitaal op te halen. In 2017 werd het bedrijf door Deloitte uitgeroepen tot Rising Star van de Technology Fast 50 en met een omzetgroei van 0,14 tot 7 miljoen in de jaren 2015-2018 haalde Camptoo in 2020 de top 20 van snelst groeiende bedrijven in Europa.
Na een totaal verlies van omzet in de beginfase van de coronacrisis werden er vanwege de hygiënische voordelen van kamperen omzetrecords neergezet in de zomer van 2020. Op 26 oktober 2022 is het bedrijf failliet verklaard.
Werking
Autobezitters konden via Camptoo hun caravan of camper verhuren aan derden, in ruil voor een financiële vergoeding. Over de verdiensten werd 15% als commissie afgedragen.
Zie ook
Autodelen
Deeleconomie
Internetbedrijf
Nederlands bedrijf
Autodeelbedrijf
|
Camptoo was een Nederlandse internetonderneming die zich toelegde op het delen van campers en caravans. Camptoo was een platform voor particuliere autoverhuur en daarmee dus onderdeel van de deeleconomie, waarbij eigenaren geld kunnen verdienen door hun caravan te verhuren aan andere liefhebbers. Camptoo was gevestigd in Den Haag en actief in 15 landen. Het bedrijf is op 26 oktober 2022 failliet verklaard.
| 1 |
autoverhuur, huurauto, autoverhuurbedrijf
|
775 |
EntryPoint
|
2166278
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Wireless%20tools%20for%20Linux
|
Wireless tools for Linux
|
Wireless tools for Linux is een verzameling opensourceprogramma's voor Linux die een CLI bieden.
Onderdelen
ifrename
Ifrename maakt het mogelijk om draadloze netwerkconnecties te hernoemen gebaseerd op verschillende statische criteria om een consistente naam toe te wijzen aan elke verbinding.
Standaard zijn netwerkconnecties dynamisch en wordt elke netwerkadapter toegewezen aan de eerst beschikbare naam (eth0, eth1 ...) waarbij de volgorde van de verbindingen kan variëren. ifrename maakt het echter voor de gebruiker mogelijk om een vaste naam voor een verbinding vast te leggen. Het kan gebruikmaken van een verscheidenheid aan criteria om de netwerkverbindingen een uniek profiel te geven en zo deze te identificeren. Het meest gebruikte criteria is het MAC-adres.
Ifrename moet gestart worden voordat er verbindingen gemaakt worden. Daarom is het vooral handig in verschillende scripts (init, hotplug) maar wordt zelden rechtstreeks gebruikt door de gebruiker. Standaard hernoemt het alle verbindingen door criteria te gebruiken die gedefinieerd zijn in /etc/iftab.
iwconfig
Iwconfig wordt gebruikt om parameters van een netwerkinterface weer te geven en aan te passen die specifiek zijn voor draadloze verbindingen, zoals interfacenaam, frequency en SSID. Het kan ook gebruikt worden om draadloze statistieken te bekijken (uitgelezen van /proc/net/wireless).
In BSD-besturingssystemen wordt de rol van iwconfig uitgevoerd door een uitgebreider commando ifconfig.
Voorbeeld iwconfig uitvoer
Het volgende commando laat informatie zien over het huidige draadloze netwerk.
$ iwconfig eth1
eth1 IEEE 802.11g ESSID:"OSU_PUB"
Mode:Managed Frequency:2.427 GHz Access Point: 00:0D:9D:C6:38:2D
Bit Rate=48 Mb/s Tx-Power=20 dBm Sensitivity=8/0
Retry limit:7 RTS thr:off Fragment thr:off
Power Management:off
Link Quality=91/100 Signal level=-39 dBm Noise level=-87 dBm
Rx invalid nwid:0 Rx invalid crypt:860 Rx invalid frag:0
Tx excessive retries:0 Invalid misc:39 Missed beacon:8
iwevent
Iwevent toont draadloze gebeurtenissen veroorzaakt door drivers en instellingsveranderingen die worden ontvangen via de RTNetlink-socket. Elke lijn geeft specifieke draadloze gebeurtenissen weer die beschrijven wat er is gebeurd op de gespecificeerde draadloze connectie.
Het maakt niet gebruik van argumenten (extra opties achter het commando).
iwgetid
Iwgetid bericht het ESSID, NWID of toegangspunt/cell address van het draadloze netwerk dat momenteel wordt gebruikt.
Standaard zal iwgetid het ESSID van het apparaat weergeven, en indien het er geen heeft zal iwgetid het NWID weergeven. De berichte informatie is dezelfde als bij iwconfig, maar iwgetid is makkelijker om te gebruiken in scripts.
iwlist
Iwlist wordt gebruikt om de beschikbare netwerken te scannen en bijkomende informatie te tonen die niet wordt getoond door iwconfig. Het hoofdargument wordt gebruikt om een categorie van informatie te selecteren, iwlist laat in gedetailleerde vorm alle informatie zien gerelateerd aan deze categorie, waaronder informatie die reeds getoond werd door iwconfig.
Het commando wordt voornamelijk gebruikt om een lijst te genereren van WAP's in de buurt met hun MAC-adressen en SSID's.
Voorbeeld iwlist uitvoer
Het volgende scherm toont het resuultaat van het scannen naar WAP's in de buurt.
$ iwlist eth1 scan
eth1 Scan completed :
Cell 01 - Address: 00:12:17:46:E6:AF
ESSID:"shutyourstupiddogup"
[[Protocol (computing)|Protocol]]:IEEE 802.11bg
Mode:Master
Channel:1
Encryption key:off
[[Bitrate|Bit Rate]]:1 Mb/s
Bit Rate:2 Mb/s
Bit Rate:5.5 Mb/s
Bit Rate:6 Mb/s
Bit Rate:9 Mb/s
Bit Rate:11 Mb/s
Bit Rate:12 Mb/s
Bit Rate:18 Mb/s
Bit Rate:24 Mb/s
Bit Rate:36 Mb/s
Bit Rate:48 Mb/s
Bit Rate:54 Mb/s
Quality=82/100 Signal level=-48 dBm
Extra: Last beacon: 36ms ago
Deze scan somt enkel de WAP's in de buurt op. Handige informatie in deze scan is onder andere het ESSID, het type netwerk en de signaalkwaliteit.
iwpriv
Iwpriv wordt gebruikt om parameters en de instellingen te manipuleren van de Wireless Extension specifiek aan elk stuurprogramma (in tegenstelling tot iwconfig die zich bezighoudt met generieke profielen om het netwerk te herkennen).
Zonder argumenten lijst iwpriv alle private commando's beschikbaar op elke verbinding, en de parameters die deze vereisen. Deze informatie gebruikende kan de gebruiker op deze specifieke verbinding specifieke commando's uitvoeren.
iwspy
Iwspy wordt gebruikt om een vaste lijst van verbindingen te controleren en de kwaliteit van elke verbinding op te slaan.
De vergaarde informatie is dezelfde als deze in /proc/net/wireless: signaalkwaliteit, signaalsterkte en het ruisniveau. Deze informatie wordt elke keer geüpdatet wanneer een nieuw pakket ontvangen wordt, zodat elk adres uit de lijst overhead toevoegt in het stuurprogramma.
Merk op dat deze functionaliteit enkel werkt voor toegangspunten die deel uitmaken van de huidige draadloze verbinding, zodat WAP's niet kunnen opgevolgd worden wanneer er geen verbinding gemaakt is (hiervoor kan scannen gebruikt worden) en dus geen toegangspunten in andere verbindingen. In beheersmodus worden in de meeste gevallen pakketten doorgegeven door het toegangspunt, in dit geval zal de signaalsterkte bekomen worden van het toegangspunt. Vanwege dit is deze functionaliteit vooral handig in een ad-hocnetwerk en mastermodus.
Zie ook
NDISwrapper
NetworkManager
Externe link
Projectpagina
Unix
Computernetwerk
|
Merk op dat deze functionaliteit enkel werkt voor toegangspunten die deel uitmaken van de huidige draadloze verbinding, zodat WAP's niet kunnen opgevolgd worden wanneer er geen verbinding gemaakt is (hiervoor kan scannen gebruikt worden) en dus geen toegangspunten in andere verbindingen. In beheersmodus worden in de meeste gevallen pakketten doorgegeven door het toegangspunt, in dit geval zal de signaalsterkte bekomen worden van het toegangspunt. Vanwege dit is deze functionaliteit vooral handig in een ad-hocnetwerk en mastermodus.
| 4 |
toegangspunt, webprotocol, HTTP-methode
|
12,537 |
ReservationStatusType
|
5145478
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Norwegian%20Reward
|
Norwegian Reward
|
Norwegian Reward is het frequentflyerprogramma van de Noorse luchtvaartmaatschappij Norwegian. Het programma is gestart in 2007 en heeft meer dan 8 miljoen leden (2018). Telkens wanneer leden een reis boeken met Norwegian, of gebruik maken van diensten van de Norwegian Reward-partners, worden geldpunten verdiend. CashPoints zijn hetzelfde als bonuspunten, 1 CashPoint is gelijk aan 1 Noorse kroon. De punten kunnen worden gebruikt om te betalen voor tickets of aanverwante producten, zoals zitplaatsreserveringen of bagage. Norwegian Reward werkt niet met traditionele statusniveaus, maar mensen die vaak vliegen kunnen extra voordelen behalen, genaamd 'Rewards'.
Bank Norwegian is gekoppeld aan het voordeelprogramma en met de creditcard verdienen Norwegian kaartklanten CashPoints bij alle aankopen. CashPoints kunnen ook worden verdiend op aankopen in andere branches, zoals verzekeringen, boodschappen en mobiele apparaten.
In 2017 en 2018 won Norwegian Reward de prijs voor 'Het beste loyaliteitsprogramma van de luchtvaartmaatschappij in Europa / Afrika'.
Externe link
Norwegian Reward
Frequent flyer-programma
|
Norwegian Reward is het frequentflyerprogramma van de Noorse luchtvaartmaatschappij Norwegian. Het programma is gestart in 2007 en heeft meer dan 8 miljoen leden (2018). Telkens wanneer leden een reis boeken met Norwegian, of gebruik maken van diensten van de Norwegian Reward-partners, worden geldpunten verdiend. CashPoints zijn hetzelfde als bonuspunten, 1 CashPoint is gelijk aan 1 Noorse kroon. De punten kunnen worden gebruikt om te betalen voor tickets of aanverwante producten, zoals zitplaatsreserveringen of bagage. Norwegian Reward werkt niet met traditionele statusniveaus, maar mensen die vaak vliegen kunnen extra voordelen behalen, genaamd 'Rewards'.
| 1 |
boekingsstatuscode, reserveringswaardering, statusniveau
|
1,385 |
GolfCourse
|
1135614
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Golfclub%20De%20Breuninkhof
|
Golfclub De Breuninkhof
|
Golfpark De Breuninkhof is een Nederlands golfpark in Bussloo in de provincie Gelderland.
De golfbaan
In recreatiegebied Bussloo exploiteert de Hollandsche Golfbaan Exploitatiemaatschappij Golfpark de Breuninkhof. De 9-holes golfbaan heeft op ieder hole twee verschillende afslagen. Daarmee is het mogelijk om, in 2 rondes, 18 verschillende holes te spelen.
De Breuninkhof heeft ook de beschikking over een 9-holes par 3 baan.
Geschiedenis
In 1990 wordt de golfclub Geassocieerd Lid van de NGF. Het jaar daarop levert de golfbaanarchitect de baan op. In 1993 wordt het nieuwe clubhuis geopend en krijgt de baan de B-status. Inmiddels is de A-status gegeven.
Crash
Op woensdag 19 maart 2014 kort na half zeven stortte een klein stuntvliegtuig op de golfbaan neer, net achter het clubhuis. Het vliegtuigje kwam van vliegveld Teuge, beide inzittenden kwamen om het leven.
Breuninkhof
Breuninkhof
Sport in Voorst
Bouwwerk in Voorst
|
De golfbaan
In recreatiegebied Bussloo exploiteert de Hollandsche Golfbaan Exploitatiemaatschappij Golfpark de Breuninkhof. De 9-holes golfbaan heeft op ieder hole twee verschillende afslagen. Daarmee is het mogelijk om, in 2 rondes, 18 verschillende holes te spelen.
| 3 |
golfbaan, golfclub, sportlocatie
|
9,355 |
AcceptAction
|
743359
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Federaal%20Agentschap%20voor%20Geneesmiddelen%20en%20Gezondheidsproducten
|
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
|
Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) (in het Frans: Agence fédérale des médicaments et des produits de santé oftewel AFMPS) is in België de bevoegde overheid voor het verzekeren van de kwaliteit, de veiligheid en de doeltreffendheid van geneesmiddelen en gezondheidsproducten (medische hulpmiddelen en hulpstukken, grondstoffen, bloed en zijn bestanddelen van menselijke oorsprong, menselijk lichaamsmateriaal), voor zowel menselijk als diergeneeskundig gebruik, in klinische ontwikkeling en op de markt.
Het FAGG werkt samen met de academische wereld, de farmaceutische industrie en andere betrokken sectoren, de gezondheidszorgbeoefenaars en andere nationale, Europese en mondiale instanties en de politieke verantwoordelijken, om de bevolking te voorzien van geneesmiddelen en gezondheidsproducten die zij nodig heeft en om de patiënten of burgers te helpen bij een goed gebruik ervan. Anno 2018 beschikt het FAGG over 478 medewerkers. Het FAGG valt onder de bevoegdheid van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
Geschiedenis
Bestuur voor volksgezondheid
Sinds 1890 viel de verantwoordelijkheid voor de controle op eetwaren en geneesmiddelen onder het Bestuur voor volksgezondheid en gemeentewegen van het toenmalige Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Openbare werken. In 1906 werd dit Bestuur opgedeeld in een Bestuur voor gezondheidszorg en een Bestuur voor gemeentewegen en onbevaarbare waterlopen. Twee jaar later werd dit Bestuur voor gezondheidszorg overgedragen naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In 1936 werd de bevoegdheid voor volksgezondheid overgedragen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken naar het eerste autonome Ministerie van Volksgezondheid. Voor de Tweede Wereldoorlog "pendelde" de gezondheidsadministratie echter nog enkele keren heen en weer tussen deze twee ministeries. Bij de Duitse bezetting werd het Ministerie van Volksgezondheid ontbonden en kwamen de verschillende bevoegdheden bij verschillende administraties terecht. De bevoegdheid voor geneesmiddelen kwam onder het Bestuur voor volksgezondheid opnieuw terecht onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Na de Tweede Wereldoorlog
Na de Tweede Wereldoorlog werd het Ministerie van Volksgezondheid opnieuw in ere hersteld. De bevoegdheid voor de prijsbepaling van geneesmiddelen ressorteerde echter onder het Ministerie van Economische Zaken. In 1950 veranderde de het ministerie samen met enkele bevoegdheidsoverdrachten in het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin. In 1964 trad als reactie op het Softenonschandaal een nieuwe wet op de geneesmiddelen in werking, die vereiste dat geneesmiddelen een vergunning moesten krijgen van de minister van Volksgezondheid voor ze in de handel werden gebracht. Voor deze wet volstond het dat producenten de formule van het geneesmiddel meedeelden aan de Algemene Farmaceutische Inspectie van het ministerie. In 1987 veranderde de naam van het ministerie, na belangrijke bevoegdheidsoverdrachten in het kader van de staatshervorming van 1980, in Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu. In 1995 werden het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu en dat van Sociale Voorzorg samengevoegd tot het Ministerie van Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. De bevoegdheid voor de controle op geneesmiddelen viel aan het eind van de twintigste eeuw onder het Bestuur van de bescherming van de gezondheid van dit ministerie.
Copernicushervorming
Bij de Copernicushervorming binnen de federale overheid werd het ministerie in 2002 gesplitst in twee nieuwe federale overheidsdiensten (FOD's): de FOD Sociale Zekerheid en de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD VVVL). Deze laatste erfde van de Algemene Farmaceutische Inspectie van haar oude ministerie de bevoegdheid voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, en de bevoegdheid voor geneesmiddelen voor dierlijk gebruik van het Ministerie van Middenstand en Landbouw. Deze bevoegdheden voor geneesmiddelen werden ondergebracht in het Directoraat-generaal Geneesmiddelen van de nieuwe FOD VVVL. In 2003 werd Johan Van Calster de directeur-generaal van dit directoraat-generaal. Het directoraat-generaal kampte echter met een gebrek aan middelen en personeel om een steeds groter wordende berg dossiers af te handelen. Ook vanuit het directoraat-generaal zelf en vanuit de farmaceutische industrie groeide de vraag naar meer autonomie. Daarom werd besloten de bevoegdheden voor geneesmiddelen van de FOD VVVL in een autonoom agentschap onder te brengen.
Oprichting agentschap
Zo is in 2007 het FAGG ontstaan uit het Directoraat-generaal Geneesmiddelen. Het agentschap werd officieel opgericht op 1 januari 2007 door de wet van 20 juli 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, en nam de taken betreffende geneesmiddelen integraal over van de FOD VVVL. De bevoegdheid voor het prijzenbeleid omtrent geneesmiddelen bleef evenwel ressorteren onder de FOD Economie en de minister van Economie, en de bevoegdheid voor de terugbetaling van geneesmiddelen door de ziekteverzekering onder het RIZIV en de minister van Sociale Zaken. Piet Vanthemsche werd aangesteld als eerste administrateur-generaal ad interim. Een jaar later werd Xavier De Cuyper aangesteld als definitief administrateur-generaal.
Verhuis
In 2021 verhuisde het agentschap van het Eurostation-gebouw bij het station Brussel-Zuid naar Sint-Joost-ten-Node, waar het in het Galileïgebouw is ondergebracht samen met de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV).
De nieuwe gemeenschappelijke huisvesting kadert ook in een door minister van Volksgezondheid Maggie De Block voorgestane redesign van de federale gezondheidsadministraties.
Competentiedomeinen en activiteiten
De competentiedomeinen van het FAGG zijn:
Onderzoek en ontwikkeling
Vergunning voor het in de handel brengen
Inspectie en controle
Vigilantie
Goed gebruik van geneesmiddelen en gezondheidsproducten
De kernactiviteiten van het fagg zijn van toepassing op alle geneesmiddelen en gezondheidsproducten voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en kunnen opgedeeld worden in vier domeinen:
1. advies geven aan:
de nationale, Europese en mondiale instanties;
de politiek verantwoordelijken zoals het parlement of de bevoegde minister;
de academische wereld;
de betrokken industrie;
de gezondheidszorgbeoefenaars;
de pers;
de patiënt of burger die meer informatie wenst.
2. Officiële documenten zoals vergunningen, goedkeuringen, certificaten, … afleveren, bijvoorbeeld:
een goedkeuring van een klinische proef;
een vergunning voor het in de handel brengen (VHB);
een vergunning voor parallelinvoer;
de standaardisering van een magistrale bereiding en de goedkeuring van een monografie;
de vergunning van een grondstof voor de bereiding van geneesmiddelen in de apotheek;
een aanmeldingsnummer of exportcertificaat;
de goedkeuring van reclame voor het publiek en visa voor wetenschappelijke manifestaties.
3. De kwaliteit, veiligheid en doeltreffendheid bewaken door:
meldingen van vermoedelijke bijwerkingen en incidenten met geneesmiddelen en gezondheidsproducten op te volgen, te evalueren en de nodige corrigerende maatregelen te voorzien;
bevragingen te voeren;
inspecties en controles uit te voeren;
het meldsysteem van kwaliteitsproblemen met geneesmiddelen op te volgen.
4. Sancties nemen zoals:
een administratieve boete opleggen;
de officiële documenten intrekken of aanpassen;
een gezondheidsmaatregel nemen;
een verbod instellen.
Het FAGG zorgt er ook voor dat alle patiënten en gezondheidszorgbeoefenaars op ieder moment toegang hebben tot objectieve, correcte, volledige en transparante informatie zodat geneesmiddelen en gezondheidsproducten op een goede manier gebruikt worden.
Iedereen kan zien welke geneesmiddelen in België vergund zijn en kan de actuele bijsluiters en samenvattingen van de kenmerken van het product van alle gecommercialiseerde geneesmiddelen raadplegen.
De bevolking wordt gesensibiliseerd via informatieve campagnes over geneesmiddelen en gezondheidsproducten met tips om de gezondheid te beschermen en om te helpen bij een goed gebruik van geneesmiddelen in het algemeen en bij kinderen in het bijzonder.
Organisatie
Het FAGG is sinds de oprichting gegroeid van een organisatie met enkele tientallen medewerkers tot een agentschap dat meer dan 500 medewerkers telt. De meeste daarvan zijn wetenschappelijk gevormd. Het agentschap telt vijf entiteiten: drie Directoraten-generaal, namelijk DG PRE vergunning, DG POST vergunning en DG INSPECTIE en de ondersteunde diensten en diensten van de Administrateur-generaal.
Wetgeving
Enkele belangrijke nationale wetteksten met betrekking tot het FAGG zijn onder andere de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders, het koninklijk besluit van 18 maart 1999 betreffende de medische hulpmiddelen en de wet van 20 juli 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten.
Daarnaast zijn er ook een aantal belangrijke Europese wetteksten omtrent geneesmiddelen en medische hulpmiddelen die een weerslag hebben op de activiteiten van het FAGG.
Trivia
In juli 2020 werd een opsporingsonderzoek geopend naar mogelijke belangenvermenging door de directeur-generaal van het DG POST vergunning. Concreet werd de betrokken directeur-generaal verdacht van enerzijds het Italiaanse bedrijf DiaSorin boven de marktprijs te hebben betaald voor serologische tests om COVID-19 op te sporen, en anderzijds van de tests te hebben laten valideren door een laboratorium dat door zijn partner geleid werd.
Zie ook
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
Europees Geneesmiddelenbureau
Externe link
Officiële site
Belgisch agentschap
Gezondheidszorg in België
Farmacie
|
2. Officiële documenten zoals vergunningen, goedkeuringen, certificaten, … afleveren, bijvoorbeeld:
een goedkeuring van een klinische proef;
een vergunning voor het in de handel brengen (VHB);
een vergunning voor parallelinvoer;
de standaardisering van een magistrale bereiding en de goedkeuring van een monografie;
de vergunning van een grondstof voor de bereiding van geneesmiddelen in de apotheek;
een aanmeldingsnummer of exportcertificaat;
de goedkeuring van reclame voor het publiek en visa voor wetenschappelijke manifestaties.
| 4 |
acceptatie, goedkeuring, instemming
|
11,350 |
Course
|
967878
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Rotterdams%20Centrum%20voor%20Theater
|
Rotterdams Centrum voor Theater
|
Het Rotterdams Centrum voor Theater
(afgekort rcth en voluit rotterdamscentrumvoortheater, volgens haar eigen huisstijl aan elkaar geschreven en zonder hoofdletters) is een theateropleiding voor amateurtheater in Rotterdam. Het centrum werd in 1988 opgericht op initiatief van het toenmalige RCA, die graag een kaderopleiding in de stad wilde om het amateurtheater op een hoger niveau te brengen. Vooral door ondersteuning van de gemeente Rotterdam kon het eerste seizoen van de spel/regie opleiding starten.
In 2002 is een samenwerking aangegaan met Kunstgebouw, stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland om de opleiding verder te professionaliseren en een breder draagvlak te geven. Vanaf dat moment noemt de opleiding zich de Theaterfabriek.
Haar kerntaak ligt in het verzorgen van de professionele deeltijd-theateropleiding, ontwikkeld voor spelers en theatermakers in de amateurtheatersector. Deze opleiding bestaat in 2007/2008 twee decennia en heeft inmiddels meer dan honderd afgestudeerde spelers en theatermakers afgeleverd.
Verder maakt het Rotterdams Centrum voor Theater onder de noemer de stad als podium voorstellingen waarbij de nadruk ligt op de stad Rotterdam, zowel wat productionele en organisatorische samenwerking als inhoud betreft. In die context legt het rcth zich de laatste jaren steeds meer toe op het ontwikkelen van voornamelijk Rotterdams nieuw repertoire,een ontwikkeling die resulteerde in voorstellingen als Stadsportretten (2004), Binnenwegmonologen (2005), Boymansmonologen (2005), Verhalen uit de klas (2006) en Familiebanden. In maart 2007 maakte het rcth/Theaterfabriek in samenwerking met het Nederlands Architectuur Instituut of Nai de ‘stadsvoorstelling’ Het uur waarop we niets van elkander wisten van Peter Handke. Deze voorstelling werd gespeeld in de arcade van het Nai onder de kleuren van het lichtkunstwerk van Peter Struycken.
Ten derde verzorgt het rcth educatieve producties onder de noemer 'dijkproducties' voor het voortgezet onderwijs zoals Seks in de stad, een voorstelling over seksuele moraal en de invloed van culturen en de media hierop. Scholieren die deze voorstelling bezochten werd tijdens het nawerk gevraagd om zelf een monoloog te schrijven rondom het thema seksualiteit. De 49 meest bijzondere verhalen werden in september 2007 gepubliceerd in een boek.
De directeur van het rcth, theatermaker Paul Röttger, nam op zondag 17 mei 2009 (de Internationale Dag tegen Homofobie) in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag van minister Plasterk een aanmoedigingsoorkonde in het kader van de Jos Brink-prijs in ontvangst voor het educatieve theaterproject Seks in de stad, gericht op het bespreekbaar maken van homoseksualiteit op scholen in de regio Rotterdam.
In 2012 werd een nieuwe weg ingeslagen met de producties van het rcth door middel van de eerste coproductie in deze lijn van voorstellingen; samen met stichting Humanitas Bergweg realiseerde directeur en artistiek leider Paul Röttger een voorstelling gebaseerd op de levensverhalen van homoseksuele ouderen ; Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen. In deze voorstelling waren oudere homoseksuele mannen en vrouwen het onderwerp en werd hun levensverhaal gespeeld door acteurs van het rcth terwijl de 'roze ouderen' zelf hier live bij aanwezig waren. In 2012/2013 was Paul Röttger tevens 25 jaar directeur van het rotterdamscentrumvoortheater. Hij richtte zich in zijn jubileumjaar niet alleen op de voorstelling 'Mateloos'. Onder zijn regie zijn ook 'Gay in de stad' gerealiseerd; een educatieve voorstelling voor VO en MBO en 'Bloedverwanten' een bewerking van de roman van Han Nefkens over Aids.
In 2013/2014 regisseerde Röttger in een coproductie van het rcth, stichting Pameijer en Bavo-Europoort de voorstelling 'Wie is er nou gek of ik is een ander' , een theaterproductie gebaseerd op de levensverhalen van mensen met een psychiatrische achtergrond. In deze productie zijn het de levensverhalen van de cliënten of patiënten waar het om draait. Evenals bij de productie Mateloos zijn deze cliënten bij iedere voorstelling aanwezig en spelen mee, samen met professionele acteurs. Deze voorstelling won in 2014 'de Duim' uit handen van Borgbelang Zuid-Holland, als beste Zorg-idee.
Vanaf 1 januari is directeur Paul Röttger, tevens artistiek leider van Theater Maatwerk en werkt het rcth nauw samen met galerie Atelier Herenplaats. Dit n.a.v. een convenant tussen het Rotterdams centrum voor theater met stichting Pameijer dat 1 januari 2015 is ingegaan. De drie instellingen samen zijn op weg naar een nieuwe culturele instelling vanaf 2017, waarbinnen structureel theater wordt gemaakt met acteurs met en zonder een beperking over maatschappelijke thema's. In het werk van het rcth staat de ontmoeting met 'de ander' centraal.
De organisaties samen willen een nieuwe culturele instelling worden voor mensen met en zonder beperking. Pameijer en het rcth hebben dit convenant gesloten om met elkaar een subsidieaanvraag in te kunnen dienen voor het Kunstenplan 2017-2020. De aanloop hiernaartoe wordt gedurende twee jaar door Gemeente Rotterdam financieel ondersteund. Zo zijn de instellingen samen op weg naar een nieuwe culturele instelling vanaf 2017.
Het initiatief is niet alleen nieuw in Rotterdam, wereldwijd is de structurele opzet uniek. Het publiek krijgt een combinatie van verschillende kunstdisciplines met mensen die ook wel als 'de ander' gezien worden. Het zijn mannen of vrouwen, jong of oud, homo of hetero, met of zonder beperking, die door professioneel theater en cultuuronderwijs tonen wat niet altijd getoond kan worden en waardoor de mens met een beperking een vanzelfsprekend onderdeel wordt van de kunstwereld.
Met als doel om 'Met de ander inzicht te geven in de ander, en zo te werken aan een wereld waarin men elkaar beter begrijpt. Een wereld waarin kunst en zorg elkaar versterken.'
Eind januari 2016 werd een cultuurplan ingediend voor 2017-2020 waarbij de twee organisaties (rcth en Theater Maatwerk) zijn samengevoegd tot een nieuw inclusieve organisatie met een gezelschap & een academie onder de naam 'Theater Babel Rotterdam'.
In dit nieuwe 'inclusieve' theatergezelschap wordt sindsdien uitsluitend gewerkt met acteurs met en zonder beperking. Rötgger regisseerde onder de nieuwe naam Theater babel Rotterdam de voorstellingen : 'To be or not', 'Con Amore', 'Ont-heemd', 'Het gedroomde café', 'Seks in Rotterdam'. In 2018 viert Röttger zijn 30-jarig jubileum als directeur van de instelling met de theater-choreografie 'Piazza della vita'.
Externe links
Website van Theater Babel Rotterdam
To Be Or Not
De Nieuwe Samenwerking
Toneelschool
Theater in Rotterdam
|
Het Rotterdams Centrum voor Theater
(afgekort rcth en voluit rotterdamscentrumvoortheater, volgens haar eigen huisstijl aan elkaar geschreven en zonder hoofdletters) is een theateropleiding voor amateurtheater in Rotterdam. Het centrum werd in 1988 opgericht op initiatief van het toenmalige RCA, die graag een kaderopleiding in de stad wilde om het amateurtheater op een hoger niveau te brengen. Vooral door ondersteuning van de gemeente Rotterdam kon het eerste seizoen van de spel/regie opleiding starten.
| 3 |
cursus, opleiding, leertraject
|
12,134 |
Library
|
600112
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Provinciale%20ondersteuningsinstelling
|
Provinciale ondersteuningsinstelling
|
Een provinciale serviceorganisatie (PSO) is een facilitair bedrijf dat openbare bibliotheken in Nederland ondersteunt in de bedrijfsvoering. De wettelijke term per 1 januari 2015 is provinciale ondersteuningsinstelling.
Geschiedenis
Oorspronkelijk was er de Provinciale Bibliotheekcentrale die gemeenten met minder dan 30.000 inwoners ondersteunde, en op verzoek ook bibliotheken in grotere gemeenten. Door de gemeentelijke herindelingen en de vorming van basisbibliotheken is die ondersteuning een andere geworden.
Sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw zijn PBC's erin geslaagd het van oorsprong stedelijke openbare-bibliotheekwerk vaste voet te laten krijgen op het platteland. De op een dergelijke wijze ontstane bibliotheken hielden zich primair met de directe bedrijfsprocessen bezig (uitlenen, reserveren, etc.). Alle overige activiteiten (collectievorming, administratie, directievoering, etc.) werd uitgevoerd door de PBC - onder de verantwoordelijkheid van het plaatselijke bestuur van de bibliotheek. Het sinds 2001 lopende proces van bibliotheekvernieuwing heeft ervoor gezorgd dat ook de rol van PBC's aan het veranderen is: de vroeger bij een PBC 'aangesloten' bibliotheek verandert in een autonome bibliotheek die naar eigen keuze gebruikmaken van producten & diensten van de PSO.
Met ingang van 1 jan. 2015 worden de PSO's POI's genoemd in de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob).
Overzicht per provincie
Bibliotheekwezen
|
Sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw zijn PBC's erin geslaagd het van oorsprong stedelijke openbare-bibliotheekwerk vaste voet te laten krijgen op het platteland. De op een dergelijke wijze ontstane bibliotheken hielden zich primair met de directe bedrijfsprocessen bezig (uitlenen, reserveren, etc.). Alle overige activiteiten (collectievorming, administratie, directievoering, etc.) werd uitgevoerd door de PBC - onder de verantwoordelijkheid van het plaatselijke bestuur van de bibliotheek. Het sinds 2001 lopende proces van bibliotheekvernieuwing heeft ervoor gezorgd dat ook de rol van PBC's aan het veranderen is: de vroeger bij een PBC 'aangesloten' bibliotheek verandert in een autonome bibliotheek die naar eigen keuze gebruikmaken van producten & diensten van de PSO.
| 5 |
bibliotheek, openbare bibliotheek, leeszaal
|
1,618 |
School
|
5750750
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Sint-Aloysiusinstituut%20%28Lier%29
|
Sint-Aloysiusinstituut (Lier)
|
Het Sint-Aloysiusinstituut (SAL) te Lier is de voormalige verpleegsterschool. De school begon klein in oorlogstijd en groeide uit tot zowel een campus verpleegkunde en vroedkunde van een hogeschool als tot een school voor secundair onderwijs in de paramedische sector.
Geschiedenis
Gasthuis Lier
In de twaalfde eeuw werd door de Gasthuiszusters van Lier een tehuis opgericht voor zieke pelgrims die het graf van Gummarus bezochten. Vanaf de vijftiende eeuw heette het hospitaal Sint-Elisabethgasthuis. Het werd gefinancierd door giften en betalende inwoners. Zo spraken de Lierenaars van Tryckgasthuis, ofwel rijk gasthuis. Daar stonden zusters in voor geestelijke bijstand en bestrijding van ziektesymptomen. Door het Concilie van Trente in de 16e eeuw werden kloosters hervormd. Het opvangtehuis werd een verpleeginrichting met actieve ziekenzorg. Begin 19e eeuw kwamen gediplomeerde dokters in vaste dienst. De Lierse zusters en apothekers voelden de nood aan een opleiding.
Professionalisering vanaf begin 20e eeuw
Vanaf 1908 begon de professionalisering. Het gasthuis startte met een opleiding voor verpleging die tot een bekwaamheidsattest van ziekenoppasser leidde. In het Heilig-Hartziekenhuis van Lier dat beheerd werd door de congregatie van de Gasthuiszusters-Augustinessen van Lier konden de verpleegsters stage lopen.
Start school voor verpleegkunde en vroedkunde
In 1942 nam Moeder Camilla Billo, de algemeen overste van de congregatie van de Gasthuiszusters-Augustinessen in Lier, het initiatief om een school op te richten voor de opleiding verpleegkunde en vroedkunde. Sint-Aloysius werd de patroonheilige van de school. De eerste leerlingen waren kloosterzusters die op internaat zaten. De klemtoon lag op het spirituele en de ziekenzorg.
Zuster Christine als directrice
1957: Zuster Christine werd directrice en leidde de school met internaat tot 1987. Door de implementatie van nieuwe koninklijke besluiten kreeg het opleidingsaanbod van de verpleegsterschool een nieuwe structuur. Er bestond voortaan een richting gegradueerde verpleegkundige (A1) en verpleegassistent (A2). Het katholiek onderwijs in Lier had vanaf dan een eigen hogeschool en bood een A1-opleiding aan.
1964: De school ging voor uitbreiding van de studiemogelijkheden en startte met de studierichting verpleegassistenten (A2). Deze opleiding bereidde leerlingen na het secundair onderwijs voor op de studie van verpleegster en werd ook de aspirantenschool genoemd. Vanaf 1964 startten de eerste jongens aan een opleiding verpleegkunde (A1). Directrice zuster Christine sliep in het internaat in het huis van de jongens om toezicht te houden.
1969–1970: Start adviserende studentenraad met klassenafgevaardigden. Deze raad had als doel de studentenbelangen te verdedigen.
1978: Studentenclub het Goefferke startte met de organisatie van vrijetijdsactiviteiten.
1982: Jongens zijn door de gelijkekansenwet van 1978 vanaf dan ook welkom in de opleiding verpleegassistenten (A2).
Evolutie naar hogeschool en praktijkopleidingen verpleegkunde
1995: Fusie met Katholieke Hogeschool Kempen, waardoor de studierichting van het niveau hoger onderwijs een eigen weg opgaat en een eigen directie en bestuur krijgt. Het Sint-Aloysiusinstituut omvat vanaf nu de aanvullende secundaire beroepsopleiding HBO5 verpleegkunde (graduaatsopleiding) en een secundaire school.
Na de eeuwwisseling
SAL internaat vanaf 6 jaar
2006: Het internaat van Sint-Aloysiusinstituut (SAL) aan de Antwerpsestraat 121 te Lier begon met opvang van leerlingen vanaf 6 jaar. SAL wonen is een internaat voor zowel eigen leerlingen als leerlingen vanuit andere Lierse scholen en omgeving.
Thomas More hogeschool tijdperk
2012: Hogescholen fusioneerden verder en startten onder de naam Thomas More. De hogeschoolopleiding voor verpleegkunde of vroedkunde in Lier bleef bestaan en werd georganiseerd op de campus van Thomas More in de Antwerpsestraat 99 te Lier. Voor de HBO5–opleiding verpleegkunde blijft Sint-Aloysiusinstituut (SAL) nauw samenwerken met hogeschool Thomas More.
75 jaar Sint-Aloysius Lier
2017: 75ste verjaardag Sint-Aloysiusinstituut. Samen met het stedelijk museum van Lier organiseerde Sint-Aloysiusinstituut (SAL) op de erfgoeddag een interactieve dag. SAL is na 75 jaar uitgegroeid tot een school voor Zorg en Wetenschap. Leerlingen kunnen er terecht voor technisch en beroepsonderwijs in de 2de en 3de graad Zorg & Wetenschap, in de studiedomeinen STEM en Maatschappij & Welzijn. In het aanbod zit een graduaatsopleiding (HBO5) verpleegkunde in het hoger beroepsonderwijs die uit vijf verschillende modules bestaat die worden gespreid over drie studiejaren.
Uitbouw praktijkopleiding HBO5 verpleegkunde
2019: Sint-Aloysiusinstituut in de Kolveniersvest (SAL) opende vaardigheidscentrum met levensechte poppen voor simulatietrainingen van de HBO5-opleiding Verpleegkunde.
Locaties
1942: De verpleegsterschool werd opgestart in het klooster van de Gasthuiszusters-Augustinessen Kolveniersvest 20 te Lier.
1945: De verpleegsterschool kreeg een eigen gebouw in de Kolveniersvest 24 in Lier. In dit huis woonde voordien Maurice Van Breda, medestichter van Bank & Verzekeringen Van Breda.
1955: Het bestaande schoolgebouw werd fors uitgebreid.
1968: Nieuwbouw in T-vorm aan de Antwerpsestraat 101 te Lier. Het was op dat moment de modernste school voor verpleegkunde in Vlaanderen. Vijfendertig jaar lang zouden in dit gebouw bijna alle lessen voor verpleegkundigen en vroedvrouwen plaatsvinden.
1989: Internen verhuisden naar 't SAL of huis de Strycker, een voormalig notarishuis aan de Antwerpsestraat.
1992: Ingebruikname nieuwbouw Kolveniersvest 24 met klaslokalen en kantoren.
1995: Het patrimonium van de school bleef na de opsplitsing van het Sint-Aloysius-instituut in het bezit van de zusters en werd ondergebracht in de vzw Vriendenkring Christine, die in 1987 opgericht was om het internaat te steunen. De naam is een eerbetoon aan zuster Christine die dertig jaar lang directrice was. De hogeschoolopleiding verpleegkunde SAL is gevestigd in de Kolveniersvest 24. Het technisch en beroepsonderwijs 2de en 3de graad zorg Sint-Aloysius Lier bevindt zich ook in de Kolveniersvest 24. De achterzijde van de afdeling secundair en HBO5 is verbonden met de gebouwen van de hogeschool en de afdeling wonen (residentie en internaat).
2003: Ingebruikname nieuw schoolgebouw voor Katholieke Hogeschool Kempen in de Antwerpsestraat 99 – 103 in aanwezigheid van Marleen Vanderpoorten, minister van onderwijs.
2018: Door het succes van de opleiding Zorg HBO5 Verpleegkunde, een praktijkgerichte opleiding tot verpleegkundige en wetenschap, drong uitbreiding zich op. Sint-Aloysiusinstituut (SAL) nam aan de Mechelsestraat 14 een bijkomende nieuwbouw in gebruik.
Literatuur
Aloïs BOECKX & Karel VAN DEN EYNDE, De eerste zestig jaar 1942 – 2002 Sint Aloysiusinstituut voor verpleegkunde Lier, Drukkerij Steylaerts, 2002, D/2004/SAL.
Bronnen, noten en/of referenties
Gazet van Antwerpen www.gva.be "Populariteit van opleiding verpleegkunde stijgt", Belga, 25 augustus 2007
Nieuwsblad www.nieuwsblad.be "Stijgende interesse verpleegkunde", hndr, 14 september 2010
Nieuwsblad www.nieuwsblad.be "Aantal leerlingen in internaat Sint-Aloysius verdubbelt in drie jaar", Kristin MATTHYSSEN, 2 september 2014
Lier belicht www.lierbelicht.be "Nieuwe site St-Aloysiusinstituut officieel ingehuldigd", 9 mei 2016
Het Laatste Nieuws www.hln.be "Aloysiusinstituut breidt uit", Bertje WARSON, 11 maart 2017
Gazet van Antwerpen, www.gva.be "Achter oude huisgevels schuilen moderne klaslokalen en refter", Chris VAN ROMPAEY, 12 september 2018
Externe links
Officiële website Secundair onderwijs Sint-Aloysiusinstituut SAL, HBO5-opleiding verpleegkunde
School in Antwerpen (provincie)
Lier (België)
|
Locaties
1942: De verpleegsterschool werd opgestart in het klooster van de Gasthuiszusters-Augustinessen Kolveniersvest 20 te Lier.
1945: De verpleegsterschool kreeg een eigen gebouw in de Kolveniersvest 24 in Lier. In dit huis woonde voordien Maurice Van Breda, medestichter van Bank & Verzekeringen Van Breda.
1955: Het bestaande schoolgebouw werd fors uitgebreid.
1968: Nieuwbouw in T-vorm aan de Antwerpsestraat 101 te Lier. Het was op dat moment de modernste school voor verpleegkunde in Vlaanderen. Vijfendertig jaar lang zouden in dit gebouw bijna alle lessen voor verpleegkundigen en vroedvrouwen plaatsvinden.
1989: Internen verhuisden naar 't SAL of huis de Strycker, een voormalig notarishuis aan de Antwerpsestraat.
1992: Ingebruikname nieuwbouw Kolveniersvest 24 met klaslokalen en kantoren.
1995: Het patrimonium van de school bleef na de opsplitsing van het Sint-Aloysius-instituut in het bezit van de zusters en werd ondergebracht in de vzw Vriendenkring Christine, die in 1987 opgericht was om het internaat te steunen. De naam is een eerbetoon aan zuster Christine die dertig jaar lang directrice was. De hogeschoolopleiding verpleegkunde SAL is gevestigd in de Kolveniersvest 24. Het technisch en beroepsonderwijs 2de en 3de graad zorg Sint-Aloysius Lier bevindt zich ook in de Kolveniersvest 24. De achterzijde van de afdeling secundair en HBO5 is verbonden met de gebouwen van de hogeschool en de afdeling wonen (residentie en internaat).
2003: Ingebruikname nieuw schoolgebouw voor Katholieke Hogeschool Kempen in de Antwerpsestraat 99 – 103 in aanwezigheid van Marleen Vanderpoorten, minister van onderwijs.
2018: Door het succes van de opleiding Zorg HBO5 Verpleegkunde, een praktijkgerichte opleiding tot verpleegkundige en wetenschap, drong uitbreiding zich op. Sint-Aloysiusinstituut (SAL) nam aan de Mechelsestraat 14 een bijkomende nieuwbouw in gebruik.
| 9 |
school, onderwijsinstelling, scholengemeenschap
|
2,495 |
FAQPage
|
634256
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Alex%20Kidd%20in%20the%20Enchanted%20Castle
|
Alex Kidd in the Enchanted Castle
|
Alex Kidd in the Enchanted Castle (Japans: アレックスキッド 天空魔城) is het vijfde computerspel in de Alex Kidd-serie waarin hoofdfiguur Alex Kidd zijn intrede doet. Het platformspel is op 10 februari 1989 uitgebracht door Sega voor de Mega Drive. Het is het enige Alex Kidd-spel dat uitgebracht is op een 16-bit console. De vorige vier spellen zijn allen uitgebracht op de 8-bit Master System.
Alex Kidd in the Enchanted Castle keert terug naar de formule die Alex Kidd in Miracle World, het eerste spel in de serie, zo populair maakte. De speler moet tegenstanders en blokken slaan om ze te vernietigen, en men kan gebruikmaken van voertuigen om levels te doorkruisen, en het spel herintroduceert het minispel van schaar/papier/steen.
De Japanse versie van het spel verschilt iets van de Westerse versie. Als Alex Kidd of een tegenstander een wedstrijd van schaar/papier/steen verliest zullen zijn of haar kleren verdwijnen en alleen een vijgenblad bescherming bieden. In de Westerse versie zal een gewicht vanaf de top van het scherm vallen en de verliezer verpletteren.
Verhaal
Alex Kidd, inwoner van de planeet Aries en broer van koning Egle, hoorde op een dag het gerucht dat zijn lang verloren vader, koning Thor (of koning Thunder in Alex Kidd in Miracle World), in leven is ergens op de planeet Paperock. De planeet heet Paperock, omdat iedereen een expert is in een spel genaamd schaar/papier/steen. Als een bezoeker onervaren is in het spel zal hij of zij het niet lang uithouden. Alex Kidd moest en zou zijn vader bevrijden uit de handen van Ashra, de heerser van Paperock, en terugkeren naar de planeet Aries.
Gebieden
Level 1: Rookietown
Level 2: Prairie
Level 3: Splashy Sea
Level 4: Scorpion Desert
Level 5: Pyramid
Level 6: Hiho Forest
Level 7: Tropics Town
Level 8: Rocky Mountain (1)
Level 9: Rocky Mountain (2)
Level 10: In The Sky
Level 11: Sky Castle
Ontvangst
Externe link
FAQ/Walkthrough
Computerspel uit 1989
Actiespel
Platformspel
Sega Mega Drive-spel
Wii Virtual Console-spel
Windows-spel
Alex Kidd
|
Externe link
FAQ/Walkthrough
| 1 |
FAQ, veelgestelde vragen, webpagina
|
2,863 |
AboutPage
|
1796103
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Darwin%20Information%20Typing%20Architecture
|
Darwin Information Typing Architecture
|
De Darwin Information Typing Architectuur (DITA) is een op XML gebaseerde architectuur voor creatie, productie en publicatie van informatie. Hoewel de architectuur tot dusver vooral binnen technische publicaties is toegepast, wordt DITA ook gebruikt in andere branches zoals de uitgeverswereld, voor andere types documenten zoals jurisprudentie, handboeken en procedures.
Oorsprong en naam
Het ontwerp en de specificatie van de DITA architectuur, de bijbehorende DTD's, XML-schema's en XML, begon in 1999 door IBM om de eigen bedrijfsprocessen voor contentmanagement en publicatie van in- en externe documenten te stroomlijnen. In 2004 is de eerste versie van DITA als standaard in beheer genomen door de OASIS organisatie voor informatiestandaarden, gevolgd in 2005 door het vrijgeven van de DITA Open Toolkit op SourceForge.net.
Het eerste woord in de naam "Darwin Information Typing Architecture" is een verwijzing naar de natuurwetenschapper Charles Darwin. Het belangrijkste concept "specialisatie" in DITA is een soort analogie aan Darwins concept van evolutionaire aanpassing, met een gespecialiseerd element dat de eigenschappen van het basiselement erft waarvan het een specialisatie is.
Eigenschappen en beperkingen
Uitgangspunt van de architectuur is het verdelen van tekst in bouwstenen of 'topics' ten behoeve van hergebruik en specialisatie en het bundelen van bouwstenen via zogenaamde DITA Maps.
Onderwerp georiënteerd
Informatie wordt in DITA geschreven als modulaire onderwerpen of 'topics'. Dit in tegenstelling tot lange 'boek georiënteerde' dossiers. Een DITA Map verbindt onderwerpen tot een te publiceren eenheid. Een dergelijke DITA Map kan hiërarchisch van aard zijn. De verschillende topics kunnen eenvoudig in meerdere DITA Maps hergebruikt worden. Een dergelijke manier van werken vergt wel veel van het redactieproces en kan, indien te stringent toegepast als een behoorlijk keurslijf worden ervaren. Goede informatieanalyse is dan ook noodzakelijk voor het succesvol toepassen van DITA.
Verwijzingen
Fragmenten van onderwerpen (topics), of eventueel de onderwerpen zelf, kunnen door het gebruik van inhoudelijke verwijzingen (conref) opnieuw worden gebruikt op basis van een invoegmechanisme.
Conditionele tekst
Op basis van filtering van inhoud kunnen bepaalde teksten wel of niet toegevoegd worden aan bepaalde publicaties
Metadata
DITA leunt zwaar op het gebruik van metadata voor het onderhouden en terugvinden van onderwerpen.
Informatietypes
DITA specificeert drie informatietypes: Taak (Task), Concept en Verwijzing (Reference). Elk van de drie informatietypes is een specialisatie van het generieke type Onderwerp (Topic). Onderwerp bevat standaard een titelelement, een header element voor meta-gegevens, en een body element voor inhoud (content). Het body element bevat paragraaf, lijst, en lijstelementen, enigszins vergelijkbaar met HTML.
De informatiepagina op basis van het type Taak bevat een beschrijving van procedures om een bepaalde taak te verwezenlijken. Een taak bevat vaak een lijst van een reeks stappen die een gebruiker moet volgen om een te verwachten resultaat te bereiken. De stappen zijn beschreven in een zogenaamd taskbody element. Dit taskbody element is een specialisatie van het generieke bodyelement.
Een informatiepagina op basis van het type concept informatietype bevat vaak een definitie of een regel en richtlijnen.
Een informatiepagina op basis van het type verwijzing bevat vaak een onderwerp die gedetailleerd syntaxis, programmeerinstructies, en ander verwijzingsmateriaal beschrijft.
Specialisatie
In DITA is het mogelijk nieuwe types te vervaardigen als specialisatie van bestaande types. Door specialisatie kunnen nieuwe informatietypes, nieuwe elementtypes en nieuwe attributen vervaardigd worden, specifiek voor de organisatie of het product waarvoor DITA gebruikt gaat worden.
Vervaardigen van content in DITA
DITA Maps en onderwerpen zijn XML bestanden. Zaken als afbeeldingen, video en andere niet tekstuele elementen worden via verwijzingen toegevoegd. In principe kunnen alle XML editors DITA content vervaardigen en onderhouden. In de markt zijn DITA gespecialiseerde producten voor onderhoud en beheer van op DITA gebaseerde content beschikbaar.
Publiceren van DITA content
DITA is ontworpen als een end-to-end architectuur. Dit betekent dat de architectuur naast bovengenoemde informatietype beschrijvingen ook regels bevat om inhoud te publiceren in HTML, online help en andere formaten. Specifieke 'publishing engines' zijn in de markt verkrijgbaar die dit proces kunnen ondersteunen.
Lokale versies
DITA biedt ondersteuning voor het aanpassen aan een taal of gebied via de attribuutgroep 'locatisation'. Via attributen kan bij elementen worden aangegeven of deze aangepast dienen te worden. De taal van een element kan worden aangegeven. Een DITA-project kan vertaald worden naar XLIFF en weer terug met behulp van de 'DITA-XLIFF Roudtrip Tool for DITA-OT' en programma's voor computerondersteund vertalen.
DITA Open Toolkit
Toen DITA in 2001 als open standaard werd vrijgegeven, droeg IBM de Open Toolkit DITA (DITA OT) over aan de open source gemeenschap. DITA OT was daarmee het eerste DITA bewerkingsgereedschap. Het is momenteel een actief open-sourceproject, met bijdragen van diverse bedrijven.
Out-of-the-box kan de DITA OT alle geldige specialisaties van DITA aan en diverse outputformaten produceren zoals:
PDF, via XSL-FO
XHTML
Microsoft Compiled HTML Help
Eclipse Help
Java Help
Oracle Help
Rich Text Format
DITA OT bevat aanpasbare stylesheets die het formatteren en de lay-out van leesbare publicaties reguleert.
Referenties
DITA introductie van IBM
DITA Specificatie, v 1.3
Externe links
DITA XML.org community site
DITA Open Toolkit documentatie
Opmaaktaal
XML-gebaseerde standaard
|
De informatiepagina op basis van het type Taak bevat een beschrijving van procedures om een bepaalde taak te verwezenlijken. Een taak bevat vaak een lijst van een reeks stappen die een gebruiker moet volgen om een te verwachten resultaat te bereiken. De stappen zijn beschreven in een zogenaamd taskbody element. Dit taskbody element is een specialisatie van het generieke bodyelement.
Een informatiepagina op basis van het type concept informatietype bevat vaak een definitie of een regel en richtlijnen.
Een informatiepagina op basis van het type verwijzing bevat vaak een onderwerp die gedetailleerd syntaxis, programmeerinstructies, en ander verwijzingsmateriaal beschrijft.
| 3 |
over-ons-pagina, informatiepagina, webpagina-over
|
2,308 |
APIReference
|
1496649
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/ActiveX%20Data%20Objects
|
ActiveX Data Objects
|
ActiveX Data Objects, afgekort ADO, is een verzameling van COM-objecten die gebruikt worden om gegevensbronnen aan te spreken. Bij gegevensbronnen moet men denken aan bijvoorbeeld databases. ADO is ontwikkeld door Microsoft. Het doel van ADO is om een laag te vormen tussen een programmeertaal en een database. Een programmeur die in zijn programma data wil ophalen hoeft dan niet te weten welke technieken zijn gebruikt om de database te bouwen. De programmeur hoeft dan alleen kennis te hebben van de ADO-functies om data op te halen. Wanneer gebruikgemaakt wordt van ADO om databronnen aan te spreken, hoeft de programmeur bijvoorbeeld geen SQL te kennen.
Microsoft heeft ADO in 1996 ontwikkeld om de verouderde programmeerinterfaces RDO (Remote Data Objects) en DAO (Data Access Objects) te vervangen. Een opvolger van ADO is ook al verwerkt in het .NET platform van Microsoft, genaamd ADO.NET. De objectstructuur van deze opvolger is echter geheel anders dan die van de originele uitgave van ADO.
Objecten en Collections
ActiveX Data Objects kent enkele objecten om met een gegevensbron te communiceren:
Connection - maak een verbinding met een gegevensbron.
Command - voer een commando of query uit op de gegevensbron.
Record - representeert een item in de gegevensbron.
Recordset - representeert een verzameling records.
Stream - gegevensstroom, zoals van een tekstfile.
Parameter - parameter die Command nodig heeft in de query.
Field - komt overeen met een kolom van een record of recordset.
Property - bevat de vaste ingebouwde of dynamische eigenschappen van een ADO-object.
Error - object waarin foutmeldingen worden opgenomen.
Verder zijn er nog enkele Collections:
Fields - Bevat alle Fieldobjecten van een record/ recordset.
Properties - Bevat alle Property-objecten van een bepaalde instantie van een object.
Parameters - Bevat alle Parameterobjecten van een Command
Errors - Bevat alle Errorobjecten.
Codevoorbeeld
Zoals gezegd vormt ADO een laag tussen programmeertaal en gegevensbron. Bekende programmeertalen of scripttalen die goed met ADO overweg kunnen zijn VBScript, ASP, Visual Basic of C#.
Stel dat het Telefoonnummer van gebruiker KenDZ opgehaald moet worden uit een tabel Telefoongids, met behulp van ASP en ADO. Onderstaand voorbeeld zou men kunnen gebruiken wanneer niet bekend is wat voor type database er onder de ADO laag ligt.
dim dbcon, rs, telnr
set dbcon = server.createobject("ADODB.Connection")
set rs = server.createobject("ADODB.recordset")
dbcon.open(mijndatabase)
rs.open("Telefoongids", dbcon)
rs.find("Naam = 'KenDZ'") 'gebruik de methode find om juiste record te vinden in de tabel
telnr = rs.fields.item("Telefoonnummer") 'haal de info uit de juiste kolom (field) van het record.
'Afsluiten
rs.close
dbcon.close
set res = nothing
set dbcon = nothing
Gesteld nu dat bekend zou zijn dat de onderliggende databron een SQL-database is. Dan is het ook mogelijk om SQL-query's te gebruiken om de gewenste informatie op te vragen. In het voorbeeld zou het dan worden:
dim dbcon, rs, telnr
set dbcon = server.createobject("ADODB.Connection")
dbcon.open(mijndatabase)
set rs = dbcon.execute("SELECT Telefoonnummer FROM Telefoongids WHERE Naam = 'KenDZ'")
telnr = rs(0) 'de verzameling records bestaat nu uit 1 record, met 1 field: Telefoonnummer.
'Afsluiten
rs.close
dbcon.close
set rs = nothing
set dbcon = nothing
Externe link
Microsoft ADO pagina
Technische informatica
|
Microsoft heeft ADO in 1996 ontwikkeld om de verouderde programmeerinterfaces RDO (Remote Data Objects) en DAO (Data Access Objects) te vervangen. Een opvolger van ADO is ook al verwerkt in het .NET platform van Microsoft, genaamd ADO.NET. De objectstructuur van deze opvolger is echter geheel anders dan die van de originele uitgave van ADO.
| 1 |
API-documentatie, programmeerinterfaces, technische handleiding
|
251 |
House
|
1324446
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Genderdal
|
Genderdal
|
Genderdal is een buurt in het stadsdeel Gestel, van de stad Eindhoven, in de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Genderdal behoort tot de wijk Oud-Gestel.
Ontwikkeling
Rond 1950 werd door stedenbouwkundige J. Kuiper een uitbreidingsplan van de stad Eindhoven gepresenteerd, waarbij hij de stad als een bloem zag. De grote uitvalswegen vanuit het hart van de stad vormden de 'nerven' waaromheen woonwijken zich ontwikkelden als 'bloembladen'.
De Karel de Grotelaan, oorspronkelijk ontworpen als een parkway, vormt hier de nerf van het bloemblad Genderdal, welke in de tweede helft van de jaren 1950 tot stand is gekomen.
Opzet
In de opzet van deze wijk is de wijkgedachte tot op zekere hoogte herkenbaar. De wijk is hiërarchisch opgebouwd, met grotere bouwblokken langs de grotere uitvalswegen en kleinere laagbouw daarachter. Tussen de bouwblokken bevinden zich groene ruimtes. De verschillende buurten binnen de wijk hebben hun eigen hart met een school, kerk en winkelgebied. De oude lintbebouwing langs de Hoogstraat vormt een extra voorzieningengebied.
De wijk kent een variatie aan woningen: het verschilt van eengezinswoningen tot grote appartementencomplexen. Opmerkelijk aan deze wijk is de toepassing van industriële bouwmethoden en een toepassing van pre-fabonderdelen. In het zuiden vindt men kenmerkende Airey-woningen.
Foto's
Zie ook
Lijst van buurten en wijken in Eindhoven
Wijk in Eindhoven
|
De wijk kent een variatie aan woningen: het verschilt van eengezinswoningen tot grote appartementencomplexen. Opmerkelijk aan deze wijk is de toepassing van industriële bouwmethoden en een toepassing van pre-fabonderdelen. In het zuiden vindt men kenmerkende Airey-woningen.
| 3 |
huis, woning, woonhuis
|
7,163 |
LandmarksOrHistoricalBuildings
|
526161
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Munnekeburen
|
Munnekeburen
|
Munnekeburen (Stellingwerfs: Munnikeburen, Fries: Munnikebuorren) is een dorp in de gemeente Weststellingwerf, in de Nederlandse provincie Friesland. Het ligt ten zuidwesten van Wolvega en ten noordwesten van de Rottige Meente.
Onder het dorp valt ook een deel van de buurtschap Gracht, dat ten westen van Munnekeburen is gelegen. Tot 1969 viel ook het noordelijke deel van Langelille onder het dorp. In het grensgebied met Scherpenzeel is in 2007 een nieuwe buurtschap ontstaan, Munnekezeel. Het was al een bestaande buurt die gevormd werd door het feit dat het buiten de beide dorpskernen valt.
Munnekeburen werd in 1243 vermeld als Monkeburen, in 1331 als Monike-Kuynre, in 1399 als Monnekebuer in 1664 als Monickebuyren en in 1718 als Monike Buiren. De plaatsnaam duidt op diens oorsprong van ontstaan, dat er monniken van Sint Odulf uit Stavoren in het gebied kwamen te wonen, letterlijk gezegd 'de woningen van de monniken'.
In 1806 werd in Munnekeburen een hervormde kerk gebouwd. Tijdens de stormvloed van 1825 scheurden de muren en dreigde de kerk in te storten. Ook talloze huizen in het dorp raakten zwaar beschadigd.
Munnekeburen telt nog 1 basisschool. De christelijke en de openbare school zijn in 2014 samen verdergegaan als OBS De Aventurijn. Verder staan in Munnekeburen sporthal de Schakel en dorpshuis het Polderhuus. Achter dit complex ligt het Scheeneveld waar de clubs V.W.C., V.O.G. en De Westhoek hun thuiswedstrijden voetballen. De Westhoek is oorspronkelijk de voetbalclub van Scherpenzeel, later is er gekozen voor Munnekeburen waar een sportcomplex is aangelegd.
Veenhappersgat is de naam van het dorp tijdens het carnaval.
Openbaar vervoer
Munnekeburen is per openbaar vervoer bereikbaar met buurtbuslijn 108, deze rijdt van en naar Wolvega. De buurtbus rijdt niet in het weekend en op feestdagen.
Geboren in Munnekeburen
Dirk Kerst Koopmans (1906-1998), kunstschilder
Zie ook
Lijst van rijksmonumenten in Munnekeburen
Lijst van gemeentelijke monumenten in Munnekeburen
Geografie van Weststellingwerf
Plaats in Friesland
|
Zie ook
Lijst van rijksmonumenten in Munnekeburen
Lijst van gemeentelijke monumenten in Munnekeburen
| 2 |
landmark, historisch gebouw, monument
|
2,945 |
CampingPitch
|
2887482
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Quadenoord
|
Quadenoord
|
Landgoed Quadenoord is een particulier landgoed met villa in Renkum in de Nederlandse provincie Gelderland. Het is 230 hectare groot en er is onder andere een manege, een natuurkampeerterrein en een beeldentuin op gevestigd.
Kenmerkend is het dennenbos dat in de jaren 1930 na ontginning van de heide werd aangeplant. Dit ontwikkelt geleidelijk tot een gemengd bos doordat na houtoogst loofbomen er zich spontaan vestigen. Op het landgoed begint het Renkums Beekdal, er zijn diverse sprengen die de Molenbeek, Oliemolenbeek en Halveradsbeek voeden met kwelwater. De laatste van acht watermolens die ooit in het beekdal draaiden is op Quadenoord behouden gebleven. De weilanden in het beekdal vormen landschappelijk een andere kant van het landgoed. Het gebied is opgesteld en goed ontsloten voor wandelaars, ruiters en mountainbikers.
Geschiedenis
Uit de grafheuvels van de Klokbekercultuur op het landgoed blijkt dat er vanaf circa 1500 v. Chr. bewoning plaats had in de streek.
De herkomst van de naam Quadenoord is onduidelijk. Enerzijds kan het afkomstig zijn van ‘Kwadenoord’, als zijnde een dodenmoeras waarin misdadigers werden gegooid. Voor de Romeinen was dit een bekende manier om misdadigers te bestraffen. Anderzijds zou de naam afkomstig zijn van een oude volksstam die vijandig was tegen de Romeinen. De aanwezigheid van de Romeinen in de nabijheid van het landgoed blijkt uit de vondst van Romeins aardewerk uit de tweede eeuw n. Chr. op het landgoed. Ook is in 1816 een pot Romeinse penningen gevonden met de afbeelding van keizer Hadrianus.
Medio 1600 waren alle gronden rondom buurtschap de Harten in eigendom van een klooster. In 1639 werden de gronden verkocht aan de Staten van het kwartier Veluwe en werd Hendrik van Essen tot holtrichter aangesteld. Na zijn overlijden in 1650 kwamen de gronden in eigendom van zijn dochter Swane Penseè die trouwde met Willem Joseph van Ghent, luitenant-admiraal op de Nederlands vloot. Toen hij in 1672 sneuvelde werd zijn weduwe eigenaar van alle goederen en zij kocht nog meer goederen aan. Toen zij ten slotte overleed liet zij de eigendommen na aan haar twee zoons: Willem Joseph en Frederik Hendrik. De grond werd verdeeld tussen de broers en Willem Joseph stichtte op zijn grond Landgoed de Keijenberg.
Landgoed Quadenoord werd gevormd in 1703 toen Frederik Hendrik van Gent het landgoed in de leenregisters inschreef. Het landgoed bestond toen uit het huis zelf, het erf tot Harten, het erf Everwijnsgoed, een erf Suiderenk, de broeklanden in het Renkumse Broek en een uiterwaard genaamd de Rietkamp. In 1714 overleed Frederik Hendrik van Gent en werd diens zoon Tjaert Cornelis eigenaar. Toen hij al in 1723 overleed werd zijn zuster Margaretha Maria eigenaar. Doordat zij minderjarig was werd ze onmondig erfgename en nam haar broer voor haar waar. Toen ze meerderjarig werd huwde ze met Michael Onuphrius thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg en werd het landgoed, samen met de Keijenberg, eigendom van de Friese familie thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren en na het overlijden van Frederik Willem kreeg Wilco Tjalling Camstra thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg alle grond in bezit. Doordat het economisch slecht ging was hij genoodzaakt alle percelen ten zuiden van de huidige Bennekomseweg te verkopen zoals de bebouwing Bergerhof, het erf Everwijnsgoed en diverse papiermolens. Uiteindelijk werd ook het landgoed zelf verkocht in 1791 aan Adolph Troost, en na zijn dood door zijn weduwe in 1809 aan W. de Groot. De Groot verkocht in 1810 alweer het landgoed aan Andries Willem graaf van Hogendorp (1780-1855). Van Hogendorp verkocht in 1828 Quadenoord aan P.A. van de Veer, die het toevoegde aan het landgoed "de Beken".
In 1872 werd de grond verkocht aan de Wageningse kantonrechter F.C.W. Koker. Door de heer Koker werden grote delen heidegebied ontgonnen en tot bouwland gemaakt. In 1922 kocht de familie van de heer J.G. Huy uit Leiden pas ontgonnen uitgestrekte velden ten noorden van het landgoed waarmee het landgoed tot aan de Rhijnspoorweg strekt.
Landgoed in Gelderland
Geografie van Renkum
|
Landgoed Quadenoord is een particulier landgoed met villa in Renkum in de Nederlandse provincie Gelderland. Het is 230 hectare groot en er is onder andere een manege, een natuurkampeerterrein en een beeldentuin op gevestigd.
| 1 |
kampeerplaats, campingplek, kampeerterrein
|
8,209 |
ChildrensEvent
|
21765
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Maasbree
|
Maasbree
|
Maasbree () (in de plaatselijke streektaal 'Bree') is een plaats en voormalige gemeente in Nederlands-Limburg. De plaats telt ongeveer 5000 inwoners (kern) en 1500 in het buitengebied. Maasbree maakt deel uit van de gemeente Peel en Maas.
Tot Maasbree worden ook de buurtschappen 't Rooth, Dubbroek en Tongerlo gerekend.
Geschiedenis
In de Middeleeuwen behoorde Maasbree tot het graafschap Kessel, dat weer deel uitmaakte van het Overkwartier van Gelre of Spaans Opper-Gelre. Zoals overal in die tijd was ook in Maasbree landbouw en veeteelt het hoofdmiddel van bestaan. Tijdens de Spaanse Successieoorlog rond 1702 werd het gebied door Pruisische troepen bezet, en zo bleef het als deel van Pruisisch Opper-Gelre ongeveer een eeuw lang Duits.
Bree
Het dorp Bree wordt voor de eerste keer genoemd in een akte uit het jaar 1240 waarbij ene Diederik, Heer van Altena, vele rechten schonk aan de monniken van het pas gestichte klooster Sint-Elisabethsdal bij Nunhem. In Bree had heer Diederik bepaalde rechten die hij aan de kloosterlingen gaf, waaronder het recht om een persoon voor te dragen die in Bree het pastoorsambt mocht gaan bekleden. Uit deze oorkonde blijkt dus duidelijk, dat Bree in 1240 bestond als gemeenschap en dat er een kerk was.
In deze tijd was Maasbree een heerlijkheid en kende een kasteel genaamd Huis Bree, dat inmiddels verdwenen is. Dit Huis is hoogstwaarschijnlijk in handen geweest van de familie Van Brede. De vroegste schriftelijke vermelding van Huis Bree dateert van 1431. Op de plek van Huis Bree staat nu de boerderij 'De Plaats', welke werd gebouwd in 1695. In de volksmond werd hiermee het terrein achter het kasteel bedoeld. In die tijd was het landgoed ruim 67 hectare groot. Daarvan horen er nu nog 3,5 bij de boerderij de Plaats;
Het bestuur van het dorp werd - tot de komst van de Fransen - gevormd door de Schepenbank. Aan het hoofd hiervan stond een schout, die door de Heer benoemd werd. Wat Bree betreft kwam dit recht, evenals de andere heerlijke rechten achtereenvolgens toe aan de graaf (later hertog) van Gelre, de hertog van Bourgondië en de koning van Spanje. In 1673 kocht de Heer van Arcen, die door erfenis in het bezit van Huis Bree gekomen was, deze rechten van de Spaanse koning.
Bijna alle bewoners voorzagen in hun levensonderhoud door te werken in de landbouw en veeteelt. Er lagen enkele grotere boerderijen in Bree, onder andere de Kerckenhof, hof Tongerlo, de hof aengen Eijnde, Baelshof, de grote en de kleine Westeringsehof en Haenenhof. Deze hoeven waren eigendom van adellijke heren of welgestelde burgers uit andere plaatsen en soms van kerken of kloosters. Ook hadden sommige inwoners een klein boerderijtje in eigendom, terwijl anderen als dagloner de kost moesten zien te verdienen. Natuurlijk waren er ambachtslieden, maar die hadden toch meestal ook een boerenbedrijfje.
Op 16 september 1786 (Sint Cornelisdag) werd Bree getroffen door een felle brand. Uit een schatrekening van het jaar 1787 blijkt, dat 17 huizen door het vuur verloren gingen. De straatnaam Brand 1786 herinnert aan deze gebeurtenis;
Maasbree
Na 1794 bezette het Franse leger het gebied en een nieuwe bestuursorganisatie kwam tot stand. Gemeenten met minder dan 5000 inwoners werden bij elkaar gevoegd en zo vormden Blerick, Baarlo en Bree samen 'Mairie de Bree', vanaf 1818 Maasbree genoemd. De gemeenteraad vergaderde in het Blerickse Raadhuis omdat Blerick het grootste dorp van die gemeente was. Sinds het einde van de negentiende eeuw heeft de stad Venlo verschillende pogingen ondernomen om Blerick uit de gemeente Maasbree los te weken en bij Venlo te voegen.
Toen in 1938 burgemeester Janssens aantrad, werd de discussie opnieuw aangezwengeld, ditmaal door het provinciaal bestuur. Ondanks veel tegenstand van de meeste Blerickse raadsleden en veel Blerickenaren, keerde het tij langzaam ten gunste van Venlo. Ondertussen brak in 1940 de Tweede Wereldoorlog uit. En tijdens het eerste oorlogsjaar viel voor Blerick het doek. Op 1 oktober 1940 gebeurde waartegen veel Blerickenaren zich jarenlang hadden verzet: de samenvoeging met Venlo.
Bezienswaardigheden
De Sint-Aldegondiskerk
Het voormalig Sint-Jozefklooster, uit 1902
Het raadhuis, uit 1872
Kapel in 't Rooth of Onze-Lieve-Vrouw-van-Barmhartigheidkapel, uit 1695
Sint-Annakapel
Sint-Antoniuskapel
Sint-Jozefkapel aan de Zandberg
Mariakapel in buurtschap Lange Hout
Mariakapel in buurtschap Lange Heide
Mariakapel/Kapel Haenenhof in buurtschap Korte Heide
Mariakapel in buurtschap Korte Heide
Mariakapel in buurtschap Rinkesfort
Hagelkruis 't Heeske
Voormalig Huis Bree, zetel van de vroegere heerlijkheid.
Voormalig kasteeltje Westering, verwoest in 1944 en daarna gesloopt.
Natuur en landschap
Maasbree ligt op het middenterras van de Maas, op een hoogte van ongeveer 30 meter. De weg van Panningen naar Blerick, die direct ten zuiden van de kom loopt, volgt het tracé van de ooit geprojecteerde Noordervaart. Ook de Everlose Beek doet dat hier.
Ten zuiden van Maasbree ligt de Breukerheide, een bosrijk gebied. Geïsoleerde vennen zijn Vlasroot en Klokkeven. In het oosten ligt het natuurgebied Dubbroek in het laagterras waar ooit de Maas meanderd heeft. Ten noorden van Maasbree ligt natuurgebied Asbroek.
Maasbree ligt op zandgrond en wordt omringd door landbouwgebied.
Cultuur
In Maasbree zijn vele verenigingen actief, waaronder veel muziek- en sportverenigingen.
Muziekverenigingen
Drumband & Majorettenkorps Maasbree;
Fanfare Sint Aldegondis Maasbree;
Maasbrees Mannenkoor;
Jonge Mannenkoor
Zanggroep 'Velocity';
Sport en spel
Badmintonclub BCM'80;
Bowlingclub "BVM"
Golfclub "Meyl op Seven";
Handbalclub: "BSAC" (Breeton Sport Alcides Combinatie);
Judo- en Jiu Jitsuclub 'Majuso';
Landelijke Rijvereniging en Ponyclub "De Cowboys" Maasbree;
Tennis Club LTC Maasbree;
MGC De Pool
Schutterij St. Martinus Maasbree
Voetbalvereniging "MVC '19";
Volleybalclub "VC Asterix" Maasbree;
Beugelclub "de Treffers"
Overige
Jong Nederland Maasbree;
Stichting Kinderfeesten Maasbree;
Theatergroep Habbekrats;
J.C. Mafcentrum Maasbree;
Stichting Kinder Vakantie Werk (KVW) Maasbree;
Evenementen
Tijdens het jaarlijkse Carnaval wordt Maasbree omgedoopt tot het zogenaamde 'Habberiëk'. Deze naam is afgeleid van de vogel d’n Hoephab of “Hab";
Sinds 1961 vinden de traditionele lokale Ossefeesten plaats, destijds nog ‘breugeliaans feest’ genoemd. Het vijfdaagse en jaarlijkse evenement vindt in het begin van augustus plaats in het centrum van Maasbree en wordt georganiseerd door de plaatselijke Fanfare;
Sinds 1963 vindt de KVW-week (KinderVakantieWerk) plaats tijdens de schoolvakantie. Het is een zesdaags evenement dat wordt georganiseerd voor kinderen van basisschoolgroepen 2 t/m 8.
Het Limburgse benefietconcert 'Artieste veur KiKa' vond in 2005 voor het eerst plaats in Maasbree, maar moest later uitwijken naar een grotere locatie;
In het laatste weekend van augustus vindt jaarlijks het MVC Top O12 Toernooi plaats. Een 2-daags internationaal jeugdtoernooi waar spelers onder de 12 jaar van professionele voetbalclubs als Ajax, Chelsea en Borussia Dortmund het tegen elkaar opnemen.
Voormalige gemeente
De gemeente telde 12.857 inwoners (2007, bron: CBS) en had een oppervlakte van 51,62 km² (waarvan 3 km² water). Tot de gemeente behoorde Baarlo en tot 1940 ook Blerick. In dat jaar werd Blerick bij Venlo gevoegd.
Per 1 januari 2010 maakt Maasbree deel uit van de gemeente Peel en Maas. Daarin wonen ruim inwoners (). De gemeente Peel en Maas bestaat uit de kernen: Baarlo, Beringe, Egchel, Grashoek, Helden, Kessel, Kessel-Eik, Koningslust, Maasbree, Meijel en Panningen.
Gemeentewapen
Bij beschikking van 17 september 1853 van de toenmalige minister van Binnenlandse zaken Gerlach Cornelis Joannes van Reenen, kende de Hoge Raad van Adel aan de gemeente Maasbree een gemeentewapen toe. Het bestond uit: "Een schild van lazuur met een links gaand gevleugeld hert sommé van een kruis tussen de hoornen, alles van goud, parti van keel met een springend hert van goud sommé van hetzelfde, het chef van het schild van goud met eenen adelaar van sabel". Omtrent de betekenis van dit wapen kan het volgende worden vermeld:
De adelaar heeft betrekking op het dorp Maasbree. Deze wapenfiguur is afgeleid van het zegel der schepenbank van de heerlijkheid Bree. Dit zegel bevatte het beeld der kerkpatrones, de H. Aldegundis, met o.m. een schild waarop een adelaar voorkwam. Dit schild met adelaar is zeer waarschijnlijk een herinnering aan het wapen der eigenaars van het huis Bree.
Het naar links springende hert heeft betrekking op het dorp Baarlo. In het zegel van de schepenbank van Baarlo uit 1629, komt het beeld van de H. Petrus voor met o.m. een schild waarop een naar links springend hert voorkwam.
Het gevleugelde hert heeft betrekking op Blerick en is uit het vroegere wapen van Blerick en houdt waarschijnlijk verband met de kerkpatroon St. Hubertus.
Een afbeelding van het wapen werd ook als logo gebruikt.
Gemeentevlag
Bij besluit van de gemeenteraad van 5 oktober 1962 is een gemeentevlag vastgesteld volgens de volgende beschrijving: 'Rechthoekig, aan de onderzijde twee gelijke vlakken waarvan de hoogte 2/3 van de totale hoogte van de vlag bedraagt, links blauw, rechts rood; aan de bovenzijde een gele baan die over de gehele lengte van de vlag loopt, met een hoogte van 1/3 van de totale hoogte van de vlag'.
Gemeenteraad
De laatste gemeenteraad telde 15 zetels:
CDA 6 zetels
PvdA 3 zetels
Democratische Samenwerking 3 zetels
Fractie Wilms 1 zetel
Lokaal Aktief 1 zetel
GroenLinks 1 zetel
Trivia
De oorsprong van de oorspronkelijke naam 'Bree' is niet geheel duidelijk. Het zou kunnen gaan om een niet afgeperkte akker. Andere verklaringen zijn, dat de naam afkomstig is van 'bred' wat houten nederzetting zou betekenen. Ook zou de naam een verbastering kunnen zijn van broek, wat moeras betekent. Dat laatste kan betrekking hebben op het naastgelegen Dubbroek, een natuurgebied van circa 148 hectare groot welke gelegen is in een oude maasbedding.
Vóór 1818 kende het dorp de naam 'Bree' en was een adellijke heerlijkheid. Na 1794 bezette het Franse leger het gebied en kwam er een nieuwe bestuursorganisatie. Ook het Nederlandse postsysteem vindt zijn oorsprong in deze tijd. De Franse bezetting stond aan de basis voor de ontwikkeling van het Nederlandse postsysteem omdat de Franse posterijen destijds al behoorlijk ontwikkeld waren. Tot aan de eeuwwisseling groeide het aantal posterijen in Nederland en op 15 januari 1799 kwamen alle posterijen in handen van de Nederlandse staat. Op dat moment werd alleen de overheid in staat geacht de grootschalige vervoering van poststukken in goede banen te leiden. Er ging er veel mis met de bezorging van poststukken, omdat Belgisch Limburg ook een stadje 'Bree' kende (net over de grens bij Maaseik). Er werd er naar een oplossing gezocht en een nieuwe naam 'Maasbree' werd ingevoerd omdat het dorp langs een oude maas-tak lag (natuur- en moerasgebied Dubbroek);
Op 13 mei 2005 haalde het dorp de (inter)nationale media door een uit de hand gelopen bankoverval. Om 12.30 uur bedreigde de verdachte het personeel en de aanwezige klant met explosieven, die hij achteraf niet bij zich bleek te hebben, ook eiste hij geld. Nadat de medewerkers en de klant het bankgebouw hadden weten te ontvluchten, bleef de overvaller alleen in het gebouw achter. Later werd alles binnen een straal van honderd meter van de bank ontruimd, terwijl een onderhandelingsteam van de politie onderhandelde met de verdachte. Zo'n 185 omwonenden werden uit veiligheidsoverwegingen uit hun huis gehaald en opgevangen in het gemeenschapshuis. Een kinderdagverblijf in de buurt van de bank werd al eerder ontruimd. Na uren onderhandelen is de politie met een arrestatieteam het gebouw binnen gegaan om een einde te maken aan de bankoverval. Met behulp van politiehonden is rond 19.00 uur de overvaller overmeesterd. Daarbij liep hij beetwonden op en werd geblinddoekt en met ontbloot bovenlijf op een brancard afgevoerd. Na de inrekening heeft de politie samen met eenheden van het Explosieven Opruimingscommando het bankgebouw op explosieven onderzocht. Hierbij werd niets gevonden. Omdat de overvaller Duits sprak, hield de politie er rekening met dat de overval de vermiste Duitse crimineel Thomas Wolf was. Achteraf bleek het niet om hem te gaan (Wolf werd na 9 jaar, op 27 mei 2009, opgepakt in Hamburg).
Bekende Maasbreeënaren
Sjraar Cox, politicus
Jens Jacobs, profvoetballer
Jens Janse, profvoetballer
Ton van Reen, schrijver
Eric Roest, marineofficier en bevelhebber der Zeestrijdkrachten
Gijs Trepels, kunstschilder
Zie ook
Van Velraedt genaamd Meuter
Lijst van burgemeesters van Maasbree
Nabijgelegen kernen
Baarlo, Koningslust, Panningen, Helden, Blerick, Sevenum, Helenaveen
Plaats in Limburg (Nederland)
Voormalige gemeente in Limburg (Nederland)
|
Overige
Jong Nederland Maasbree;
Stichting Kinderfeesten Maasbree;
Theatergroep Habbekrats;
J.C. Mafcentrum Maasbree;
Stichting Kinder Vakantie Werk (KVW) Maasbree;
| 1 |
kinderevenement, kinderactiviteit, kinderfeest
|
10,683 |
CableOrSatelliteService
|
5584464
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lifetime
|
Lifetime
|
Lifetime (televisienetwerk), een Amerikaans kabel- en satelliettelevisienetwerk
Lifetime (Romy), een nummer van de Britse The xx-zangeres Romy uit 2020
Lifetime (band), een Amerikaanse hardcoreband
|
Lifetime (televisienetwerk), een Amerikaans kabel- en satelliettelevisienetwerk
Lifetime (Romy), een nummer van de Britse The xx-zangeres Romy uit 2020
Lifetime (band), een Amerikaanse hardcoreband
| 1 |
kabeltelevisie, satelliettelevisie, mediadiensten
|
12,405 |
UserBlocks
|
2701263
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Toegangscontrole
|
Toegangscontrole
|
Met toegangscontrole wordt het proces van wel of niet toegang verlenen tot een faciliteit bedoeld en heeft tot doel de vraag "heeft persoon X toegang tot faciliteit Y?" te beantwoorden en te effectueren. De invulling, die hieraan gegeven wordt, kan variëren van een positieve tot een negatieve reactie, van eenvoudige lijfwachten, tot complexe RFID- of biometrische systemen, van slot en sleutel tot challenge response algoritme en een cryptografische sleutel.
Componenten
Bij toegangscontrole spelen drie overwegingen een belangrijke rol: wat wordt beveiligd, hoe scherp is de bewaking en wie is bevoegd. De eerste vraag gaat over de ruimte, de tweede over de tegenstand die aan een eventuele poging tot een doorbraak moet worden geboden, de derde over authenticatie en autorisatie.
Ruimtelijke component
In de regel is een toegangscontrolesysteem verdeeld in meerdere zones, die veelal min of meer concentrisch zijn gerangschikt, met de zwaarst-beveiligde ruimte in het centrum en controles bij het betreden van iedere zone. Dit patroon is bijvoorbeeld terug te vinden in de zwaar bewaakte Wolfsschanze maar ook, in een wat beschaafdere vorm, in de Verboden Stad.
In het dagelijks leven is een supermarkt een beter voorbeeld. De eerste zone wordt gevormd door de supermarkt zelf, die buiten de openingstijden op slot is. Een tweede door het kantoor van de manager dat afgesloten is, de derde door een kluis, waar het waardevolste ligt.
Persoonlijke componenten
Toegang kan persoonsgebonden zijn, of bijvoorbeeld afhangen van betaling ter plaatse of het hebben van een bewijs van betaling. Voor zover van toepassing is het volgende van belang:
Betaalt de persoon ter plaatse of is de persoon in bezit van een sleutel? Dit kan een fysieke sleutel zijn, maar ook een wachtwoord, toegangsbewijs (bijvoorbeeld een bioscoopkaartje) of een code op een RFID-chip. Wie hieraan voldoet heeft toegang.
Is de persoon wie hij zegt te zijn? Deze vraag kan op meerdere wijzen worden beantwoord, bijvoorbeeld door biometrie in de vorm van vingerafdrukken of irisscans maar vaak volstaat een geldige legitimatie. De vraag of het opportuun is de persoon in kwestie toegang te verlenen, is een heel andere en wordt meestal toevertrouwd aan menselijk personeel.
De vraag of persoon X toegang heeft tot ruimte Y is vaak veel eenvoudiger te beantwoorden. Historische oplossingen variëren van lijfwachten en een cordon van kantoorpersoneel,
persoonlijke secretaressen en dito bedienden tot de eerder genoemde, meer brute varianten.
Sinds de computer op grote schaal zijn intrede heeft gedaan wordt de laatste vraag vaak beantwoord door een database en worden deuren elektronisch ontgrendeld en weer gesloten. Met name in de industrie, is deze laatste vorm, al dan niet gedistribueerd, vrij algemeen. Een bijpassend beheerssysteem maakt het dan mogelijk op eenvoudige wijze personen toegang te verlenen of te ontzeggen.
Toegangscontrole in de informatica
Niet alleen in de fysieke ruimte, ook in cyberspace is toegangscontrole algemeen en net als de Verboden Stad, vaak in zones verdeeld, waarbij de demilitarized zone de buitenste schil vormt en bedrijfs-servers de binnenste. In de regel worden internet-verbindingen aan de hand van herkomst en bestemming geïdentificeerd, dit in termen van IP-adres en poorten en wordt alsook de authenticatie functie door een firewall geïmplementeerd.
Gebruikers worden meestal geïdentificeerd aan de hand van een gebruikersnaam en wachtwoord (of bankpas en pincode), maar ook andere vormen zijn in opmars. In bijzondere gevallen, zoals in het Lawrence Livermore National Laboratory moet men fysiek aanwezig zijn om met de daar aanwezige computers te werken.
De principes, authenticatie en al dan niet autorisatie, zijn hetzelfde.
Zie ook
wachtwoord
Informatiebeveiliging
Computerterminologie
Identity and access management
|
Met toegangscontrole wordt het proces van wel of niet toegang verlenen tot een faciliteit bedoeld en heeft tot doel de vraag "heeft persoon X toegang tot faciliteit Y?" te beantwoorden en te effectueren. De invulling, die hieraan gegeven wordt, kan variëren van een positieve tot een negatieve reactie, van eenvoudige lijfwachten, tot complexe RFID- of biometrische systemen, van slot en sleutel tot challenge response algoritme en een cryptografische sleutel.
| 1 |
gebruikersuitsluiting, interactieverbod, toegangscontrole
|
1,087 |
Table
|
4614512
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis%20van%20Woerden
|
Geschiedenis van Woerden
|
De geschiedenis van Woerden is grotendeels bepaald door de strategische ligging van deze stad langs de Rijn. In de Romeinse tijd (49–260) lag hier een castellum. Over de periode daarna is weinig bekend, totdat in 1160 het eerste middeleeuwse kasteel wordt gebouwd.
Rondom het dorp is men 150 jaar eerder al begonnen met de ontginning van het veen, onder regie van het Sticht Utrecht. In 1280 komt Woerden echter in handen van Holland. Vanwege de inklinking van het veen ontstaan blijvende problemen en in 1322 wordt het Groot Waterschap opgericht zodat de waterproblemen beter kunnen worden aangepakt. In 1372 krijgt Woerden stadsrechten en in 1410 het recht om een jaarmarkt te houden. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568–1648) krijgt Woerden te maken met een beleg en een bezetting door de Spanjaarden. Ook in het rampjaar 1672 is er militaire spanning die culmineert in de Slag bij Kruipin. In de Franse tijd (1795–1813) maakten de bezetters zich schuldig aan een grote moordpartij in de stad.
Daarna treedt een periode van relatieve rust in. Belangrijke ontwikkelingen zijn de sloop van de stadspoorten in 1874 en de sloop van de vestingwerken in 1890. In deze tijd komt de emancipatie van de rooms-katholieken op gang met de bouw van een grote kerk en een klooster. In 1913 krijgt Woerden een treinstation en ontwikkelt de stad zich, terwijl plaatsen in de buurt, zoals Montfoort, achterblijven. Woerden komt de Tweede Wereldoorlog relatief ongeschonden uit, hoewel de kleine Joodse bevolking zwaar getroffen werd. Na de oorlog ging de gemeente groeien door woningbouw, maar ook door samenvoeging met de dorpen eromheen. Vanaf 1989 hoort Woerden bij de provincie Utrecht en niet meer bij de provincie Zuid-Holland. Door de instroom van mensen uit andere delen van het land, werd Woerden wel gezien als de meest gemiddelde stad van Nederland, maar dit beeld wordt ook wel betwist.
Thematische beschrijving
Na de chronologische inleiding hierboven volgt hieronder een thematische beschrijving van de ontwikkeling van Woerden vanaf de eerste nederzettingen en het Romeinse kasteel aan de Rijn tot aan de Nederlandse gemeente in de 21e eeuw. Voor zover relevant komen ook ontwikkelingen in de omliggende dorpen aan de orde, deels binnen, deels buiten de huidige gemeente Woerden. Aan het eind van dit artikel is de chronologie opgenomen.
Bevolking
De bevolking van Woerden is hecht verbonden met de Rijn. De kleiruggen langs de Rijn waren hoger dan het omringende moeraslandschap, zodat hier al vroeg mensen gingen wonen. Vanwege dezelfde rivier de Rijn had de plaats Woerden eeuwenlang een strategische ligging. Veel inwoners waren dan ook betrokken bij de militaire activiteiten. De klei langs de Rijn werd in een latere fase afgegraven en veel mensen werkten in de baksteenfabricage. Andere inwoners leefden van de kaasproductie en de kaashandel, waarbij de stad zich ontwikkelde tot een regionaal centrum. In de uitklapbare tabel hiernaast is de bevolkingsgroei door de eeuwen heen te zien, van een kleine nederzetting in de Romeinse tijd tot een stad van meer dan 50.000 inwoners in de 21e eeuw.
Prehistorie
De eerste bewoners van het gebied dat later Woerden zou gaan heten, vestigden zich op de natuurlijke kleiruggen en oeverwallen langs de Rijn, die na de laatste ijstijd door Nederland meanderde. Achter deze wallen ontstond moeras, dat niet geschikt was voor bewoning. Aan de zuidoostkant van het huidige Woerden zijn vuurstenen mesjes van 375.000 tot 600.000 jaar oud gevonden. Deze zijn gebruikt door voorouders van de huidige mens, Homo heidelbergensis.
Duizenden jaren later, tijdens het Neolithicum, woonden op de oeverwallen van de toen nog ongetemde rivier de Rijn moderne mensen (Homo sapiens). Het waren jagers, vissers en verzamelaars van voedsel. De bewoning concentreerde zich op plaatsen waar andere riviertjes in de Rijn stroomden, zoals het riviertje de Linschoten. De bewoners werden rond het begin van de jaartelling door de Romeinen Cananefaten of Bataven genoemd. De grens tussen deze bevolkingsgroepen lag waarschijnlijk in het gebied van het huidige Groene Hart.
Romeinse tijd
Tussen 45 en 260 woonden er op de locatie van het huidige Woerden Romeinse militairen in een castellum dat hoogstwaarschijnlijk Laurium heette. Het waren Romeinse burgers die vrijwillig dienst hadden genomen. Rondom het castellum was een nederzetting van burgers, waar allerlei diensten werden geleverd aan de militairen. Er zijn onder andere bewijzen gevonden dat er een ijzersmederij is geweest. Het is niet bekend of in de nederzetting "autochtone" bewoners woonden. In de bodem van Woerden zijn veel archeologische resten van de Romeinen aangetroffen, zoals scherven aardewerk, restanten van een bronzen beeld en gedeeltes van een altaar.
Middeleeuwen
Na ongeveer 150 jaar Romeinse bezetting braken de "donkere middeleeuwen" aan. Uit deze periode, tussen 250 en 1100 na Chr. is weinig historisch materiaal bekend. Opgravingen uit 2012 hebben aangetoond dat er in de 8e eeuw bewoning was, omdat er een grafveld is aangetroffen vlak naast het hoofdgebouw van het Romeinse castellum. Ook is door archeologische vondsten bekend dat er op de hoger gelegen gronden rond het huidige Woerden mensen woonden. In 1831 werd bijvoorbeeld in Kamerik een uitgeholde stam van een eik gevonden, die als doodskist gediend had, een boomstamdoodskist. Naast een schedel en enkele botten bevatte deze kist een gouden kruisbeeldje, gemaakt tussen de 8e en 11e eeuw. In 1924 werd in Kamerik een soortgelijke kist gevonden. De mensen woonden vermoedelijk in hutten van hout en leem, waarvan geen resten zijn overgebleven.
Op het Kerkplein in Woerden is een potscherf uit de Karolingische tijd (8e–10e eeuw) gevonden. In 2012 is bij een opgraving aan de Hogewoerd een Frankische spatha gevonden – het zwaard van Woerden – op de resten van een skelet. Het zwaard dateert uit de periode 715-740 en is gezien de zilveren versiering waarschijnlijk van een lokale edelman geweest, die loyaal was aan de Frankische koning. In de omgeving van het zwaard waren nog drie andere personen begraven. Er zijn echter niet veel vondsten uit deze periode. Bij eerdere opgravingen op het Kerkplein in 2002 dateerden de vroegste middeleeuwse vondsten uit de 14e eeuw. Deze voorwerpen werden aangetroffen in diverse beerputten.
Eerste vermelding van de naam Woerden
De eerste vermelding van een nederzetting die mogelijk verwijst naar het huidige Woerden dateert uit de 8e eeuw. Liudger schreef in 790 in zijn boek Vita Gregorii dat Bonifatius rond 720 te Wyrda zendingswerk deed. In latere geschriften komen namen zoals Uurdin, Worthen, Worthene, Wordene, Wrthen, Wrdan, en Worden voor. Het meest waarschijnlijk is dat de naam Woerden afkomstig is van de term Wurth voor een bewoonde hoogte, dat wil zeggen een hoger liggend gedeelte grond langs een rivier. De binnenstad van Woerden heeft dan ook een straat met de eeuwenoude naam Hogewoerd.
Ondanks de archeologische vondsten en de zending van Bonifatius tussen 719 en 722 meent men dat het vroegmiddeleeuwse nederzetting hier slechts een klein dorp was. In 1160 werd het eerste kasteel gebouwd. De bevolking begon vanaf dat moment langzaam aan te groeien.
Militairen en oorlogen
Woerden had eeuwenlang een militair strategische betekenis. De lokale bevolking werkte voor de militairen, maar ook in de landbouw, veeteelt, in pannenbakkerijen en later in de handel. Woerden lag tijdens de Tachtigjarige Oorlog, de opstand tegen de Spaanse overheersing van 1568 tot 1648, midden in het strijdgewoel. Er was dan ook vooral een forse groei van de bevolking rond 1600. Na het beleg van Woerden door de Spanjaarden in 1575 kwam de stad tot bloei door groeiende nijverheid en door de uitbreiding van de vestingwerken. De laatste periode van de Tachtigjarige Oorlog doorstond de bevolking van Woerden echter moeizaam. Bij het vertrek van de Spanjaarden in 1637 was de helft van de circa 750 huizen beschadigd. Ook waren alle poldermolens vernield. Veel Woerdenaren verlieten de stad en gingen in het buitengebied wonen.
Epidemieën
Niet alleen de diverse oorlogen maar ook grote epidemieën hebben hun tol geëist van de bevolking. Tussen 1530 en 1664 was er elfmaal een epidemie van de pest in Woerden. Met name in 1636 waren er veel sterfgevallen door de pest. Maar de pest was niet de enige ziekte die huishield in Woerden. In 1832 heerste er, net zoals in andere delen van Nederland, een cholera-epidemie. Van de 47 patiënten overleden er 24. Er kwamen nog meer uitbraken van deze ziekte. In 1849 overleden 90 mensen, in 1859 waren er 49 sterfgevallen, en in 1866 ten slotte 95. De cholera epidemie van 1866 begon in het buitengebied, maar maakte de meeste slachtoffers in de gebieden met hoge bevolkingsdichtheid, namelijk in de binnenstad en in de pannenbakkerijen, en daarbinnen vooral bij de werklieden en kinderen. De burgerij bleef volledig buiten schot. Men wist toen nog niet dat cholera door met uitwerpselen besmet water werd overgedragen. De bacterie werd namelijk pas in 1883 door de Duitser Robert Koch ontdekt. De besmetting vond mogelijk plaats via de Oude Rijn die door Woerden stroomde en die in feite een open riool was. In 1864 pleitte een commissie er al voor om de Oude Rijn vanwege gezondheidsredenen te dempen. Onder andere door de betere drinkwatervoorziening begon het voorkomen van cholera af te nemen. Woerden was vrij laat met het invoeren van een waterleiding. Terwijl in 1853 de eerste Nederlandse waterleidingmaatschappij werd opgericht, de Amsterdamse Duinwater Maatschappij, gebeurde dat in Woerden pas 50 jaar later, en voor de dorpen in het buitengebied pas 75 jaar later. Overigens was dat in Nederland het algemene beeld. Pas rond de jaren 1920 waren de meeste stedelijke regio’s aangesloten op een veilige waterleiding en pas in 1960 kreeg de laatste boerderij in Nederland een aansluiting.
Naast pest en cholera waren er nog andere epidemieën. In 1875 was er een pokkenepidemie onder kinderen. Ook dysenterie en malaria kwamen vaak voor. De kindersterfte was ook hoog door onder andere mazelen, roodvonk, tyfus en difterie.
17e en 18e eeuw
Tijdens de Gouden Eeuw was de bevolking van Woerden over het algemeen welvarend dankzij de bloei van de handel. De omvang van de bevolking vertoonde periodes van groei en krimp, maar bleef gemiddeld stabiel. De bevolking van de binnenstad was echter sterk gedaald na het rampjaar 1672, omdat er veel woningen in de stad waren vernietigd. Buiten de stad groeide de bevolking wel.
19e eeuw
Aan het begin van de moderne tijd werd Nederland geannexeerd door Frankrijk (1810–1813). De bewoners van Woerden hadden het in deze periode zeer zwaar. Doordat de internationale handel stil kwam te liggen was er sprake van stagnatie. Woerden werd, zeker vergeleken met omringende steden zoals Gouda en Utrecht, een kleine slapende provincieplaats. Een dieptepunt was de ramp van Woerden in 1813, toen Franse soldaten een slachting onder de bewoners van de stad aanrichtten.
Daarna brak in Nederland een periode van relatieve vrede aan. De bevolking van Woerden groeide weer, zodat eind 19e eeuw ongeveer hetzelfde niveau als in de 17e eeuw bereikt werd op gebied van bevolkingsaantallen. Deze bevolkingsgroei was niet het gevolg van natuurlijke aanwas, waarbij het aantal geboortes hoger is dan het aantal sterfgevallen. De groei werd deels veroorzaakt door immigratie van arbeidskrachten voor de pannenbakkerijen, en deels doordat er gemiddeld twee tot driehonderd militairen en ca. vijfhonderd gevangenen in de stad aanwezig waren. Het sterftecijfer in Woerden was zeer hoog, door de slechte hygiëne en door de erbarmelijke omstandigheden van met name de arbeiders in de pannenbakkerijen. In 1850 was het sterftecijfer in Woerden zelfs tweemaal zo hoog als het landelijk gemiddelde. Er was vooral een grote sterfte onder zuigelingen en kinderen. In het midden van de 19e eeuw was er veel armoede in Woerden. De arbeiders in de pannenbakkerijen hadden 's winters geen werk en waren dan afhankelijk van de gemeentelijke of kerkelijke armenzorg. De werkloosheid was zo omvangrijk dat in de moeilijkste periodes 60% van de bevolking afhankelijk was van de bedeling, vijfmaal zoveel als in de rest van Nederland.
20e eeuw
Ondanks allerlei binnenlandse politieke strubbelingen kwam er langzamerhand meer aandacht voor de arbeiders en voor de kleine man. Zo werd gewerkt aan de volkshuisvesting. De woningen in Woerden waren oorspronkelijk eigendom van een kleine groep particulieren, die de huizen verhuurden. Rond 1920 werden in Woerden woningbouwverenigingen opgericht. Eerst de rooms-katholieke Sint Willibrordus, daarna het protestantse Patrimonium. Ook het gemeentebestuur zelf ging woningen voor arbeiders bouwen. In 1946 werd een niet-confessionele woningbouwvereniging opgericht.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef de bevolking, hoewel er een NSB-burgemeester kwam, veel ellende bespaard. Tijdens de oorlog kwamen enkele Woerdenaren om door bombardementen, tijdens werken in Duitsland of als militair. De meeste Woerdenaren merkten niet veel van de gruwelijkheden van de oorlog. Er was dan ook weinig verzet tegen de Duitse bezetting in Woerden; De verzetsstrijder Cor van Bemmel uit Harmelen was een uitzondering. Tijdens de hongerwinter was er in Woerden een tekort aan voedsel, maar geen extreme nood. In 1944 stortte een B-17 Flying Fortress neer bij Zegveld, waarbij acht bemanningsleden omkwamen en twee krijgsgevangen gemaakt werden door de Duitsers.
De kleine Joodse bevolking van Woerden werd wel zwaar getroffen. Enkele Joodse personen die onderdoken overleefden de oorlog, maar de overige veertien Joden werden vanaf 2 augustus 1942 gedeporteerd naar de concentratiekampen, waar zij allen vermoord werden of stierven aan uitputting of ziekten. Ter nagedachtenis aan hen is het monument Een familiefoto opgericht, en begin oktober 2021 werden bij hun woon- of onderduikplaatsen struikelstenen gelegd.
In 1950 kwamen in Woerden drie kampen voor de opvang van ongeveer zeshonderd Molukkers, die uit Indonesië waren vertrokken vanwege de (burger)oorlog die daar woedde. De kampen lagen deels buiten, deels binnen de stad. Over het algemeen leidde dit niet tot problemen, met uitzondering van het vlagincident. In een van de kampen werd dagelijks zowel de Molukse als de Nederlandse vlag gehesen. Op een kwade dag haalden ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken, die op bezoek kwamen, de Molukse vlag omlaag, omdat het om een niet-erkend land zou gaan. Bovendien sleepten zij de vlag over de grond. Dit leidde tot woede bij de Molukkers. De ambtenaren kregen klappen en moesten vluchten. Een grote groep Molukkers, afkomstig van het eiland Ambon, ging diezelfde avond naar de binnenstad. Rellen dreigden, maar de commissaris van politie slaagde erin de mensen te kalmeren. Verdere incidenten vonden niet plaats. Toen jaren later duidelijk werd dat de Molukkers niet naar Indonesië terug konden, werden de bewoners permanent in Woerden gehuisvest. Dit gebeurde niet in speciale wijken zoals soms elders in Nederland, maar verspreid over de stad. In 1967 werd het laatste kamp ontmanteld.
Dorpen rond Woerden
De verschillende dorpen rond Woerden waren oorspronkelijk zelfstandig. Sommige hoorden bij Utrecht, andere bij Holland. In 1964 werd de gemeente Woerden uitgebreid met delen van de gemeenten Barwoutswaarder en Rietveld. Vanaf 1989 ging Woerden bij de provincie Utrecht horen. In datzelfde jaar werden Kamerik (inclusief het dorp Kanis) en Zegveld bij Woerden gevoegd, alsmede een stuk van Linschoten, namelijk het gebied dat ten noorden van de A12 ligt. Voor deze gelegenheid werd het Herindelingsmonument Woerden opgericht. In 2001 werd Harmelen toegevoegd aan Woerden.
Militaire rol, belegeringen en veldslagen
De vesting Woerden heeft zich tussen de komst van de Romeinen en de huidige tijd fors ontwikkeld. Woerden lag aan de noordgrens van het Romeinse rijk. Later lag Woerden op de grens van Holland en Utrecht, die constant met elkaar in conflict waren zodat Woerden versterkt werd, eerst door Utrecht, later door Holland. Aan het eind van de 80-jarige oorlog voegde Woerden zich bij de prinsgezinden en werd de stad belegerd door een Spaans leger. In de Franse tijd hielden Franse soldaten met veel geweld huis in de stad. Zelfs in de 19e eeuw had Woerden nog een militaire functie omdat er magazijnen van het Nederlandse leger waren gevestigd. Dit alles heeft de huidige stad vormgegeven. Aan de plattegrond van Woerden is dan ook nog heel goed te zien dat de stad ooit een vesting is geweest.
In de figuren hieronder wordt geïllustreerd hoe de vesting zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld.
Romeins castellum Laurium
Laurium, zoals het castellum in Woerden heette, staat evenals andere Romeinse forten vermeld op de Peutingerkaart. De Romeinen bouwden bij het castellum een badhuis en bij het huidige Barwoutswaarder waarschijnlijk ook een begraafplaats. Laurium maakte deel uit van een reeks castella ter verdediging van de limes, de noordgrens van het Romeinse Rijk. De meeste castella in het huidige Nederland stonden aan de rivier de Rijn. Dit geldt ook voor de beide naburige castella van Laurium. Stroomopwaarts lag het castellum met de onzekere naam Fletione in het huidige De Meern. Thans staat daar het Castellum Hoge Woerd, een gereconstrueerde versie van het origineel. Stroomafwaarts lag het naburige castellum Nigrum Pullum bij het huidige Zwammerdam.
Er zijn vier versies van het castellum geweest, op iets verschillende locaties. Het eerste castellum werd rond 40 na Chr. aangelegd in de tijd van keizer Caligula, maar dat werd vrij snel verlaten. Het lag aan de toenmalige binnenbocht van de Oude Rijn, waarschijnlijk tegenover de monding van de Grecht. Het vermoeden bestaat dat dit slechts een tentenkamp is geweest, omgeven door een gracht en een wal, dat bovendien kort na de stichting is overstroomd.
Circa 45 na Chr. besloot de Romeinse keizer Claudius dat de Rijn de noordgrens van het Romeinse Rijk zou worden. Ter verdediging van die grens werden forten gebouwd, onder andere het tweede castellum op de locatie van Woerden met de naam Laurium. Het werd iets noordelijker gebouwd dan het kamp uit de tijd van Caligula, waarschijnlijk omdat de bocht in de Rijn zich verplaatst had. Het tweede castellum, dat net evenals het derde castellum grotendeels van hout geweest is, werd net als het eerste ook overstroomd.
Bij opgravingen rond 1953 en 2002–2004 is een brandlaag gevonden die dateert uit de tijd van de Bataafse opstand, 69-70 na Chr. Het vierde castellum, dat rond 170 na Chr. is gebouwd, was van steen. Dit laatste castellum was ongeveer 120 × 85 meter. Het hoofdgebouw had een tufstenen muur met houten onderheiing. Tufsteen is vulkanisch van oorsprong en moet zijn aangevoerd uit bijvoorbeeld Duitsland. Er zijn ook resten van een manschapsbarak aangetroffen.
Elk van de castella was omringd door een gracht. Er zijn bij opgravingen in totaal 7 grachten gevonden, die echter niet gelijktijdig hebben gefunctioneerd. Ook zijn resten van de omwalling en een toren aangetroffen.
Het veenmoeras rondom Laurium was niet geschikt voor paarden. Het legeronderdeel in Laurium was daarom infanterie. De eerste soldaten waren onderdeel van het 15e cohort (Cohors XV Voluntarium). Dit werd rond het midden van de 2e eeuw afgelost door soldaten van het Cohors III Breucorum uit de Balkan. Bij opgravingen in Woerden zijn veel Romeinse resten gevonden, zoals beslag van schilden, onderdelen van zwaarden, speerpunten, maar ook vele munten, kookgerei, glas, fibulae, schoenen, olielampen, enzovoort.
De Romeinen vertrokken rond 260 uit Woerden. Het Romeinse Rijk werd in die periode grootschalig aangevallen door Germanen en andere stammen, waardoor het leger zich naar het zuiden moest terugtrekken. In de bodem van Woerden zijn uit de latere periode, tot de 4e eeuw, nog wel wat munten gevonden, maar geen bewijzen voor de aanwezigheid van Romeinse soldaten. De resten van het castellum en andere gebouwen zijn sindsdien overdekt door kleilagen, doordat de Rijn zich meerdere malen heeft verlegd na het vertrek van de Romeinen. De naam Laurium, die de Romeinen gebruikten voor het castellum, is na de Romeinse tijd niet meer gebruikt.
Uit de periode daarna is er weinig bekend. Wel weet men dat na een eeuwenlange strijd tussen Friezen en Franken Woerden rond het jaar 700 onderdeel werd van het Frankische rijk.
Op de grens tussen het Sticht Utrecht en Holland
Woerden lag ook in de Middeleeuwen op een strategische plaats, namelijk op de grens van twee machtige gebieden: het Graafschap Holland en het Sticht Utrecht. Woerden was formeel eigendom van de keizer van het Duitse Rijk, maar de bisschop van Utrecht fungeerde als een tussenbestuur. Het gebied van Woerden behoorde dus vanaf de 11e eeuw tot het bisschoppelijk kapittel van Oudmunster in de stad Utrecht. De bisschop van Utrecht bouwde rond 1065 al een kasteel.
Woerden kreeg een belangrijke verdedigende functie tegen Holland. Rond 1160 werd weer een kasteel gebouwd, in opdracht van bisschop Godfried van Rhenen. Het kasteel lag in de buurt van de huidige straat Hogewoerd. Waarschijnlijk was dit kasteel niet veel meer dan een versterkte toren of een versterkt huis. In geval van oorlog konden de bewoners van het landelijk gebied om Woerden zich bij het kasteel verschuilen.
Ridders van het eerste kasteel in Woerden, vanaf de 12e en 13e een erfelijke positie, verdedigden het dorp tegen de vijanden van de bisschop, die uit Holland kwamen. Deze heren van Woerden werden zeer machtig en breidden hun grondgebied uit tot Bodegraven, Oudewater en Montfoort, waardoor Woerden vrijwel onafhankelijk werd van de bisschop van Utrecht. De laatste heer van Woerden, Herman VI, sloot een verbond met enkele andere edelen tegen de bisschop van Utrecht. Dit was een misrekening; de bisschop sloot een coalitie met zijn eerdere vijand Floris V, waardoor Herman moest vluchten. De bisschop moest echter de gemaakte kosten aan graaf Floris V vergoeden, en gaf daarvoor het grondgebied van Woerden in 1280 in onderpand aan de graaf. Herman sloot later weer vrede met Floris V, maar bleef intussen complotten smeden. In 1296 werd graaf Floris ten slotte door Herman VI en enkele andere edelen in de val gelokt en later vermoord bij Breukelen. De opvolger van Floris, Willem de Goede, verkreeg Woerden ten slotte in 1306. Woerden behoorde vanaf dat moment en gedurende de komende 700 jaar bij Holland.
Toen Woerden nog bij Utrecht hoorde, kwam de vijand uit het westen. Vanaf rond 1280 hoorde Woerden eerst informeel, later formeel, bij Holland. De vijand kon dan juist uit het oosten komen, uit Utrecht.
Rond 1370 ontstond daadwerkelijk dreiging vanuit Utrecht, waar Arnoud II van Hoorn bisschop was. Willem II van Naaldwijk kreeg als vertegenwoordiger van Holland opdracht om de verdediging van Woerden te verbeteren. Hij dwong de bewoners en mensen uit de omgeving binnen enkele weken een binnengracht te graven en deze met wallen en palissaden te ommuren. Er werden vier poorten aangebracht. De Kromwijkerpoort (of Linschoterpoort) stond aan de zuidzijde van de huidige Havenstraat. De Leidsepoort (ook wel Rietvelderpoort genoemd) en de Utrechtsepoort (ook wel Hofpoort genoemd) stonden aan het begin en aan het eind van de huidige Voorstraat. Een vierde poort, de Geestdorperpoort (of Kameriksepoort) stond aan de noordzijde van Woerden maar werd al snel afgebroken. Als dank voor hun werk en de gemaakte kosten kregen de burgers van de stad op 13 maart 1372 stadsrechten van Albrecht van Beieren. Een straat in de Bloemenbuurt van Woerden werd veel later naar Willem van Naaldwijk genoemd.
In 1375 deed de bisschop van Utrecht een vergeefse poging om Woerden te veroveren. De verdediging werd verder verhoogd. In 1401 krijgt de stad ook het recht om een eigen stadsbestuur te kiezen.
Tussen 1407 en 1415 werd het nu nog bestaande kasteel van Woerden gebouwd door Jan van Beieren, ditmaal aan de oostkant van de stad. De muren van het kasteel bevatten, net zoals de Petruskerk, natuursteen dat afkomstig is uit het Romeins castellum. Zo werden bruikbare stenen hergebruikt. In 1418, tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten, werd het kasteel Wulvenhorst vernietigd, dat iets ten zuiden van Woerden lag. Dit kasteel lag op een oeverwal van de Linschoten net ten noorden van de huidige A12. Bij de resten van het kasteel staat nu nog een 17e-eeuws buitenhuis, Wulverhorst. In 1420 probeerden troepen uit het Utrechtse Sticht opnieuw Woerden te bezetten. Rond 1480 was Woerden paraat tijdens de Stichtse Oorlog, een van de laatste onderdelen van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, maar de stad werd daar niet direct bij betrokken.
In de 15e eeuw werd de houten ommuring vervangen door een stenen stadsmuur, die aangeplempt werd met aarde, zodat wallen ontstonden. De wallen liepen om de vijfhoekige vorm van Woerden, die al eerder was ontstaan.
In de middeleeuwen is het kasteel van Woerden nooit belegerd. Wel is het in 1488 "ingenomen" en een jaar bezet gehouden door inwoners van Montfoort, uit naam van roofridder Frans van Brederode. Zij konden het kasteel gemakkelijk vanuit een bootje binnenkomen, want in het kasteel waren slechts de zogeheten kastelein (de dijkgraaf), zijn vrouw, een portier en twee bewakers aanwezig. Dit gebeurde tijdens de naar Frans van Brederode genoemde Jonker Fransenoorlog, een laatste oprisping van de Hoekse en Kabeljauwse twisten.
Spaanse tijd en beleg van Woerden
Tijdens de aanloop naar de Tachtigjarige Oorlog, in het jaar van de beeldenstorm 1566, werd Woerden bezet door militairen van Erik van Brunswijk, een fanatieke tegenstander van de reformatie, die Woerden in onderpand had gekregen van Filips II. In 1572 koos Woerden echter de kant van prins Willem van Oranje. In augustus van dat jaar kwam er versterking van 100 soldaten naar Woerden, onder leiding van de prinsgezinde Adriaan Duyk. De Spaansgezinde heer van Hierges, Gilles van Berlaymont die stadhouder was, trok in 1575 met een groot Spaans leger vanuit het oosten naar Holland. Nadat Oudewater en Schoonhoven in handen van de Spanjaarden gevallen waren, begon op 8 september het beleg van Woerden. De Spanjaarden leggen voor de bezetting 7 schansen aan, waaronder twee schansen aan de oostzijde van Woerden, aan weerszijden van de Oude Rijn, de Schenkenschans, bij het latere Fort Kruipin, en de Vossenschans, bij het latere Fort Oranje. Ook bij Harmelen lag een schans van de Spanjaarden. Bij de polder Snel lag de Vossenschans en er lag ook een schans bij de latere Blokhuisbrug.
Het beleggingsleger van de Spanjaarden bestond uit ca. 14.000 soldaten. Woerden had zich inmiddels voorbereid op het beleg. Er waren grote voorraden opgeslagen en de stadspoorten waren uiteraard gesloten. De landerijen rondom de stad werden onder water gezet. Tijdens het beleg werd voedsel de stad in gesmokkeld, onder meer met bootjes over het onderwater gezette land. Niettemin dreigde de honger. Volgens een lokale legende werd de bevolking echter gered van de hongerdood door vele vissen die de bevolking opeens uit de Rijn kon opvissen, het Wonder van Woerden.
Woerden werd uiteindelijk gered omdat de Spaanse soldaten weigerden te vechten. De soldaten hadden namelijk al maanden geen soldij meer ontvangen. Op 24 augustus 1576 bleken de Spaanse soldaten te zijn vertrokken. Woerden had het beleg doorstaan en bleek ontsnapt aan wreedheden die door de Spanjaarden in andere steden waren aangericht, zoals bij het Bloedbad van Oudewater. Na dit beleg werd de vesting van Woerden aangepast. Er werden vier bolwerken aangelegd, waarvan er drie in het huidige stadsbeeld nog te zien zijn als een forse verhoging. Op een van de bolwerken staat windmolen De Windhond. Op de andere zijn in 1829 twee begraafplaatsen aangelegd, de Oude Algemene Begraafplaats Hogewal en de Rooms-Katholieke begraafplaats.
Na het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1588 bleef het onrustig tussen het gewest Utrecht en de stad Utrecht. In het toenmalige stadhuis van Woerden vonden in 1610 besprekingen plaats tussen politici en regenten. Daarbij waren ook leden van de Staten-Generaal uit Den Haag aanwezig. Woerden werd gekozen als neutrale locatie en stond verder buiten dit conflict, dat uiteindelijk militair werd opgelost De gebrandschilderde ramen in de vroedschapszaal in het huidige stadsmuseum herinneren nog aan deze besprekingen.
De Tachtigjarige Oorlog eindigde in 1648. De vrede van het eerste stadhouderloze tijdperk duurde echter niet lang, want Nederland kwam in 1652 in oorlog met Engeland. In het rampjaar 1672 bleken de Fransen een verdrag met de Engelsen te hebben gesloten. Frankrijk en twee Duitse bisdommen (Münster en Keulen) vielen Nederland binnen.
Rampjaar 1672
In het rampjaar werd als verdediging de Hollandse Waterlinie ten westen van Woerden onder water gezet. Na de moord op de gebroeders De Witt was Willem III stadhouder geworden. Deze wilde Woerden niet helpen verdedigen tegen de invallende legers die vanuit Utrecht dreigden te komen. Hij bleef achter de waterlinie. De reden hiervan was onder andere dat de verdedigingswerken van Woerden in slechte staat verkeerden. Woerden lag open en bloot voor het grijpen door de Fransen. In september 1672 namen de Fransen de stad dan ook in. In oktober van dat jaar probeerden troepen van Holland de stad te heroveren. De slag bij het fort Kruipin, aan de noordoostzijde van de stad, leidde tot een nederlaag voor de Hollanders. Wanneer de Fransen hun collega's in Utrecht wilden waarschuwen voor de mogelijke komst van de Hollanders door een vuur op de kerktoren te ontsteken, ontstond een grote brand rond de Grote Kerk, de latere Petruskerk, met rampzalige gevolgen voor de inwoners van de stad. Het westelijk stadsdeel (150 huizen) brandde geheel af en de Petruskerk werd flink beschadigd.
In december van datzelfde jaar begon het te vriezen, waardoor de waterlinie bevroor. In de nacht van 27 december 1672 trokken ongeveer 3500 Franse soldaten bij Zegveld over het ijs. De Hollandse troepen onder kolonel Pain et Vin die bij Nieuwerbrug lagen, ongeveer 5 km ten westen van Woerden, waren inmiddels in paniek gevlucht. Zwammerdam en Bodegraven werden door de Fransen geplunderd en verwoest. Vervolgens begon het te dooien. De Fransen wilden zich terugtrekken richting Utrecht, maar dat bleek niet meer mogelijk langs de eerder genomen route. Omdat de Hollandse troepen waren gevlucht, konden de Fransen ongestoord langs de dijk van Oude Rijn teruglopen. Terug in Woerden werden zij ingekwartierd en voerden zij gedurende meer dan een jaar een schrikbewind, met executies, plunderingen en uitbuiting van de bevolking. De wreedheden van de Fransen zijn van dag tot dag beschreven door diplomaat en schrijver Abraham de Wicquefort, in zijn door Romeyn de Hooghe geïllustreerde boek uit 1673/74.
De Woerdenaren boden de Fransen uiteindelijk een afkoopsom aan van 15.000 gulden. De Fransen namen het aanbod aan en vertrokken naar Utrecht. Zo kwam in november 1673 een einde aan de bezetting van Woerden. De oorlog ging buiten Woerden echter wel verder, tot de Vrede van Nijmegen in 1678.
18e eeuw
In de periode 1702–1705 werd de Woerdense vesting gemoderniseerd volgens de aanpak van Menno van Coehoorn. De vijfhoekige vorm van de vesting moest hij daarbij wel in stand houden. Er werden ravelijnen en enige nieuwe bastions aangelegd ter verdediging van de stadspoorten en hij liet ook een buitengracht graven, de huidige singel. De drie oude stadspoorten vervangen door twee nieuwe: de Leidsepoort (ook wel Rietvelderpoort genoemd) en de Utrechtsepoort (ook wel Hofpoort). De route vanuit de stad naar het zuiden, door de Linschoterpoort, verviel. Bij het kasteel werd als extra verdediging een eiland in de gracht aangebracht, een zogeheten halve maan. Woerden werd steeds meer een militaire stad. In 1701 werd een militair opslagmagazijn gebouwd, dat in 1762 werd vervangen door een nieuw arsenaal, in 2015 omgebouwd tot hotel. In 1725 bouwde het leger een kruittoren. Een kruittoren is echter gevaarlijk in een stad. Na een brand in 1767 vroeg de vroedschap van Woeden dan ook aan defensie om de kruitopslag te verplaatsen.
In 1747–1748 werden de twee nog door de Spanjaarden aangelegde schansen ten oosten van de stad versterkt, Fort Oranje ten zuiden van de Oude Rijn en Fort Kruipin ten noorden. In 1790/91 kreeg de stad een kazerne aan de Kazernestraat 2.
Franse tijd
In de Franse tijd (1795–1813) was Nederland bezet door de Fransen onder leiding van Napoleon. Tijdens een deel van deze periode, 1778–1800 werd het kasteel van Woerden gebruikt als ziekenhuis voor Engelse en Russische soldaten die gewond waren geraakt bij een expeditie naar Noord-Holland. Later, in 1812, werd het kasteel juist gebruikt als hospitaal voor Franse militairen.
In 1813 leek de ondergang van de Fransen nabij. De Woerdense bevolking schaarde zich achter de Prins van Oranje en ging de spot drijven met de kleine Franse bezetting van de stad van slechts drie gendarmes en een adjudant met de naam Papillon. Deze voelden zich niet meer veilig en verlieten de stad op 18 november. Nogal voorbarig werd de Oranjevlag uitgestoken en liet maire Willem van Oudheusden alle Franse adelaars van de openbare gebouwen verwijderen. De Fransen kwamen echter onder leiding van kolonel Falba met 250 man uit Utrecht terug, waarna de situatie werd teruggedraaid. De Franse orde leek hersteld, maar op 23 november kwam een legerkorps van de Oranjegarde uit Den Haag naar Woerden, verjoeg de Fransen en nam de forten Oranje en Kruipin in. De Fransen gingen in de tegenaanval en verschenen met 1600 man, ook onder leiding van Falba, in de nacht van 23 op 24 november. De Oranjeklanten werden verslagen en tijdens de "ramp van Woerden" werden 28 inwoners van Woerden vermoord en 37 gewond. De Franse orde werd zo voor de tweede maal hersteld, echter slechts voor korte tijd.
Einde van strategische functie
Na het definitieve vertrek van de Fransen uit Nederland op 2 december 1813 aanvaardde Koning Willem I de soevereiniteit. Er werden plannen gemaakt voor een Nieuwe Hollandse Waterlinie. Daarin was er voor Woerden geen rol meer. Als gevolg daarvan werden alle wallen, bolwerken, grachten en poorten in 1825-26 door het leger aan de stad overgedragen, met de opdracht om alles te slopen. Dit gebeurde niet volledig. De stadspoorten, waar nog tot ca. 1850 tol werd geheven, werden in 1874 gesloopt.
Ondanks deze onttakeling speelde Woerden nog een kleine rol tijdens de Eerste Wereldoorlog. Er werden in Woerden meer dan 2000 militairen gelegerd, een groot aantal op een bevolking van 5900 inwoners. Deze militairen werden gehuisvest bij mensen thuis, in het Klooster, in kerken en in een pensionaat. Er werden ook vluchtelingen uit België in Woerden gehuisvest.
Het laatste deel van de binnengracht werd in 1920 gedempt. Dit noemt men nu de Gedempte Binnengracht, maar de bolwerken en de buitengracht bleven deels in stand. In 1871 kreeg het kasteel een industriële functie. Het werd omgebouwd tot kledingmagazijn voor het Nederlandse leger. De strategische functie van Woerden was komen te vervallen, maar defensie bleef de stad nog lange tijd gebruiken. Dit is beschreven in de paragraaf Magazijnen voor het leger. In 2019 werden de laatste militaire gebouwen op het zogeheten Defensie-eiland vervangen door woningen.
Bestuur en rechtspraak
Middels de stadsrechten, die in 1372 aan Woerden werden gegeven, kreeg de stad de functies van een schout, zeven schepenen, twee raadsmannen en een secretaris. Zij werden benoemd door de graaf van Holland of zijn plaatsvervanger, de baljuw, en mochten keuren (stedelijke verordeningen) vaststellen. Vanaf 1401 krijgt Woerden het recht om een eigen stadsbestuur te kiezen. De burgemeesters werden vanaf dat moment deze gekozen door een kiescollege van lokale (oud)bestuurders. In 1501 kreeg het stadsbestuur voor het eerst een eigen stadhuis, dat later Stedehuys genoemd werd.
In 1583 kwam er een vorm van scheiding der machten en werden schout en baljuw van elkaar gescheiden. De baljuw werd de vertegenwoordiger van het gezag van de graaf van Holland.
Enkele baljuws van Woerden waren Jan I van Polanen (1285 – 1342), Dominicus Costerus (1728 – 1803) en Jan Meulman (1767 – 1847).
In 1602 krijgt een vorm van stadsbestuur - de vroedschap - een formele status. Deze bestuursstructuur bleef in stand tot de Bataafse revolutie van 1795. In 1890 verschijnt een nieuw stadhuis aan de Westdam.
Rechtgesproken werd tot aan de Franse tijd door de schepenen, die in een vierschaar plaatsnamen. De aanklachten werden gedaan door de schout of door de baljuw. Voor een zogeheten halsmisdrijf kon de doodstraf worden uitgesproken. Mogelijk werden deze misdadigers voor het stadhuis onthoofd of opgehangen. Hun lichamen werden als afschrikking opgehangen op het galgenveld. Andere straffen waren brandmerken, verbanning of gevangenisstraf. Voor het stadhuis stond een schandpaal of kaak, die nog steeds te zien is. Vanaf 1811 werd landelijk de vrederechter ingevoerd, de latere kantonrechter en werd de baljuw afgeschaft. De eerste vrederechter in Woerden was Jan Meulman (1767-1847), die in de periode daarvoor baljuw was. Als baljuw eiste hij in 1805 de laatste doodstraf die in Woerden is uitgesproken, tegen de rover Johann Heinrich Himmelgarten, die drie personen had vermoord met zijn bende.
De kantonrechter sprak recht over de eenvoudige gevallen. Zwaardere gevallen werden in Den Haag of Utrecht behandeld. De vrederechter hield zitting in de stadsherberg in de Voorstraat, en vanaf 1890 in het stadhuis. In 1934 verdween de kantonrechter. Sindsdien moet men voor de rechtspraak naar Utrecht.
Gevangenis
Woerden heeft in meerdere periodes van de geschiedenis een gevangenis gehad, altijd gevestigd in het kasteel. Tussen 1795 en 1798 was het kasteel staatsgevangenis. Tussen 1818 en 1824 werden in het kasteel maximaal 450 militaire strafgevangenen opgesloten. Tussen 1830 en 1860 was het een kasteel normale gevangenis voor mannen. Van 1861 tot 1872 was het een vrouwengevangenis. Sinds 1872 heeft Woerden geen gevangenis meer.
Religie
Woerden heeft op religieus gebied ook een bewogen geschiedenis. Er is strijd geweest tussen katholieken en protestanten, zoals ook elders in Nederland, hoewel dat niet tot echte gewelddadigheden heeft geleid.
Polytheïsme
De soldaten die in de 1e en 2e eeuw na Chr. in Laurium woonden waren Romeinse burgers die de Romeinse religie aanhielden. Deze religie kent vele goden. Er zijn weinig archeologische vondsten van deze religie in de bodem aangetroffen. In 1988 is aan de Oranjestraat een aan Sol Invictus gewijd altaar gevonden. Deze uit Syrië afkomstige eredienst was populair in Rome tijdens de regering van keizer Heliogabalus (218-222).
Over de periode na het vertrek van de Romeinen is weinig bekend over de religie van de mensen die in of rond Woerden woonden. De bevolking in het noordwestelijk deel van het huidige Nederland bestond over het algemeen uit Friezen, die een polytheïstische godsdienst hadden.
Christendom
In de 8e eeuw werden de Friezen langzamerhand bekeerd tot het christendom. Een vroege missionaris, Liudger (742-809), vermeldde in zijn beschrijving van het leven van Bonifatius dat deze tussen 719 en 722 actief was in Woerden. Liudger duidde de plaats daarbij aan als Wyrda. Sommigen vermoeden dat Bonifatius een kerk stichtte op de plaats van de huidige Petruskerk. Sluitende bewijzen hiervoor zijn echter niet gevonden. Anderen vermoeden dat het eerste kerkje in Woerden heeft gestaan op de resten van de het Romeinse hoofdgebouw van het castellum, dat 50 m zuidelijker ligt dan de Petruskerk. Loodrecht op de resten van de Romeinse muren zijn namelijk graven uit de 8e eeuw gevonden, waaronder het graf van een edelman. Bij de restauratie van de Petruskerk zijn resten van een Romaans kerkje uit ca. 1200 gevonden. De Petruskerk is in elk geval de oudste nog bestaande kerk in de stad. De bouw van de toren werd gestart rond 1372. In de 16e eeuw werd de kerk sterk uitgebreid.
Reformatie: calvinisme en lutheranisme
Het rooms-katholieke geloof was eeuwenlang de godsdienst van de Woerdenaren. In 1517 begon de reformatie, toen Luther zijn 95 stellingen publiceerde in Wittenberg. De Woerdenaar Jan de Bakker (1499–1525) was de eerste protestantse martelaar die ter dood werd gebracht in de noordelijke Nederlanden. Hij was pastoor, maar predikte met afwijkingen van de Rooms-katholieke kerkleer. Zijn lutherse ideeën had hij opgedaan tijdens zijn priesteropleiding in Wittenberg. De Bakker hield zich ook niet aan het celibaat. Hij trouwde en werd bakker. Hij werd gearresteerd wegens ketterij en na maandenlang verhoor veroordeeld tot de brandstapel. In Woerden woonden toen al aanhangers van het lutheranisme.
De reformatie had in Woerden verder minder dramatische gevolgen dan elders. De Beeldenstorm die in augustus 1566 over Nederland trok ging aan Woerden voorbij. Berichten over de vernielingen in de kerken bereikten Woerden echter wel, waarna de beelden uit de Petruskerk, die toen nog Grote Kerk heette, opgeborgen werden. De kerk werd gesloten. Op last van Erik van Brunswijk, zelf luthersgezind maar trouw aan de Spaanse koning, werd de kerk in september 1599 weer geopend. Een aantal beelden bleven echter in hun schuilplaats. Deze beelden werden later, in 1930 en 1981/83, teruggevonden. Op de beelden zijn restanten van de oorspronkelijke polychrome verf behouden gebleven. Enkele ervan zijn in de Petruskerk te zien.
In veel steden in Nederland kreeg het calvinisme de grootste aanhang. In Woerden bleven de lutheranen in de meerderheid. Toen Woerden zich in 1572 aansloot bij de opstand tegen de Spanjaarden en bij Willem van Oranje, namen de lutheranen dan ook de Grote Kerk in gebruik en niet de gereformeerd protestanten.
Het calvinisme kreeg echter ook in Woerden steeds meer aanhang. De Grote Kerk werd in 1594 overgedragen aan de calvinisten. De lutheranen gingen ondergronds met Arnoldus Claserus als predikant. In 1611 kregen zij toestemming om hun godsdienst openlijk te belijden, in eerste instantie in een pand in de Sint Annastraat, de huidige Jan de Bakkerstraat. In 1646 werd de nog bestaande lutherse kerk gebouwd. Boven het portaal van de lutherse kerk is een windwijzer met een zwaan te zien, symbool voor de lutheranen. Woerden was de eerste stad in de Republiek waar de lutheranen vrijheid van godsdienst kregen.
Onderdrukking van rooms-katholiek geloof
De rooms-katholieken die in Woerden woonden, werden na de Tachtigjarige Oorlog onderdrukt en zelfs vervolgd. Zij hielden in het geheim missen onder leiding van rondreizende priesters in een brouwerij aan de Lange Groenendaal. Ook in het buitengebied waren katholieke schuilkerken, in elk geval in Teckop, 3,5 km ten oosten van Kamerik.
Godsdienstvrijheid
In de 18e eeuw mochten de rooms-katholieken een schuilkerk bouwen, maar pas met de grondwet van 1848 werd godsdienstvrijheid wettelijk vastgelegd en kregen katholieken dezelfde rechten als protestanten. De katholieke schuilkerk in Woerden werd in 1892 vervangen door de Sint-Bonaventurakerk. Het schuilkerkje werd omgevormd tot kapel en in 1976 gesloopt. De schuilkerk in Teckop werd vervangen door de Sint-Hippolytuskerk 1,5 km ten noorden van het protestante Kamerik. Rond die nieuwe kerk vormde zich het nieuwe, katholieke kerkdorp Kanis.
In de tuin achter de Sint-Bonaventurakerk werd rond 1898 een klooster gebouwd in opdracht van de Franciscanenorde. Het klooster bevatte een dormitorium met 26 cellen. In 1920 vestigden de franciscanen hier hun centrum voor het missiewerk. Het klooster kwam in de loop van de 20e eeuw leeg te staan. Het werd in 1978 verkocht aan de gemeente Woerden. In het kloostergebouw kwam een muziekschool en een theater.
De eerste gereformeerde kerk in Woerden dateert uit 1888, en is in 1979 gesloopt na een tijdlang als garage te zijn gebruikt. In 1924 werd de Opstandingskerk in gebruik genomen. Moderne kerkgebouwen zijn de Kruiskerk aan de Jozef Israëlslaan, de Maranathakerk aan de Molenvlietbaan en Het Baken aan de Beneluxlaan. Het Baken is het meest recent gebouwd, de bouw startte in 2011.
Bij de kruising Hogewoerd en de Groenendaal stond vanaf 1856 een joodse synagoge. De synagoge werd in 1920 afgebroken omdat er te weinig joden in Woerden waren. De joodse gemeente werd bij de joodse gemeente van Gouda gevoegd.
Sinds 2008 is er een moskee in Woerden aan de Essenlaan.
Cultuur
Woerden was lange tijd vooral een militaire vesting in een agrarische omgeving. De cultuur in Woerden werd gedurende vele eeuwen dan ook gedragen door de militairen en door de kerken. Aan het eind van de 18e eeuw speelde de pers een bijzondere rol. Pas in de 20e eeuw kreeg cultuur bij de brede bevolking van Woerden een plaats. In 1903 werd bijvoorbeeld het Fanfarecorps Excelsior opgericht en in 1930 Harmonie de Vriendschap.
Kunst
Woerden bracht in de Gouden Eeuw en in de 19e eeuw enkele kunstenaars voort die landelijke bekendheid kregen, met name de schilders Herman van Swanevelt (1603-1655), Cornelis Vreedenburg (1880-1946) en Leo Gestel (1881-1941). Alle drie vertrokken naar elders voor hun schilderscarrière. Schrijnwerker Dammes Huigensz de Hoey (1570-1636) en illustrator Hugo Jansz. Van Woerden (werkzaam in Leiden rond 1475-1500) zijn ook vermeldenswaard. Jan Kriege (1884-1944) was edelsmid, vooral bekend om zijn werk in het relatief goedkope tombak. Hendrik van Kempen (1892-1958) was schilder, en gaf ook tekenles aan een middelbare school in Woerden, later in Utrecht.
Pers
Patriottentijd
De eerste echte krant in Woerden was de Zuid-Hollandse Courant. Deze krant werd gedrukt door Ryk Paling en verscheen vanaf 1781–1788. De krant had een omvang van één vel op A3 formaat. Woerden was in deze periode een belangrijk centrum van de patriottenbeweging. Paling had dan ook een politieke boodschap. Hij was patriot en tegenstander van de autoritaire Stadhouder Willem V. Zijn standpunt verwoordde hij in de courant. Na de aanhouding van de Wilhelmina van Pruisen, de echtgenote van Willem V, bij Goejanverwellesluis en de daarop volgende inval van de Pruisen in 1787 moesten veel patriotten uit Nederland vluchten. Paling moest de publicatie van zijn krant staken. Persvrijheid was toen nog een onbekend begrip. In 1795 was er een korte opleving van de patriotten. Het Franse leger viel Nederland binnen onder leiding van Pichegru en bracht de Bataafse revolutie. In Woerden werd gedanst rondom een vrijheidsboom en de vroedschap werd ontbonden door een Comité Revolutionair. Deze revolutie liep, zoals elders in Nederland, met een sisser af, omdat gematigde personen de belangrijkste posten in de gemeente weer gingen bezetten.
Vanaf 1850
Woerden had daarna lange tijd geen eigen krant. Vanaf 1865 verscheen de Woerdsche Courant, het latere Weekblad van Woerden. Deze krant publiceerde over lokale gebeurtenissen, zoals verslagen van de gemeenteraad, marktberichten, steekpartijen en ongevallen. Daarnaast publiceerde het weekblad nieuwtjes die uit andere kranten werden overgenomen. Het Weekblad van Woerden verscheen eerst 1× per week, later 2× per week, veranderde af en toe van naam en verdween op last van de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Vanaf 1897 verscheen de Woerdensche Courant, die rond 1925 weer werd opgeheven, waarna tot 1933 een andere uitgever een krant met dezelfde titel uitgaf. Tussen 1938 en ca. 1941 verscheen de Nieuwe Woerdensche Courant. Deze krant had advertenties en werd gratis verspreid.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheen in 1943 een nieuw blad, De Rijnstreek. Er verschenen twee illegale kranten in Woerden, Voor God en Koning en Streekblad voor Woerden en Omgeving. Het lukte niet om deze kranten na de oorlog voort te zetten. In de periode 1947–1950 verscheen Het vrije Woord vanuit Alphen aan den Rijn, met als ondertitel Dagblad van Rijn en Gouwe.
De eerste editie van de nog steeds bestaande Woerdense Courant verscheen in 1949. In 2021 werd de Woerdense Courant overgenomen door Het Kontact, en kreeg de krant die naam, met als ondertitel Woerdense Courant.
Het Algemeen Dagblad geeft al vele jaren een bijlage uit voor het Groene Hart, met onder andere nieuws uit Woerden.
Woerden heeft sinds 1971 een lokale radiozender, RPL Woerden, die vooral door vrijwilligers wordt bemand. In 2004 verzorgde dezelfde organisatie Tekst-TV via de kabel en sinds 2012 ook tv-uitzendingen.
Evenementen
Aan het eind van de 20e eeuw en begin 21e eeuw werden steeds meer culturele evenementen georganiseerd, zoals de Cultuurprijs, Jazzin Woerden, Nachtcultuur, Babypop (van 1995 tot en met 2017, onder andere georganiseerd door vrijwilligers van Babylon), de Havendagen, Akoestival en het Straattheaterfestival. In 2018 werd Struinen in de Tuinen voor de eerste maal in Woerden georganiseerd.
Landschap, landbouw en veeteelt
Prehistorie
Het landschap rond Woerden is relatief jong. Tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien (tot ca. 125.000 jaar geleden), was de omgeving van Woerden niet door landijs bedekt, in tegenstelling tot andere delen van Nederland. Er stroomde wel veel smeltwater vanaf de Utrechtste Heuvelrug en het Gooi naar het Groene Hart, waardoor zand werd afgezet. Ook gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien − tot ca. 12.000 jaar geleden − , werd zand afgezet. Dat zand was afkomstig uit de drooggevallen Noordzee en werd door westelijke winden meegenomen. Deze zandlagen liggen op zes tot acht meter diepte onder het huidige oppervlak. De bodemlagen daarboven zijn afkomstig uit het Holoceen. Door de stijgende zeespiegel na de ijstijden veranderde het gebied rond Woerden in een soort waddenzee waardoor er nog meer zand, maar ook klei werd afgezet. Op den duur veranderde het zoute milieu en werd het gebied begroeid door moerasbos. De resten van bomen en planten kwamen terecht in het water en verteerden slechts gedeeltelijk, zodat een dikke laag bosveen ontstond. Noordelijker, bij Nieuwkoop en Noorden, lag een uitgestrekt gebied begroeid met veenmos.
Langs de rivier de Rijn ontstonden ongeveer 6000 jaar geleden oeverwallen, opgebouwd uit klei en zavel. De oeverwallen ontstonden als de rivier door een te grote watertoevloed uit zijn bedding trad. Door de verschillen in stroomsnelheid tijdens een periode van een overstroming sloegen de grofste zanddeeltjes dicht bij de bedding neer, de kleinere kleideeltjes op grotere afstand. Doordat de bedding van de rivier zich bovendien enkele malen verplaatste, is er een gordel van oeverwallen ontstaan, die een tot twee kilometer breed is. Deze verhoogde ruggen zijn nog altijd zichtbaar in de stad, bijvoorbeeld bij de Voorstraat, die iets hoger ligt dan de Rijnstraat, waar oorspronkelijk de Rijn doorheen stroomde. De winkels met ingangen aan beide straten hebben een trapje om de hoogte te overbruggen; de tussenliggende stegen hebben een helling.
Er lagen ook kleibanen langs de veenriviertjes de Meije en de Oude Meije. Het is niet bekend hoe deze kleibanen ontstaan zijn. Mogelijk is water na een overstroming van de Rijn via deze riviertjes teruggestroomd, waarbij het sediment is afgezet. Ten slotte liggen er oeverwallen langs de Linschoterstroom, een aftakking van de Lek. De omgeving van Woerden buiten deze oeverwallen was rond het jaar 0 ondoordringbaar moerasland begroeid met elzenbroekbos.
Romeinse tijd en vroege middeleeuwen
In de Romeinse tijd was de huidige Oude Rijn een forse rivier. Het was immers de belangrijkste afvoertak van de Rijn. Richting Utrecht, ten oosten van Harmelen lagen toen twee riviertakken, met de huidige Harmelerwaard daartussen. De Romeinen kozen de zuidelijkste tak, de Heldammerstroom, als grens.
Rond het jaar 1000 was er al sprake van veeteelt in de omgeving van Woerden. De omgeving van Woerden was nog steeds moerassig. Het moeilijk toegankelijke moeras kon 's zomers wel gebruikt worden om vee te weiden, maar was toen nog niet op grote schaal in cultuur te brengen. De naam van het dorp Zegveld herinnert nog aan de begroeiing met de moerasplant zegge.
Ontginning
in de Karolingische tijd (8e en 9e eeuw) werden hoger gelegen delen in cultuur gebracht. Het ging dan om de oeverwallen van de Rijn bij Vleuten en Harmelen en die langs het riviertje Linschoten tussen Montfoort en Woerden. De ontgonnen percelen, omringd door sloten om het water af te voeren, waren onregelmatig van vorm.
Tussen de 10e en de 14e eeuw werd het gebied rond Woerden systematisch ontgonnen. Dit wordt de Grote Ontginning genoemd. Het bosveen rond Woerden was niet geschikt voor het maken van turf. Daardoor ging de ontginning niet gepaard met afgraving. Rond Nieuwkoop en Reeuwijk lag wel veen dat geschikt was voor turf. Daarom zijn die gebieden afgegraven en zijn daar grote plassen ontstaan.
Het ontginnen werden meestal gedaan op grond van een cope, een overeenkomst die gesloten werd tussen de grondeigenaar van het gebied en de ontginners. De grondeigenaar was veelal de bisschop van Utrecht. De namen van diverse polders herinneren nog aan deze ontginners. Zo is Teckop genoemd naar de cope van iemand met de naam Teve, Gerverscop naar de cope van Gerwert en Reijerscop naar de cope van Reijer. Daarnaast zijn er nog Papekop, Willeskop, enzovoort. De coper gaf de percelen uit aan de zogeheten kolonisten.
Bij de eerste ontginningen konden de boeren hun sloten zo ver door laten lopen als zij wilden. Dit werd het recht van vrije opstrek genoemd. De ontginningen konden net zolang doorlopen tot men op een andere ontginning stuitte. Later werden kavels met gelijke lengte en breedte uitgegeven, van dertig roeden breed en zes voorling lang, ca. 110 × 1250 meter. Deze afmetingen leverden een oppervlakte op van 16 morgen, hetgeen voldoende was voor een boer om van te leven en op de cope een boerderij te vestigen. Het ontginnen van de kavel begon aan de korte zijde langs een bestaand water, zoals de Grecht. Loodrecht op dat water werden aan beide zijden sloten gegraven waardoor het water uit het veen kon weglopen. Aan het andere korte einde werd een dijkje aangelegd, om te voorkomen dat het water uit het aansluitende kavel in het droog te maken gebied zou stromen. Als het water voldoende was weggelopen, kon de bestaande begroeiing weggehaald worden, waarna het land bruikbaar werd voor de landbouw. Mechanische bemaling was toen niet nodig, omdat het veen hoger was dan het omringende water. De standaardafmetingen van de kavels zijn heden ten dage nog in het landschap rond Woerden te zien. Men begon het ontginnen bij een natuurlijk stromend water en werkte telkens verder het land in. De cope Teckop heeft een driehoekige vorm, waarschijnlijk omdat het een restgebied was, dat vanuit andere ontginningen was overgebleven.
Eerste landbouw: tarwe en rogge
Oorspronkelijk werden op de ontgonnen percelen granen zoals tarwe en rogge verbouwd. Toen de veengrond door de steeds verdere ontwatering ging inklinken, te laag kwam te liggen en daardoor weer te nat werd, was de grond niet meer bruikbaar voor akkerbouw. In de 14e eeuw was er rond Woerden al bijna geen landbouw meer mogelijk. Door het inklinken werd het later nodig om te gaan bemalen. In het landschap verschenen de poldermolens, aangedreven door de wind. De bemaling hielp echter slechts kort, omdat de bodem bleef inklinken. Daardoor werd de bodem opnieuw te nat voor landbouw. Op de hogere kleigronden, vooral rond Harmelen, bleven gemengde bedrijven bestaan met landbouw en veeteelt. De kleigrond klonk niet in en kon blijvend gebruikt worden als bouwland.
Hennepteelt
Het telen van hennep bleek wel mogelijk te zijn op de natte velden. De productie kon dankzij forse bemesting door toemaak (zie hierna) jaar in jaar uit op dezelfde akker gebeuren. De akkertjes, henneptuin genoemd, lagen meestal bij de boerderijen aan de voorkant van de ontginning.
Rond Woerden werd hennep al vroeg in de 15e eeuw, in elk geval vanaf 1514, geteeld. Dit is bekend uit documenten waarin de heffing van tienden (een kerkelijke belasting op een tiende gedeelte van de opbrengst) is vastgelegd. De hennepproductie bereikte een hoogtepunt in de eerste helft van de 17e eeuw. Dit hoogtepunt was van relatief korte duur, want rond 1660 was de hennepproductie weer lager dan in de 16e eeuw.
Hennep werd op grote schaal gebruikt voor de fabricage van touw en zeildoek. Touw voor kabels en visnetten was in de 16e en 17e eeuw in enorme hoeveelheden nodig, want Nederland had toen een grote vloot oorlogsschepen, koopvaardijschepen en visserijschepen. Het hennepzaad was ook in trek; het werd gebruikt om er olie uit te winnen. De olie werd onder andere gebruikt voor de productie van zeep.
De hennepteelt ging met veel stank gepaard. De geoogste stelen moesten een aantal dagen in een sloot worden geweekt (roten), en werden daarna op het land te drogen gezet tegen de knotwilgen langs de sloten. Het slootwater was daarna niet meer bruikbaar voor andere doeleinden. Dit leidde soms tot conflicten tussen henneptelers en veeboeren, die het water uit sloten en weteringen gebruikten voor het schoonmaken van hun melkemmers en ander gereedschap voor de zuivelproductie.
De hennep werd geoogst rond Woerden en vervolgens veelal naar andere steden gebracht voor de verdere verwerking. In Gouda, Oudewater en Montfoort waren vele touwslagerijen. Gouda had tot 1752 ook een wekelijkse hennepmarkt. In de loop van de 18e eeuw verdween de hennepteelt door een aantal factoren: goedkopere hennep werd ingevoerd vanuit de Baltische staten, het was afgelopen met de Nederlandse overheersing van de wereldzeeën en er kwamen uit de tropische gebieden andere grondstoffen voor de productie van touw beschikbaar, zoals sisal en manilla.
Bemesting
De hennepteelt kon jaar in jaar uit op hetzelfde perceel plaatsvinden. Deze gronden hadden uiteraard dan wel bemesting nodig. Hiervoor werd toemaak gebruikt. De toemaak was een mengsel van bagger uit de sloten, stalmest en soms ook zand. Ook werd vuilnis uit de grotere steden gebruikt, dat schippers als retourvracht naar Woerden meenamen. Dat stadsvuil bevatte scherven van potten, tegels en pijpenkoppen, resten die nog steeds in de bodem worden aangetroffen. Men schat in dat jaarlijks een laag tot wel 2 cm toemaak op de akkers werd aangebracht.
Melkvee en kaas
Door de bodemdaling van de veengronden werden de landbouwgebieden voor zover niet gebruikt voor de hennepteelt, omgezet in weilanden om er melkvee op te laten grazen. Naast veen waren er oorspronkelijk ook omvangrijke kleigronden aanwezig rondom Woerden. Deze klei werd gewonnen om baksteen en dakpannen te maken. De afgravingen hadden tot gevolg dat het maaiveld lager kwam te liggen en ook vochtig werd. Deze gronden werden daarom ook omgevormd tot weiland.
De veeteelt rond Woerden was niet gericht op vleesproductie, maar op melk. De boerinnen waren op de boerderijen verantwoordelijk om van de melk zo snel mogelijk kaas te maken. Kaas kon omdat het houdbaar is over grote afstanden getransporteerd worden via de goede vaarwegen waar Woerden over beschikte. De kaas werd verkocht tot in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Rondom Woerden wordt van oudsher zoetemelkse of Goudse kaas gemaakt. Dat is kaas die alle room, boter en melkdelen uit de koemelk bevat.
De meeste boeren hadden weinig koeien, vaak 5-6. Arme boeren hadden er nog minder. Een enkele rijke boer had 60 koeien en moest anderen inhuren voor het vele werk. Er traden ziektes op onder de koeien; in 1745-46 werd 75% van het vee zodanig aangetast door de “grasserende ziekte” dat het stierf. In 1817 was er een epidemie van “ongansheid”.
In eerste instantie werd de kaas verkocht aan langskomende handelaren, maar rond 1880 kwam er een eind aan de monopolies van deze handelaren door de oprichting van kaasmarkten. De kaasmarkt in Woerden werd in 1885 opgericht, na die van Gouda en Bodegraven. De boer kon zijn kaas vanaf dat moment op de markt verkopen aan de handelaar die het beste bod deed. De kaasmarkt leidde tot bedrijvigheid in de stad (zie hierna).
Groente- en fruitteelt
Groente en fruit werden ook geteeld rondom Woerden. Een van de locaties was de plaats van het huidige Brediuspark. Dit gebied kwam in 1814 in handen van notaris Bredius; daarvoor was het eigendom van baksteenfabrikanten. Na de Eerste Wereldoorlog werd de behoefte aan groenten groter, maar de teelt rond Woerden kwam niet erg grootschalig op gang. In 1919 werd door de fruittelers een Coöperatieve veiling opgericht. De veiling werd achtereenvolgens in diverse panden in Woerden gevestigd en kende hoogte- en dieptepunten qua omzet. In 1968 werd de veiling opgeheven. In de gemengde boerenbedrijven op de kleigronden rond Harmelen werd tot in de 20e eeuw fruit geproduceerd.
Bodemdaling
In en vooral rondom Woerden treedt al eeuwenlang bodemdaling op. Rond 2019 daalt de bodem met maximaal 1 centimeter per jaar. Dit heeft gevolgen voor onder andere het onderhoud van infrastructuur, voor de fundering van woningen maar ook voor de boeren, want op een steeds natter weiland kunnen geen koeien meer grazen. Het hoogheemraadschap wil de bodemdaling vertragen en voert daarvoor verschillende experimenten uit.
Handel, nijverheid en industrie
Lange tijd bleef de stad Woerden klein. Hoewel de eerste nederzetting al eerder een belangrijke militaire functie had werd Woerden pas in de 15e eeuw ook een economisch middelpunt. Op 5 juli 1410 gaf hertog Jan van Beieren de stad het recht om een jaarmarkt te houden, en in juli een driedaagse paardenmarkt. De jaarmarkt veranderde in de koeienmarkt die op jaarlijks 10 oktober werd gehouden. Deze markt vindt nog steeds in oktober plaats, vanaf begin 19e eeuw op de derde woensdag van oktober. Daarnaast had Woerden een vroege industrie in de vorm van steenbakkerijen, die later is verdwenen.
Steenbakkerijen en pannenbakkerijen
Eeuwenlang was de steenbakkerij een proto-industrie in Woerden, een industrie die ver voor de industriële revolutie al bestond. Baksteen was in Woerden en ook daarbuiten een belangrijk bouwmateriaal en werd blijkens documenten uit ca. 1370 al in de 14e eeuw gemaakt. De benodigde klei werd gewonnen uit de komgronden langs de Oude Rijn. Onder andere werd klei gewonnen op de locatie van de huidige Prinsenlaan. De afmetingen van de bakstenen werden gestandaardiseerd op basis van een vorm die in het raadhuis hing. Afwijken van die vorm leidde tot strenge straffen, in het ergste geval tot het afhakken van vingers of handen. Voor het bakken zelf werden in eerste instantie stadsovens gebruikt, terwijl de stenen gevormd werden in de diverse polders rondom de stad. Later bouwden de steenbakkers hun eigen ovens en concentreerden zij zich in het westen van de stad in de buurtschap "Pannenbakkerijen" en in de "Steenkuilen", resp. ten noorden en ten zuiden van de Oude Rijn. In de Pannenbakkerijen staat nog een schoorsteen uit 1928 die aan de industrie herinnert.
Toen in de diverse polders geen klei meer te vinden was, moesten de inmiddels 25 steenbakkers, die ook dakpannen maakten, de klei van elders halen. Men moest steeds verder zoeken naar kleireserves in de bodem. De bakkers verenigden zich in een gilde, met name om overproductie tegen te gaan. Rond 1850 waren en nog 15 grote fabrieken. Eigenaren van die fabrieken namen ook plaats in het stadsbestuur. Zij bouwden fraaie villa’s voor zichzelf, maar de arbeiders woonden veelal in sloppen. De werkomstandigheden voor de arbeiders waren zeer slecht, werktijden 's zomers van meer dan 15 uur per dag, ook voor de vrouwen en kinderen. Buiten het seizoen was er geen werk voor deze arbeiders, en moesten zij leven van de bedeling. Het gehele gezin moest contractueel met de vader meewerken. Toen in 1874 de eerste wet tegen de kinderarbeid werd ingevoerd, verzetten de fabriekseigenaren zich met succes tegen de invoering daarvan in de Woerdens fabrieken en moesten kinderen gewoon doorwerken.
Aan het eind van de 19e eeuw kwamen stoommachines en elektromotoren op, waardoor de industrie mechaniseerde. Dit was ook nodig, omdat elders goedkopere bakstenen gemaakt werden. Baksteenfabrikanten die niet moderniseerden legden het lootje. Na de Tweede Wereldoorlog waren nog drie fabrieken over.
Molens
Naast poldermolens die bedoeld waren voor de afwatering van de polders verschenen ook windmolens voor onder andere het malen van graan. De eerste vermelding van een molen in Woerden dateert uit 1498. Molen de Windhond (Wilhelminaweg 1) is een stellingmolen uit 1755. Deze molen bestaat nog steeds en is altijd als korenmolen in gebruik geweest. De molen staat hoog boven de omliggende gebouwen, op een van de oude bolwerken in de verder afgebroken stadswal.
Gasfabriek
Om gas te leveren voor de straatverlichting werd rond 1856 door de firma De Vries Robbé een gasfabriek gebouwd aan de Westdam, destijds net buiten de stad. Nadat de fabriek afgebrand was, nam de gemeente de productie van steenkoolgas over en bouwde een fabriek bij de huidige Oranjestraat. De gaslantaarns in de stad werden later omgebouwd naar elektrische lantaarns en verdwenen in 1925 uit het straatbeeld. De gasproductie bleef echter bestaan voor de particuliere woningen, totdat in 1958 overgegaan werd op aardgas. De fabriek werd vervolgens ontmanteld en afgebroken.
Magazijnen voor het leger
Het Nederlandse leger had oorspronkelijk voor elk garnizoen een afdeling voor wassen en repareren van kleding. In 1871 werd besloten tot oprichting van drie centrale magazijnen, waarvan er één in Woerden werd gevestigd – in en rond het Kasteel dat voor de verdediging van de stad niet meer nodig was. Er kwamen een wasserij, pakkerij, smederij, timmerij, blikslagerij en tentenmakerij. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, waren er 200 mensen in dienst. Het eiland waar het kasteel op stond, dat in de 21e eeuw defensie-eiland wordt genoemd, werd volgebouwd met allerlei industriële gebouwen. Toen de dienstplicht werd afgeschaft in 1993 kwamen er veel minder militairen in Nederland en waren de meeste activiteiten op het defensie-eiland niet meer nodig. De functie werd opgeheven en de laatste restanten werden in 1998 verplaatst naar Soesterberg. Daarna stond het eiland een tijd leeg. Vanaf 2012 worden er nieuwbouwwoningen op gebouwd.
Kaashandel en daarmee samenhangende activiteiten
In de tweede helft van de 19e eeuw zijn de economische ontwikkelingen gunstig voor Woerden. Er komt in 1855 een spoorwegstation en vanaf 1885 is er een wekelijkse kaasmarkt op woensdag. Vanaf dat moment werd de kaasindustrie, al eeuwenlang het voornaamste middel van bestaan in het buitengebied, ook een belangrijke sector in de stad zelf. Er kwamen handelaars in veevoer, schippers en fabrikanten van melkgereedschap. Rond de eeuwwisseling gingen Woerdense boerinnen minder kaas zelf maken, wellicht omdat het zwaar werk was dat steeds grootschaliger werd, en werden er stoomzuivelfabrieken opgericht.
De kaasmarkt in Woerden was inmiddels zo succesvol geworden dat deze in 1925 de grootste kaasmarkt van Europa zou zijn.
De kaashandelaren gingen hun kaas steeds meer in pakhuizen opslaan in plaats van de kaas meteen door te verkopen. In eerste instantie gebruikten zij algemene pakhuizen. Later werden speciale kaaspakhuizen gebouwd, waar de beluchting van de opgeslagen kaas beter geregeld kon worden via luiken in de zijgevels. In- en rond het centrum van Woerden zijn tientallen kaaspakhuizen gebouwd. Voorbeelden zijn Prins Hendrikkade 1 (omstreeks 1880), Eendrachtstraat 1 (omstreeks 1900), de kaashandel van C. IJff aan de Utrechtsestraatweg 19 (1906) en Emmakade 8 (omstreeks 1920).
In de loop der tijd werd de kaas die gemaakt was in de kaasfabrieken niet meer naar de markt gebracht, in plaats daarvan deden de fabrieken rechtstreeks zaken met de kaashandelaren. Daardoor werd de Woerdense kaasmarkt steeds meer een stuk folklore. De woensdagmarkt in Woerden bestaat weliswaar in 2016 nog steeds, maar met slechts een enkele kaashandel, gericht op lokale consumenten.
Er waren niet veel kaasfabrieken in Woerden gevestigd. In 1934 werd de ERU kaassmeltfabriek in Woerden opgericht door Egbert Ruijs. De ERU zuivelfabriek werd later omgevormd tot Goudkuipje. Geen kaasfabriek, maar wel gerelateerd aan zuivel was de fabriek van Mona, die vooral zuiveldesserts produceerde. De vestiging van Mona in Woerden werd in 2004 gesloten.
Verminderde centrumfunctie
Na 1945 verdween de centrumfunctie van Woerden. De oorzaak was de verhoogde mobiliteit zodat men per trein en auto andere plaatsen in de omgeving kon bezoeken. De grote stad Utrecht ligt immers dichtbij. Zoals bij zoveel Nederlandse steden het geval is ligt buiten het centrum van Woerden een aantal bedrijventerreinen met allerlei kantoren en kleinschalige industrie.
Infrastructuur
De belangrijkste infrastructuur in Woerden was lange tijd de Rijn. De Rijn was eeuwenlang de belangrijkste transportweg, maar gaf op zijn tijd ook veel wateroverlast. Ook het laagliggende landschap rond Woerden maakte effectief waterbeheer door een waterschap noodzakelijk. Het waterschap voerde talrijke infrastructurele werken uit. Pas in de Franse tijd kwamen er betere wegen. In de 19e eeuw verscheen de eerste spoorweg.
Waterwegen
De Rijn werd in de Romeinse tijd al gebruikt als transportweg. In Woerden zijn in de oude rivierbedding van de Rijn zeven oude schepen opgegraven. Deze schepen zijn nog niet allemaal gedateerd. Dendrochronologisch onderzoek aan het schip "Woerden 1" heeft aangetoond dat het hout is gekapt in 169 na Chr. Dit schip is aan het begin van de 2e eeuw gezonken en bevatte een lading graan. Het hout van de "Woerden 7" is iets ouder en dateert uit 162 na Chr.
De waterwegen werden ook in de middeleeuwen voor de scheepvaart gebruikt. Een belangrijke verbinding in de 12e eeuw was de Kamerikse Wetering aan de oostzijde van Woerden in de richting van Amsterdam. Om de drukke verbinding richting Amsterdam te verbeteren werd de Oude Grecht, aan de westzijde van Woerden, ook voor scheepvaart ingericht.
Aan het begin van de 17e eeuw werden er waterverbindingen aangelegd met Montfoort en Oudewater, onder andere door kanalisatie van het riviertje de Linschoten. Oorspronkelijk voeren de boten met zeilen, maar dat was weinig efficiënt. In overleg tussen Utrecht, Woerden en Leiden werd besloten een doorlopend jaagpad aan te leggen langs de Oude Rijn tussen de Zijlsingel in Leiden en Oog-in-Al in Utrecht. De drie steden zouden delen in de kosten van de aanleg en de opbrengst via tolheffing. Gouda probeerde de aanleg uit jaloezie tegen te houden. Maar ondanks dit kwam het jaagpad er en kon het in 1666 in gebruik genomen worden. Vanaf dat moment bestond een dienstregeling met trekschuiten over de Rijn, soms getrokken door een (duur) paard, maar vaak ook door een mens, de schuitenjager. In 1680 werd de Rijn uitgediept. Bij de stopplaatsen van de trekschuiten werden al gauw herbergen en andere pleisterplaatsen gebouwd. Met de komst van keizerlijke straatwegen aan het begin van de 19e eeuw en de trein in de tweede helft van de 19e eeuw, verloor de trekschuit zijn betekenis. Het jaagpad werd verliesgevend. Het jaagpad in Woerden werd in 1884 overgedragen aan de Provincie Zuid-Holland. Op dat moment eindigde de functie van de Oude Rijn als trekvaart.
Onder andere vanwege het vieze water en de stank werd al vanaf 1864 voor gepleit om de Oude Rijn voor zover deze door de smalle Rijnstraat stroomde, te dempen. Naast gezondheid speelde de economie een rol: De Rijnstraat zou omgevormd kunnen worden winkelstraat. Bovendien verzakten de kades, waardoor de situatie onveilig werd. Daarnaast zag men in de straat een goede wegverbinding richting Utrecht. Er waren ook tegenstanders, met name vanwege de pittoreske aanblik van de smalle straat en de hoge bruggetjes. Na veel strubbelingen werd de Oude Rijn ten slotte in 1961 gedempt. Sindsdien stroomt het water door de grachten om het centrum, die ter verdediging zijn aangelegd. De bevolking en bestuurders zijn het er echter nog steeds niet over eens of het een goede beslissing is geweest de rivier te dempen. Herhaaldelijk gaan stemmen op om de Rijn weer te "ontdempen".
Waterbeheer
De waterafvoer uit het gebied in Woerden is verschillende malen een probleem geweest en er zijn wijzigingen in de afwatering opgetreden.
De hoofdstroom van de Rijn liep in de Romeinse tijd langs Woerden. De Lek, eerst slechts een aftakking van de Rijn, werd in de loop der eeuwen steeds belangrijker, waardoor de Kromme Rijn bij Utrecht steeds verder dichtslibde. De hoofdstroom van de Rijn verplaatste zich geheel naar de Lek toen in 1122 bij Wijk bij Duurstede een dam werd aangelegd, die het water grotendeels tegenhield. Rond 1160 verzandde door het lagere wateraanbod de monding van de oorspronkelijke Rijn, bij Katwijk. Daardoor ontstond in Holland, met name in de omgeving van Leiden, grote wateroverlast. Om deze overlast te beperken legde de graaf Floris III van Holland, op de grens met Utrecht, bij het huidige Zwammerdam de Suadenburgerdam aan. Door deze dam ontstond er in de omgeving van Woerden en ook in Utrecht veel overlast, omdat de afwatering van het gebied via de Oude Rijn niet meer mogelijk was. Dit leidde tot een conflict tussen Holland en Utrecht dat hoog opliep. De graven van Gelre en Kleef, die ook overlast ondervonden van de dam bij Wijk bij Duurstede, steunden Floris III tegen de bisschop van Utrecht. De keizer van het Heilige Roomse Rijk, Frederik Barbarossa (1122–1190) werd ingeschakeld om het conflict te beslechten, De keizer gaf op voorspraak van bisschop Godfried van Rhenen van Utrecht opdracht de dam weer af te breken, hoewel de Utrechtse bisschop door de aanleg van de dam bij Wijk bij Duurstede deels schuldig was aan de verzanding bij Katwijk. Het staat niet vast dat Floris III de dam ook daadwerkelijk heeft afgebroken.
In de eeuwen daarna overstroomde de Oude Rijn nog regelmatig. In 1224 sloot de opvolger van Floris, Willem I van Holland, een overeenkomst met bisschop Dirk van Utrecht, om voor de doorstroming een kleine opening in de dam te maken. Onderdeel van de overeenkomst was dat het water van het land rondom Woerden naar het Haarlemmermeer werd geleid. Via spuisluizen bij Spaarndam kwam het water uiteindelijk terecht in het IJ bij Amsterdam. Via de overeenkomst kreeg Woerden de verplichting een van de spuisluizen in Spaarndam te onderhouden, de Woerdersluis.
Overstromingen bleven voorkomen, getuige de bouw van dijken langs de Oude Rijn. De Hoge Rijndijk op de zuidelijke oever werd voor of in de 13e eeuw aangelegd, vermoedelijk op de oude Romeinse grens.
Oprichting waterschap
De problemen met het waterbeheer leidden, net zoals elders in Nederland, tot de oprichting van een waterschap. Het Groot-Waterschap van Woerden werd opgericht in 1322. Het Waterschap zorgde voortaan voor het waterbeheer en de waterafvoer uit de circa 40 polders rond Woerden. Eeuwenlang, tot in de 17e eeuw, vonden de vergaderingen van de dijkgraaf en hoogheemraden plaats in het Kasteel van Woerden. De dijkgraaf had de nevenfunctie baljuw van het Land van Woerden en beheerder ("kastelein") van het Kasteel. Grotere vergaderingen met het bestuur van het waterschap werden gehouden in de Stadsherberg in de Voorstraat. In 1705 werd een pand aan de Havenstraat gekocht voor de administratie. Op termijn werd dit pand ook te klein en in 1906 startte het Groot-Waterschap met de bouw van een nieuw gemeenlandshuis aan de Havenstraat 30. De gevel van dit pand, dat later monument werd, bevat tegeltableaus. In 1995 ging het Groot-Waterschap op in het Hoogreemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
Activiteiten waterschap
De Rijndijk werd in 1330 verhoogd. Het waterschap wilde daarbij niet dat omliggende polders zouden profiteren van de waterafvoer die zij aanlegden. Daarom brachten zij in 1367 een sluis aan bij Bodegraven, en in 1399 een dam bij Harmelen. Later werd deze dam door een sluis vervangen.
Rond dezelfde tijd werd de Oude Rijn, vooral met het oog op betere afwatering, verbonden met andere rivieren, zoals de Hollandse IJssel en de Amstel. Er werden zelfs speciale kanalen daartoe gegraven, namelijk de Dubbele en Enkele Wiericke richting het zuiden, en de Grecht (1366) en de Bijleveld (1413) richting het noorden. De Bijleveld was kaarsrecht en werd ook veel gebruikt door de scheepvaart. Afwatering op de Hollandse IJssel was toen eenvoudig, omdat de bovenloop van deze rivier in 1285 was afgedamd. De rivier vertoonde zelfs hoog en laag water door de getijden vanuit de Noordzee. De Grecht liep oorspronkelijk dwars door de polder Mijzijde. Door het intensieve scheepvaartverkeer over de Grecht ontstond door de golven schade aan de kades en waren boeren veel kwijt aan het onderhoud daarvan. De boeren kregen toestemming om de Grecht te verleggen. Hierbij ontstond de Nieuwe Grecht. Voor de aanleg daarvan maakten de boeren gebruik van het veenriviertje de Oude Meije, waardoor de Nieuwe Grecht nogal bochtig is geworden.
Windmolens en gemalen
Door de steeds verdere inklinking van het land was de oorspronkelijke natuurlijke afwatering via sloten die bij de ontginningen was gebruikt niet meer mogelijk. Het land was lager komen te liggen dan het water in de Rijn. Om het water af te voeren werden poldermolens gebouwd. In de 15e eeuw verschenen, in navolging van de molens in Holland, poldermolens bij Woerden, waarschijnlijk eerst wipwatermolens en later achtkanters. De eerste geschriften over een poldermolen bij Zegveld dateren uit 1491. In 1871 werden de eerste stoomgemalen gebouwd, waaronder het gemaal Kamerik Teijlingens dat in de 20e eeuw een rijksmonument werd. Het grote voordeel van de stoomgemalen was dat deze ook bij weinig wind de polders konden leegpompen. In de jaren daarna verschenen nog een stuk of vier stoomgemalen in de polders rond Woerden, bij Snelrewaard (1875), Papekop (1880), Barwoutswaarder (1881) en Willeskop bij Oudewater (1882). De windmolens die vaak uit de 17e eeuw dateerden, werden afgebroken. Bij de ontmanteling van de oude poldermolens was er bij de ingelanden (de landeigenaren in de polders) weinig compassie met de machinisten van de watermolens. Deze bleven zonder werk achter.
Van de Breeveldse molen − een in 1864 gebouwde molen tussen Woerden en Harmelen − resteert alleen nog de romp. De polder Breeveld heeft overigens een problematische geschiedenis gehad qua molen. Een vroege molen is door de Fransen in of na het rampjaar 1672 afgebrand. De volgende, in 1691, gebouwde molen brandde op zijn beurt af in 1863, waarna de huidige molen gebouwd werd. Die bleek te zwak, dus er kwam in 1901 een klein motorgemaal naast te staan. In 1930 kwam er een nieuw gemaal dat op termijn ook niet voldeed en dat rond 1960 werd vervangen. Sinds 1997 is er helemaal geen gemaal meer in het gebouw.
In het begin van de 20e eeuw werden de stoomgemalen vervangen door dieselgemalen; deze werden op hun beurt weer vervangen door elektrische gemalen. Sinds de jaren 1980 resteren er in het gebied rond Kamerik nog slechts twee grote gemalen, een gemaal langs de Van Teylingenweg en een gemaal aan de Grecht.
Wegen
Binnenstad
De binnenstad van Woerden was vanwege de functie van vestingstad over de weg beperkt toegankelijk. Vanaf 1372 waren er vier stadspoorten. In de vijftiende eeuw waren er nog drie stadspoorten, de Utrechtsepoort aan de oostkant, de Rietvelderpoort (later Leidsepoort) aan de westkant en de Linschoterpoort aan de zuidkant. Toen begin 18e eeuw de buitensingel werd aangelegd, verviel de functie van de Linschoterpoort en werd deze rond 1702 afgebroken. De binnenstad was vanaf dat moment nog door slechts twee wegen te bereiken. De binnenstad van Woerden is door deze historie nog steeds beperkt toegankelijk over de weg; via de Oostdam, via de Westdam, en via een nieuwere brug over de Singel in de Chrisantstraat. Bij de Westdam staat een beeld dat aan de Leidsepoort herinnert. Over het oude tracé van de stadswal en de binnengracht kan het autoverkeer een rondje rijden om het oudste deel van de stad. Het gehele tracé is smal en ingericht voor eenrichtingsverkeer, deels zelfs ook voor fietsers.
Omgeving
Rond Woerden ontstonden langzamerhand meer wegen. Voor vervoer over grote afstanden was het water lange tijd echter de beste manier.In de Romeinse tijd liep er een 4-5 meter brede weg in zuidoostelijke richting uit het Castellum. Ook was er in oost-westelijke richting een hoofdweg aanwezig, de via principalis door het Castellum. In de 17e eeuw waren er naast de Rijn meerdere doorgaande landwegen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit een kaart uit 1607. Doorgaande wegen liepen aan beide zijden van de Oude Rijn, maar ook langs de Kamerikse Wetering richting het noorden. In zuidelijke richting waren er wegen naar Driebruggen en Linschoten. Ook waren er lokale voetpaden. Het Oortjespad ten noorden van Woerden werd door katholieken gebruikt als voetpad richting de schuilkerk in Teckop. Voor dit pad moest een oortje tol worden betaald.
Als een voetpad een waterweg kruiste stond er meestal een hoge brug aangebracht, een kwakel. Deze bruggetjes waren zo hoog dat deze niet opgehaald hoefde te worden. Daarmee werd de scheepvaart niet gehinderd. Een kwakel had echter het nadeel dat de brug niet toegankelijk was voor paard en wagen.
In heel Nederland werden in het begin van de 19e eeuw, in opdracht van Lodewijk Napoleon, "keizerlijke straatwegen" aangelegd. Deze waren nodig voor de troepenverplaatsingen. De latere koning Willem I ging vanaf 1815 door met de aanleg van verkeerswegen. In Woerden was de Voorstraat onderdeel van de keizerlijke straatweg die liep tussen Leiden en Harmelen. In de Voorstraat werd tol geheven. Over deze wegen reden diligences en postkoetsen voor het vervoer van personen en post.
De aanleg van wegen was in het Groene Hart lastig. Er traden veel verzakkingen op, vooral in de veengebieden, waardoor delen van het gebied geïsoleerd dreigden te raken. Dit feit heeft er ook toe bijgedragen dat het Groene Hart weinig verstedelijkt is, veel minder dan andere, minder zompige gebieden in Nederland.
In heel Nederland ontstonden lokale commissies, die zelf een weg lieten aanleggen en vervolgens tol gingen heffen om uit de kosten te komen. Soms ook werden aandelen uitgegeven om de weg te financieren. Een voorbeeld van zo een weg is de weg van Woerden naar het dorp Kamerik, over een afstand van 6 kilometer. Voor deze weg maakte jhr. Van Teylingen uit Rotterdam in 1838 de plannen. De gemeente Wilnis wilde niet meedoen, daarom werd de weg in dat stadium nog niet naar Wilnis doorgetrokken. Van Teylingen ging overleggen met polderbesturen, de gemeente en de provincies Utrecht en Zuid-Holland en kreeg uiteindelijk 6000 gulden los. Een opgerichte commissie gaf voor 1200 gulden aandelen uit, waarna de weg kon worden aangelegd. Er werd extra zand aangebracht op en naast de bestaande Kameriksedijk. De resulterende weg werd in 1842 opgeleverd. De commissie bleef tol heffen tot 1918. Daarna nam de toenmalige gemeente Kamerik de weg over. De gemeente stopte pas met het heffen van tol in 1932. De weg werd in 1955 als eerbetoon hernoemd naar de plannenmaker uit Rotterdam en heet sindsdien Van Teylingenweg.
Rijksweg 12 tussen Den Haag en Oudenrijn tussen 1933 en 1940 aangelegd. Het is de oudste autosnelweg van Nederland en de eerste autosnelweg ter wereld die uitgerust was met vluchtstroken. De weg is meerdere malen verbreed. In 2018 werd een tweede aansluiting op de A12 gerealiseerd aan de westkant van Woerden via een zuidelijke randweg.
Spoorwegen
De eerste spoorlijn in Nederland dateert van 1839. Oorspronkelijk was het de bedoeling om de spoorlijn tussen Rotterdam en Utrecht en Arnhem via Oudewater te laten lopen. Het Woerdense stadsbestuur kon echter in 1846 de minister van Binnenlandse zaken en het bestuur van de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij overtuigen om voor Woerden te kiezen. In 1855 was de spoorlijn bij Woerden een feit. Er kwam een eenvoudig houten station. In 1869 werd de spoorlijn naar Harmelen en Breukelen geopend, en in 1878 de lijn Leiden-Utrecht. Pas in 1913 kwam er een stenen stationsgebouw in Woerden, ontworpen door ir. W. de Jong. Oorspronkelijk was er een stationsrestauratie op de eerste verdieping.
Ook Harmelen kreeg een station aan de spoorlijn naar Breukelen. Maar dat station werd in 1936 weer gesloten.
In 1960 vond een treinongeval bij Woerden plaats, waarbij twee doden vielen. In 1962 vond een veel ernstiger treinramp bij Harmelen plaats, met 93 doden. Deze ramp leidde tot de invoering van ATB in Nederland, en was ook een reden om fly-overs te bouwen in plaats van gelijkvloerse kruisingen.
Overige voorzieningen
Ziekenhuis
In 1923 komt er voor het eerst een ziekenhuis in Woerden, de Sint Franciscusstichting in Villa Metzstein aan de Utrechtsestraatweg. Drie jaar later volgt een Algemeen Ziekenhuis aan de toenmalige Zandwijksingel (de latere H.G. van Kempensingel). Dit ziekenhuis groeit uit en biedt in 1969 plaats aan 2250 patiënten per jaar met 135 bedden, terwijl het Sint Franciscus in de nieuwbouw achter de villa "Ope Dei" plaats had voor 2500 patiënten met 150 bedden. Beide ziekenhuizen fuseren in 1970 naar het Hofpoort Ziekenhuis. In 1980 wordt een nieuw gebouw geopend aan de Polanerbaan.
Het oude gebouw van Ope Dei werd verzorgingstehuis Weddesteyn; het oude Algemeen Ziekenhuis werd stadskantoor. Beide panden werden in de jaren 1990 afgebroken.
Het Hofpoort Ziekenhuis moet vanwege de kleine omvang samenwerken met anderen. Zo wordt het na een fusie met Zorggroep Utrecht West hernoemd naar het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis. Er volgt in 2005 een samenwerking met de Sint Maartenskliniek Nijmegen voor aandoeningen aan het bewegingsapparaat. In 2015 wordt het Hofpoort Ziekenhuis definitief te klein geacht voor een zelfstandig bestaan. Het gebouw wordt daarna gebruikt als polikliniek door het Sint Antonius Ziekenhuis, dat in 2022 ook vestigingen heeft in Utrecht, Nieuwegein en Houten.
Brandweer
Bestrijding van brand gebeurde oorspronkelijk met de hand. Een rij mensen gaf emmers water door vanaf een sloot naar de plaats van de brand. In 1671 werd de brandspuit uitgevonden door de Amsterdamse kunstschilder Jan van der Heyden. Rond 1900 waren er in Woerden vier brandspuiten op wielen met bijbehorende waterpomp. De dorpen rond Woerden hadden een of twee brandspuiten per dorp. De spuiten konden worden voortgetrokken door een paard of door menskracht. Alle mannelijke bewoners hadden brandweerplicht en jaarlijks vond een oefening plaats. Dit alles bleek niet voldoende om rampen te voorkomen. Tegenover het Arsenaal staat nog steeds een brandspuithuisje uit 1857.
In Harmelen ontstond in 1910 een grote brand, die slechts met grote moeite en hulp van buiten, zelfs vanuit Utrecht, geblust kon worden; zeven woningen en de kerktoren gingen verloren. Rond 1920 werd de brandweerplicht vervangen door een vrijwillige brandweer. In de volgende jaren kwamen brandweerauto's, beter materiaal en een brandweerkazerne.
Elektriciteit
De aanleg van openbare elektriciteitsvoorzieningen begon in Nederland in 1884, eerst met een accumulatorenbatterij, twee jaar later met een centrale bij Kinderdijk. De aanleg van het elektriciteitsnet in Woerden startte in 1919. De stroom kwam via bovengrondse hoogspanningsleidingen uit Gouda. Transformatorhuisjes verschenen in de stad. Een aantal huisjes uit die beginperiode bestaan nog, namelijk aan de Oudelandseweg, bij de Ridderstraat en de Kruittorenweg. De laatste elektriciteitsaansluitingen in de omgeving van Woerden kwamen pas na de Tweede Wereldoorlog tot stand, zoals in het gehucht Snelrewaard.
Posterijen
Woerden heeft altijd gelegen langs de postverbinding tussen Utrecht en Holland. Vanaf 1590 is er al een regelmatige verbinding tussen de regering in Den Haag en Utrecht. In 1708 maakt het stadsbestuur van Woerden de posterijen tot een eigen taak. De stad Utrecht verpacht de posterijen aan Woerden (dat in deze periode bij Holland hoorde), waarvoor Woerden 160 gulden moet gaan betalen.
Vanaf 1762 viel het Woerdense kantoor onder kantoren van Utrecht, maar vanaf 1815 kreeg Woerden een zelfstandig postkantoor.
Er zijn in Woerden diverse postkantoren geweest. Het kantoor in de huidige Voorstraat - de toenmalige Hofstraat - werd geopend in 1874. Toen dit in 1880 alweer te klein bleek kwam een kantoor aan de Oostdam, op de plaats van de latere RK kerk. Vanaf 1939 - andere bronnen spreken over 1941 - is er een groot kantoor aan de Utrechtstestraatweg, ontworpen als post- en telegraafkantoor door rijksbouwmeester G.C. Bremer. Dit gebouw werd in 2000 een rijksmonument. Na 1978 verhuisde het postkantoor eerst naar de Edisonweg ten slotte naar de Westdam. Dit was de laatste locatie, want vanaf 2011 zijn er helemaal geen postkantoren voor particulieren meer in Nederland, maar worden de diensten van PostNL geleverd in winkels en zijn er slechts postagentschappen.
Bebouwing en ruimtelijke indeling
De ruimtelijke ordening in Woerden is grotendeels bepaald door de militaire geschiedenis. Daarnaast heeft de religieuze geschiedenis door de bouw van diverse grote kerkgebouwen de huidige skyline van Woerden bepaald. In de vorige paragrafen is de invloed van de kaashandel aan de orde gekomen. Deze paragraaf bevat een niet-compleet overzicht van overige gebouwen die in Woerden zijn opgericht.
Openbare gebouwen
Begin 13e eeuw was Woerden een dorpje rond een kerk, waarschijnlijk het enige stenen gebouw. Het eerste stadhuis werd in 1501 gebouwd naast de kerk. In het gebouw werd bestuurd, maar ook recht gesproken. Het had een schandpaal en men kon een galg uit de gevel steken. In de Havenstraat werd vermoedelijk in 1604 het gereformeerd weeshuis gebouwd.
Nadat Woerden rond 1820 zijn militaire betekenis − op de legermagazijnen na − had verloren, droeg het Rijk de vestingwerken over aan de gemeente. De wallen, grachten en stadspoorten werden langzamerhand afgebroken en gedempt. Zo kwam er ruimte vrij voor andere bebouwing. Rond 1890 was de afbraak van alle vestingwerken voltooid. Matthijs Willem Schalij, burgemeester van 1883 tot 1912, was een stuwende kracht voor de stadsvernieuwing. Schalij wilde verder het oude stadhuis slopen. Een Haagse ambtenaar, Victor de Stuers, maakte zich echter sterk voor het behoud van dit monument. Het stadhuis werd omgevormd tot kantongerecht en er kwam in 1888 een nieuw stadhuis, op de plaats van de afgebrande gasfabriek aan de Westdam. Het ontwerp van het nieuwe stadhuis maakte het voorwerp uit van een nationale controverse, omdat de gemeentearchitect C. Fluyt zijn ontwerp – om kosten te besparen – had afgekeken van het stadhuis van Noordwijk, dat was ontworpen door architect Nicolaas Molenaar. Door de rel die volgde kwam er een vorm van auteursrecht voor architecten. Molenaar kreeg als compensatie opdracht voor het ontwerp van onder andere de Sint-Bonaventurakerk en hotel Concordia.
Het drinkwaterbedrijf, opgericht in 1907, bouwde aan het begin van de twintigste eeuw de watertoren aan de Oostsingel, met een bijbehorend machinistenhuisje. Dit was een direct gevolg van nationale wetgeving ter voorkoming van cholera.
In 1980 werden de verschillende Woerdense ziekenhuizen samengevoegd tot het Zuwe Hofpoort-ziekenhuis. De naam is ontleend aan de hofpoort, die eerder in de stadswallen aanwezig was.
In 1994 verloor het stadhuis aan de Westdam, dat inmiddels te klein geworden was, zijn functie. De gemeente is in de 21e eeuw gevestigd in een betonnen gebouw ten zuiden van de spoorlijn, buiten het centrum. Het gebouw was eerder in gebruik door Nokia Data.
Het militaire exercitieveld ten noorden van de Oostdam bleef een lege ruimte. Het terrein werd in de 20e en 21e eeuw voor allerlei evenementen gebruikt.
Begraafplaatsen
Omdat het in 1826 bij Koninklijk besluit verboden werd om overledenen binnen de stad te begraven, kwamen er twee begraafplaatsen op een oud bolwerk, een algemene en een Rooms-Katholieke. De joodse begraafplaats ligt bij de Westdam. In 1936 waren de begraafplaatsen op de oude bolwerken vol, en werd een nieuwe begraafplaats geopend aan de Meeuwenlaan. De aula is ontworpen in Amsterdamse stijl door de stadsarchitect H.W. van der Meij. Het ontwerp van de begraafplaats zelf is van de tuinarchitect Leonard Springer. In 1976, kwam er nog een begraafplaats bij, Rijnhof geheten, net buiten de stad, in Geestdorp. Daarnaast kent Woerden nog een privébegraafplaats van de familie Groeneveld, waar naast leden van de familie en enkele notabelen van Woerden ook de priester en activist Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard (1870–1955) begraven is.
Woningen
In het westen van Woerden lagen, rond de pannenbakkerijen, oorspronkelijk de woningen van de arbeiders. Ook rond de kerk in het centrum lagen woningen. Rond 1880 werd een rij deftige herenhuizen in neoclassicistische stijl gebouwd aan de Oostdam. Vanaf 1890 werden verschillende stadsuitbreidingen voor woningbouw gerealiseerd, achtereenvolgens aan de Westdam, de Nieuwstraat, bij de Kruittorenweg en de Wilhelminaweg.
Door de bevolkingsgroei werd het noodzakelijk de binnensingel vrijwel geheel te dempen. Omdat de bevolking bleef groeien werd het na de Eerste Wereldoorlog ook nodig om buiten de buitensingel woningen te gaan bouwen. Het gemeentebestuur liet de buitensingel echter intact, zodat de plattegrond van Woerden er nog steeds uitziet als de oude vesting.
Rond 1920 werden de herenhuizen gebouwd aan de Haven, een gevolg van economisch welvaren in deze periode. Tegelijkertijd verschenen de eerste woningwetwoningen, deels naar ontwerp van Jan Wils. Verdere uitbreidingen volgden rond de huidige Prinsenlaan, op de plaats van de inmiddels verdwenen pannenbakkerijen. Er werden nog meer uitbreidingen aan de westkant van Woerden toegevoegd, onder andere een wijk die nu bekend staat als de Bloemenbuurt. Ook in noordelijke richting kwamen uitbreidingen. Ten zuiden van de stad ontstond lintbebouwing langs de Van Bouwmanlaan en de Linschoterweg.
In de periode 2014–2019 wordt woningbouw gerealiseerd dicht bij de binnenstad, op het Defensie-eiland. In deze periode overweegt het gemeentebestuur ook om bedrijfsgebouwen te gaan transformeren naar woningen, te beginnen met het terrein van het voormalige FNV gebouw op het bedrijventerrein Middelland.
Onderwijs en sport
Tot 1873 was er in Woerden naast een aantal lagere scholen alleen een ULO gevestigd. In dat jaar werd een ambachtstekenschool opgericht. Het was geen uitgebreide opleiding, eerder een avondschool voor jongens vanaf 12 jaar, waar vakken zoals bouwkundig tekenen, rekenen en boekhouden werden onderwezen. Omvorming naar een echte ambachtsschool vond plaats in 1941.
In 1881 kwam de eerste protestants-christelijke lagere school in Woerden, de school van de Vereniging voor Christelijk Schoolonderwijs. In 1885 werd Feike Kalsbeek (1857–1941) hoofdonderwijzer. In 1914 waren er zoveel leerlingen dat een tweede school werd gebouwd, die in 1917 werd geopend met de naam Julianaschool. Pas toen kreeg de oudere school de naam Wilhelminaschool. Kalsbeek bleef 37 jaar lang schoolhoofd, tot 1922.
In 1919 kwam er een hbs in Woerden, die toegang gaf tot academische opleidingen. Deze school werd in 1961 omgevormd in een scholengemeenschap voor havo en vwo onder de naam F.A. Minkemaschool, in 2016 bekend als het Minkema College.
in 1930 werd er een landbouwschool, de Christelijke lagere Landbouwschool, in Woerden gevestigd. De school bleef relatief klein, want leerlingen konden ook terecht in Breukelen, Alphen en Gouda. In 1973 werd de school dan ook opgeheven.
Naast deze scholen hebben ook de Rooms-Katholieke Sint-Jozef-MAVO, de christelijke F. Kalsbeek Scholengemeenschap (genoemd naar de hiervoor genoemde Feike Kalsbeek) voor mavo, havo en vwo en de Christelijke school voor Lager Beroepsonderwijs Oversingel in Woerden bestaan. Deze scholen zijn inmiddels samengevoegd tot het Kalsbeek College waarbij enkele delen bij het Minkema College werden gevoegd.
De twee middelbare scholen ontvangen in de 21e eeuw ook veel leerlingen uit de dorpen rond Woerden.
In 1928 bestond al de Woerdensche Zwem- en Poloclub, die zwom in de zandgaten aan de huidige Kerkhoflaan. Een tweede club, de Forel, werd in 1929 opgericht. Deze club zwom in de "Badinrichting aan het Plantsoen". De twee clubs fuseerden in 1950 en nam de naam "De Pinguins" aan. De eenheid duurde niet lang, en in 1953 werd de WZC in feite heropgericht. In 1965 fuseerden de clubs opnieuw. In 2013 volgde weer een fusie met de in 2006 opgerichte vereniging One Team Swimming en ontstond de Zwem en Poloclub Woerden. Inmiddels was er een overdekt zwembad gebouwd, het Batensteinbad, aan de noordoostkant van Woerden.
Chronologie
Hieronder een chronologie van Woerden, vergeleken met een selectie van gebeurtenissen in de Lage Landen.
Zie ook
Lijst van Woerdenaren
|
De bevolking van Woerden is hecht verbonden met de Rijn. De kleiruggen langs de Rijn waren hoger dan het omringende moeraslandschap, zodat hier al vroeg mensen gingen wonen. Vanwege dezelfde rivier de Rijn had de plaats Woerden eeuwenlang een strategische ligging. Veel inwoners waren dan ook betrokken bij de militaire activiteiten. De klei langs de Rijn werd in een latere fase afgegraven en veel mensen werkten in de baksteenfabricage. Andere inwoners leefden van de kaasproductie en de kaashandel, waarbij de stad zich ontwikkelde tot een regionaal centrum. In de uitklapbare tabel hiernaast is de bevolkingsgroei door de eeuwen heen te zien, van een kleine nederzetting in de Romeinse tijd tot een stad van meer dan 50.000 inwoners in de 21e eeuw.
| 1 |
tabel, webpagina-element, gegevensweergave
|
5,953 |
PawnShop
|
1739268
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Agnietenkapel%20%28Gouda%29
|
Agnietenkapel (Gouda)
|
De Agnietenkapel is het restant van een voormalig vrouwenklooster, het Agnietenconvent, aan de Nieuwe Markt in de Nederlandse stad Gouda.
Het Agnietenconvent werd opgericht op het einde van de 14e eeuw. Het vrouwenklooster was gewijd aan Sint-Agnes. De zusters leefden volgens de regels van Augustinus. Het convent grensde aan een ander vrouwenklooster, het Magdalenaconvent, eveneens gelegen op het gebied van de huidige Nieuwe Markt (zie afbeelding). De gotische kapel zal in het midden van de 15e eeuw zijn gebouwd. Het Agnietenconvent bestond uit een kloosterhof, waaromheen de gebouwen waren gesitueerd: een kapel met sacristi, het klooster, een brouwerij, dienstgebouwen en stallen. Erg voorspoedig ging het niet met dit kloosterconvent, dat door de eigen pater van het convent in 1515 dit arme ende miserabel, scamel convent werd genoemd.
Na de hervorming werd de kapel eerst gebruikt als werkplaats voor de tapijtwevers in de stad. In 1653 werd de lommerd, de bank van lening, in het gebouw gevestigd. Tot 1924 hebben Gouwenaren hier tegen een onderpand geld kunnen lenen. Vanaf 1924 kreeg het gebouw een wisselende bestemming als arbeidsbeurs, voedseldistributie, noodpostkantoor en als kunstcentrum. In de loop der tijd werden de diverse gebouwen van het convent gesloopt. In de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw heeft de kapel jaren leeg gestaan en stond deze ook op de nominatie om te worden gesloopt. In de periode 1972 tot 1975 werd het gebouw gerestaureerd. Thans doet het dienst voor diverse culturele activiteiten, zoals tentoonstellingen en ontvangsten.
Rijksmonument in Gouda
|
Na de hervorming werd de kapel eerst gebruikt als werkplaats voor de tapijtwevers in de stad. In 1653 werd de lommerd, de bank van lening, in het gebouw gevestigd. Tot 1924 hebben Gouwenaren hier tegen een onderpand geld kunnen lenen. Vanaf 1924 kreeg het gebouw een wisselende bestemming als arbeidsbeurs, voedseldistributie, noodpostkantoor en als kunstcentrum. In de loop der tijd werden de diverse gebouwen van het convent gesloopt. In de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw heeft de kapel jaren leeg gestaan en stond deze ook op de nominatie om te worden gesloopt. In de periode 1972 tot 1975 werd het gebouw gerestaureerd. Thans doet het dienst voor diverse culturele activiteiten, zoals tentoonstellingen en ontvangsten.
| 1 |
pandjeshuis, lommerd, verpandingswinkel
|
2,160 |
Rating
|
2469724
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Oxythemis%20phoenicosceles
|
Oxythemis phoenicosceles
|
Oxythemis phoenicosceles is een libellensoort uit de familie van de korenbouten (Libellulidae), onderorde echte libellen (Anisoptera).
De soort staat op de Rode Lijst van de IUCN als niet bedreigd, beoordelingsjaar 2009.
De wetenschappelijke naam Oxythemis phoenicosceles is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1909 door Ris.
Korenbouten
IUCN-status niet bedreigd
|
De soort staat op de Rode Lijst van de IUCN als niet bedreigd, beoordelingsjaar 2009.
| 1 |
beoordeling, waardering, evaluatie
|
2,709 |
Question
|
2577071
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bilderbergconferentie%202011
|
Bilderbergconferentie 2011
|
De Bilderbergconferentie van 2011 werd gehouden van 9 t/m 12 juni 2011 in het Suvretta House in Sankt Moritz, Zwitserland. Vermeld zijn de officiële agenda indien bekend, alsmede namen van deelnemers indien bekend. Achter de naam van de opgenomen deelnemers staat de hoofdfunctie die ze op het moment van uitnodiging uitoefenden.
Agenda
The Middle East: What Does Democracy Mean? (Het Midden-Oosten: Wat betekent democratie?)
Emerging Economies: Roles and Responsibilities (Opkomende economieën: Rollen en verantwoordelijkheden)
Economic and National Security in a Digital Age (Economische en nationale veiligheid in een digitaal tijdperk)
Technological Innovation in Western Economies: Stagnation or Promise? (Technologische innovatie in westerse economieën: stagnatie of belofte?)
The Appetite for Reform: Can Governments Deliver? (De lust naar hervormingen: Kunnen regeringen hieraan voldoen?)
Switzerland: Can It Remain Successful in the Future? (Zwitserland: Kan het succesvol blijven in de toekomst?)
European Union's Challenges (Uitdagingen van de Europese Unie)
A Sustainable Euro: Implications for European Economies (Een duurzame Euro: Gevolgen voor de Europese economieën)
China's Domestic Challenges (De binnenlandse uitdagingen van China)
China's Regional and Global Challenges (De regionale en mondiale uitdagingen van China)
Connectivity and the Diffusion of Power (Connectiviteit en de verspreiding van macht)
Current Conflict Areas (Actuele conflictgebieden)
Demographic Stresses (Demografische druk)
Deelnemers
Rapporteurs
- Bredow, Vendeline von - Business Correspondent, The Economist
- Wooldridge, Adrian D. - Foreign Correspondent, The Economist
2011
Politiek in 2011
|
Agenda
The Middle East: What Does Democracy Mean? (Het Midden-Oosten: Wat betekent democratie?)
Emerging Economies: Roles and Responsibilities (Opkomende economieën: Rollen en verantwoordelijkheden)
Economic and National Security in a Digital Age (Economische en nationale veiligheid in een digitaal tijdperk)
Technological Innovation in Western Economies: Stagnation or Promise? (Technologische innovatie in westerse economieën: stagnatie of belofte?)
The Appetite for Reform: Can Governments Deliver? (De lust naar hervormingen: Kunnen regeringen hieraan voldoen?)
Switzerland: Can It Remain Successful in the Future? (Zwitserland: Kan het succesvol blijven in de toekomst?)
European Union's Challenges (Uitdagingen van de Europese Unie)
A Sustainable Euro: Implications for European Economies (Een duurzame Euro: Gevolgen voor de Europese economieën)
China's Domestic Challenges (De binnenlandse uitdagingen van China)
China's Regional and Global Challenges (De regionale en mondiale uitdagingen van China)
Connectivity and the Diffusion of Power (Connectiviteit en de verspreiding van macht)
Current Conflict Areas (Actuele conflictgebieden)
Demographic Stresses (Demografische druk)
| 1 |
vraag, FAQ, antwoord
|
11,855 |
AppendAction
|
161915
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/De%20Grootste%20Belg
|
De Grootste Belg
|
De Grootste Belg was een televisieprogramma dat in 2005 door de Nederlandstalige zender Canvas en de radiozender Radio 1 uitgezonden werd. De finale vond plaats op 1 december. Tegelijk met de verkiezing van De Grootste Belg door de Vlaamse openbare tv-zender liep een soortgelijke, onafhankelijke verkiezing door de Franstalige omroep RTBF. Er werden dus twee Grootste Belgen verkozen.
Concept
De tweespalt in de verkiezing om de grootste Belg is volgens sommigen dan ook symptomatisch voor de verdeeldheid van België. De twee verkiezingen verschilden op enkele punten: zo was het Koningshuis populair bij de Franstaligen en stemden de Vlamingen veel voor sportfiguren.
De organisatie van de twee kanten was niet identiek. Langs Vlaamse kant ging men uit van een lijst van honderd kandidaten, geselecteerd door een commissie van wijzen, waar het publiek elf namen kon aan toevoegen. Langs Franstalige kant werd vanaf het begin vrij gestemd. Het gevolg was dat er op de Franstalige lijst opvallend veel vedetten stonden, terwijl de Vlaamse lijst een meer elitair karakter had, met duidelijk meer geleerden en kunstenaars.
Pater Damiaan kwam in Vlaanderen als winnaar uit de bus; voor de Franse Gemeenschap werd het Jacques Brel.
De verkiezing op Canvas verliep in drie stappen: een stemming voor het toevoegen van de elf extra namen bij de eerder geselecteerde honderd, een verkiezing van een top 10 en tot slot een eindstemming. De eerste ronde werd afgesloten op 22 april 2005. Uit de 111 kandidaat-Grootste Belgen werd daarna een top 10 gekozen. Stemmen voor deze top 10 kon tot 15 mei 2005 via de website van De Grootste Belg.
Op 17 oktober 2005 werd de top 10 onthuld in een startshow op Canvas. Tot 24 november 2005 werd wekelijks een portret van een van de tien kandidaten uitgezonden. Tot die dag konden stemmen uitgebracht worden op de persoon die de Grootste Belg moest worden. Op 1 december werd in een slotshow op Canvas de Grootste Belg bekendgemaakt. De Grootste Belg werd de Heilige Damiaan van Molokai (Jozef De Veuster), gevolgd door Paul Janssen op de tweede plaats en op de derde plaats Eddy Merckx, die als commentaar gaf dat hij zich dood zou hebben geschaamd als hij vóór Damiaan zou zijn geëindigd.
In de verkiezing georganiseerd door de RTBF eindigde Jacques Brel op de eerste plaats, gevolgd door Koning Boudewijn en Pater Damiaan.
Het maandblad Deng organiseerde op hetzelfde moment een verkiezing van de Ergste Belg. De winnaar werd Filip Dewinter.
Top tien
De einduitslag van de stemming zag er als volgt uit.
Lijsten
Lijst van nominaties voor de Grootste Belg (VRT), nominatie-top 10, en de overige 111 genomineerden
Lijst van nominaties voor de Grootste Belg (RTBF), nominatie-top 10, en de rest van de top 100
Lijst van nominaties voor de Grootste Belg (alfabetisch)
Lijst van nominaties voor de Grootste Belg (naar vakgebied)
Lijst van aanvankelijke nominaties voor de Grootste Belg (VRT)
Andere verkiezingen
De krant Het Nieuwsblad organiseerde in december 2004 en januari 2005 zijn eigen verkiezing van de grootste Belg aller tijden, of "Belg der Belgen". Uit tien categorieën met in totaal 170 namen kon men telkens één supergenomineerde kiezen; de finaleronde leverde de volgende eindrangschikking op:
Pater Damiaan: 40%
Eddy Merckx: 18,8%
Paul Janssen: 16,4%
Peter Paul Rubens: 7,5%
Jacques Brel: 4%
Jan Decleir: 4%
Ernest Claes: 3,4%
René Magritte: 2,5%
Adolphe Sax: 1,7%
Victor Horta: 1,7%
Zie ook
100 Greatest Britons
De grootste Nederlander
Externe links
Archiefversie van de officiële website De Grootste Belg
De Belg der Belgen
Opinieonderzoek
Programma van Canvas
Programma van RTBF
Geschiedenisprogramma
Documentaireprogramma op televisie
|
De organisatie van de twee kanten was niet identiek. Langs Vlaamse kant ging men uit van een lijst van honderd kandidaten, geselecteerd door een commissie van wijzen, waar het publiek elf namen kon aan toevoegen. Langs Franstalige kant werd vanaf het begin vrij gestemd. Het gevolg was dat er op de Franstalige lijst opvallend veel vedetten stonden, terwijl de Vlaamse lijst een meer elitair karakter had, met duidelijk meer geleerden en kunstenaars.
| 1 |
toevoegen, aanvullen, bijvoegen
|
6,094 |
MenuSection
|
1280198
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Zeven%20sterren
|
Zeven sterren
|
Zeven sterren is het 213de stripverhaal van Jommeke. De reeks is getekend door striptekenaar Jef Nys. Scenarist is Jan Ruysbergh.
Verhaal
Op een dag speelt Filiberke het hulpje van professor Gobelijn. Maar een paar tellen later laat Filiberke al het ganse laboratorium ontploffen. Onze professor zit zich de volgende dag te vervelen door het feit dat zijn laboratorium ontploft is. Hij besluit om een restaurant te openen. Filiberke wordt hulpkok van het restaurant 't Gobelijntje. Dit restaurant krijgt al rap zeven sterren voor de lekkere gerechten en de vriendelijke bediening. Het restaurant wordt wereldberoemd over de ganse wereld. Doch een jaloerse kok uit Frankrijk laat via zijn handlangers van alles mislukken in het restaurant van de professor. Zelfs ontvoeren ze een van de beroemde gasten van 't Gobelijntje, prinses Indarazada. Na speurwerk en aanwijzingen kunnen Jommeke en Filiberke prinses Indarazada al rap bevrijden. Tot slot is 't laboratorium van onze vriend hersteld. Uiteindelijk stopt Gobelijn dan ook maar als restaurantuitbater.
Uitgaven
Stripverhaal van Jommeke
|
Op een dag speelt Filiberke het hulpje van professor Gobelijn. Maar een paar tellen later laat Filiberke al het ganse laboratorium ontploffen. Onze professor zit zich de volgende dag te vervelen door het feit dat zijn laboratorium ontploft is. Hij besluit om een restaurant te openen. Filiberke wordt hulpkok van het restaurant 't Gobelijntje. Dit restaurant krijgt al rap zeven sterren voor de lekkere gerechten en de vriendelijke bediening. Het restaurant wordt wereldberoemd over de ganse wereld. Doch een jaloerse kok uit Frankrijk laat via zijn handlangers van alles mislukken in het restaurant van de professor. Zelfs ontvoeren ze een van de beroemde gasten van 't Gobelijntje, prinses Indarazada. Na speurwerk en aanwijzingen kunnen Jommeke en Filiberke prinses Indarazada al rap bevrijden. Tot slot is 't laboratorium van onze vriend hersteld. Uiteindelijk stopt Gobelijn dan ook maar als restaurantuitbater.
| 1 |
menusectie, menucategorie, gerechten
|
4,964 |
ReserveAction
|
345928
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Serre%20Chevalier
|
Serre Chevalier
|
Serre Chevalier is een Frans skigebied dat behoort tot de zuidelijk gelegen Zee-Alpen. Het gebied grenst aan het Franse gebied Montgenèvre. Het gebied is de thuishaven van de Franse skiër Luc Alphand.
Gegevens (2013/2014)
70 km blauwe piste
130 km rode piste
50 km zwarte piste
250 km piste totaal
hoogste punt 2800 m
35 sleepliften
20 stoeltjesliften
1 kabelbanen
5 gondelliften
3 funparken
1 boardercross
600 sneeuwkanonnen (totaal 80 km piste met kunstsneeuw)
35 km loipen
Het skidomein van Serre Chevalier beperkt zich niet alleen tot het hoogste departement van de Alpen, het bezit eveneens een van de belangrijkste netwerken van cultuursneeuw in Europa voor de garantie van optimale skicondities tijdens de winter. Meer dan 160 ha met 805 km pistes van het skigebied is op die manier door ons netwerk van cultuursneeuw bedekt.
Met 250 km skipistes, is Serre Chevalier een van de grootste skigebieden van Europa.
Het skigebied telt 13 dorpen vlak bij het Nationale Park Des Ecrins (dominerend over de Dôme des Ecrins op 4102 m). Grand Ski in een ambiance van het hooggebergte met uitzicht over de gletsjers, rustig skiën in de lariksbossen, skiën met het gezin in de beschermde zones.
Wielrennen
Serre Chevalier was zeven keer als etappeplaats opgenomen in het parcours van de wielerkoers Tour de France. Het was zes keer aankomstplaats en twee keer startte er een etappe. De winnaars in Serre Chevalier waren in 1974 de Spanjaard Vicente López Carril, in 1975 Fransman Bernard Thévenet, in 1986 Spanjaard Eduardo Chozas, in 1993 Zwitser Tony Rominger, in 2017 de Sloveen Primož Roglič en in 2022 de Deen Jonas Vingegaard.
Dorpen
Briancon: Briançon, Puy-St-Pierre, Puy-St-André;
Serre Chevalier - Chantemerle: Saint Chaffrey, Chantemerle, Villard-Laté;
Serre Chevalier - Villeneuve: La Salle, Moulin-Baron, La Chirouze, Les Pananches, Le Bez, Villeneuve;
Serre Chevalier - Monêtier: Le Monêtier-les-Bains, Le Freyssinet, Le Serre-Barbin, Les Guibertes, Le Casset, les Boussardes, Le Lauzet, le Lautaret.
Externe link
Officiële website
Panorama 3D
Online reserveren
Plaats in Hautes-Alpes
Skigebied in Frankrijk
|
Externe link
Officiële website
Panorama 3D
Online reserveren
| 1 |
reserveren, boeking, tijdslot
|
10,620 |
Apartment
|
39527
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/De%20Baarsjes%20%28wijk%29
|
De Baarsjes (wijk)
|
De Baarsjes was van 1990 tot 2010 een stadsdeel van de gemeente Amsterdam in de Nederlandse provincie Noord-Holland. Per 1 mei 2010 is het opgegaan in het nieuwe stadsdeel Amsterdam-West. Het stadsdeel telde (in 2007) 33.847 inwoners en heeft een oppervlakte van 1,64 km² (waarvan 0,10 km² water).
Geschiedenis
De naam van de wijk De Baarsjes is ontleend aan de vroegere buurtschap De Baarsjes. Deze lag aan de Kostverlorenvaart, en werd in 1787 door een tolbrug met de stad verbonden. De Slatuinenweg is nog een laatste overblijfsel van dit buurtje in de vroegere gemeente Sloten. Deze omgeving werd gekenmerkt door tuinderijen in de Baarsjespolder, een deel van de Sloterpolder.
Forensenwoningen langs de trambaan
De bouw van woonwijken ten westen van de Kostverlorenvaart startte na de ingebruikname van de tramlijn Amsterdam - Zandvoort in 1904 van de ESM, later NZH (Blauwe Tram). Langs de trambaan door de landerijen werd in 1908 de Admiraal de Ruijterweg aangelegd. Langs deze weg werden woningen gebouwd speciaal voor forensen die dan met de tram naar de stad konden reizen. Dit werd de Trompbuurt (naar Maarten Harpertszoon Tromp). Na annexatie van de gemeente Sloten in 1921 werd door de gemeente Amsterdam ten zuiden van de Admiraal de Ruijterweg de Chassébuurt gebouwd.
Tussen 1920 en 1940 kwamen nieuwe stadsuitbreidingen op het grondgebied van de vroegere gemeente Sloten tot stand.
Plan West
Als deel van het stedenbouwkundig Plan West van de hand van de architect Hendrik Petrus Berlage werden in de jaren twintig en dertig buurten met bebouwing in de stijl van de Amsterdamse School en later ook de stijl van vroege nieuwe zakelijkheid ontworpen. Hoewel Berlage het stedenbouwkundig ontwerp deed was de invulling ervan van de hand van andere architecten. Het Mercatorplein is wel een ontwerp van Berlage zelf en is vernoemd naar de beroemde cartograaf Gerardus Mercator en was sinds 1997 voorzien van een wereldkaart in het plaveisel. De bebouwde onderdelen van het Plan West die in het stadsdeel te vinden zijn zijn onder andere de Admiralenbuurt, de Mercatorbuurt, omgeving Surinameplein en de Hoofddorppleinbuurt. Sinds 1990 vormen deze buurten het stadsdeel De Baarsjes. De Hoofddorppleinbuurt maakt sinds 1990 echter deel uit van stadsdeel Zuid.
In 1940 vormden de Orteliuskade en de Postjeskade de westelijke begrenzing van de stad. Ten westen daarvan lagen nog de tuinderijen van de Sloterpolder. Het Surinameplein vormde de zuidelijke begrenzing van het stadsdeel De Baarsjes. De wijk was eind jaren dertig volgebouwd.
In de jaren tachtig was veel bebouwing rond het Mercatorplein in verwaarloosde toestand geraakt. In de jaren negentig werden veel woningen opgeknapt en andere door nieuwbouw vervangen, met behoud van het karakter van de buurt. Het Mercatorplein zelf werd ook ingrijpend gerenoveerd. Dit plein en de bebouwing was van de hand van de architect Berlage zelf en is zijn enige compleet behouden plein in Amsterdam. Hoewel het aanvankelijk het plan was om twee van de woonwanden te slopen en in plaats van de in 1961 gesloopte noordelijke toren een nieuw ontwerp neer te zetten, besloot de stadsdeelraad uiteindelijk mede door heftig verzet uit de buurt zelf anders. De wanden met woningen bleven behouden en bewoners konden indien zij dit wilden terugkeren in hun woning. Het plan om de noordtoren te vervangen door een futuristisch nieuw gebouw werd door een motie in de raad van D66 met slechts één stem verschil tegengehouden. In plaats daarvan werd gekozen voor het opnieuw opbouwen van de originele toren van Berlage.
In maart 2007 werd De Baarsjes door de Gemeente Amsterdam aangewezen als een probleemwijk (Zie: De 40 wijken van Vogelaar), waardoor zij extra aandacht en geld zullen ontvangen.
Kenmerken
In De Baarsjes zijn straten vernoemd naar admiralen, zeehelden en ontdekkingsreizigers, cartografen en personen en plaatsen uit West-Indië. De wijk bestaat voornamelijk uit middelhoogbouw (drie of vier etages). Vrijwel de enige hogere gebouwen vormen de beide torens aan het Mercatorplein en enkele flatgebouwen aan de randen van na de oorlog.
De wijk wordt aan de noordzijde begrensd door de Jan van Galenstraat en aan de zuidzijde door het Surinameplein. De oostelijke begrenzing wordt gevormd door de Kostverlorenvaart, de westelijke begrenzing vormt het Rembrandtpark. De Baarsjes heeft geen parken binnen de grenzen, zowel het Erasmuspark, als het Rembrandtpark liggen net buiten de grenzen van het (voormalige) stadsdeel.
De tramlijnen 7, 13, 17 en
19 rijden door De Baarsjes.
Buurten in voormalig Stadsdeel De Baarsjes
Admiralenbuurt
Chassébuurt
Mercatorbuurt
Postjesbuurt
Trompbuurt
De Krommert
Bezienswaardigheden
Amsterdamse School-architectuur op het Mercatorplein en omgeving
Sportplaza Mercator aan de Jan van Galenstraat en het Rembrandtpark
Gemeentelijk monument 'Het Sieraad' aan de Postjesweg 1, bij de Kinkerbrug van architect Arend Jan Westerman
De Kunstroute op en nabij de Witte de Withstraat
Natuurtuin Slatuinen aan de Slatuinenweg
Parken grenzend aan De Baarsjes:
Erasmuspark
Rembrandtpark
Kortenaerplein
Religie
An-Nour moskee (Marokkaans), aan de Witte de Withstraat, in de voormalige Nieuw-Apostolische Kerk (HAZEA)
Moskee Ghousia al Masjid (Pakistaans) aan de Baarsjesweg
Augustinuskerk, R.K., aan de Postjesweg, onderdeel van complex Nieuw Vredenburgh
Chassékerk, R.K., heette officieel: parochiekerk van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand, uit 1924-1926 aan de Chasséstraat: Buiten gebruik als kerk in 1998; Cultureel centrum sinds 2011
De Bethelkerk, oorspronkelijk een gereformeerde kerk (GKN), werd in 1928 ontworpen door architect Ernst Roest. Nu is hier Maranatha Ministries, een (Surinaamse) pinkstergemeente gevestigd.
Jeruzalemkerk PKN, (oorspronkelijk Hervormd), uit 1928-1929 aan het Jan Maijenplein
Universele Kerk van Gods Rijk, in West-End aan de Jan Evertsenstraat
Gurdwara Maan Sarovar Sahib, sikhs, aan de Baarsjesweg
Westermoskee aan het Piri Reisplein (Baarsjesweg) (Ayasofia-groep van Milli Görüs)
Bekende bewoners uit De Baarsjes
Dries Boussatta
Kees Fens
Ruud Gullit
Rinus Michels
Tarik Oulida
Frank Rijkaard
Nico Scheepmaker
Ebru Umar
Henk Vonhoff
Hans Wiegel
Maik de Boer
Eberhard van der Laan
Remco van Eijden
Stadsdeelraad De Baarsjes
De deelraad telde tot 2010 17 leden. De zetelverdeling voor de raadsperiode 2006-2010 was:
PvdA 8 zetels
GroenLinks 4 zetels
VVD 3 zetels
D66 2 zetels
Dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur van De Baarsjes werd tot 27 januari 2009 gevormd door PvdA en VVD. Stadsdeelvoorzitter was Arco Verburg (PvdA), daarnaast waren er 3 wethouders: Godfried Lambriex (PvdA), Mirjam Smeels (VVD) en Ab Cherribi (PvdA). Op 26 januari trad Verburg af na politieke onrust die was ontstaan door het aanbesteden van het jongerenwerk in het stadsdeel aan Youth for Christ. Daarna viel ook de coalitie. Op 3 maart 2009 trad een nieuwe stadsdeelraad aan, met GroenLinks (Coos Hoebe) in plaats van de VVD als coalitiepartner van de PvdA en met Lambriex als voorzitter.
Literatuur
Bos en Lommer en de Baarsjes, door Ton Heijdra, Uitgeverij René de Milliano, Alkmaar, 2004. .
Een gat in de ruimte, Berlage's Mercatorplein en de reconstructie van een toren, door Rein Geurtsen en Max van Rooy. De Balie, Amsterdam, 1991. .
De metamorfose van de Baarsjes, door Luit Tabak. Uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam, 2010. .
Zie ook
Lijst van straten in Amsterdam
Externe links
Verbaarsjes, portal voor De Baarsjes
Postjesburen (gearchiveerd)
Historisch Archief De Baarsjes
Geheugen van West, verhalen van vroeger en nu over Amsterdam-West
De Baarsjes op de Beeldbank Amsterdam
Voormalig stadsdeel van Amsterdam
De Baarsjes
Amsterdam-West
|
In de jaren tachtig was veel bebouwing rond het Mercatorplein in verwaarloosde toestand geraakt. In de jaren negentig werden veel woningen opgeknapt en andere door nieuwbouw vervangen, met behoud van het karakter van de buurt. Het Mercatorplein zelf werd ook ingrijpend gerenoveerd. Dit plein en de bebouwing was van de hand van de architect Berlage zelf en is zijn enige compleet behouden plein in Amsterdam. Hoewel het aanvankelijk het plan was om twee van de woonwanden te slopen en in plaats van de in 1961 gesloopte noordelijke toren een nieuw ontwerp neer te zetten, besloot de stadsdeelraad uiteindelijk mede door heftig verzet uit de buurt zelf anders. De wanden met woningen bleven behouden en bewoners konden indien zij dit wilden terugkeren in hun woning. Het plan om de noordtoren te vervangen door een futuristisch nieuw gebouw werd door een motie in de raad van D66 met slechts één stem verschil tegengehouden. In plaats daarvan werd gekozen voor het opnieuw opbouwen van de originele toren van Berlage.
| 3 |
appartement, flat, woning
|
9,471 |
ComputerLanguage
|
1141846
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst%20van%20niet%20op%20het%20Engels%20gebaseerde%20programmeertalen
|
Lijst van niet op het Engels gebaseerde programmeertalen
|
Een niet op het Engels gebaseerde programmeertaal is een computerprogrammeertaal
waarvan de sleutelwoorden niet komen uit of afgeleid zijn van woorden uit het Engels.
Bij de meeste veelgebruikte programmeertalen is dit wel het geval.
Gebaseerd op andere natuurlijke talen
Aheui: een op Befunge lijkende esoterische taal in het Hangul.
ARLOGO: Arabische taal gebaseerd op Logo.
Fjölnir: Een imperatieve programmeertaal in het IJslands.
Geem: Arabische programmeertaal gebaseerd op C++.
Glagol: een Russische taal gelijkend op Oberon en Pascal.
GOTO++: een Franse esoterische programmeertaal.
Hindawi Programmeersysteem: een aantal equivalenten voor onder andere BASIC en C in Indische talen waaronder Assamees, Gujarati en Hindi.
Hindi Programmeertaal: imperatieve taal in het Hindi.
Lexico: een Spaanse taal gebaseerd op .NET.
LSE: Franse taal gebaseerd op BASIC.
Rapira: Een imperatieve Russische programmeertaal uit het Sovjet-tijdperk.
Robik: Een eenvoudige educatieve taal in het Russisch.
SAKO: een oude op FORTRAN lijkende Poolse taal.
Superlogo: een variant op Logo in het Nederlands.
Niet gebaseerd op een natuurlijke taal
APL: gebaseerd op wiskundige notatie en abstractie.
Brainfuck: minimalistische esoterische programmeertaal bedoeld om een compiler in minder dan 256 bytes te krijgen.
FALSE: minimalistische esoterische programmeertaal met een syntaxis van voornamelijk speciale tekens.
Piet: gebaseerd op bitmapafbeeldingen.
Plankalkül: vroege taal van Konrad Zuse met een voornamelijk symbolische syntaxis.
Whitespace: esoterische programmeertaal die enkel de spatie, de tab en de nieuwe regel (her)kent.
Vertaalde versies
De macrotalen van Microsoft Excel en - Word werden vroeger vertaald naar de taal van de gebruiker.
4th Dimension: een RDMS dat ook in het Duits en het Frans bestaat.
BangaBhasha: een aantal in het Bengaals vertaalde programmeertalen waaronder BASIC en C.
Chinees BASIC: meerdere versies van BASIC in het Chinees.
ChinesePython: vertaling van Python in het Chinees.
FOCAL: geïnterpreteerde taal die in verschillende Europese talen vertaald werd.
Forth: optioneel met Koreaanse sleutelwoorden.
Hebrew Programmeertaal: versie van PHP in het Hebreeuws.
HyperTalk: programmeertaal van HyperCard die via aangepaste resources vertaalbaar is.
AppleScript: kende vroeger verschillende talen die later verwijderd werden.
Perl: de parser kan aangepast worden.
TI-BASIC: een op BASIC gebaseerde taal op rekenmachines van Texas Instruments die op model 68000 in de lokale taal staat.
Zie ook
Esoterische programmeertaal
Programmeertaal
programmeertalen, niet op het Engels gebaseerde
Programmeertaal
|
Gebaseerd op andere natuurlijke talen
Aheui: een op Befunge lijkende esoterische taal in het Hangul.
ARLOGO: Arabische taal gebaseerd op Logo.
Fjölnir: Een imperatieve programmeertaal in het IJslands.
Geem: Arabische programmeertaal gebaseerd op C++.
Glagol: een Russische taal gelijkend op Oberon en Pascal.
GOTO++: een Franse esoterische programmeertaal.
Hindawi Programmeersysteem: een aantal equivalenten voor onder andere BASIC en C in Indische talen waaronder Assamees, Gujarati en Hindi.
Hindi Programmeertaal: imperatieve taal in het Hindi.
Lexico: een Spaanse taal gebaseerd op .NET.
LSE: Franse taal gebaseerd op BASIC.
Rapira: Een imperatieve Russische programmeertaal uit het Sovjet-tijdperk.
Robik: Een eenvoudige educatieve taal in het Russisch.
SAKO: een oude op FORTRAN lijkende Poolse taal.
Superlogo: een variant op Logo in het Nederlands.
| 5 |
programmeertaal, computertaal, codetaal
|
406 |
PriceSpecification
|
772818
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Courtage
|
Courtage
|
Courtage is de afsluitprovisie die een makelaar ontvangt bij de aan- of verkoop van een huis en wordt uitgedrukt in procent. De hoogte van de courtage is vastgelegd in reglementen, die al of niet in een wet vervat kunnen zijn. De hoogte is afhankelijk van het werk dat de makelaar verricht en van de risico's die hij loopt. Deze provisie bedraagt meestal tussen de 1 en 2% van de koopsom van de woning. Het percentage hangt af van de prijsklasse waarin de woning zich bevindt. De courtage mag voor een particuliere verkoper alleen worden uitgedrukt in prijzen inclusief btw.
Het wordt steeds gebruikelijker om met de makelaar over de courtage te onderhandelen. Vaak is ten onrechte de perceptie dat een internetmakelaar of een makelaar die niet aangesloten is bij een brancheorganisatie goedkoper is.
De provisie bij aan- en verkoop van aandelen wordt soms ook courtage genoemd.
Externe link
Wat is courtage?
Handel
|
Courtage is de afsluitprovisie die een makelaar ontvangt bij de aan- of verkoop van een huis en wordt uitgedrukt in procent. De hoogte van de courtage is vastgelegd in reglementen, die al of niet in een wet vervat kunnen zijn. De hoogte is afhankelijk van het werk dat de makelaar verricht en van de risico's die hij loopt. Deze provisie bedraagt meestal tussen de 1 en 2% van de koopsom van de woning. Het percentage hangt af van de prijsklasse waarin de woning zich bevindt. De courtage mag voor een particuliere verkoper alleen worden uitgedrukt in prijzen inclusief btw.
| 1 |
prijsstructuur, prijsspecificatie, prijsklasse
|
10,002 |
ArriveAction
|
5130879
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/USS%20North%20Carolina%20%281941%29
|
USS North Carolina (1941)
|
De USS North Carolina (BB-55) was het eerste schip van haar scheepsklasse, de North Carolina-klasse en het derde oorlogsschip van de United States Navy dat vernoemd werd naar de Staat North Carolina. Ze was het eerste nieuwe oorlogsschip dat werd ingezet in de Tweede Wereldoorlog door de United States Navy. Tijdens haar dienst nam ze deel aan alle grote zeeslagen in de Stille Oceaan. Haar 15 militaire onderscheidingen maakt de USS North Carolina het tweede meeste gedecoreerde slagschip van de Amerikaanse marine.
Tijdens haar dienst kreeg ze de rol van een snel slagschip, met als hoofddoel het beschermen van vliegdekschepen. In totaal heeft ze meer dan 300.000 zeemijl afgevaren, deelgenomen in 9 kustbombardementen, een vijandelijk schip gezonken en verschillende vliegtuigen neergehaald.
Constructie
De kiel werd gelegd op 27 oktober 1937 door de New York Navy Yard en het schip werd te water gelaten op 13 juni 1940. Haar ingebruikname vond plaats op 9 april 1941, met kapitein Olaf M. Hustvedt als gezagvoerder.
De North Carolina had een deplacement van 35.000 long ton wanneer ze volledig geladen en bemand was, een breedte van 33 m en een diepgang van van 10,1 m. Met deze afmetingen kon ze gebruik maken van zo veel mogelijk ankerplaatsen en het Panamakanaal.
Het slagschip werd voorzien van een aandrijfsysteem verdeeld over 4 ruimtes. Hierdoor waren er minder openingen in de waterdichte tussenschotten, waardoor er een kleinere oppervlakte moest voorzien worden met extra pantserbeplating.
Tweede Wereldoorlog
Na intensieve training werd de USS North Carolina ingezet in de Stille Oceaan. 10 juni 1942 maakte ze gebruik van het Panamakanaal om een maand later op 11 juli, aan te komen in Pearl Harbor. Haar aankomst werd bezichtigd door zeelieden van de United States Pacific Fleet die haar "het mooiste schip dat ze ooit hadden gezien" noemden, wat een positieve impact had op de moraal van de marine. Door de enorme bewondering tijdens haar proefvaarten heeft ze de bijnaam "showboat" gekregen.
Salomonseilanden
Vier dagen later vertrok ze om mee te vechten in het zuiden van de Pacifische Oceaan. Zij was het enige slagschip in dat gebied. Ze moest de vliegdekschepen Saratoga, Enterprise en Wasp begeleiden in hun missie om de Salomonseilanden te beschermen en de bevoorradingsroutes vrij te houden.
Op 24 augustus deed ze mee in de Zeeslag bij de Oostelijke Salomonseilanden. In 8 minuten heeft North Carolina met haar luchtdoelartillerie tussen 7 en 14 vijandelijke vliegtuigen kunnen neerhalen. Haar vuur was zo zwaar dat ze van de USS Enterprise de vraag kreeg of ze in brand stond. Uiteindelijk is er aan boord 1 dode gevallen, maar het schip zelf was niet beschadigd.
Na de oorlog
Op 27 juni 1947 werd de USS North Carolina uit dienst genomen. Ze werd gekocht in 1961 voor $330.000, ingezameld door schoolkinderen van de staat North Carolina. Op 29 april 1962 werd ze ingewijd in Wilmington als monument ter herdenking van alle soldaten van de staat North Carolina die tijdens de Tweede Wereldoorlog sneuvelden.
Referenties
Amerikaans slagschip
Schip op naam
|
Na intensieve training werd de USS North Carolina ingezet in de Stille Oceaan. 10 juni 1942 maakte ze gebruik van het Panamakanaal om een maand later op 11 juli, aan te komen in Pearl Harbor. Haar aankomst werd bezichtigd door zeelieden van de United States Pacific Fleet die haar "het mooiste schip dat ze ooit hadden gezien" noemden, wat een positieve impact had op de moraal van de marine. Door de enorme bewondering tijdens haar proefvaarten heeft ze de bijnaam "showboat" gekregen.
| 1 |
aankomst, arriveren, bestemming
|
11,162 |
TrainStation
|
995459
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Station%20Stroe
|
Station Stroe
|
Station Stroe (Sto) was een station in het Nederlandse dorp Stroe (provincie Gelderland), dat lag aan de Oosterspoorweg, tussen station Amersfoort en station Apeldoorn.
Geschiedenis
Het station werd in 1881, vijf jaar na de opening van de Oosterspoorweg, door de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij als proefstation voor reizigersverkeer geopend en werd toen nog ‘Het Stroe’ genoemd. In 1882 werd er een stationsgebouw aangelegd, in 1900 een woning voor de stationsassistent en in 1906 een militaire los-/laadplaats. In 1916, tijdens de Eerste Wereldoorlog, legden “De Nederlandse Spoorwegtroepen (Genie)” een 300 meter lang perron aan. Dit gold als een oefening in het kader van de mobilisatie. In dit dunbevolkte gebied maakten overigens vrijwel alleen militairen van de nabijgelegen legerplaats Harskamp gebruik van Het Stroe. Op 15 mei 1938 werd het station gesloten voor reizigers, maar het bleef wel open voor goederenverkeer (wagenladingen).
Tweede Wereldoorlog
Tussen 1942 en 1944 was de halte weer tijdelijk geopend voor personenvervoer, maar uitsluitend voor leden van de Wehrmacht. Reden was de aanwezigheid in de omgeving van steeds meer Duitse wapendepots en het Kamp Stroe, een militair complex. Hier werden militaire (gevechts)voertuigen en ander materiaal opgeslagen, gerepareerd en doorgevoerd. De Wehrmacht bouwde hiervoor vier perrons en een aansluitspoor dat ca 1,5 km vanaf station Stroe afboog in noordelijke richting. Kort voor de capitulatie in 1945 werden de los- en laadperrons door de Duitsers opgeblazen. Later brak NS het aansluitspoor op.
Ook werd in de oorlogsjaren veel Veluws stuthout voor de Limburgse mijnen (mijnhout) in ‘Lagerstelle Stroe’ op transport gezet; de in Stroe gevestigde firma A. de Bruin kreeg opdrachten daartoe van de bezetter. Gedurende de oorlog kregen het station en de omgeving te maken met Geallieerde luchtaanvallen en aanslagen. Op 11 november 1944 veroorzaakte een bombardement door de RAF een ontploffing in een stilstaande munitietrein. In oktober 2007 werden bij graafwerkzaamheden voor spoorbeheerder ProRail, in de grond op circa 1 meter van het spoor granaten gevonden die bij die explosie waren weggeslingerd. In juli 2008 werden de explosieven verder opgegraven, in containers naar de omliggende heide getransporteerd en daar tot ontploffing gebracht.
Na de spoorwegstaking van 1944 werd het hoofdgebouw door de Duitsers bezet en het treinverkeer door de Wehrmacht bediend. Na de bevrijding in 1945 werd het reizigersvervoer niet hervat door NS. Wel werden nog tot juni 1970 wagenladingen vervoerd. In 1951 werd het emplacement te Stroe gewijzigd door de elektrificatie van de spoorlijn.
Gebruik als noodstation
Af en toe werd het station weer in gebruik genomen als reizigers wegens werkzaamheden met bussen moesten worden vervoerd. Er lag daarvoor aan een zijspoor een perron. Er reed bijvoorbeeld een vervangende bus tussen Amersfoort en Stroe. Stroe was dan begin- en eindpunt van een trein naar Apeldoorn en verder. Het noodperron werd eind 2015 opgebroken. Er is niets meer van te zien.
P-Veluwe
In 2003 kwamen de eerste plannen voor een zogeheten natuurtransferium in de nabijheid van het voormalige station, waar recreanten hun auto kunnen parkeren en vervolgens per fiets of te voet de Veluwe kunnen bezoeken. Met de bouw van dit transferium (genaamd 'P-Veluwe') werd in november 2009 een begin gemaakt; op 2 december 2010 werd het officieel in gebruik genomen.
Toekomst
De mogelijkheid om station Stroe te heropenen wordt nu en dan ter sprake gebracht. Plaatselijke en regionale belangenverenigingen en partijen zetten zich sinds de jaren negentig in voor een hernieuwd permanent gebruik. Dit zou ten goede komen aan natuurrecreanten en aan militairen die op de Veluwe zijn gelegerd. Dit zou dan een stoptreindienst moeten zijn, om de Intercitytreinen ongemoeid te laten. In februari 2011 maakten vier gemeenten waaronder Barneveld bekend de plannen te ondersteunen voor een stoptrein tussen Barneveld en Apeldoorn. Stroe zou op dit traject een van de stations worden.
Externe link
Stroe
Verkeer en vervoer in Barneveld
|
Geschiedenis
Het station werd in 1881, vijf jaar na de opening van de Oosterspoorweg, door de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij als proefstation voor reizigersverkeer geopend en werd toen nog ‘Het Stroe’ genoemd. In 1882 werd er een stationsgebouw aangelegd, in 1900 een woning voor de stationsassistent en in 1906 een militaire los-/laadplaats. In 1916, tijdens de Eerste Wereldoorlog, legden “De Nederlandse Spoorwegtroepen (Genie)” een 300 meter lang perron aan. Dit gold als een oefening in het kader van de mobilisatie. In dit dunbevolkte gebied maakten overigens vrijwel alleen militairen van de nabijgelegen legerplaats Harskamp gebruik van Het Stroe. Op 15 mei 1938 werd het station gesloten voor reizigers, maar het bleef wel open voor goederenverkeer (wagenladingen).
| 5 |
treinstation, spoorwegstation, station
|
9,672 |
MapCategoryType
|
2027181
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Groninga%20dominium
|
Groninga dominium
|
Groninga dominium is een in 2006 verschenen boek over de historische cartografie van de Nederlandse provincie Groningen. De ondertitel van het boek luidt: Geschiedenis van de cartografie van de provincie Groningen en omliggende gebieden van 1545-1900. Het boek verscheen bij uitgeverij Philip Elchers in Groningen en uitgeverij Koninklijke Van Gorcum in Assen en bevat 370 pagina's met vrijwel alleen in kleuren afgebeelde kaarten.
De samensteller is Piet H. Wijk uit Uithuizermeeden die 20 jaar werk had om dit standaardwerk samen te stellen. De oorsprong van het werk begint met het jarenlang verzamelen van oude kaarten door zijn vader G.K. Wijk. Piet Wijk en zijn broer R.R. Wijk kwamen na het overlijden van hun vader in 1986 in het bezit van de verzameling. Voor Piet Wijk aan het boek begon heeft hij in 2002 aan de Universiteit Utrecht colleges historische cartografie gevolgd bij professor G. Schilder.
In Groningen bevinden zich vier kaartencollecties van de provincie Groningen namelijk: de Groninger Archieven, de collectie van Diepen in Fraeylemaborg, de Universiteitsbibliotheek in Groningen en de collectie Wijk. Een groot deel van de in deze collecties aanwezige kaarten werd in het boek opgenomen. Ongeveer 30 jaar geleden verscheen een voorloper van het bovengenoemde boek: De kaarten van het Groninger land, samengesteld en nogal wetenschappelijk beschreven door J.J. Vredenberg-Alink.
Bibliografie
Piet H. Wijk: Groninga dominium, Geschiedenis van de cartografie van de provincie Groningen en omliggende gebieden van 1545-1900. Groningen/Assen, Stichting Uitgeverij Philip Elchers en Koninklijke Van Gorkum. ISBN 90 232 42416
Literatuur
Ansje Monkhost: Groninga Dominium, de vrucht van een passie voor oude kaarten. Interview in het Dagblad voor het Noorden pagina 35, 30 september 2006.
Cartografie
Atlas (naslagwerk)
Geschiedenis van Groningen (provincie)
|
Groninga dominium is een in 2006 verschenen boek over de historische cartografie van de Nederlandse provincie Groningen. De ondertitel van het boek luidt: Geschiedenis van de cartografie van de provincie Groningen en omliggende gebieden van 1545-1900. Het boek verscheen bij uitgeverij Philip Elchers in Groningen en uitgeverij Koninklijke Van Gorcum in Assen en bevat 370 pagina's met vrijwel alleen in kleuren afgebeelde kaarten.
| 2 |
cartografie, kaartindeling, kaartclassificatie
|
12,237 |
PhotographAction
|
3966753
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Hilda%20Sj%C3%B6lin
|
Hilda Sjölin
|
Hilda Sjölin (1835–1915) was de eerste professionele vrouwelijke fotograaf in Zweden.
Sjölin groeide op in Malmö als een van vier dochters. Op 24 mei 1860 plaatste ze een advertentie in Malmö waarin ze fotografie op glas, wasdoek en papier aanbood, en in februari 1861 opende zij haar eigen atelier op Västergatan, in haar ouderlijk huis. Al snel was zij de "bekwame concurrent" van de andere fotograaf in de stad, C. M. Tillberg, en hoefde zij niet langer te adverteren.
Zij stond bekend om haar visitekaart- en portretfotografie en vanaf 1864 kreeg zij opdrachten voor stadsgezichten, waarmee zij de eerste werd die stereografische foto's van Malmö maakte. Na 1870 zijn er geen activiteiten meer van haar bekend. In 1884 vertrok zij uit Malmö; in 1910 verhuisde zij naar Hörby met haar eveneens ongetrouwde zuster.
Voorbeelden van haar fotografisch werk zijn te vinden op de site van Malmö Museer.
Zweeds fotograaf
|
Sjölin groeide op in Malmö als een van vier dochters. Op 24 mei 1860 plaatste ze een advertentie in Malmö waarin ze fotografie op glas, wasdoek en papier aanbood, en in februari 1861 opende zij haar eigen atelier op Västergatan, in haar ouderlijk huis. Al snel was zij de "bekwame concurrent" van de andere fotograaf in de stad, C. M. Tillberg, en hoefde zij niet langer te adverteren.
| 1 |
fotograferen, fotografie, foto maken
|
1,686 |
TireShop
|
91908
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Plaspoelpolder
|
Plaspoelpolder
|
Plaspoelpolder is een grote kantorenwijk in de gemeente Rijswijk, in de Nederlandse provincie Zuid-Holland. De wijk is genoemd naar het voormalige waterschap en polder De Plaspoelpolder. Er zijn ruim 350 bedrijven gehuisvest, die samen werk bieden aan meer dan 14.000 personen. Ten zuiden van het gebied ligt op loopafstand het park Elsenburgerbos.
Het bedrijventerrein Plaspoelpolder is een samenwerkingsverband van de gemeenten Rijswijk en Den Haag en is ontstaan in 1953. De oprichting van het Industrieschap Plaspoelpolder was een initiatief van de toenmalige burgemeester van Rijswijk, drs. A. Th. Bogaardt. Hiermee trachtte hij, met succes, de annexatiedrift van de gemeente Den Haag in te dammen. Destijds was al afgesproken dat er alleen "schone" industrie welkom was. In 1953 vestigde zich de eerste onderneming Indola, gevolgd door de Nederlandse Houtimport Maatschappij (NEHIM), de kaarsenfabriek Beuger, en vervolgens in het nieuwere deel: melkfabriek Van Grieken (Rotatormelk), die van de Loosduinseweg in Den Haag af kwam en later samen zou gaan met Menken-Landbouw (Torenmelk) te Wassenaar als Menken van Grieken, en die later in Campina zou overgaan. In de jaren erna volgden mondjesmaat andere ondernemingen, zoals N.V. Fabriek van Apparaten en Werktuigen J. Duiker, drankenfabriek Martini, autobandenbedrijf Henze, platenperserij CNR, Opnamestudio en platenbedrijf Polydor. Tussen 1957 en 1960 vestigden elf ondernemingen zich op het bedrijventerrein.
De komst van het onderzoeksinstituut KSEPL van Shell in 1962 bleek als een katalysator te werken voor het terrein. Niet veel later volgden ondernemingen zoals Philips, Agfa, Martini, het Europees Octrooibureau, het ANP, het Rijksbedrijvencentrum en beveiligingsbedrijf Securitas.
De kantorenwijk is bereikbaar door een directe verkeersontsluiting met de A4 en sinds 1999 tramlijn 17. Het tijdschrift Elsevier riep het bedrijventerrein in 2005 uit tot het best bereikbare bedrijventerrein van Nederland.Het is ook bereikbaar met EBS-bus 30 en 53. Daarnaast ligt het op loopafstand van NS-station Rijswijk, waar ook diverse buslijnen komen, en tram 17.
OV-historie
De bereikbaarheid was niet altijd goed. Voor 1966 reden er alleen WSM-bussen vanuit Wateringen over de Lange Kleiweg naar Delft, en bleven dus op afstand. De Lange Kleiweg sloot toen nog aan op de Winston Churchilllaan. In 1966-67 reed WSM-lijn 54/55 heen via Burgemeester Elsenlaan, Handelskade, De Bruyn Kopsstraat, Cort van der Lindenstraat en Treubstraat. Terug werd via Volmerlaan en Verrijn Stuartlaan gereden.
De eerste HTM-buslijn in het gebied was spitsbuslijn 30 (Haaglanden) , vanaf 1970. Deze reed vanaf station HS, en heen en terug via Burgemeester Elsenlaan, Handelskade, De Bruyn Kopsstraat, Verrijn Stuartlaan en Volmerlaan tot de Treubstraat. Deze straten zouden decennia de 'hoofdas' van het openbaar vervoer blijven. Maar tot 1979 kwam er geen streekbus meer in of langs de polder.
In 1972 kwam HTM-buslijn 34 (Haaglanden) er bij, die echter door Westnederland gereden werd. Hiervoor kwam er een stadsbusje uit Delft. Deze spitslijn was de enige lijn ooit die in beide richtingen door de Treubstraat reed, en de enige lijn ooit die bij toenmalig station Rijswijk aan de andere kant van de spoorlijn, op de Colijnlaan kwam. (Alle andere buslijnen reden toentertijd en lang daarna over het Wethouder Hillenaar Plantsoen)(11, 18, 23, 30, 64, 174)
Het duurde tot 1979 voor lijn 34 te zien was op lijnennetkaarten. Het andere eindpunt was bij TNO op de Lange Kleiweg. Later werden lijn 30 en 34 verlengd naar 't Haantje.
In 1979 kwam streekbus 11 naar Zoetermeer er bij, en in 1980 opnieuw lijn 54, beide via de hoofdas. In 1983 werd lijn 11 vernummerd in 174, en die ging via de A4 rijden, en kwam buslijn 131 (Haaglanden) er bij; beide via de hoofdas. Lijn 54 was vervallen. Dan volgde er bijna 10 jaar consolidatie.
Pas in 1992 gebeurde er weer iets: lijn 64 van Rijswijk station naar Wassenaar kwam er bij, via 'de bekende route'. Meestal zijn het spitslijnen. In 1994 werd lijn 34 opgeheven en kwam lijn 120 er bij, vanuit Delft. Het eindpunt was op de kruising Handelskade/De Bruyn Kopsstraat. Ook deze reed over de Verrijn Stuartlaan. Lijn 131 kwam niet meer in de wijk. Bus 30 reed in die tijd ook een 'lus' langs de Vliet, door een deel van de Plaspoelpolder waar verder nooit een bus kwam. (Patentlaan-Jaagpad-Steenplaetsbrug-Populierlaan-Handelskade)
In 1995 was lijn 131 weer terug, en reed net als lijn 174 via Verrijn Stuartlaan en Veraartlaan de snelweg op. Lijn 64 was vervangen door lijn 48 van Delft naar Leiden. Lijn 120 was alweer verdwenen. In 1997/98 reed lijn 18 in het weekend via de Volmerlaan, om zo de Darling Market beter bereikbaar te maken. Spitslijn 31 versterkte lijn 30 tussen station HS en de Volmerlaan.
In 1998 kwamen spitslijnen 50 en 51 er bij, en HTM-lijn 33; er reden toen acht buslijnen via de hoofdas, en vier via Veraartlaan en de A4. In 1999 ging tramlijn 17 naar en door de Plaspoelpolder rijden. Daarom werden bus 30 & 31 opgeheven, en bus 18 kwam er ook niet meer. Op de hoofdas gingen er dus 2 lijnen af, maar bus 52, 56 en 138 kwamen er bij. Negen lijnen in totaal dus. Vijf lijnen rijden via Veraartlaan en A4 naar Zoetermeer.
In 2002 reden nog maar vier lijnen over de Verrijn Stuartlaan: 33(HTM), 39, 50 en 52. Lijn 129 reed naar Delft over de Lange Kleiweg. In 2006 was streeklijn 39 vervangen door streeklijn 30. Streeklijn 130 reed naar Delft in plaats van 129. In 2009 reden er nog steeds vier lijnen op de hoofdas: 30, 33, 50 en 52. Lijn 33 was geen HTM-lijn meer en 130 reed nog hetzelfde. In 2010 is lijn 33 verdwenen.
In 2019 waren alleen lijn 30 en 50 nog over op de hoofdas, en gingen beide via de A4, waar door er niets meer via de Handelskade reed. Na 2020 werd de omweg via de Veraartlaan verlaten. Daardoor werd de helft van de Verrijn Stuartlaan en de gehele De Bruyn Kopsstraat 'busloos'. De zeven haltes (drie bij de Handelskade en drie bij de Verrijn Stuartlaan) in die buurt op de eens zo drukke 'hoofdas' worden niet meer bediend. Op 9 januari 2022 is lijn 50 opgeheven en kan er alleen nog gebruikt worden gemaakt van lijn 30 tussen Rijswijk en Zoetermeer . Zodoende zijn er naast tram 17 nog maar twee buslijnen over; 30 en 53. 53 rijd als spitsbusje over de Lange Kleiweg naar Delft.
Externe links
HTM lijn 17 naar Wateringseveld in Den Haag
Industrieschap Plaspoelpolder - plaspoelpolder.nl (gearchiveerd)
Geografie van Rijswijk
Bedrijventerrein in Nederland
Economie in Rijswijk
|
Het bedrijventerrein Plaspoelpolder is een samenwerkingsverband van de gemeenten Rijswijk en Den Haag en is ontstaan in 1953. De oprichting van het Industrieschap Plaspoelpolder was een initiatief van de toenmalige burgemeester van Rijswijk, drs. A. Th. Bogaardt. Hiermee trachtte hij, met succes, de annexatiedrift van de gemeente Den Haag in te dammen. Destijds was al afgesproken dat er alleen "schone" industrie welkom was. In 1953 vestigde zich de eerste onderneming Indola, gevolgd door de Nederlandse Houtimport Maatschappij (NEHIM), de kaarsenfabriek Beuger, en vervolgens in het nieuwere deel: melkfabriek Van Grieken (Rotatormelk), die van de Loosduinseweg in Den Haag af kwam en later samen zou gaan met Menken-Landbouw (Torenmelk) te Wassenaar als Menken van Grieken, en die later in Campina zou overgaan. In de jaren erna volgden mondjesmaat andere ondernemingen, zoals N.V. Fabriek van Apparaten en Werktuigen J. Duiker, drankenfabriek Martini, autobandenbedrijf Henze, platenperserij CNR, Opnamestudio en platenbedrijf Polydor. Tussen 1957 en 1960 vestigden elf ondernemingen zich op het bedrijventerrein.
| 1 |
bandenwinkel, autobanden, bandenservice
|
11,281 |
BookStore
|
5725683
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lodewijck%20Spillebout
|
Lodewijck Spillebout
|
Lodewijck Spillebout, ook wel gespeld als Luidewijck, Louwijk en Lodewijk (Zutphen, ca 1627 - plaats onbekend, ca. 1659) was een Nederlands boekhandelaar en boekdrukker voornamelijk bekend om zijn publicaties binnen de dichtkunst.
Levensloop
Spillebout werd rond 1627 geboren in Zutphen als zoon van een schoolmeester. Hij vertrok op jonge leeftijd naar Amsterdam, waar hij als 18-jarige werk vond als hulp van boekhandelaar Isaac de la Tombe. In 1649 trouwde Spillebout op 23 jarige leeftijd met Hester Wouters van den Berch, ook gespeld als Berchgt. Samen kregen zij twee dochters, wier volgens Spillebout's geloofsovertuiging in de rooms-katholieke kerk werden gedoopt.
In 1650 vestigde de familie zich in de Kalverstraat, waar Spillebout van start ging als boekverkoper. Hij bracht werken uit binnen de dichtkunst, geschiedenis, geneeskunde, komedie. Twee jaar later verhuisde hij naar de Dam, waar hij tot 1654 zijn zaak had. Spillebout is tot 1659 actief gebleven in het boekenvak, maar na zijn laatste publicatie is er weinig bekend. Vermoedelijk overleed hij kort nadien.
Invloed
Ondanks dat Spillebout actief was gedurende een relatief korte tijd, was zijn werk op meerdere vlakken invloedrijk.
Het uithangbord boven zijn zaak las: 'd' Amsteldamsche bibliotheeck', met soms de ondertitel 'Daar en is geen grooter verlies, als den Tijdt'. Als uitgeversvignet gebruikte hij een afbeelding van de Amsterdamse stadsbibliotheek in de Nieuwe Kerk. Dit vignet is een van de weinige voorbeelden die direct schetst hoe de eerste behuizing van de Amsterdamse stadsbibliotheek eruitzag halverwege de 17e eeuw. Opvallend genoeg was hij niet de enige die dit vignet had, maar Jacob, ook wel Jacobus, van den Bergh.
Spillebout was tevens bekend als 'trendsetter' binnen de dichtkunst. Zijn gedichtenbundels met werk van onder andere P.C. Hooft, Hugo de Groot en Constantijn Huygens, droegen bij aan de stijgende populariteit van de moderne Nederlandse dichtkunst. Dit was in die tijd opvallend omdat Nederlandse literatuur voorheen maar weinig voorkwam. De drang naar meer Nederlandse literatuur werd opgemerkt door uitgevers zoals Spillebout. Door het heruitgeven van werken van grote Nederlandse dichters, iets waar Spillebout zich voornamelijk mee bezig hield, werd er met de tijd een canon gecreëerd.
Bekende publicaties
't Leven der Roomsche Pauzen (1650)
Eufrasia. Oogen-troost, aen Parthenine, bejaerde maeghdl over de verduystering van haer een ooge (1651)
Verscheyde Nederduytsche gedichten (1651)
De veinzende Torquatus, treurspel (1652)
Verscheyde Nederduytsche gedichten: Het Tweede Deel (1653)
Auteurs door Spillebout uitgegeven
Hugo de Groot
Constantijn Huygens
Jan Bara
Laurens Reael
Jacobus de Back
Gerard Brandt
Pieter Corneliszoon Hooft
Matthijs van der Merwede
Vertalers en bewerkers door Spillebout uitgegeven
Pieter Dubbels
Jan Vos
Onuphrius Panvinius
Nicolaas van Assendelft
Leonard de Fuyter
Jeremias de Decker
Joost van den Vondel
Drukkers met wie Spillebout samenwerkte
Christoffel Cunradus
Tymon Houthaeck
Voetnoten
17e eeuw
Nederlands drukker
Nederlands uitgever
|
Lodewijck Spillebout, ook wel gespeld als Luidewijck, Louwijk en Lodewijk (Zutphen, ca 1627 - plaats onbekend, ca. 1659) was een Nederlands boekhandelaar en boekdrukker voornamelijk bekend om zijn publicaties binnen de dichtkunst.
| 1 |
boekwinkel, boekenzaak, boekhandel
|
8,690 |
UseAction
|
261520
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Black%20Fluoro
|
Black Fluoro
|
Black Fluoro is de naam van een zuigerbehandeling van de crossmotoren van Suzuki van 1999 waarbij de zuigermantel harder werd en beter smeerde.
Motorfietstechniek
|
Black Fluoro is de naam van een zuigerbehandeling van de crossmotoren van Suzuki van 1999 waarbij de zuigermantel harder werd en beter smeerde.
| 1 |
toepassing, gebruik, handeling
|
12,007 |
Distillery
|
1636532
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Hemel%20op%20aarde%20%28likeur%29
|
Hemel op aarde (likeur)
|
Hemel op Aarde is een likeur met de smaak van een kersenbonbon van distilleerderij De Ooievaar in Amsterdam.
De likeur heeft een alcoholpercentage van 24% en wordt bereid uit brandewijn, suikers (onder andere palmsuiker), honing, bitters, eau de vie, cacao, kersen, bloesems en noten (waaronder amandelen).
Hemel op Aarde is oorspronkelijk ontwikkeld als kerstlikeur.
Naast de likeur maakt men ook een esprit met dezelfde smaak, maar een alcoholpercentage van 60%.
Externe links
A. v. Wees "De Ooievaar" (website van de producent)
Noten- en bonenlikeur
Vruchtenlikeur
Nederlandse alcoholische drank
|
Hemel op Aarde is een likeur met de smaak van een kersenbonbon van distilleerderij De Ooievaar in Amsterdam.
| 1 |
distilleerderij, stokerij, alcoholproducent
|
735 |
DefenceEstablishment
|
1284533
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Musk%C3%B6
|
Muskö
|
Muskö is een plaats en eiland in de gemeente Haninge in het landschap Södermanland en de provincie Stockholms län in Zweden. De plaats heeft 287 inwoners (2005) en een oppervlakte van 30 hectare.
Marinebasis
Bij de plaats ligt een kleine marinebasis. Hiervoor zijn in de rotsen twee grote dokken aangelegd waar marineschepen kunnen afmeren voor onderhoud en reparaties. De dokken worden aan de zeezijde afgesloten met zware deuren en eenmaal binnen zijn de schepen en installaties nagenoeg veilig tegen vijandelijke aanvallen.
Met de bouw van de marinebasis werd in 1950 een start gemaakt. Pas negentien jaar later en na het verwijderen van 1,5 miljoen m3 rots werd de basis op 30 september 1969 door koning Gustaaf VI Adolf officieel geopend. Het complex is opgedeeld in meerdere afdelingen, die elk hun eigen nutsbedrijf en ventilatie hebben. Medio negentiger jaren werkten er zo’n 800 personen, maar de keuken was groot genoeg om 2000 mensen driemaal daags van eten te voorzien. De dokken zijn ongeveer 145 meter lang. In 2004 besloot de Zweedse marine de activiteiten te concentreren op twee plaatsen waardoor de Muskö faciliteit werd opgeheven. Er zijn nu vooral nog civiele activiteiten gaande, waaronder een ondergrondse scheepswerf van Kockums, nu een onderdeel van het Zweede defensiebedrijf Saab. In 2019 is besloten dat het commando centrum van de Zweedse marine terugkeert naar Muskö.
Afbeeldingen
Zweeds eiland in de Oostzee
Plaats in Stockholms län
|
Marinebasis
Bij de plaats ligt een kleine marinebasis. Hiervoor zijn in de rotsen twee grote dokken aangelegd waar marineschepen kunnen afmeren voor onderhoud en reparaties. De dokken worden aan de zeezijde afgesloten met zware deuren en eenmaal binnen zijn de schepen en installaties nagenoeg veilig tegen vijandelijke aanvallen.
| 2 |
legerbasis, marinebasis, defensiegebouw
|
5,038 |
TennisComplex
|
86473
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Diepenveen
|
Diepenveen
|
Diepenveen (Nedersaksisch: Diepenvene) is een dorp in de gemeente Deventer, provincie Overijssel (Nederland), gelegen ten noorden van de stad Deventer. Diepenveen heeft ongeveer inwoners. De winkelstraat in het dorp, de Dorpsstraat, telt circa 30 bedrijven. Tot 1999 maakte het deel uit van de gemeente Diepenveen.
Het dorp Diepenveen is rond de resten van het vrouwenklooster Diepenveen tot ontwikkeling gekomen. In 1841 stonden er zeven huizen met vijftig inwoners.
Gemeente
Van 1811 tot en met 1998 was Diepenveen een zelfstandige gemeente. Ze besloeg het gehele gebied van het voormalige schoutambt Colmschate, een uitgestrekt landelijk gebied buiten de wallen van Deventer. Het gemeentehuis stond in Schalkhaar. De andere dorpen in de gemeente waren Lettele, Okkenbroek, de buurtschappen Averlo, Frieswijk, Linde, Oude Molen, Rande en Tjoene. De toenmalige gemeente telde op 1 januari 1998 10.530 inwoners.
De gemeente Deventer had al voor de samenvoeging van 1999 delen van de gemeente Diepenveen geannexeerd. In 1960 werd grofweg het gebied ten noordwesten van de Brinkgrever → Raalterweg en ten westen van de Zandwetering met de buurtschappen Platvoet en Borgele aan Deventer toegevoegd. In 1974 werd het zuidoostelijk deel van de gemeente rond het dorp Colmschate geannexeerd. Men was hier in 1972 al begonnen met de bouw van de Deventerse uitbreidingswijk het Oostrik.
Uit een peiling die in 2015 werd gehouden bleek dat de meeste inwoners van Diepenveen nog steeds overwegend negatief waren over de samenvoeging van 1999.
Religieus Diepenveen
De historische kern van het dorp is de plek van het voormalige vrouwenklooster, dat in het jaar 1400 vanuit Deventer werd gesticht. Dit gebeurde onder leiding van Johannes Brinckerinck en met schenkingen van Swedera van Runen, beide volgeling van Geert Grote. Swedera overleed in 1407 als zuster in het klooster, een paar maanden voordat men met de bouw van de stenen kapel begon die nu de Diepenveense kerk is. De kloostergemeenschap sloot zich aan bij de congregatie van Windesheim, een orde die ook wenste te leven naar de opvattingen van de Moderne Devotie. Salome Sticken was van 1412 tot 1446 de eerste priores van het klooster.
Men begon met de ontginning van een stuk land genaamd 'de Plecht' gelegen nabij de Zandwetering, een uur gaans van Deventer. Het klooster werd gebouwd op een terrein dat nu het hoger gelegen gebied tussen de Dorpsstraat, de Schildersstraat en het Kerkpad beslaat. In 1578 werd het verwoest toen in het kader van het beleg van Deventer kerkelijke bezittingen rond de stad het moesten ontgelden. Alleen de kloosterkerk en enkele bijgebouwen bleven gespaard. Het kerkgebouw ging over naar de protestanten. De eerste hervormde predikant in Diepenveen was Lambertus van Bommel, hij werd in 1659 benoemd. In 1720 was het godshuis in ruïneuze staat. Dankzij een groot legaat van prof. Matthaes, hoogleraar aan het Atheneum Illustre van Deventer kon het kerkje in dat jaar geheel worden gerenoveerd. Bij de kerk bevindt zich nog steeds het, nauwelijks als zodanig te herkennen, kerkhof. Het is botanisch gezien van waarde, er groeit onder andere de zeldzame holwortel.
In 1890 betrokken trappisten van de Orde der Cisterciënzers van de Strikte Observantie de boerderijen 'De Vulik' en 'Het Leeuwen' op het gebied van de gemeente Diepenveen, ze stichtten daar de Abdij Sion, het enige trappistenklooster in Nederland boven de grote rivieren. In 2015 vertrokken de laatste monniken
naar een onderkomen op het eiland Schiermonnikoog. De abdij werd een multifunctioneel religieus centrum.
Sport
Diepenveen kent een rijk verenigingsleven. Er zijn verenigingen voor onder meer voetbal, handbal, volleybal, tafeltennis, badminton, gymnastiek, jeu de boules, tennis en paardrijden. Ook is er een biljart- en een schietvereniging. Verder beschikt het dorp over een natuurijsbaan aan de Schapenzandweg. Even buiten de dorpskern bevinden zich meerdere sportcomplexen, waaronder dat van voetbalvereniging DSC met drie velden, een tennisbaan met twaalf banen, en de 18-hole golfbaan van de Sallandsche Golfclub 'de Hoek'.
Activiteiten en evenementen
Begin mei is er een lentefair in de pastorietuin bij de kerk, in het hetzelfde weekend is er een concours hippique voor gevorderde en beginnende ruiters. Een ander evenement met regionale aantrekkingskracht is de jaarlijkse oranjebraderie op Koningsdag die wordt voorafgegaan door een aubade. Ook de rommelmarkt in september trekt velen van buiten het dorp. Begin september vindt het jaarlijks dorpsfeest op het evenemententerrein aan de Schapenzandweg plaats. In december is er een kerstmarkt met levende kerststal en kerstconcert op het plein bij de Dorpskerk. Het culturele leven krijgt vorm bij de Diepenveense Kunstkring DIKK die periodiek culturele avonden organiseert.
Voorzieningen
Op de plaats van de vroegere dorpsschool aan de Dorpsstraat staat nu het dorpshuis, dat later de naam Hof van Salland kreeg. Er worden sociaal-culturele activiteiten georganiseerd en er is een sporthal. Verder heeft het dorp een filiaal van de Openbare Bibliotheek Deventer, een openbare- en een rooms-katholieke basisschool en een verzorgingstehuis.
Rond het dorp bevinden zich uitgestrekte landgoederen met bos- en weidegebieden, voorbeelden van het Sallandse coulisselandschap.
Boerengemeenschap en forensen
Hoewel van oudsher vooral een boerengemeenschap, werd het dorp later vooral een forensenplaats. De nieuwbouwwijken die sinds 1960 zijn gebouwd werden vooral door Deventenaren betrokken. Ook bevinden zich buiten de dorpskern een veel villa's en landhuizen. Het Eikendal, gebouwd vanaf 2010, is een groot villapark met woningen op kavels van 800 - 1600 m².
Openbaar vervoer
Diepenveen had ooit twee spoorwegstations; station Diepenveen West aan de nog steeds bestaande spoorweg Arnhem - Leeuwarden en station Diepenveen Oost aan de opgeheven spoorlijn Deventer - Ommen van de Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij Deventer - Ommen. Voor openbaar vervoer is Diepenveen aangewezen op buslijn 161 (Deventer-Zwolle) van EBS. Deze rijdt tot 20:00 uur eenmaal per uur en niet in het weekend en op feestdagen.
Sport en recreatie
De plaatselijke voetbalclub is DSC.
Direct langs de bebouwde kom van Diepenveen loopt de Europese wandelroute E11. De route komt vanaf Deventer en loopt via de zuidzijde richting Lettele.
Bekende inwoners
Geboren in Diepenveen
Riek van Nijnatten-Doffegnies (1898-1990), schrijfster van streekromans
Wim Roetert (1892-1969), voetballer en trainer
Emilie Haspels (1894-1980), archeologe
Koos van Bruggen (1914-1979), huisarts en kunstenaar
Engbert Wilmink (1932-1992), politicus
Martin Roesink (1939), golfer
Dirk Panhuis (1941-2015), classicus
Ruud Bartlema (1944), theoloog en beeldend kunstenaar
Frank Ankersmit (1945), historicus, (wetenschaps)filosoof en politicus
Gemma van Eck (1957), zangeres
Cindy de Koning (1973), nieuwslezeres en presentatrice
Myrte Eikenaar (1985), golfster
Overleden in Diepenveen
Zwedera van Runen (ca. 1346-1407), stichter van het vrouwenklooster Diepenveen
Salome Sticken (1369-1449), prior in vrouwenklooster Diepenveen (1412-1446)
Katharina van Naaldwijk (1395-1443), subpriorin in vrouwenklooster Diepenveen (1420-1437)
Aleid ter Poorten (1399-1452), conversin in vrouwenklooster Diepenveen
Swene ter Poorten (?-1439), zuster en kosteres in vrouwenklooster Diepenveen
Geertruid ter Poorten (?-1452), zuster in vrouwenklooster Diepenveen
Gijsbertus Martinus Cort Heyligers (1770-1849), generaal der infanterie en Commandeur in de Militaire Willems-Orde
Aleida Budde (1800-1852), schilder
Albertus Jacobus Duymaer van Twist (1809-1887), politicus; gouverneur-generaal van Nederlands-Indië (1851-1856)
Wiardus Willem Hopperus Buma (1865-1934), burgemeester
Andries Twijnstra (1922-2007), ingenieur, oprichter van het organisatieadviesbureau Twynstra Gudde, tevens hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Trivia
Op 27 oktober 1873 viel in de omgeving van Diepenveen een meteoriet op aarde: de Diepenveen-meteoriet.
Zie ook
Lijst van rijksmonumenten in Diepenveen
Lijst van gemeentelijke monumenten in Diepenveen
Lijst van burgemeesters van Diepenveen
Plaats in Overijssel
Voormalige gemeente in Overijssel
|
Sport
Diepenveen kent een rijk verenigingsleven. Er zijn verenigingen voor onder meer voetbal, handbal, volleybal, tafeltennis, badminton, gymnastiek, jeu de boules, tennis en paardrijden. Ook is er een biljart- en een schietvereniging. Verder beschikt het dorp over een natuurijsbaan aan de Schapenzandweg. Even buiten de dorpskern bevinden zich meerdere sportcomplexen, waaronder dat van voetbalvereniging DSC met drie velden, een tennisbaan met twaalf banen, en de 18-hole golfbaan van de Sallandsche Golfclub 'de Hoek'.
| 1 |
tenniscomplex, tennisbaan, sportlocatie
|
6,076 |
BarOrPub
|
229172
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Freddie%20Aguilar
|
Freddie Aguilar
|
Freddie Aguilar (Santo Tomas, 5 februari 1953) is een Filipijns muzikant en zanger. In 1980 scoorde hij wereldwijd een hit met Anak (Filipijns voor zoon). Het werd uitgebracht in 55 landen in 26 verschillende talen. De originele versie in het Tagalog bleek echter het populairst. In Nederland bereikte het nummer de tweede plek in de Top-40. Van 1999 tot en met 2015 stond de plaat in de Top 2000.
Hij is ook bekend om zijn hit Bayan ko, dat een soort volkslied werd voor de oppositie tegen president Ferdinand Marcos tijdens de opstand in 1986.
Aguilar werkt en treedt op in zijn eigen bar-restaurant "Ka Freddies" in Quezon City.
Persoonlijk
Aguilar trouwde in 1978 met Josephine Queipo, van wie hij 4 kinderen heeft. In 2013 bekeerde hij zich tot de islam en nam hij de Arabische naam 'Abdul Farid' aan. Enkele maanden na zijn bekering trouwde hij met een 16-jarig meisje in Buluan, wat tot veel controverses in de Filipijnen zorgde.
Discografie
Freddie heeft de volgende albums uitgebracht:
Singles
|-
|align=left|Anak||||23-8-1980||2||12||#4 Single Top 100
|-
|align=left|Magdalena||||21-4-1984||tip||||
|}
Radio 2 Top 2000
Externe link
Filipijns zanger
Filipijns moslim
|
Aguilar werkt en treedt op in zijn eigen bar-restaurant "Ka Freddies" in Quezon City.
| 1 |
bar, pub, kroeg
|
9,641 |
InviteAction
|
411576
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Erik%20van%20der%20Luijt
|
Erik van der Luijt
|
Erik van der Luijt (Den Haag, 22 augustus 1970) is een Nederlandse jazzpianist, arrangeur, componist, bandleider en producer. Hij begeleidt talloze Nederlandse artiesten en treedt ook met zijn eigen composities veelvuldig op in binnen- en buitenland.
Biografie
Van der Luijt groeide op in het Westlandse Monster en Katwijk aan Zee. Hij begon op vierjarige leeftijd voor het eerst piano te spelen. Zijn passie voor jazz werd gewekt in de Leidse jazzscene, waarin jazzcafé The Duke een prominente rol speelde. Hij studeerde jazzpiano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij onder meer Rob van Kreeveld en Rob van Bavel en nam deel aan workshops met onder meer Michael Petrucciani en Barry Harris.
Hij trad onder meer op in Zweden, Frankrijk, België, Indonesië, Duitsland en Engeland. In augustus 2004 was hij een van de finalisten voor de Deloitte Jazz Award 2004 in het Bimhuis in Amsterdam. Eveneens in 2004 produceerde hij in eigen beheer het album Express Yourself, dat volledig uit eigen composities bestond en waarop hij wordt begeleid door bassist Branko Teuwen en drummer Victor de Boo.
In 2004 leidde hij op uitnodiging van het Rotterdams Conservatorium een aantal pianoworkshops in Indonesië.
In september 2005 speelde Erik van der Luijt met zijn trio tijdens het benefietconcert Dutch Jazz for New Orleans in het Amsterdams Concertgebouw. Aan dit concert werd tevens deelgenomen door The Dutch Swing College Band, Hans Dulfer, Laura Fygi, Greetje Kauffeld, Trijntje Oosterhuis, Ramses Shaffy en Louis van Dijk.
Samenwerking met andere musici
Erik van der Luijt heeft als pianist, componist, arrangeur en producer bijgedragen aan acht albums van zijn echtgenote, de jazzzangeres Ilse Huizinga. Het album The Sweestest Sounds - Ilse Huizinga Sings the Songs of Richard Rodgers (2001, waaraan hij als arrangeur, producent en pianist een grote bijdrage leverde, werd leverde Huizinga haar eerste Edison-nominatie op.
Hij begeleidt en deelt veelvuldig het podium met vocalisten met een heel brede muzikale achtergrond, zoals Rita Reys, Madeline Bell, Joke Bruijs, Joke de Kruijf, Denise Jannah, Greetje Kauffeld, Heddy Lester, Gerrie van der Klei, Marjol Flore en Edwin Rutten. Verder droeg hij als pianist, arrangeur en producer bij aan diverse projekten, waaronder met het Metropole Orkest, het jazzorkest van het Koninklijk Concertgebouw Orkest, The Ramblers, Ferdinand Povel, Piet Noordijk, Ruud Jacobs, Frits Landesbergen, Bernard Berkhouts Swingmates, de Koninklijke Militaire Kapel, het Deep River Quartet, musicals en cabaretproducties, cd-opnamen, radio en televisieoptredens.
Privéleven
Van der Luijts vader was een klarinettist en baritonsaxofonist in de nu opgeheven Koninklijke Militaire Kapel en het Randstad Saxofoon Kwartet. Hij was tevens docent aan het Utrechts Conservatorium. Erik ontmoette zijn echtgenote, de jazzzangeres Ilse Huizinga toen hij vlak voor een optreden in de Amsterdamse club De Heeren van Aemstel inviel voor een zieke collega. Het huwelijk werd in 1998 in Leiden voltrokken. Hun dochter Ellen werd op 1 april 2000 geboren.
Discografie
1992 - Keytown Swings - Volume 3 (Leidse Jazzweek)
1996 - Good Enough To Keep, Bernard Berkhout's New Thundering Swingmates (Polygram/Jazz Behind The Dikes)
1997 - Out of a Dream, Ilse Huizinga (Eigen beheer)
1999 - Voices Within, Ilse Huizinga (Eigen beheer)
1999 - Erik van der Luijt - En Blanc Et Noir 2, Erik van der Luijt (Challenge/Daybreak)
2001 - The Sweetest Sounds - Ilse Huizinga Sings the Songs of Richard Rodgers, Ilse Huizinga, (Challenge/Daybreak)
2002 - Erik van der Luijt - En Blanc Et Noir 7, Erik van der Luijt (Challenge/Daybreak)
2003 - Rainshine, Onno Voorhoeve (Eigen beheer)
2003 - Easy to Idolize, Ilse Huizinga (Challenge/Daybreak)
2004 - Express Yourself, Erik van der Luijt (Eigen beheer)
2005 - Beyond Broadway, Ilse Huizinga (Maxanter Records)
2006 - The Intimate Sessions - Volume 1, Ilse Huizinga, (Eigen beheer)
Geluidsfragmenten
Externe link
Officiële website van Ilse Huizinga
Nederlands jazzarrangeur
Nederlands jazzpianist
Nederlands componist
Nederlands jazzcomponist
Nederlands pianist
|
In 2004 leidde hij op uitnodiging van het Rotterdams Conservatorium een aantal pianoworkshops in Indonesië.
| 1 |
uitnodiging, uitnodigen, evenement uitnodiging
|
4,893 |
PaymentChargeSpecification
|
5715681
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Patreon
|
Patreon
|
Patreon is een lidmaatschapsplatform voor contentmakers. Zij kunnen via de site een abonnement opzetten om zo een maandelijks inkomen te verkrijgen, maar ook om abonnees te voorzien van bonuscontent. Patreon vraagt hiervoor een provisie van 9 tot 12 procent van de maandelijkse inkomsten, plus betalingskosten voor het verwerken van betalingen.
Patreon wordt gebruikt door youtubers, webstripmakers, schrijvers, podcasters, musici, makers van inhoud voor volwassenen en andere soorten makers die online-content plaatsen. De artiesten worden betaald door de abonnees (patrons genaamd), op maandbasis of anders (afhankelijk van de gekozen abonnementsvorm). Het hoofdkantoor van Patreon is gevestigd in San Francisco.
Geschiedenis
Patreon werd in mei 2013 opgericht door ontwikkelaar Sam Yam en musicus Jack Conte. Laatstgenoemde zocht naar een methode om een vaste stroom inkomsten te genereren met zijn youtubevideo's en kwam zo op het idee. Samen ontwikkelden ze een platform waarop abonnees (patrons) per video konden betalen. Het bedrijf verkreeg in augustus 2013 2,1 miljoen dollar van een groep investeerders. In juni 2014 werd nog eens 15 miljoen opgehaald, in januari 2016 gevolgd door 30 miljoen, waardoor het totaal neerkwam op 47,1 miljoen.
Na de eerste 18 maanden had Patreon 125.000 patrons. Eind 2014 deelde Patreon mede dat aan de contentmakers op de site bij elkaar maandelijks 1 miljoen dollar wordt uitbetaald. In maart 2015 nam Patreon Subbable over, een bedrijf met vergelijkbare opzet dat was opgericht door de Green Brothers, John en Hank Green.
In oktober 2015 was de site doelwit van een cyberaanval, waarna ongeveer 15 gigabyte aan wachtwoorden, betaalgegevens en broncode werd geopenbaard, evenals meer dan 2,3 miljoen e-mailadressen en privéberichten. Na de aanval ontvingen sommige patrons afpersingse-mails. Hierin werd gevraagd om Bitcoins te betalen om de bescherming van hun persoonlijke gegevens te waarborgen.
In januari 2017 deelde Patreon mede dat er sinds de oprichting 100.000.000 dollar was uitbetaald aan contentmakers. In mei 2017 had Patreon meer dan 50.000 actieve makers en meer dan 1 miljoen maandelijkse patrons. In juni dat jaar kondigde Patreon hulpmiddelen voor zakelijke doeleinden aan, waaronder een klantbeheersysteem, een mobiele app genaamd Lens en een manier om exclusieve livestreams uit te zenden.
In augustus 2018 nam Patreon Memberful over, een soortgelijk lidmaatschapsplatform. Op 24 oktober 2020 kondigde Patreon aan alle accounts die desinformatie van QAnon verspreiden te zullen verbannen. In oktober 2021 werd bekend dat Patreon de implementatie van cryptovaluta en NFT's onderzoekt, nadat makers hierom gevraagd hadden.
In maart 2022 had Patreon meer dan 250.000 actieve makers en meer dan 8 miljoen actieve patrons uit meer dan 200 landen. In september 2022 kondigde Patreon aan 80 mensen (ongeveer 17% van hun werknemers) te ontslaan. Patreon bleef de dienst tijdens de Russische invasie van Oekraïne in 2022 aanbieden in Rusland, ondanks internationale druk op westerse bedrijven om geen zaken meer in het land te doen.
Werkwijze en verdienmodel
Makers op Patreon worden ingedeeld per contenttype, zoals video/films, podcast, komedie, webstrips, spellen en educatie. Elke maker zet een eigen pagina op, waarna abonnees (patrons) kunnen kiezen om de maker maandelijks te betalen of per uitgebracht item (indien beschikbaar). De meeste makers hebben een doel ingesteld, zodat iedereen kan zien waar het geld voor gebruikt gaan worden. Patrons kunnen hun abonnement te allen tijde opzeggen. Makers geven hun patrons vaak exclusieve voordelen, bijvoorbeeld bonuscontent of een kijkje achter de schermen. Dit kan afhankelijk zijn van het gekozen abonnement. Diverse makers zijn tevens youtubers; in februari 2014 betrof dit ongeveer de helft.
Sinds december 2016 zijn naaktheid en suggestieve content toegelaten, zolang ze voorzien zijn van een waarschuwing. Pornografie en seksueel geweld zijn echter verboden.
In tegenstelling tot andere online-platformen, zoals YouTube en Facebook, gebruikt Patreon geen kunstmatige algoritmen om content die de richtlijnen overtreedt op te sporen, maar een veiligheidsteam dat op basis van meldingen werkt.
Kritiek
In december 2017 kondigde Patreon aan per 18 december dat jaar voortaan betalingskosten voor het verwerken van betalingen te gaan innen bij patrons. Diverse makers hadden hier echter flinke kritiek op, omdat als gevolg van de aankondiging diverse patrons hun ondersteuning introkken. Door alle kritiek trok Patreon het idee weer in en verontschuldigde zich voor het gedane leed.
In december 2018 werd Milo Yiannopoulos verbannen, één dag nadat hij zijn account had aangemaakt. Ook Carl Benjamin werd verbannen. Beiden werden door Patreon verweten dat ze homofobe en racistische uitlatingen hadden gedaan in een YouTube-interview in februari 2018. Benjamin ontkende echter en verweet Patreon zijn woorden uit zijn verband te hebben getrokken en claimde bovendien dat de video onder YouTubes voorwaarden viel en niet die van Patreon. De verbanning werd bekritiseerd door Sam Harris en Amerikaanse libertariërs die Patreon ervan betichtten politiek gemotiveerd te hebben gehandeld. Jordan Peterson kondigde daarop een plan aan om een alternatieve dienst op te zetten die geen politieke invloeden zou hebben. Op 1 januari 2019 kondigde hij samen met Dave Rubin aan Patreon per 15 januari dat jaar te zullen verlaten. Eveneens in 2018 werd Patreon beschuldigd van het stelselmatig weigeren van ASMR-video's op het platform.
In 2019 verbande Patreon komiek Owen Benjamin in verband met mogelijke haatdragende teksten. Benjamin startte een civiele rechtszaak en eiste 2,2 miljoen dollar (later: 3,5 miljoen) als schadevergoeding en vroeg fans identieke rechtszaken tegen Patreon te starten. Patreon legde een tegeneis neer tegen 72 individuen die zich bij Benjamins rechtszaak hadden aangesloten. Op 1 januari 2020 paste Patreon zijn algemene voorwaarden aan. In de nieuwe voorwaarden was een lemma opgenomen omtrent het indienen van beklag: voortaan mocht alléén de verbande gebruiker in kwestie dat nog doen.
Aan het begin van de Russische invasie van Oekraïne in 2022, verbande Patreon het account van het Comeback Alive-fonds, dat geld ophaalde voor Oekraïense burgers en veteranen in de oorlog, omdat het ondersteunen van militairen in strijd was met de algemene voorwaarden van het platform. Deze actie leverde kritiek op.
Inhoud voor volwassenen
In maart 2014 deelde Patreon via e-mail mede dat makers die seksuele inhoud plaatsten geen gebruik meer konden maken van PayPal. In juli 2016 werd de verandering weer teruggedraaid. Makers die zulk soort content plaatsten, konden voortaan PayPal-betalingen ontvangen via PayPals dochterbedrijf Braintree. In oktober 2017 legde Patreon nieuwe beperkingen op aan makers die volwassen inhoud plaatsen. De sectie omtrent volwassen inhoud in de algemene voorwaarden werd breder uitgelegd, wat kon rekenen op kritiek van makers. Zij plaatsten als kritiek een open brief en zetten een petitie op, die uiteindelijk meer dan 1.800 keer werd ondertekend. Medeoprichter Jack Conte reageerde op de kritiek.
In juni 2018 verbande Patreon enkele makers die inhoud voor volwassenen plaatsten.
Zie ook
OnlyFans
Externe link
Officiële website
Amerikaans bedrijf
|
Patreon is een lidmaatschapsplatform voor contentmakers. Zij kunnen via de site een abonnement opzetten om zo een maandelijks inkomen te verkrijgen, maar ook om abonnees te voorzien van bonuscontent. Patreon vraagt hiervoor een provisie van 9 tot 12 procent van de maandelijkse inkomsten, plus betalingskosten voor het verwerken van betalingen.
| 1 |
betalingskosten, betaalmethode, prijspecificatie
|
2,443 |
DateTime
|
5742336
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Microdata%20%28HTML%29
|
Microdata (HTML)
|
Microdata is een HTML-specificatie van Web Hypertext Application Technology Working Group (WHATWG), gebruikt om metadata te embedden in bestaande content op websites. Zoekmachines, webcrawlers en webbrowsers kunnen informatie verkrijgen van een website en het dan verwerken voor een betere ervaring voor de gebruiker. Zoekmachines profiteren hiervan door directe toegang tot de geordende data, omdat het hun de mogelijkheid geeft de content op websites te begrijpen en daardoor betere resultaten te geven aan gebruikers. Microdata gebruikt een ondersteunde woordenschat om een item te beschrijven en naam-waardeparen om waarden te geven aan de eigenschappen hiervan. Microdata is een poging om te zorgen voor een simpelere manier van het annoteren van HTML-elementen met machineleesbare tags, vergelijkbaar met RDFa en microformats.
Omdat het de W3C HTML Working Group in 2013 niet lukte iemand te vinden als editor voor de Microdata HTML-specificatie, werd de ontwikkeling gestopt met een "Opmerking". Echter, na die tijd zijn er twee nieuwe editors geselecteerd en zijn vijf nieuwere versies van de werkende concepten gepubliceerd.
Woordenschat
Microdata-woordenschatten kunnen geen semantiek of de betekenis van een item bieden. Webontwikkelaars kunnen een eigen woordenschat ontwerpen of een woordenschat van het web gebruiken. Een verzameling van een vaak gebruikte mark-upwoordenschat is gegeven door Schema.org schema's met onder andere: Persoon, "Plaats", Gebeurtenis, Organisatie, Product, Review, Review-aggregaat, Breadcrumb, Aanbieding, Aanbieding-aggregaat. De website schema.org was opgericht door zoekmachinebedrijven als Google, Microsoft, Yahoo! en Yandex, die allemaal microdata mark-up gebruiken voor het verbeteren van resultaten.
Voor sommige doeleinden is een ad-hoc woordenschat voldoende. Voor andere zal een woordenschat moeten worden ontworpen. Waar mogelijk worden auteurs aangemoedigd om een woordenschat te hergebruiken, omdat dit het makkelijker maakt content te hergebruiken.
Lokalisatie
Soms moeten zoekmachines voor specifieke regio's lokaal-specifieke extensies voor microdata geven. Bijvoorbeeld: Yandex, een grote zoekmachine in Rusland, ondersteund microformats als hCard (bedrijf contact informatie), hRecipe (recept voor eten), hReview (reviews) en geeft een eigen format voor het definiëren van de termen van encyclopedische artikelen. Deze extensie was gemaakt om de transliteratieproblemen op te lossen tussen Cyrillische en Latijnse alfabetten. Na de invoer van extra parameters van Schema's woordenschat, werd de indexatie van informatie in Russische websites beter.
Globale attributen
itemscope – Creëert het item en geeft aan dat afstammelingen van dit element er informatie over bevatten.
itemtype – Een geldige URL van een vocabulaire die het item en zijn eigenschappencontext beschrijft.
itemid – Geeft een unieke identificatie van het item aan.
itemprop – Geeft aan dat de bevattende tag de waarde van de opgegeven stemeigenschap bevat. De naam en de waardecontext van de eigenschap worden beschreven door het vocabulaire van het item. Eigenschappenwaarden bestaan meestal uit tekenreekswaarden, maar kunnen ook URL's gebruiken met behulp van het a element en het bijbehorende href kenmerk, het img element en het bijbehorende src kenmerk, of andere elementen die linken naar externe bronnen of deze insluiten.
itemref – Eigenschappen die geen afstammelingen zijn van het element met het kenmerk itemscope kunnen met dit kenmerk aan het item worden gekoppeld. Biedt een lijst met element-ID's (geen itemid 's) met aanvullende eigenschappen ergens anders in het document.
datetime – Geeft de datum of duur aan zoals gespecificeerd door de ISO 8601-norm.
Voorbeeld
De volgende HTML5-markup kan gevonden worden op een typische "Over mij"- of "Over"-pagina die informatie over het persoon bevat.
<section> Hallo, mijn naam is John Doe, ik ben een onderzoeksassistent afgestudeerd aan de Universiteit van Dromen.
Mijn vrienden noemen me Johnny.
Je kunt mijn homepage bezoeken op <a href="http://www.example.com/~JohnnyD">www.example.com/~JohnnyD</a>.
Ik woon op 1234 Peach Drive, Warner Robins, Georgia.</section>
Hier is dezelfde mark-up met Microdata van Schema.org:
<section itemscope itemtype="http://schema.org/Person">
Hallo, mijn naam is
<span itemprop="name">John Doe</span>,
ik ben een
<span itemprop="jobTitle">onderzoeksassistent afgestudeerd aan de</span>
<span itemprop="affiliation">Universiteit van Dromen</span>.
Mijn vrienden noemen me
<span itemprop="additionalName">Johnny</span>.
Je kunt mijn homepage bezoeken op
<a href="http://www.example.com/~JohnnyD" itemprop="url">www.example.com/~JohnnyD</a>.
<section itemprop="address" itemscope itemtype="http://schema.org/PostalAddress">
Ik woon op
<span itemprop="streetAddress">1234 Peach Drive</span>,
<span itemprop="addressLocality">Warner Robins</span>,
<span itemprop="addressRegion">Georgia</span>.
</section>
</section>
Zoals hierboven laat zien, Microdata-items kunnen genest zijn. In dit geval is een item met het type PostalAddress genest in een item met het type Person.
De volgende tekst laat zien hoe Google de Microdata krijgt van de code van hierboven. Ontwikkelaars kunnen websites testen met Microdata met Googles Rich Snippet Testing Tool.
Item
Type: http://schema.org/Person
name = John Doe
jobTitle = afgestudeerd onderzoeksassistent
affiliation = Universiteit van Dromen
additionalName = Johnny
url = http://www.example.com/~JohnnyD
address = Item(1)
Item 1
Type: http://schema.org/PostalAddress
streetAddress = 1234 Peach Drive
addressLocality = Warner Robins
addressRegion = Georgia
Dezelfde machineleesbare termen kunnen niet alleen worden gebruikt in HTML Microdata, maar ook in andere annotaties zoals RDFa of JSON-LD in de markup, of in een extern RDF-bestand in een serialisatie als RDF/XML, Notation3 of Turtle.
Ondersteuning
Servers: Google kan microdata gebruiken in zijn resultatenpagina's. Het was het geprefereerde fragmentformaat voor het sociale netwerk Google+.
Browsers: Vanaf juli 2021, ondersteunt geen enkele grote browser de Microdata DOM API. Opera ondersteunde het vanaf 11.60 (uitgebracht in 2011), maar heeft sindsdien de toepassing verwijderd. Firefox heeft het verwijderd in versie 49.
Externe links
HTML
Semantisch web
|
itemscope – Creëert het item en geeft aan dat afstammelingen van dit element er informatie over bevatten.
itemtype – Een geldige URL van een vocabulaire die het item en zijn eigenschappencontext beschrijft.
itemid – Geeft een unieke identificatie van het item aan.
itemprop – Geeft aan dat de bevattende tag de waarde van de opgegeven stemeigenschap bevat. De naam en de waardecontext van de eigenschap worden beschreven door het vocabulaire van het item. Eigenschappenwaarden bestaan meestal uit tekenreekswaarden, maar kunnen ook URL's gebruiken met behulp van het a element en het bijbehorende href kenmerk, het img element en het bijbehorende src kenmerk, of andere elementen die linken naar externe bronnen of deze insluiten.
itemref – Eigenschappen die geen afstammelingen zijn van het element met het kenmerk itemscope kunnen met dit kenmerk aan het item worden gekoppeld. Biedt een lijst met element-ID's (geen itemid 's) met aanvullende eigenschappen ergens anders in het document.
datetime – Geeft de datum of duur aan zoals gespecificeerd door de ISO 8601-norm.
| 1 |
datumtijd, ISO 8601, tijdstempel
|
849 |
Integer
|
1806835
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ring%20van%20de%20gehele%20getallen
|
Ring van de gehele getallen
|
In de algebraïsche getaltheorie is de ring van de gehele getallen de verzameling van gehele getallen, die tot een algebraïsche structuur , uitgerust met de operaties van optelling, aftrekken en vermenigvuldiging, is gemaakt. De ring van de gehele getallen is een commutatieve ring.
Meer in het algemeen is de ring van gehele getallen van een algebraïsch getallenlichaam , vaak aangeduid met of met , de ring van algebraïsche gehele getallen in .
Door gebruik te maken van deze notatie, kunnen we schrijven, dit aangezien , zoals hierboven, de ring van gehele getallen van het lichaam (Nederlands) of veld (Belgisch) van de rationale getallen is. En inderdaad worden in de algebraïsche getaltheorie de elementen van daarom vaak de rationale gehele getallen genoemd.
De ring van gehele getallen is een -moduul. Minder duidelijk is het dat het een vrij -moduul is en dus een basis heeft, waarmee wij bedoelen dat er een bestaat, de basis, zodanig dat ieder element in op unieke wijze kan worden weergegeven als
met . De rang van als een vrij -moduul is gelijk aan de graad van over .
Ringen van gehele getallen in getallenlichamen zijn Dedekind-domeinen.
Voorbeelden
Indien een -de eenheidswortel en het corresponderende clotomische lichaam/veld is, dan wordt een basis van gegeven door .
Als een kwadratisch lichaam (Ned) / veld (Be) is, wordt een basis van gegeven door als (rekenen modulo 4) en door als
De ring van -adische getallen is de ring van gehele getallen van een -adisch getal .
Zie ook
Kwadratisch geheel getal
Ringtheorie
Algebraïsche getaltheorie
|
Zie ook
Kwadratisch geheel getal
| 1 |
geheel getal, integer, datatypes
|
7,888 |
PerformanceRole
|
4416856
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Yentl%20Meijer
|
Yentl Meijer
|
Yentl Meijer (Almere, 20 maart 2004) is een Nederlandse actrice. Ze speelde de hoofdrol in onder andere de telefilm Kris Kras uit 2014.
Biografie
Meijer begon al vroeg met dansen en zingen. Ze volgde vanaf haar vierde jaar jeugdtheaterschool, zangles, danslessen en kungfu. Ze figureerde in diverse televisieprogramma's en speelfilms.
Ze speelde een van de twee hoofdrollen in de telefilm Kris Kras van David Grifhorst, die op 8 januari 2014 bij Pathé Arena in première ging en op 19 januari voor de eerste keer op televisie te zien was, bij Zappbios op Nederland 3. In september 2013 presenteerde ze een speciale uitzending van het Ranger Dierenjournaal over Indonesië op Disney XD.
In 2014 speelde ze in de korte film P van Aaron Rookus en nam ze de rol van Susan Parks op in de musical Billy Elliot. In 2015 behoorde ze tot de eerste cast van de musical.
In 2017 had ze kleine rollen in de films Hotel de grote L en 100% Coco, en speelde ze vanaf november de rol van de 16-jarige Sascha in de musical Soof.
Filmografie
|-
|-
|align="center"| 2018 || Verborgen Verhalen Elif || Mia || televisieserie
|-
|align="center"| 2014 || P || hoofdrol || Korte film
|-
|align="center"| 2014 || Kris Kras || hoofdrol Kiki || Telefilm ||
|-
|align="center"| 2013 || Mientje || kleindochter || Korte film ||
|-
|align="center"| 2013 || Kristal || hoofdrol || Korte film ||
|-
|align="center"| 2013 || De grote gemene deler || hoofdrol || Korte film ||
|-
|align="center"| 2013 || Ranger Dierenjournaal || Presentatie
|-
|align="center"| 2012 || De geheimen van Barslet || Anouk Mulder || televisieserie
|-
|}
Theaterrollen
2014-2015: Billy Elliot - Susan Parks
2017-2018: Soof - Sascha
Externe link
Persoonlijke website
Nederlands acteur
Nederlands musicalacteur
|
|-
|align="center"| 2018 || Verborgen Verhalen Elif || Mia || televisieserie
|-
|align="center"| 2014 || P || hoofdrol || Korte film
|-
|align="center"| 2014 || Kris Kras || hoofdrol Kiki || Telefilm ||
|-
|align="center"| 2013 || Mientje || kleindochter || Korte film ||
|-
|align="center"| 2013 || Kristal || hoofdrol || Korte film ||
|-
|align="center"| 2013 || De grote gemene deler || hoofdrol || Korte film ||
|-
|align="center"| 2013 || Ranger Dierenjournaal || Presentatie
|-
|align="center"| 2012 || De geheimen van Barslet || Anouk Mulder || televisieserie
|-
|}
| 4 |
rol, personage, acteur
|
6,872 |
AchieveAction
|
5061483
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Len%20Barry
|
Len Barry
|
Len Barry, geboren als Leonard Borisoff, (Philadelphia, 12 juni 1942 - 5 november 2020), was een Amerikaans zanger, songwriter, muziekproducent en auteur.
Carrière
Aan het begin van zijn muzikale carrière zong Len Barry tijdens zijn militaire diensttijd in een band van de United States Coast Guard in Cape May, (New Jersey). Na zijn ontslag bij het leger ging hij terug naar zijn geboortestad Philadelphia en voegde hij zich bij de popband The Dovells als hun leadzanger. Met deze band had hij in 1961 een miljoenenseller met de song Bristol Stomp. Vanaf 1964 begon Barry met het publiceren van soloplaten. De eerste twee verschenen bij Cameo Records. In 1965 kreeg hij bij Decca Records een tweejarig contract en kon daar al met zijn eerste single het eerste succes in zijn carrière boeken. De titel Lip Sync stond vier weken lang genoteerd in de Billboard Hot 100, alhoewel hij slechts reikte tot de 84e plaats. Met de song 1-2-3 als tweede Decca-single lukte Barry de doorbraak in de herfst van 1965 met een 2e plaats in de Hot 100. Van de single werden meer dan een miljoen exemplaren verkocht en deze werd onderscheiden met een Gouden Plaat. De song was ook internationaal succesvol. Ook de gelijknamige lp, uitgebracht door Decca Records, scoorde een 90e plaats in de Billboard 200. Tot het eind van 1966 had hij nog vier verdere nummers in de Hot 100. In 1967 wisselde hij naar RCA Victor, maar had daar geen succes. Vanaf 1968 publiceerde Barry in rappe volgorde platen bij Amy Records, Scepter Records en Buddah Records. Zijn laatste single verscheen in maart 1973 bij Paramount Records.
Naast zijn zangcarrière hield Barry zich ook bezig als songwriter, waarbij hij veelvuldig samenwerkte met andere collega's. Met John Edora ontstonden Barry's succesnummers Lip Sync, 1-2-3 en Like a Baby en de hit Hey You Little Boo-Ga-Loo van Chubby Checker. Met Bobby Eli ontstonden meerdere r&b-hits zoals Give a Broken Heart a Break (1976) en Summer Now (1976). Ook de beide Britse hits Zoom (1982) en Love Town (1983) kwamen uit hun pen.
Barry werkte ook als muziekproducent en werkte in 1969 intensief samen met de studioband The Electric Indian. Onder zijn leiding ontstonden onder andere de nummers Keem-O-Sabe en Land of 1000 Dances, die zich plaatsten in de Billboard Hot 100. Ook de door Barry geproduceerde lp Keem-O-Sabe bereikte een 46e plaats in de r&b lp-hitlijst.
In de loop van de jaren 1970 trok Barry zich meer en meer terug uit de muziekbusiness. Een nieuwe uitdaging zag hij in het schrijven en begon romans, draaiboeken en comics te schrijven. Hij schreef samen met Spencer Barry de half-autobiografische roman Black-Like-Me.
Overlijden
Len Barry overleed in november 2020 op 78-jarige leeftijd.
Discografie
Singles
Cameo Records
1964: Don't Come Back / Jim Dandy
1964: Hearts Are Trump / Little White House
Mercury Records
1964: Let's Do It Again / Happy Days
Decca Records
1965: Lip Sync / At the Hop '65
1965: 1-2-3 / Bullseye
1965: Like a Baby / Happiness
1966: Somewhere / It's a Crying Shame
1966: It's That Time of the Year / Happily Ever After
1966: I Struck It Rich / Love Is
1966: You Baby / Would I Love You?
Parkway Records
1965: Hearts Are Trump / Little White House
RCA Victor
1967: The Moving Finger Writes / Our Love
1967: All Those Memories / Rainy Side of the Street
1967: Come Rain Or Shine / The ABC's of Love
1968: Sweet and Funky / I Like the Way
Amy Records
1968: 456 (Now I'm Alone) / Funky Night
1968: Christopher Columbus / You're My Picasso Baby
1968: A Child Is Born / Wouldn't It Be Beautiful
Scepter Records
1969: Put Out the Fire / Spread It on Like Butter
1969: Keem-O-Sabe / This Old World
1970: Bob and Carol and Ted and Alice / In My Present State of Mind
Buddah Records
1972: Diggin' Life / Just the Two of Us
Paramount Records
1973: Heaven Plus Earth / I'm Marching to the Music
Albums
1963: Len Barry – Sings With the Dovells (Cameo Records)
1965: 1-2-3 (Decca Records)
1967: My Kind Of Soul (RCA Victor)
1972: Ups and Downs (Buddah Records)
Amerikaans zanger
Amerikaans muziekproducent
Pseudoniem
|
Carrière
Aan het begin van zijn muzikale carrière zong Len Barry tijdens zijn militaire diensttijd in een band van de United States Coast Guard in Cape May, (New Jersey). Na zijn ontslag bij het leger ging hij terug naar zijn geboortestad Philadelphia en voegde hij zich bij de popband The Dovells als hun leadzanger. Met deze band had hij in 1961 een miljoenenseller met de song Bristol Stomp. Vanaf 1964 begon Barry met het publiceren van soloplaten. De eerste twee verschenen bij Cameo Records. In 1965 kreeg hij bij Decca Records een tweejarig contract en kon daar al met zijn eerste single het eerste succes in zijn carrière boeken. De titel Lip Sync stond vier weken lang genoteerd in de Billboard Hot 100, alhoewel hij slechts reikte tot de 84e plaats. Met de song 1-2-3 als tweede Decca-single lukte Barry de doorbraak in de herfst van 1965 met een 2e plaats in de Hot 100. Van de single werden meer dan een miljoen exemplaren verkocht en deze werd onderscheiden met een Gouden Plaat. De song was ook internationaal succesvol. Ook de gelijknamige lp, uitgebracht door Decca Records, scoorde een 90e plaats in de Billboard 200. Tot het eind van 1966 had hij nog vier verdere nummers in de Hot 100. In 1967 wisselde hij naar RCA Victor, maar had daar geen succes. Vanaf 1968 publiceerde Barry in rappe volgorde platen bij Amy Records, Scepter Records en Buddah Records. Zijn laatste single verscheen in maart 1973 bij Paramount Records.
| 3 |
prestatie, verwezenlijking, succes
|
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.